Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 2012
gepubliceerd op 09 oktober 2012

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling

bron
programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling
numac
2012011374
pub.
09/10/2012
prom.
20/09/2012
ELI
eli/besluit/2012/09/20/2012011374/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, voert hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkelingdeels uit. Het omvat een deel van de uitvoeringsregeling met betrekking tot de duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB). Dit hoofdstuk V/1 werd in deze wet ingevoegd door de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten. Sinds 2007 bestaat er al een regeling voor de DOEB. Deze werd ingevoerd door een aanpassing van de omzendbrief betreffende de werking van de Ministerraad. De regeling die in de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten vervat zit, heeft zich geënt op de DOEB-procedure, ingesteld door deze omzendbrief.

De DOEB is een impactanalyse die dient om vast te stellen of voorgenomen regelgeving geen afbreuk doet aan het bereiken van de algemene beleidsdoelstelling « duurzame ontwikkeling, » bedoeld in artikel 7bis van de Grondwet. Het gaat dus om een instrument dat erop gericht is de potentiële impact van voorgenomen regelgeving op duurzame ontwikkeling in te schatten. De DOEB heeft als doel om de kwaliteit van de beleidsbeslissingen te verbeteren en niet om deze te vervangen. Een DOEB zal immers niet altijd eenduidige conclusies opleveren. Beleidskeuzes blijven dus noodzakelijk.

Binnen de regering wordt er momenteel een integratie van diverse vormen van impactanalyse voorbereid (waaronder de DOEB, de gendertest en de Kafkatest). In die optiek is het niet wenselijk om in dit stadium over te gaan tot de uitvaardiging van een volledige uitvoeringsregeling van voormeld hoofdstuk V/1.

Tot uitvoering van de wet en in afwachting van de juridische basis voor een geïntegreerde impactanalyse beperkt dit besluit er zich dan ook enkel toe de vrijstellingsgronden voor de uitvoering van een voorafgaand onderzoek. Voor het overige blijft de omzendbrief betreffende de werking van de Ministerraad van toepassing.

Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK I. - Definities Artikel 1 stelt drie definities vast. Om tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State, werd het begrip « zelfregulering van de federale overheid » gedefinieerd. HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen van voorafgaand onderzoek Artikel 2 stelt de types van voorgenomen regelgeving vast die vrijgesteld zijn van een voorafgaand onderzoek. Het voldoen aan één vrijstellingstype volstaat.

De types, bedoeld in 1°, 2°, 3°, 7°, 8° en 9°, behoeven geen commentaar.

Hetvrijstellingstype, bedoeld in 4°, beoogt het vrijstellen van de akten die hoofdzakelijk volgende aangelegenheden regelen : - de consolidatie of de coördinatie van regelgeving; - de opheffing van overgangsbepalingen; - de benoemingen, bevorderingen en ontslagen in de overheidssector; - de tuchtstraffen ten aanzien van overheidspersoneel; - de toekenning van eretekens.

In die zin betreft het voorgenomen regelgeving « die niet reglementair van aard is. » Gelet op de aanbeveling van de Raad van State wordt dit begrip echter weggelaten in de formulering van het vrijstellingstype.

Het vrijstellingstype, bedoeld in 5°, beoogt de voorgenomen regelgeving die bij hoogdringendheid moet worden aangenomen.

Het vrijstellingstype, bedoeld in 6°, beoogt inzonderheid het vrijstellen van voorgenomen regelgeving met betrekking tot : - militaire acties en interventies in binnen- en buitenland; - maatregelen inzake geheime inlichtingenverzameling en contraspionage; - veiligheidsmaatregelen tegen terrorisme en andere geweldbedreigingen.

Om tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het toepassingsgebied, werd gepreciseerd dat dit vrijstellingstype enkel kan worden ingeroepen indien de voorgenomen regelgeving louter steunt op overwegingen van staatsbelang, openbare orde of nationale veiligheid of op overwegingen die niet openbaar kunnen worden gemaakt. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Dit hoofdstuk behoeft geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Vice-eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, S. VANACKERE

ADVIES 5 1.774/1/V VAN 9 AUGUSTUS 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste vakantiekamer, op 23 juli 2012 door de Minister van Duurzame Ontwikkeling verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling', heeft het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt ertoe de gevallen te bepalen waarin voorontwerpen van wet, ontwerpen van koninklijk besluit en voorstellen van beslissing onderworpen aan de goedkeuring van de Ministerraad, zijn vrijgesteld van de verplichting tot uitvoering van een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van een effectbeoordeling, voorgeschreven bij artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling.

Het ontworpen besluit vindt rechtsgrond in artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, naar luid waarvan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalt in welke gevallen vrijstelling kan worden verleend van het vereiste van een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van het verrichten van een duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling.

De artikelen 19/1, § 2, en 19/2, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, die eveneens in de aanhef van het ontworpen besluit worden vermeld, bieden daarentegen geen rechtsgrond voor het ontworpen besluit, nu erin noch het voorafgaande onderzoek bedoeld in artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten zelf, noch de effectbeoordeling bedoeld in artikel 19/2, eerste lid, van die wet worden geregeld.

Evenmin dient een beroep te worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, bedoeld in artikel 108 van de Grondwet, nu er voor het ontworpen besluit een uitdrukkelijke rechtsgrond voorhanden is.

Algemene opmerkingen 4. Zoals reeds is opgemerkt, strekt het ontwerp ertoe de gevallen te bepalen waarin geen voorafgaand onderzoek dient plaats te vinden met betrekking tot de noodzaak van het verrichten van een duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling, wat impliceert dat die beoordeling in ieder geval niet zal plaatsvinden.Daarbij valt op dat de uitzonderingen op een zeer ruime wijze zijn omschreven. Zo worden alle koninklijke besluiten uitgezonderd die niet het voorwerp dienen uit te maken van een overleg in de Ministerraad (artikel 2, 9°, van het ontwerp), worden bepaalde categorieën van regelgeving op een geheel algemene wijze uitgesloten van de verplichting (artikel 2, 7° en 8°, van het ontwerp) of hebben bepaalde uitzonderingen omwille van hun vage omschrijving (zie opmerking 5) een (potentieel) ruim toepassingsgebied (artikel 2, 1° en 6°, van het ontwerp).

Vraag is of aldus het beginsel dat een duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling dient plaats te vinden niet dreigt te worden uitgehold. Die vraag klemt des te meer gelet op het bijzondere belang dat de grondwetgever heeft gehecht aan het beginsel van de duurzame ontwikkeling door de invoeging van artikel 7bis van de Grondwet, op grond waarvan de onderscheiden overheden de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieugebonden aspecten dienen na te streven (1). 5. Verschillende van de in artikel 2 van het ontwerp opgenomen vrijstellingsgronden zijn te vaag geformuleerd.Zo zal het niet altijd duidelijk zijn wat moet worden verstaan onder « zelfregulering van de federale overheid » (2) (artikel 2, 1°, van het ontwerp), onder « regelgeving met een louter formeel karakter » (artikel 2, 4°, van het ontwerp) of onder « regelgeving die steunt op overwegingen van staatsbelang, nationale orde of veiligheid of op overwegingen die niet openbaar kunnen worden gemaakt » (artikel 2, 6°, van het ontwerp). Ook verdient het geen aanbeveling om een begrip als « regelgeving die niet reglementair van aard is » (artikel 2, 4°, van het ontwerp) te hanteren gelet op de onzekerheid die daarover in rechtspraak en rechtsleer bestaat.

Omwille van de rechtszekerheid zouden de vrijstellingsgronden nader moeten worden omschreven of worden vervangen door begrippen waarvan de inhoud duidelijker is. Ook zouden in het bij het ontwerp gevoegde verslag aan de Koning bepaalde begrippen nog kunnen worden verduidelijkt, bijvoorbeeld door het geven van voorbeelden.

Bijzondere opmerkingen Opschrift 6. Zoals blijkt uit de bespreking van de rechtsgrond voor het ontworpen besluit, wordt ermee geen uitvoering gegeven aan het gehele hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, maar enkel aan artikel 19/1, § 1, tweede lid, van die wet.Het opschrift van het ontwerp dient gelet hierop te worden aangepast.

Aanhef Gelet op hetgeen werd opgemerkt omtrent de rechtsgrond voor het ontworpen besluit, dient het eerste lid van de aanhef te worden geschrapt en dient in het huidige tweede lid van de aanhef (dat het eerste lid wordt) enkel gewag gemaakt te worden van artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.

Aan de aanhef dient een lid te worden toegevoegd waarin gewag wordt gemaakt van het vervullen van het bij artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten opgelegde vormvereiste.

In het vijfde lid van de aanhef dient te worden verwezen naar artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Dispositief Artikel 2 In artikel 2, 3°, van het ontwerp wordt beter verwezen naar artikel 2, 9°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, waarin de definitie van het begrip « effectbeoordeling » is opgenomen, dan naar artikel 19/2, eerste lid, van die wet, dat slechts de verplichting tot uitvoering van die beoordeling bevat.

In artikel 2, 5°, van het ontwerp dient te worden verwezen naar artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Voorts is het logisch om in de eerstgenoemde bepaling ook te verwijzen naar de hypothese, bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, waarin in het geheel niet om advies aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, wordt gevraagd. 12. Onverminderd opmerking 5, dient in artikel 2, 6°, van het ontwerp wellicht te worden geschreven « openbare orde of veiligheid » in plaats van « nationale orde of veiligheid ». Artikel 3 De uitvoering van een besluit moet gewaarborgd blijven na de wisseling van ministers. De minister bevoegd voor de bij een besluit geregelde aangelegenheid moet derhalve op een algemene wijze worden aangewezen, en niet individueel met vermelding van de bevoegdheden zoals ze voorkomen in zijn benoemingsbesluit.

Men redigere artikel 3 van het ontwerp gelet hierop als volgt : « De minister bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit ». (1) Zie ook de verklaring van de bevoegde minister tijdens de parlementaire voorbereiding dat de DOEB-test op termijn even belangrijk moet worden als het advies (lees : akkoord) van begroting en van de inspectie van financiën (Verslag FONCK, Parl.St. Kamer 2009-2010, 52-2238/004, p. 33-34). (2) Daarenboven dient te worden opgemerkt dat bepaalde aangelegenheden die onder het begrip zouden kunnen vallen, wel degelijk een effect kunnen hebben op de duurzame ontwikkeling in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten, zoals de organisatie van de inspectiediensten op sociaal-economisch vlak, of de arbeidsorganisatie in de overheidssector. De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Smets, B. Thys, staatsraden;

J. Velaers, assessor van de afdeling Wetgeving;

Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. T'Kindt, auditeur. (...) De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, M. Van Damme.

20 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, artikel 19/1, § 1, tweede lid, ingevoegd door de wet van 30 juli 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2010 pub. 14/10/2010 numac 2010011373 bron programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling Wet tot invoering van een duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling in de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2012;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling uit te voeren, waaruit blijkt dat een effectbeoordeling niet noodzakelijk is, aangezien dit besluit de werking van de federale overheid regelt en geen rechtstreekse impact heeft op duurzame ontwikkeling;

Gelet op advies 51.774/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 augustus 2012, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Duurzame Ontwikkeling en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « voorgenomen regelgeving » : de voorontwerpen van wet, de ontwerpen van koninklijk besluit en de voorstellen van beslissing onderworpen aan de goedkeuring van de Ministerraad, bedoeld in artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling;2° « wet » : de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling;3° « zelfregulering van de federale overheid » : de regulering van de inrichting en de werking van de federale overheidsdiensten en -instellingen, van de overheidsbedrijven, van het Rekenhof, van de rechterlijke orde, van de Politie, van het Leger en van de federale advies- en overlegorganen alsmede de regulering van het statuut van hun personeel. HOOFDSTUK II. - Vrijstellingen van voorafgaand onderzoek

Art. 2.Zijn vrijgesteld van een voorafgaand onderzoek, bedoeld in artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet : 1° voorgenomen regelgeving met betrekking tot de zelfregulering van de federale overheid;2° voorgenomen regelgeving met betrekking tot de begroting, begrotingstechnieken en overheidsopdrachten;3° voorgenomen regelgeving houdende omzetting van een richtlijn van de Europese Unie die al aan een impactanalyse onderworpen werd gelijkaardig aan de effectbeoordeling, bedoeld in artikel 2, 9°, van de wet;4° voorgenomen regelgeving met een louter formeel karakter;5° voorgenomen regelgeving waarover het advies van de Raad van State wordt gevraagd met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, of waarover geen advies van de Raad van State wordt gevraagd in het met bijzondere redenen omklede geval van de hoogdringendheid, bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van diezelfde wetten;6° voorgenomen regelgeving die louter steunt op overwegingen van staatsbelang, openbare orde of nationale veiligheid of op overwegingen die niet openbaar kunnen worden gemaakt;7° voorontwerpen van wet houdende instemming met één of meerdere internationale verdragen of akkoorden;8° voorontwerpen van wet houdende instemming met één of meerdere samenwerkingsakkoorden tussen de federale Staat en één of meerdere Gemeenschappen en Gewesten;9° ontwerpen van koninklijk besluit die niet het voorwerp moeten uitmaken van overleg in de Ministerraad. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 3.De Minister bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 september 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-eerste Minister en Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, S. VANACKERE

^