Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 april 2007
gepubliceerd op 11 mei 2007

Koninklijk besluit tot wijziging, wat de socio-professionele reïntegratie van de arbeidsongeschikt erkende gerechtigden betreft, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022644
pub.
11/05/2007
prom.
21/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/21/2007022644/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de socio-professionele reïntegratie van de arbeidsongeschikt erkende gerechtigden betreft, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, inzonderheid op artikel 23 en artikel 28bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, gegeven op 4 oktober 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 december 2006;

Gelet op advies 42.201/1 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een artikel 20bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd in het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten : «

Art. 20bis.De gerechtigde die arbeidsongeschikt is erkend als bedoeld in artikel 20 mag een deel van de activiteiten die hij voor de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid uitoefende, hervatten mits een voorafgaandelijke toestemming van de Geneeskundige Raad voor invaliditeit, op voorstel van de adviserend geneesheer. Die toestemming is geldig op voorwaarde dat de gerechtigde arbeidsongeschikt erkend blijft als bedoeld in de artikelen 19 en 20 en dat de activiteit die wordt hervat verenigbaar is met de algemene gezondheidstoestand van de gerechtigde.

De toestemming waarin de aard, het volume en de voorwaarden voor de uitoefening van de activiteit nader worden bepaald, wordt in het medisch en administratief dossier van betrokkene bij de verzekeringsinstelling opgenomen.

De toestemming wordt aan de gerechtigde betekend. De verzekeringsinstelling bezorgt een kopie van de toestemming aan de provinciale dienst van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle. »

Art. 2.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 23.Bij beslissing van de adviserend geneesheer mag de arbeidsongeschiktheid geacht worden te hebben voortbestaan gedurende een periode van zes maanden, ten voordele van de gerechtigde die, met het oog op zijn herklassering, en met de toelating van de adviserend geneesheer, een andere zelfstandige beroepsbezigheid, een activiteit als helper of gelijk welke andere beroepsbezigheid aanvangt. Deze periode van zes maanden kan met maximum zes maanden worden verlengd.

De door de adviserend geneesheer krachtens dit artikel getroffen beslissingen worden medegedeeld aan de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut. »

Art. 3.Artikel 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 28bis § 1. De uitkeringen worden verminderd met 10 pct. zodra het tijdvak dat is gedekt door de in artikel 23 of 23bis bedoelde toestemming van de adviserend geneesheer, een duur van zes maanden bereikt. § 2. De uitkeringen worden met 10 pct. verminderd zodra het tijdvak dat is gedekt door de in artikel 20bis bedoelde toestemming van de Geneeskundige raad voor invaliditeit, een duur van zes maanden bereikt en tot 31 december van het derde jaar volgend op het jaar waarin de toegestane activiteit een aanvang nam. § 3. Aan het einde van de in § 2 bedoelde periode wordt de betaling van de uitkeringen geschorst met toepassing van artikel 107, § 4, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen ofwel worden de uitkeringen verminderd overeenkomstig voormeld artikel 107, § 4, eerste lid, 2°.

Voor de toepassing van het eerste lid moet rekening worden gehouden met het bedrag van het beroepsinkomen als bedoeld in voormeld artikel 107, § 2, A., 2°.

De beroepsinkomsten uit het eerste volledige kalenderjaar volgend op het jaar waarin de toegestane activiteit een aanvang nam, worden in aanmerking genomen voor de schorsing of de vermindering van de uitkeringen in het vierde kalenderjaar volgend op het jaar waarin de toegestane activiteit begon; de referentieperiode wordt op dezelfde manier vastgesteld voor de daaropvolgende jaren.

Onder beroepsinkomsten moet worden verstaan het bedrag dat door de Administratie van de directe belastingen wordt meegedeeld voor de toepassing van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. § 4. Wanneer een tijdvak dat gedekt is door de in artikel 23bis bedoelde toestemming ononderbroken wordt gevolgd door een in artikel 20bis bedoeld tijdvak, wordt het eerste tijdvak gelijkgesteld met een in artikel 20bis bedoeld tijdvak voor de vermindering van de uitkering overeenkomstig § 2 en § 3. »

Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^