Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 november 2016
gepubliceerd op 30 november 2016

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2016003420
pub.
30/11/2016
prom.
21/11/2016
ELI
eli/besluit/2016/11/21/2016003420/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op 12 mei 2016 publiceerde het Belgisch Staatsblad de wet van 22 april 2016 tot omzetting van richtlijn 2014/49/EU inzake depositogarantiestelsels en houdende diverse bepalingen. Genoemde richtlijn is een herschikking van de voorgaande richtlijn inzake depositogarantiestelsels (richtlijn 94/19/EG, gewijzigd door richtlijn 2009/9/EU) en wijzigt een aantal bestaande regels of vult deze aan met het oog op een betere bescherming van de deposant en op een grotere Europese harmonisering.

De wet van 22 april 2016 zorgde ervoor dat in eerste instantie wijzigingen werden aangebracht aan de beschikkingen over depositobescherming die vervat zitten zowel in de wet 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (hierna de "Bankwet"), als in het koninklijk besluit van 14 november 2008 waarvan de benaming tegelijkertijd werd aangepast in koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten (hierna het "koninklijk besluit van 14 november 2008").

Zowel de Bankwet als het koninklijk besluit van 14 november 2008 geven de bevoegdheid aan de Koning de toepassingsmodaliteiten van bepaalde artikelen verder te bepalen. Deze verdere uitvoering is geregeld door het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen (hierna het "koninklijk besluit van 16 maart 2009").

De richtlijn 2014/49/EU en de daaruit volgende aanpassingen van de Bankwet en van het koninklijk besluit van 14 november 2008 door de wet van 22 april 2016, maken een actualisering van dit uitvoeringsbesluit van 2009 noodzakelijk.

Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd past beschikkingen van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 aan die verband houden met de praktische modaliteiten op het vlak van toekenning, berekening en uitbetaling van vergoedingen en hun financiering.

Het voorliggend koninklijk besluit baseert zich in het bijzonder op de bevoegdheidsdelegaties die vervat zitten in de Bankwet, artikel 380, lid 1, artikel 381, lid 3 en lid 4, artikel 381/1, artikel 419/1 en artikel 419/2, alsook in het koninklijk besluit van 14 november 2008, artikel 3, artikel 5, laatste lid, artikel 5/1 en artikel 8, § 1, laatste lid en 9, § 4, lid 4.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN Aanhef De aanhef werd gewijzigd overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State.

Artikel 1 Dit artikel geeft de Europese wettelijke basis waarop het besluit steunt.

Artikel 2 Het "Bijzonder Beschermingsfonds voor Deposito's en Levensverzekeringen" is het "Garantiefonds" geworden ingevolge de wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 bij de wet van 22 april 2016 en is opgeheven. Dit artikel werkt dus het opschrift van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 bij.

Artikel 3 Dit artikel wijzigt de definities ten gevolge van de wijzigingen die in het koninklijk besluit van 14 november 2008 aangebracht werden.

Er wordt een definitie van geblokkeerde deposito's toegevoegd, om de uitsluiting bedoeld in artikel 10, 11° van het ontwerp te preciseren.

De Europese richtlijn hanteert de term "onbeschikbare deposito" wanneer de bestuurlijke overheid heeft vastgesteld dat een kredietinstelling niet meer in staat blijkt te zijn om het deposito terug te betalen en daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat lijkt te zijn, of wanneer een rechterlijke instantie, om redenen welke rechtstreeks verband houden met de financiële positie van de kredietinstelling, een uitspraak heeft gedaan die leidt tot schorsing van de rechten van deposanten om vorderingen in te stellen jegens deze kredietinstelling. Om deze reden moet de gebruikte terminologie aangepast worden.

Dit zal er tevens voor zorgen dat de notie "onbeschikbare deposito's", zoals gedefinieerd in de richtlijn, niet verward wordt met de notie "geblokkeerde deposito's". Deze laatsten zijn deposito's die om wettelijke, gerechtelijke of conventionele redenen onbeschikbaar zijn.

De definities van beleggingsonderneming en gewaarborgde deposito's worden toegevoegd om hun draagwijdte te verduidelijken ten opzichte van de bepalingen over de depositobescherming in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen en ten opzichte van de Bankwet.

De definitie van beleggingsonderneming werd gewijzigd na het advies van de Raad van State, in die zin dat bedoeld worden de "beleggingsondernemingen" bedoeld in artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen.

Artikel 4 De term "beleggingsonderneming" omvat niet de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen naar Belgisch recht, overeenkomstig artikel 112 van de wet van 6 april 1995. Gezien het gaat om een gemeenschappelijke afdeling voor alle ondernemingen die door de depositobescherming, moeten de beheervennootschappen van ICB en van AICB in het opschrift vermeld worden. Artikel 5 Dit artikel is bedoeld om de verwijzingen aan te passen, ingevolge de wijzigingen van de verschillende wetgevingen, of verduidelijkt de verwijzing.

Artikel 6 Dit artikel wijzigt de terminologie na de wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008.

Artikel 7 Als gevolg van de wet van 22 april 2016, die het Bijzonder Beschermingsfonds vervangt door het Garantiefonds, moet de nieuwe benaming van het Garantiefonds in de ganse tekst ingevoegd worden.

Artikel 8 Dit artikel is bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 9 Dit artikel is bedoeld om meer duidelijkheid en coherentie aan te brengen in de woorden die in de wetteksten aangaande de depositogarantie gebruikt worden.

Artikel 10 Het betreft de aanpassing van de gebruikte woorden na de aanpassing van het koninklijk besluit van 14 november 2008.

Artikel 11 De term "beleggingsonderneming" omvat niet de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen naar Belgisch recht. Gezien het gaat om een gemeenschappelijke afdeling voor alle ondernemingen die door de depositobescherming, moeten de beheervennootschappen van ICB en van AICB in het opschrift vermeld worden.

Artikel 12 De bankwet, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, bepaalt voortaan het tijdstip van tussenkomst van het Garantiefonds voor de kredietinstellingen in artikel 381. De tussenkomst van het Garantiefonds, voor de andere ondernemingen met uitzondering van de verzekeringsmaatschappijen, wordt vastgelegd in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, in artikel 113. Dit artikel omschrijft dus nader het ogenblik van tussenkomst door het Garantiefonds voor iedere soort onderneming.

Dit artikel is ook bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Dit artikel werd verbeterd overeenkomstig het advies van de Raad van State.

Artikel 13 Considerans 20 van de richtlijn bepaalt dat voor alle depositohouders hetzelfde dekkingsniveau moet gelden, ongeacht of de munt van de lidstaat de euro is of niet. De huidige bepaling moet dus vervangen worden gezien voortaan alle munten gedekt zijn.

De verwijzing naar kasbonnen wordt vervangen door de notie beschermde deposito's bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2° van het koninklijk besluit van 14 november 2008, om meer rechtszekerheid te bekomen.

Artikel 14 Dit artikel zet artikel 4.8 van de richtlijn om, dat bepaalt dat het depositogarantiestelsel te allen tijde en op diens verzoek, alle informatie van hun deelnemers ontvangen die nodig is om terugbetalingen aan deposanten voor te bereiden, met inbegrip van de, in het kader van de in aanmerking komende deposito's verrichte markeringen.

Artikel 15 Dit artikel verbetert een fout in de huidige tekst van het koninklijk besluit van 16 maart 2009. Er moet inderdaad niet geviseerd worden op de tegoeden van cliënten bij een beursvennootschap die voortvloeien uit deposito's bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of in afwachting van terugbetalingen, toevertrouwd door cliënten bij een vennootschap voor vermogensbeheer of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging, maar wel de tegoeden toevertrouwd door cliënten bij deze laatst genoemde vennootschappen.

Artikel 16 Dit artikel verbetert een fout in de Nederlandse tekst en past ook de verwijzingen aan.

Artikel 17 De Europese richtlijn 2014/49 heeft op uitdrukkelijke wijze de categorieën deposito's geformuleerd die van de bescherming door het Garantiefonds uitgesloten zijn. De categorieën van deposito's die onder de huidige wetgeving uitgesloten zijn, moeten in overeenstemming worden gebracht met de categorieën van deposito's die door de richtlijn zijn uitgesloten.

Artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 machtigt U om de categorieën tegoeden en deposanten te definiëren die van het toepassingsgebied van de bescherming door het Garantiefonds uitgesloten zijn.

Artikel 5(1) a) en e) van de richtlijn bevat een uitsluiting van de deposito's gestort door andere kredietinstellingen die handelen in eigen naam en voor eigen rekening, en een uitsluiting van de deposito's verricht door de beleggingsondernemingen, ongeacht of zij in eigen naam en voor eigen rekening handelen.

Artikel 5(1) h) van de richtlijn sluit de door instellingen voor collectieve belegging gestorte deposito's uit. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zijn op zichzelf een aparte categorie van instellingen voor collectieve belegging. Het verdient dus de voorkeur om de twee vormen van beheervennootschappen aan te duiden.

De bepalingen aangaande de uitsluiting van grote ondernemingen, hernomen in Artikel 10, 1°, e) van het koninklijk besluit van 16 maart 2009, moeten geschrapt worden want deze zijn niet hernomen in Artikel 5 van de richtlijn.

De richtlijn voorziet in de considerant 31 dat bepaalde deposanten, in het bijzonder overheden en financiële instellingen, niet voor depositobescherming in aanmerking dienen te komen. Het beperkte aantal van dergelijke deposanten in vergelijking met alle andere deposanten vermindert de impact op de financiële stabiliteit indien een kredietinstelling in gebreke blijft. Ook hebben overheden veel gemakkelijker toegang tot krediet dan burgers. Krachtens de Verordening (EU) 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie, omvat de sector overheid (S.13) alle institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen. Dezelde criteria worden voor buitenlandse overheden gebruikt.

De optie vermeld in Artikel 5(2) b) van de richtlijn die aan de lidstaten de mogelijkheid laat om de deposito's te beschermen die aangehouden worden door lokale overheden waarvan de jaarlijkse begroting 500.000 euro niet overschrijdt, is niet gebruikt geworden.

De uitsluitingen met betrekking tot de tegoeden van bestuurders, de tegoeden van andere ondernemingen van de groep en de tegoeden waaraan een voordelige rentevoet verbonden is, konden voor de kredietinstellingen niet gehandhaafd worden. De uitsluiting voor de andere ondernemingen werd geschrapt ter wille van de coherentie en duidelijkheid.

Artikel 5(1) b) van de richtlijn wordt omgezet in de bepaling onder 8°.

Dit Artikel werd vervolledigd met het exacte opschrift van de verordening, overeenkomstig het advies van de Raad van State.

Artikel 18 Er worden nieuwe uitsluitingscategorieën toegevoegd.

De richtlijn 2014/49/EU definieert het deposito als "een creditsaldo dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat de kredietinstelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen (...)" (Artikel 2.1. (3)).

Bepaalde vennootschappen die door de Koning erkend zijn als centrale depositaris voor financiële instrumenten in de zin van het gecoördineerde koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, ofwel een vergunning hebben als met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling overeenkomstig Artikel 36/26, § 7, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organieke statuut van de Nationale Bank van België, zijn bovendien erkend als kredietinstellingen naar Belgisch recht.

Als centrale depositaris voor financiële instrumenten of een met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, leveren deze vennootschappen bepaalde bankdiensten die echter ondergeschikt zijn aan hun bezigheden als marktinfrastructuur. Zij ontvangen geen deposito's van het publiek en financieren de werkelijke economie niet.

Dit is waarom de deposito's die deze entiteiten in dit kader ontvangen niet uit normale bankactiviteiten voortkomen in de zin van de richtlijn 2014/49/EU. Artikel 19 Dit Artikel zorgt voor de omzetting van Artikel 8(9) van de richtlijn betreffende de deposito's voor dewelke er, op het ogenblik van terugbetaling door het depositogarantiestelsel, gedurende de laatste 24 maanden geen transactie heeft plaatsgevonden.

Artikel en 20 en 21 Deze Artikel en zijn bedoeld om de terminologie te harmoniseren die zowel in het koninklijk besluit van 16 maart 2009 als in de Bankwet gebruikt wordt.

Artikel 22 De Koning bepaalt de wijze van terugbetaling volgens de Artikel en 5/1 en 6 van het koninklijk besluit van 14 november 2008.

Dit Artikel is bedoeld om de wijzen en voorwaarden van betaling aan te passen overeenkomstig de richtlijn.

Om de opvatting volgens dewelke meerdere tussenkomsten mogelijk zouden zijn, te vermijden, werd de notie van categorie geschrapt, daar de terugbetalingsgrens bedoeld in Artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 per deposant en per instelling vastgelegd wordt, ongeacht de bedoelde depositocategorie.

Considerans 24 en Artikel 7(5) van de richtlijn bepalen dat de depositogarantiestelsels de verplichtingen van de deposant met diens vorderingen mag verrekenen, indien die verplichtingen verschuldigd zijn voorafgaand aan of op de datum van de niet beschikbaarheid. Het koninklijk besluit van 16 maart 2009 wordt dus in deze zin gewijzigd voor de kredietinstellingen. De wettelijke of conventionele schuldvergelijking voor alle verplichtingen wordt behouden voor ondernemingen met uitzondering van de kredietinstellingen.

Als gevolg van de dematerialisatie van effecten moeten de bepalingen onder 3° en 4° van Artikel 11 van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 geschrapt worden.

Artikel 7(7) van de richtlijn bepaalt dat het depositogarantiestelsel de rente op deposito's die is aangegroeid maar nog niet gecrediteerd op de datum waarop de betrokken administratieve overheid vaststelt dat de kredietinstelling niet meer in staat is de deposito terug te betalen, of in geval van faling, terugbetaalt, zonder evenwel de grens van 100.000 euro te overschrijden. Er is dus niet langer sprake van opbrengsten of eventuele nevenopbrengsten, die derhalve uit het koninklijk besluit van 16 maart 2009 geschrapt moeten worden.

De richtlijn bevat geen aanwijzing voor wat betreft het vastleggen van de wisselkoers. Zij bepaalt enkel dat de weerhouden wisselkoers de wisselkoers is die geldt op de datum waarop de betrokken administratieve overheid vaststelt dat de kredietinstelling niet meer in staat is de deposito terug te betalen, of op de datum van de faling. De Nationale Bank van België publiceert dagelijks de koersen, die het resultaat zijn van een dagelijkse overlegprocedure tussen de centrale banken van Europa en de rest van de wereld. Dit laat toe een wisselkoers te bekomen die niet betwistbaar is.

Artikel 7(3) van de richtlijn bepaalt dat indien de deposant niet de rechthebbende is van de bedragen op de rekening, dat het de rechthebbende is die door de garantie gedekt wordt, mits de identiteit van die persoon is vastgesteld of kan worden vastgesteld vóór de datum waarop de toezichthouder bedoelde vaststelling overgaat. Deze verduidelijking moet dus toegevoegd worden.

De bepaling onder 12° van artikel 11 van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 wordt gewijzigd om de verplichting tot scheiding bedoeld in artikel 61 van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, te eerbiedigen.

Dit artikel is ook bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 23 Dit artikel is bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 24 Dit artikel zorgt voor de omzetting van artikel 14(1) van de richtlijn dat bepaalt dat het depositogarantiestelsel in een bescherming voorziet voor de deposanten van de bijkantoren die hun kredietinstellingen in andere lidstaten hebben opgericht.

De overeenstemming van de Franse en Nederlandse versie werd nagekeken, overeenkomstig het advies van de Raad van State. De Raad van State stelt voor het hele besluit na te kijken op vlak van het door elkaar gebruiken van het begrip "tegoeden" en het begrip "deposito's". Deze termen worden gebruikt in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten. Voor de samenhang van de hele wetgeving over de depositobescherming, zullen de in het koninklijk besluit 2009 gebezigde termen gewijzigd worden op een wijze die gelijkaardig is aan de wijzigingen die in de toekomst in de andere wetgevingen zullen aangebracht worden.

Artikel 25 Artikel 4(10) van de richtlijn heeft voorzien in de invoering van stresstests op de mechanismen van het depositogarantiestelsel. Om het depositogarantiestelsel te versterken en te beveiligen, voert het ontwerp dat aan U wordt voorgelegd voor de kredietinstellingen de uitwerking van een handleiding in, die door het Garantiefonds gecontroleerd zal worden. Deze handleiding laat toe een elektronisch bestand op te stellen op basis waarvan het Garantiefonds de terugbetalingen zal uitvoeren. De stresstests laten toe zowel deze handleiding als het conform deze handleiding opgestelde, elektronisch bestand te evalueren. De praktische en technische modaliteiten van de uitwerking van de handleiding en de organisatie van deze testen worden gedelegeerd aan de Minister van Financiën. Bovendien kan het Garantiefonds de certificering van de handleiding en/of van het conform de handleiding opgestelde elektronisch bestand eisen wanneer tijdens een stresstest fouten aan het licht komen. Deze certificatie moet vóór de volgende test plaatsvinden.

Artikel 26 De voorbereidende werken van de Bankwet hebben aan Artikel 44 van de Bankwet een ruime draagwijdte toegekend. Deze bepaling impliceert dat de aanhechting bij een depositogarantiestelsel en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, meer bepaald op het vlak van de bijdragen, integraal deel uitmaken van de regels die het wettelijk statuut van de bank uitmaken. Indien een kredietinstelling niet langer overeenkomstig deze regels zou handelen, kan de toezichthouder de gepaste maatregelen treffen, te weten herstelmaatregelen, en indien nodig de intrekking van de vergunning.

Artikel 27 Het toepassingsgebied van de bepaling wordt uitgebreid om alle soorten ondernemingen te omvatten. Daarnaast is dit artikel ook bedoeld om de publicatie van de beslissing van de autoriteit belast met het prudentiële toezicht te schrappen voor wat betreft de verlenging van de terugbetalingstermijn van de tussenkomsten. Dit laatste is sinds de richtlijn niet meer mogelijk.

Artikel 28 Gezien Artikel 8(6) van de richtlijn bepaalt dat het terugbetaalbare bedrag ter beschikking wordt gesteld zonder dat het depositogarantiestelsel daarom hoeft te worden verzocht, bepaalt het ontwerp dus twee verschillende regelingen voor de kredietinstellingen en de andere ondernemingen. Er is dus geen reden meer om enkel nog op verzoek te betalen.

Aangezien de terugbetalingstermijnen krachtens de Artikel en 381 en 419 van de Bankwet, geleidelijk tot 7 dagen teruggebracht worden, wordt de termijn voor het communiceren van gegevens eveneens geleidelijk verkort tot 3 dagen, met in Artikel 54 van dit ontwerp een overgangsregeling.

De procedures die verband houden met de overmaking van gegevens en met de inhoud van de informatie worden versterkt en beveiligd.

Gelet op de risico's voor het Garantiefonds in geval van betaling op basis van foutieve gegevens, kan de certificering van het elektronisch bestand of de gegevens die nodig zijn voor de betaling, gevraagd worden.

De bepaling onder 7° werd verbeterd overeenkomstig het advies van de Raad van State.

Artikel 29 Artikel 8(6) van de Europese richtlijn voorziet in de ter beschikkingstelling van het terug te betalen bedrag zonder dat het nodig is een aanvraag in te dienen. Het ontwerp stelt dus een dubbele regeling in : een terugbetaling op eigen initiatief voor de deposanten van de kredietinstellingen, en een terugbetaling na het indienen van een aanvraag voor de andere ondernemingen.

De richtlijn bepaalt in Artikel 9 (3) dat de Lidstaten de periode van terugbetaling kunnen beperken. Deze periode zal door het Garantiefonds vastgesteld worden, rekening houdend meer bepaald met de einddatum voor het indienen door het Garantiefonds van de schuldvordering ten opzichte van de in gebreke blijvende onderneming. Considerans 41 van de richtlijn voorziet in de mogelijkheid om de periode van terugbetaling te beperken om het depositogarantiestelsel toe te laten de rechten uit te oefenen waarin hij getreden is vóór de datum waarop deze rechten ingeschreven moeten zijn in het kader van de insolventieprocedure.

De Europese richtlijn voorziet in een bijkomend beschermingssysteem voor de depositohouders wanneer het Garantiefonds er niet in slaagt de terug te betalen som binnen een termijn van 7 werkdagen ter beschikking te stellen. Deze bijkomende bescherming laat de depositohouder toe zijn levensonderhoud te bekostigen. Artikel 419/1 van de Bankwet machtigt U om het bedrag en de wijze en voorwaarden van toekenning van deze betaling te bepalen. Dit Artikel bepaalt de ter beschikking te stellen som en de te volgen procedure.

Het gebruik van de taal in de briefwisseling tussen het depositogarantiestelsel en de deposant wordt geregeld in Artikel 8(7) van de richtlijn, die wordt omgezet in dit ontwerp.

Dit Artikel werd gewijzigd om de datum en het opschrift van de "bankwet" te vermelden, overeenkomstig het advies van de Raad van State. Verder werd de term "in gebreke blijven" vervangen door de verwijzing naar het koninklijk besluit van 14 november 2008, die de verschillende hypotheses van tussenkomst door het Garantiefonds herneemt.

Artikel 30 Voor de ondernemingen andere dan de kredietinstellingen blijft het indienen van een aanvraag tot tussenkomst door de deposant behouden.

Bovendien wordt een overgangsregeling ingevoerd bij Artikel 419/2 van de Bankwet, dat bedoeld is om de obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die, vóór de datum van inwerkingtreding van Artikel 419/2, door het depositogarantiestelsel werden gewaarborgd en die een oorspronkelijke vervaldatum hebben, gedekt door het depositogarantiestelsel tot en met hun oorspronkelijke vervaldatum indien zij vóór 2 juli 2014 zijn gestort of uitgegeven, tijdelijk en tot en met hun oorspronkelijke vervaldatum, onder het depositogarantiestelsel te behouden. Voor deze obligaties en effecten is het eveneens nodig een aanvraag in te dienen en de stukken die de bescherming verantwoorden, moeten aangeleverd worden.

Artikel 31 Dit Artikel zorgt voor de invoering van elektronische diensten als één van de ter beschikking van de deposant staande middelen om zijn aanvraag tot tussenkomst in te dienen.

Artikel 32 Artikel 8(5) van de richtlijn bepaalt verschillende gevallen in welke de terugbetaling uitgesteld of met een zekere duur verlengd mag worden. Gezien deze gevallen limitatief worden opgesomd, kunnen de situaties bepaald in het besluit en niet bedoeld door de richtlijn enkel toepassing vinden op de ondernemingen andere dan de banken.

Artikel 33 Gezien de aanvragen tot tussenkomst op dit ogenblik beperkt zijn tot ondernemingen die geen kredietinstelling zijn, gaat het dus niet meer om een algemene aanvraag in het kader van de depositogarantie.

Artikel 34 Artikel 381 van de Bankwet heeft de artikel en 8(3) en 8(5) van de richtlijn omgezet en heeft U gemachtigd de termijn vast te stellen binnen dewelke de terugbetaling moet plaatsvinden, en voor welke gevallen de terugbetaling uitgesteld mag worden.

Artikel 381 bepaalt dat een terugbetaling mag uitgesteld worden wanneer het terug te betalen bedrag geacht wordt deel uit te maken van een tijdelijk hoog saldo. Deze toestand zal in een apart en in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit behandeld worden, overeenkomstig artikel 382 van de Bankwet. Het ontwerp dat aan U wordt voorgelegd vindt op deze situatie dus geen toepassing.

Artikel 35 De richtlijn voorziet slechts in de mogelijkheid om een betaling te weigeren in geval van het misdrijf witwassen van geld. Een weigering ten gevolge van inbreuken op andere bijzondere wetsbepalingen mag dus niet behouden blijven. Op basis van het algemeen rechtsbeginsel van goede trouw wordt de weigering tot uitbetaling in geval van valse verklaringen evenwel behouden.

Artikel 36 Dit artikel is bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 37 Er wordt een apart koninklijk besluit aangaande de informatieverstrekking aan de depositohouders door de kredietinstellingen opgesteld. De daarmee verband houdende bepalingen moeten dus opgeheven worden. Bovendien is het de beheervennootschappen voor ICB en voor AICB verboden om fondsen van cliënten in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren (dit verbod is dus ruimer dan de loutere inontvangstneming). Deze verduidelijking moet dus in de huidige tekst van artikel 16 maart 2009 aangebracht worden.

Artikel 38 Dit artikel verbetert een fout in de huidige tekst van het koninklijk besluit van 16 maart 2009.

Artikel 39 Artikel 8, § 1, derde lid van het koninklijk besluit van 14 november 2008 machtigt U om de wijze van betaling van de toegangsrechten van de beleggingsondermingen, van de kredietinstellingen en van de verzekeringsmaatschappijen vast te leggen. Dit artikel is bedoeld om het systeem van kennisgeving van het bedrag te wijzigen en de inhoud van de overgemaakte gegevens te versterken.

Sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 april 2016 komt het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten niet meer tussen bij de depositobescherming. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen moeten dus de gegevens meedelen.

Artikel 8, § 1, 1° ter van het koninklijk besluit van 14 november 2008 bepaalt dat voor de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, met uitzondering van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de grondslag voor de jaarlijkse bijdragen wordt gevormd door de gedekte deposito's zoals bepaald door artikel 3, 68°, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen. Deze gegevens moeten dus aan het Garantiefonds meegedeeld worden om de bijdrage te berekenen. Het behoud van de mededeling van de in aanmerking komende deposito's in aanvulling op de gewaarborgde deposito's, valt te verklaren door de noodzaak van de Nationale Bank van België om deze gegevens te bekomen teneinde het "asset encumbrance"-mechanisme bedoeld in artikel 110 van de Bankwet te monitoren. Dit mechanisme verplicht de banken een graad van niet-bezwaarde actiefbestanddelen aan te houden in functie van hun in aanmerking komende deposito's.

De driemaandelijkse berekening van de standen van de gewaarborgde deposito's en de in aanmerking komende deposito's wordt verklaard door de verplichting die rust op het Garantiefonds om aan de afwikkelingsautoriteiten het gemiddelde bedrag van de gedekte deposito's voor het voorgaande jaar van al hun aangesloten kredietinstellingen, dat driemaandelijks berekend wordt overeenkomstig Artikel 16 van de gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft.

De richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit voorzien in een procedure volgens dewelke verbeteringen het volgende jaar doorgevoerd worden bij de volgende opvraging van de bijdrage. Verbeteringen zijn dus in de tijd beperkt, om eventuele nieuwe berekeningen over fouten die meerdere jaren voordien begaan zijn, te vermijden.

Artikel 40 Dit Artikel zorgt voor de omzetting van de invoering van een samenwerking tussen de Europese depositogarantiestelsels, zoals bedoeld in Artikel 14 de richtlijn. Dit Artikel voorziet in de wijze van overdracht van het ene depositogarantiestelsel naar het andere wanneer er een samenwerking wordt opgezet tussen twee depositogarantiestelsels die een beschermingsniveau hebben bereikt dat vergelijkbaar is met dat van het Garantiefonds.

De Raad van State stelt voor om de termen te vervangen die gebruikt worden in Artikel 40 over de overdracht van een instelling van een depositogarantiestelsel naar een ander stelsel van een Lidstaat, om Artikel 14, § 3 van de richtlijn 2014/49/UE op meer nauwgezette wijze om te zetten. Deze aanbeveling werd niet gevolgd om twee redenen.

Enerzijds moet men zich ervan verzekeren dat de andere Lidstaten hun eigen verplichtingen nakomen. Het initiatief om de bijdrage te storten moet niet komen van het Belgische garantiestelsel maar wel van het garantiestelsel van de andere staat waarbij een nieuwe instelling zich aansluit. Anderzijds is het mogelijk dat het financieringsmechanisme in de nieuwe Lidstaat niet gelijkaardig is (te weten lager) aan het Belgische. In dit geval is er geen reden om deze hogere Belgische bijdrage te storten.

Artikel 41 Dit Artikel is bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 42 De mogelijkheid om de terugbetaling uit te stellen teneinde over te gaan tot de schatting bedoeld in deze bepaling, kan niet behouden blijven voor de kredietinstellingen, gezien de richtlijn de voorwaarden waaronder een terugbetaling kan worden uitgesteld in Artikel 8 heeft geharmoniseerd.

Artikel 43 De nieuwe regelgeving voor de bijdragen worden bepaald in Artikel 8 van het koninklijk besluit van 14 november 2008.

Artikel 44 Dit Artikel past verwijzingen aan.

Artikel 45 Dit Artikel zorgt voor de omzetting van Artikel 11(6) van de richtlijn, die aan de Lidstaten de mogelijkheid laat om te bepalen dat de beschikbare financiële middelen tevens kunnen worden gebruikt ter financiering van maatregelen voor het veiligstellen van de toegang van deposanten tot gedekte deposito's, met inbegrip van de overdracht van activa en passiva en de overdracht van depositoportefeuilles, in het kader van nationale insolventieprocedures, mits de door het depositogarantiestelsel gedragen kosten niet hoger zijn dan het nettobedrag voor het vergoeden van gedekte deposanten bij de desbetreffende kredietinstelling. Dit Artikel is ook bedoeld om de verwijzingen aan te passen.

Artikel 46 Dit Artikel is bedoeld om het toepassingsgebied van de gewijzigde bepaling uit te breiden tot de beheervennootschappen van ICB en tot die van AICB, gezien deze vennootschappen geen beleggingsondernemingen zijn. Dit Artikel past ook de verwijzingen aan.

Artikel 47 De term "beleggingsonderneming" omvat niet de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.

Artikel 48 Dit Artikel breidt het toepassingsveld van de gewijzigde bepaling uit tot de beheervennootschappen van ICB, gezien deze vennootschappen geen beleggingsondernemingen zijn. De buitenlandse beheervennootschappen van AICB daarentegen zijn, krachtens Artikel 112, derde lid van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, van de bescherming uitgesloten, zelfs in afwezigheid van een gelijkwaardig depositogarantiestelsel.

Artikel 49 Dit artikel is bedoeld om de beheervennootschappen van ICB onder het toepassingsgebied van de gewijzigde bepaling te brengen, daar deze vennootschappen geen beleggingsondernemingen zijn.

Artikel 50 Dit artikel wijzigt de verwijzingen.

Artikel 51 Gezien de bijkantoren van vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en van beheervennootschappen van ICB, krachtens artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen deel uitmaken van het depositogarantiestelsel, en gelet op het feit dat rechten steeds met plichten gepaard gaan, moeten deze hetzelfde financieringsstelsel ondergaan als de ondernemingen die in België gevestigd zijn. Deze ondernemingen moeten niet op voorhand aan de financiering van het Garantiefonds bijdragen. Wanneer één van hen daarentegen in faling gaat, dragen de anderen bij via bijzondere jaarlijkse bijdragen teneinde het Garantiefonds terug te betalen, ongeacht welke categorie onderneming in faling is gegaan.

Artikel 52 Ingevolge de wet van 12 mei 2016 komt het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten niet meer tussen in het beheer of het instellen van het depositogarantiestelsel.

Artikel 53 Dit artikel is bedoeld om duidelijkheidshalve een bijkomend gegeven aan het jaarrapport van de Kas toe te voegen.

Artikel 54 Dit artikel wijzigt het opschrift van afdeling 5, die nu twee bepalingen omvat die verschillende zaken tot voorwerp hebben.

Artikel 55 De huidige bepaling moet niet meer behouden blijven want alle verzekeringsmaatschappijen zijn nu bij het Garantiefonds aangesloten.

Een overgangsregeling wordt ingevoerd voor de termijn bedoeld in artikel 14/1, § 1, tweede lid. Dit stemt overeen met de geleidelijke verkorting van de terugbetalingstermijn bepaald in artikel 419 van de Bankwet.

De formulering van dit artikel werd herzien voor meer duidelijkheid, zoals gevraagd door de Raad van State.

Artikel 56 Dit artikel voegt een algemene beperking in van het toepassingsgebied van het besluit voor de tijdelijke hoge rekeningstanden, waarvan de regeling gedetailleerd wordt in een apart, in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Artikel 57 Gezien de richtlijn ten laatste op 31 mei 2016 in werking moest treden, zijn de duidelijke en precieze bepalingen van de richtlijn van toepassing op de aanvragen die bij het Garantiefonds lopende waren op het ogenblik dat dit besluit uitwerking krijgt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 60.206/2 VAN 10 OKTOBER 2016 VAN RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 16 MAART 2009 BETREFFENDE DE BESCHERMING VAN DEPOSITO'S EN LEVENSVERZEKERINGEN DOOR HET BIJZONDER BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN LEVENSVERZEKERINGEN' Op 4 oktober 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen' .

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 10 oktober 2016 . De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur .

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda Vogel .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 oktober 2016 .

Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In casu luidt die motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : "En raison de l'urgence motivée par la nécessité de résoudre, le plus rapidement possible, les problèmes posés suite à la défaillance d'un établissement intervenue entre le moment de l'entrée en vigueur de la loi du 22 avril 2016, qui modifie la loi du 25 avril 2014 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit et l'arrêté royal du 14 novembre 2008 portant exécution des mesures anti-crise, et la modification de l'arrêté d'exécution par le présent projet, et préserver ainsi la confiance du public dans le système financier belge." Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. In het tweede lid dient meer in het bijzonder verwezen te worden naar het eerste lid van artikel 5/1 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 `tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten', aangezien alleen dat lid een machtiging bevat (1). 2. In hetzelfde lid behoort niet te worden verwezen naar het vierde lid van artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit maar naar het vijfde lid, dat luidt als volgt : "De voorwaarden, modaliteiten en grenzen van deze terugbetaling worden vastgesteld door de Koning." 3. Nog in het tweede lid kan ermee worden volstaan naar het vierde lid van artikel 9, § 4, van hetzelfde besluit te verwijzen, aangezien het vijfde lid geen machtiging bevat.4. In de aanhef moet een nieuw lid worden ingevoegd waarin melding wordt gemaakt van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 `betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen' dat bij het ontworpen besluit wordt gewijzigd (2). Dispositief Artikel 3 Wat de ontworpen bepaling onder 7° betreft dient de steller van het ontwerp na te gaan of de verwijzing naar artikel 112 van de wet van 6 april 1995 `inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen' die is opgenomen in de definitie van het begrip "beleggingsondernemingen" wel degelijk met zijn bedoeling overeenstemt, aangezien dat artikel 112 ook betrekking heeft op andere ondernemingen, onder meer op de kredietinstellingen.

Artikel 12 In de inleidende zin van de Franse tekst moeten de woorden ", alinéa 2," worden weggelaten.

Artikel 17 Het opschrift van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 `betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012' moet worden vermeld in de ontworpen bepaling onder 8° (artikel 17, i), van het ontwerp).

Artikel 24 In de Franse tekst van het ontworpen artikel 13 wordt het begrip "dépôts" gebruikt, terwijl in de Nederlandse tekst van dat artikel het begrip "tegoeden" wordt gebezigd, dat de tegenhanger is van het Franse begrip "avoirs".

De overeenstemming tussen beide versies behoort te worden hersteld en blijkbaar moet bij voorkeur het begrip "deposito's" ("dépôts") worden gebruikt.

Het hele besluit dat wordt gewijzigd, en inzonderheid artikel 13/1 ervan, dat niet wordt gewijzigd, dient op dat punt te worden nagekeken.

Artikel 28 In de bepaling onder 7° moet de ontworpen paragraaf worden voorafgegaan door de vermelding " § 2" en niet door " § 3".

Artikel 29 1. In het ontworpen artikel 14/2, tweede lid, wordt verwezen naar "de bankwet", terwijl dat bijvoorbeeld in het derde lid niet het geval is. De datum en het opschrift van die wet moeten worden vermeld. 2. In plaats van gewag te maken van het geval waarin een kredietinstelling "in gebreke blijft", zou het beter zijn om in het eerste lid van het ontworpen artikel 14/2 te verwijzen naar de gevallen die worden vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 november 1998 `tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten', welk artikel laatstelijk is gewijzigd bij het besluit van 22 april 2016 (3) Artikel 40 Teneinde artikel 14, paragraaf 3, van richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 `inzake de depositogarantiestelsels' op meer nauwgezette wijze om te zetten, moeten in het ontworpen artikel 24/1, § 1, eerste lid, de woorden "is (...) gemachtigd (...) over te dragen" worden vervangen door "draagt (...) over" en moeten in het volgende lid de woorden "kan (...) maar gebeuren" worden vervangen door "geschiedt (...) slechts".

Artikel 55 De afdeling Wetgeving stelt zich vragen bij de relevantie van de verwijzing naar "de datum van inwerkingtreding van de bepaling die artikel 39/1 invoegt", die op nogal ongelukkige wijze wordt gevolgd door een andere verwijzing naar "de datum van inwerkingtreding van artikel 14/8", aangezien die twee bepalingen blijkbaar niets van doen hebben met de termijn bepaald bij artikel 14/1, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 16 maart 2009.

Die verwijzingen lijken tot onnodige complicaties te leiden; het ontworpen artikel 39 moet hoe dan ook duidelijker worden geredigeerd. _______ Nota (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 27. (2) Ibid., aanbeveling 29. (3) Zie in die zin advies 58.685/2, op 13 januari 2016 gegeven over een ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de wet van 22 april 2016 `tot omzetting van richtlijn 2014/49/EU inzake depositogarantiestelsels en houdende diverse bepalingen', opmerking 2 onder artikel 23, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 54-1656/001, 52 en 53.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, P. Vandernoot.

21 NOVEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, de artikelen 380, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, artikel 381, derde en vierde lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, artikel 381/1, ingevoegd bij de wet van 22 april 2016, artikelen 419/1 en 419/2, ingevoegd bij de wet van 22 april 2016;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten, bekrachtigd bij artikel 199 van de programmawet van 22 december 2008, de artikelen 3, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, 4, § 2, tweede en derde lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, 5, derde lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, 5/1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 22 april 2016, 6, § 2, vijfde lid, 8, § 1, laatste lid, en 9, § 4, vierde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 augustus 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 29 september 2016;

Gelet op de spoedeisendheid gemotiveerd door de noodzaak om zo snel als mogelijk een oplossing te vinden voor de problemen die zich stellen in verband met het in gebreke blijven van een instelling die zich voorgedaan heeft tussen het moment van inwerkingtreding van de wet van 22 april 2016, die de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen, en de wijziging van het uitvoeringsbesluit bij het huidig ontwerp, en zo het vertrouwen van het publiek in het Belgisch financieel stelsel te bewaren;

Gelet op het advies nr. 60.206/2 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, 3° van de wetten op de Raad van State, gecoördonneerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit zet gedeeltelijk de bepalingen om van de richtlijn 2014/49/UE van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels.

Art. 2.Het opschrift van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen, wordt vervangen als volgt : "Koninklijk besluit betreffende de bescherming van deposito's en levensverzekeringen door het Garantiefonds voor financiële diensten".

Art. 3.In het eerste artikel van het koninklijk besluit van 16 maart 2009, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° koninklijk besluit van 14 november 2008 : het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen hernomen in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de creatie van het Garantiefonds voor financiële diensten;"; b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° Garantiefonds : het Garantiefonds voor financiële diensten opgericht door artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2008;"; c) de bepaling onder 3° wordt opgeheven;d) onder 6°, 7° en 8° worden de volgende bepalingen ingevoegd : "6° geblokkeerde deposito's : deposito's die omwille van wettelijke, gerechtelijke of conventionele redenen onbeschikbaar zijn;7° beleggingsondernemingen : de beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 112 van de wet 6 april 1995 op het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen; 8° gewaarborgde deposito's : de gedekte deposito's zoals gedefinieerd door artikel 3, 68° van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.".

Art. 4.Het opschrift van afdeling 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "Voorwaarden waaronder en wijze waarop een tegemoetkoming wordt verleend aan cliënten van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen naar Belgisch recht en van verzekeringsondernemingen".

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "deze bepalingen" worden vervangen door de woorden "de bepalingen van deze afdeling";b) in de bepaling onder 1°, worden de woorden "artikel 110 van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "artikel 380 van de wet van 25 april 2014";c) in de bepaling onder 2° worden de woorden "artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 47, § 1, 1° van de wet van 6 april 1995 op het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen";d) in de Franse tekst in de bepaling onder 3° wordt het woord "fortune" vervangen door het woord "portefeuille";e) in de bepaling onder 3° worden de woorden "artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 47, § 1, 2° van de wet van 6 april 1995 op het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen";f) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : "4° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, voor zover deze vennootschappen gemachtigd zijn de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer te leveren";g) in de bepaling onder 5° worden de woorden "bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden : "bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen".

Art. 6.In het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 2 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "het reclameverbod" vervangen door de woorden "de reclamebeperking".

Art. 7.In het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 2, in artikel 3, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 5, tweede lid, gewijzigd door het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 11, derde lid, in artikel 12, in artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/1, § 1, eerste en derde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/4, 2°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/6, eerste en tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/7, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 15, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 16, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 19, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 20, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in de artikelen 21 en 22, in artikel 23 § 1, eerste en tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 24, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2012, in artikel 25, gewijzigd bij het het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 26, eerste en derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 27, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 28, § 1 en 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 29, § 3, in artikel 30, eerste en tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in de Franse tekst van artikel 30, derde lid, in artikel 32, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 33, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, artikel 38, wordt het woord "Fonds" telkens vervangen door het woord "Garantiefonds".

Art. 8.In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de woorden "bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen".

Art. 9.In artikel 4, gewijzigd bij het het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 5, tweede lid, laatst gewijzigd bij het het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 7, in artikel 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 11, eerste lid, 2° en 9°, in artikel 14/1, § 1, 2°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 20, gewijzigd bij het het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 21, in artikel 24, eerste en tweede lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2012, in artikel 25, gewijzigd bij het het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 26, eerste lid, in artikel 28, § 1, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 29, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid en § 3, 1°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 30, vierde en vijfde lid, in artikel 33, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de woorden "koninklijk besluit" telkens vervangen door de woorden "koninklijk besluit van 14 november 2008".

Art. 10.In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de woorden "het reclameverbod bedoeld in artikel 6, achtste lid" vervangen door de woorden "de reclamebeperking bedoeld in artikel 6, § 4".

Art. 11.Het opschrift van onderafdeling 3 van afdeling 1 van hetzelfde koninklijke besluit wordt vervangen als volgt : "Tegemoetkomingen bij het in gebreke blijven van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht of van een verzekeringsonderneming".

Art. 12.In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de woorden "Het Fonds verleent een financiële tegemoetkoming aan de cliënten van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2, 1° tot 4°, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze vastgesteld in het koninklijk besluit en in de hierna volgende artikelen" vervangen door de woorden "Het Garantiefonds verleent een financiële tegemoetkoming aan de cliënten van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 2, 1° tot 4°, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze vastgesteld in het koninklijk besluit van 14 november 2008 en in de hierna volgende artikelen :"; b) in het eerste lid wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° voor de kredietinstellingen, wanneer de toezichthouder een beslissing conform artikel 381, tweede lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen heeft genomen;"; c) in het eerste lid wordt een bepaling onder 3° ingevoegd, luidende : "3° voor de beleggingsondernemingen of de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen naar Belgisch recht, wanneer de toezichthouder een beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 113 van de wet van 6 april 1995 op het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen."; d) in het tweede lid worden de woorden "in artikel 6, zesde lid" vervangen door de woorden "in artikel 6, § 2, vierde lid".

Art. 13.Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, wordt vervangen als volgt : "Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2008 en van de volgende artikelen, komen de tegoeden van cliënten bij een kredietinstelling in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit de deposito's bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 2° van het koninklijk besluit van 14 november 2008."

Art. 14.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 6/1.Overeenkomstig artikel 381/1 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van het toezicht op de kredietinstellingen duiden de kredietinstellingen in hun elektronische registratiesysteem aan of een deposito voor terugbetaling door het depositogarantiestelsel in aanmerking komt. Deze informatie moet ten allen tijde en op verzoek voor het Garantiefonds beschikbaar zijn, om de terugbetaling van de deposanten voor te bereiden of om evaluaties of stresstests uit te voeren.".

Art. 15.Artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 8.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2008 en van de volgende artikelen, komen de tegoeden, toevertrouwd aan een vennootschap als bedoeld in artikel 2, 3° en 4° door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito's van cliënten in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren in aanmerking voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming.".

Art. 16.In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandse tekst, in het tweede lid wordt het woord "taxen" vervangen door het woord "taksen";2° in het tweede lid worden de woorden "bepaald in artikel 6, derde en vierde lid" vervangen door de woorden "bepaald in artikel 6, § 2, eerste en tweede lid".

Art. 17.In artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1°, a) wordt vervangen als volgt : "a) de kredietinstellingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht;"; b) in de bepaling onder 1°, b) worden de woorden "artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "artikel 3, § 1, 41° van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen"; c) de bepaling onder 1°, c) wordt vervangen als volgt : "c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de pensioenfondsen en -instellingen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de verzekerings- en pensioensector;"; d) de bepaling onder 1°, d) wordt vervangen als volgt : "d) de Belgische en buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve beleggingen";e) de bepaling onder 1°, e) wordt opgeheven;f) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° de deposito's verricht door openbare overheden.Onder openbare overheden worden de entiteiten begrepen die, op de datum van het in gebreke blijven, bedoeld zijn in de sector of subsectoren van overheden (S.13) van het Europees systeem van de rekeningen, uitgewerkt door de Verordening (EU) 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie, alsook de entiteiten die, op de datum van het ingebreke blijven, ingedeeld zijn in de sector of subsectoren van overheden (S.13) in de nationale rekeningen van hun land volgens de Europese wetgeving;"; g) de bepalingen onder 3°, 4° en 5° worden opgeheven;h) in de bepaling onder 6°, worden de woorden "artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld" vervangen door de woorden "de Richtlijn 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering";i) de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt : "8° wat de kredietinstellingen betreft, het eigen vermogen in de zin van artikel 4, paragraaf 1, punt 118), van de Verordening (EU) nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;".

Art. 18.Artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met de bepalingen onder 9°, 10°, 11° en 12°, die luiden als volgt : "9° de tegoeden voortvloeiend uit de deposito's die worden gedaan bij vennootschappen erkend als kredietinstelling en die ofwel door de Koning erkend zijn als centrale depositaris voor financiële instrumenten in de zin van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, ofwel een vergunning hebben als met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling overeenkomstig artikel 36/26, § 7, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organieke statuut van de Nationale Bank van België; "10° de deposito's waarvan de titularis nooit geïdentificeerd werd krachtens artikel 7, § 1 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of, voor de deposito's bij bijkantoren opgericht door instellingen en ondernemingen naar Belgisch recht in andere Lidstaten, krachtens soortgelijke nationale wetgevingen, wanneer ze onbeschikbaar geworden zijn; 11° elektronisch geld en de fondsen ontvangen in ruil voor elektronisch geld; 12° deposito's die overeenkomstig het nationaal recht alleen kunnen worden vrijgegeven om een lening op een particulier onroerend eigendom af te betalen die is verstrekt door de kredietinstelling of door een andere instelling die houdster is van het deposito."

Art. 19.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 10/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 10/1.Er vindt geen terugbetaling plaats indien er de laatste 24 maanden geen transactie met betrekking tot het deposito heeft plaatsgevonden en de waarde van het deposito lager ligt dan de administratiekosten van het Garantiefonds waarmee een dergelijke terugbetaling gepaard zou gaan. De Minister van Financiën bepaalt het bedrag van de administratiekosten van de terugbetaling."

Art. 20.In de Nederlandse tekst, in artikel 11, eerste lid, 12°, in artikel 11, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2010, artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/1, § 1, eerste lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 14/7, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 29, § 1, tweede lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 29, § 2, tweede lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt telkens het woord "deficiëntie" vervangen door de woorden "het in gebreke blijven".

Art. 21.In de Nederlandse tekst, in artikel 11, vierde lid, 3°, in artikel 29, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, in artikel 29, § 2, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "de deficiëntie" telkens vervangen door de woorden "het in gebreke blijven".

Art. 22.In artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° alle schuldvorderingen van eenzelfde cliënt op dezelfde kredietinstelling of dezelfde beleggingsonderneming of op dezelfde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of op dezelfde beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming worden opgeteld voor de toepassing van de begrenzing vastgesteld in artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2008. In geval van een tussenkomst van het Garantiefonds in het voordeel van een onderneming bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° wordt het bedrag van de terugbetaling bepaald na wettelijke of conventionele vergelijking met de schulden van die cliënt.

In geval van een tussenkomst van het Garantiefonds in het voordeel van een onderneming bedoeld in artikel 2, 1° wordt bij de berekening van het terugbetaalbare bedrag enkel rekening gehouden met de verplichtingen van de deposant jegens de kredietinstelling die verschuldigd zijn geworden op de datum of voorafgaand aan de datum waarop het faillissement is uitgesproken of wanneer de toezichthouder de beslissing heeft genomen vermeld in artikel 381, tweede lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op de kredietinstellingen, en voor zover de vergelijking mogelijk is overeenkomstig de wettelijke en contractuele voorwaarden die op het contract tussen de kredietinstelling en de deposant van toepassing zijn.

Indien bij de berekening van het terugbetaalbare bedrag rekening wordt gehouden met de verplichtingen van de deposant jegens de kredietinstelling, wordt de deposant daarvan vóór de sluiting van het contract door de kredietinstelling in kennis gesteld.

De Minister van Financiën kan de verplichtingen van de deposanten waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van het terugbetaalbare bedrag bepalen;"; b) in het eerste lid, 2° worden de woorden "in artikel 6, eerste lid" vervangen door de woorden "in artikel 6, § 1";c) in het eerste lid worden de bepalingen onder 3° en 4° opgeheven;d) in het eerste lid, 5°, worden de woorden "vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten" vervangen door de woorden "vervallen of gelopen rente";e) in het eerste lid, 6° worden de woorden "op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de in artikel 5 beschreven omstandigheden zich hebben voorgedaan" vervangen door de woorden "op basis van de marktkoers, gepubliceerd door de Nationale Bank van België, van toepassing op de datum waarop de in artikel 5 beschreven omstandigheden zich hebben voorgedaan";f) in het eerste lid wordt de bepaling onder 9° aangevuld met de woorden ", voor de datum waarop een betrokken toezichthouder de vaststelling doet bedoeld in artikel 381, tweede lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen of in artikel 113 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, of de datum waarop deze instelling of deze onderneming failliet werd verklaard in geval van faillissement";g) in het eerste lid, 10° worden de woorden "op het ogenblik" vervangen door de woorden "voor de datum";h) in het eerste lid, 11° worden de woorden "de kredietinstelling," opgeheven;i) in het eerste lid, 12°, worden de woorden "wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen";j) in het tweede lid, worden de woorden "wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen"; k) het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : "In dat geval wordt het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de instelling die optreedt als bewaarder, verhoudingsgewijs bepaald in functie van het bedrag waarvoor de cliënten kunnen aantonen dat dit gedeponeerd werd bij de beursvennootschap."; l) het derde lid wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "artikel 239 van de voornoemde wet van 25 april 2014".

Art. 24.Artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 wordt vervangen als volgt : "

Art. 13.De deposito's geplaatst bij de bijkantoren van een kredietinstelling naar Belgisch recht, opgericht in een andere lidstaat, worden terugbetaald op voet van gelijkheid met deposito's die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen, binnen de grens bepaald door artikel 382 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht van kredietinstellingen.".

Art. 25.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 13/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 13/2.§ 1. Iedere kredietinstelling stelt een handleiding op met de beschrijving van de procedure die toelaat een elektronisch bestand te creëren met in artikel 14/1, § 1, eerste en derde lid, bedoelde gegevens. Deze handleiding bevat eveneens een lijst met contactpersonen.

De kredietinstelling stelt deze handleiding ter beschikking van het Garantiefonds en meldt het zonder verwijl elke inhoudelijke wijziging aan deze procedure. Het Garantiefonds kan aanpassingen aan deze procedure eisen wanneer ze onvoldoende of inefficiënt wordt bevonden.

De Minister van Financiën bepaalt alle praktische modaliteiten met betrekking tot de opstelling van de handleiding bedoeld in de voorgaande leden. § . 2. Het Garantiefonds kan op elk ogenblik aan de kredietinstelling de afgifte vragen van een elektronisch bestand van de gewaarborgde deposito's of van een steekproef van de gegevens met het oog op het uitvoeren van evaluaties of stresstests bedoeld in artikel 380, vijfde lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht van kredietinstellingen.

De Minister van Financiën bepaalt alle praktische modaliteiten met betrekking tot de organisatie van deze stresstests, overeenkomstig de richtsnoeren vastgesteld door de Europese Bankautoriteit.".

Het Garantiefonds kan de certificering eisen van de handleiding en van de gegevens die hernomen zijn in het elektronisch bestand van de gewaarborgde deposito's, door de erkende revisors, de erkende revisorenvennootschap of de commissaris-revisor. De kosten van deze certificering worden ten laste gelegd van de betrokken deelnemer.

Art. 26.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 13/3 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 13/3.De inbreuken op deze bepalingen, die de Minister van Financiën krachtens artikel 13/2 bepaalt en die het Garantiefonds tijdens deze stresstests meent vast te stellen, worden aan de Nationale Bank van België meegedeeld.".

Art. 27.In artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden ",beursvennootschap of beleggingsonderneming bedoeld in artikel 2, 3° en 4° " worden vervangen door de woorden "of een onderneming bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° "; b) de zin "Het Fonds maakt tevens de beslissing van de autoriteit belast met het prudentiële toezicht, om de termijn voor betaling van de tegemoetkomingen te verlengen, in het Belgisch Staatsblad en op zijn webstek bekend." wordt opgeheven.

Art. 28.In artikel 14/1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de juiste gegevens" vervangen door de woorden "het elektronisch bestand opgesteld overeenkomstig artikel 13/2 of de juiste gegevens,"; 2° de paragraaf 1, eerste lid, 3°, wordt vervangen als volgt : "3° in voorkomend geval, het bestaan van geblokkeerde deposito's en de wettelijke, gerechtelijke of conventionele redenen van deze blokkering;"; 3° de paragraaf 1, eerste lid, 4° wordt opgeheven;4° in de paragraaf 1, tweede lid wordt het woord "zeven" vervangen door het woord "drie";5° in de paragraaf 1, derde lid worden de woorden "het eerste lid, 3°, bedoelde onbeschikbaarheid van het tegoed" vervangen door de woorden "het eerste lid, 3°, bedoelde blokkering van het tegoed"; 6° in de de paragraaf 1, wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De mededeling van de gegevens bedoeld in het eerste tot het derde lid aan het Garantiefonds gebeurt volgens de technische standaard en de nadere specificaties die de Minister van Financiën op uniforme wijze bepaalt."; 7° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het Garantiefonds kan eisen dat de gegevens die hernomen zijn in het elektronisch bestand van de gewaarborgde deposito's of de gegevens die nodig zijn om de tussenkomsten te betalen, gecertificeerd worden door de erkende revisors, de erkende revisorenvennootschap of de commissaris-revisor. De kosten van deze certificering worden ten laste gelegd van de betrokken deelnemer.".

Art. 29.Artikel 14/2 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 wordt vervangen als volgt : "

Art. 14/2.Voor de kredietinstellingen bedoeld in artikel 2, 1°, in geval er zich een situatie voordoet zoals in artikel 6, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 14 november 2008, betaalt het Garantiefonds op eigen initiatief de gewaarborgde deposito's terug in het kader van de depositobescherming.

Het Garantiefonds bepaalt de einddatum waarop de depositohouders waarvan de deposito's niet terugbetaald zijn noch erkend binnen de termijnen bepaald in artikel 381, derde lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en in artikel 14/8, terugbetaling van hun deposito's kunnen vragen.

Het bedrag dat het voorwerp uitmaakt van een terugbetaling in het kader van artikel 419/1 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, bedraagt maximum 3.000 euro. Een aanvraag moet gericht worden aan het Garantiefonds met behulp van een formulier dat hiertoe speciaal wordt voorzien.

Correspondentie tussen het Garantiefonds en de deposant wordt gevoerd : a) in de officiële taal van de instellingen van de Unie die door de kredietinstelling waar het gedekte deposito wordt aangehouden, wordt gebruikt om schriftelijk met de deposant te communiceren;dan wel b) in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het gedekte deposito wordt aangehouden. Indien een kredietinstelling rechtstreeks in een andere lidstaat actief is zonder er bijkantoren te hebben gevestigd, wordt de informatie verstrekt in de taal die door de deposant bij de opening van de rekening is gekozen.".

Art. 30.In artikel 14/3 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "3° en 4° " worden vervangen door de woorden "2° tot 4° "; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid dat luidt : "De houders van obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die tijdelijk gewaarborgd blijven door het Garantiefonds overeenkomstig artikel 419/2 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, moeten een aanvraag tot tussenkomst bij het Garantiefonds indienen en hem de stavingsstukken voorleggen.".

Art. 31.In artikel 14/4 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "in het kader van de bescherming van deposito's" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14/3";b) in de bepaling onder 1° en 2° worden de woorden "formulieren die het Fonds heeft opgesteld" vervangen door de woorden "formulieren opgesteld, of elektronische diensten ter beschikking gesteld door het Garantiefonds".

Art. 32.In artikel 14/5 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "Niettegenstaande de termijn bedoeld in artikel 110bis 2, § 1, derde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en artikel 113, § 1, vierde lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, kan het Fonds :" worden vervangen door de woorden "Niettegenstaande de termijn bedoeld in artikel 113, § 1, vierde lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, kan het Garantiefonds in geval van het in gebreke blijven van een vennootschap als bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° :";b) in de bepaling onder 1° worden de woorden "een kredietinstelling," opgeheven; c) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° als de aanvrager van een tegemoetkoming overeenkomstig artikel 14/3 de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om tegemoetkoming niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de juistheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, respectievelijk tot de gevraagde gegevens worden verstrekt of tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens juist zijn.".

Art. 33.In artikel 14/6, eerste lid van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de woorden "in het kader van de bescherming van deposito's" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14/3".

Art. 34.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 14/8 ingevoerd, luidende als volgt : "

Art. 14/8.Onverminderd de termijn bedoeld in artikel 381, derde lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, in geval van het in gebreke blijven van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 2, 1°, zorgt het Garantiefonds ervoor dat het terugbetaalbare bedrag beschikbaar is binnen een termijn van drie maanden, indien de deposant niet de rechthebbende is.

Onverminderd de termijn bedoeld in artikel 381, derde lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, in geval van het in gebreke blijven van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 2, 1°, kan de terugbetaling uitgesteld worden in de volgende gevallen : 1° indien het onzeker is of een persoon gerechtigd is een terugbetaling te ontvangen;2° indien het deposito onderwerp is van een rechtsgeschil of van beperkende maatregelen die zijn opgelegd door nationale regeringen of internationale organen;3° indien het deposito de afgelopen 24 maanden geen transactie heeft ondergaan; 4° indien het terug te betalen bedrag dient te worden uitbetaald door het depositogarantiestelsel van de lidstaat van oorsprong."

Art. 35.In artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekerings-ondernemingen, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en ondernemingen en hun cliënteel" opgeheven.

Art. 36.In artikel 22 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden "artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld" vervangen door de woorden "de Richtlijn 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering".

Art. 37.In artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht a) in de paragraaf 1, eerste lid worden de woorden ", de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging" ingevoegd tussen de woorden "beleggingsondernemingen" en de woorden "en verzekeringsondernemingen";b) in de paragraaf 1 tweede lid worden de woorden "artikelen 14/4 en 16" vervangen door de woorden "artikelen 14/2, 14/4 en 16";c) de paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Onverminderd de beperking van aanwending van informatie voor reclamedoeleinden, zoals voorzien in artikel 6, § 4 van het koninklijk besluit van 14 november 2008, zijn verzekeringsondernemingen verplicht de effectieve of potentiële cliënten schriftelijk en in de overeenkomstig artikel 16 bepaalde taal op de hoogte brengen van de dekking die voortvloeit uit de desbetreffende beschermingsregeling, de hoofdkenmerken van die regeling en het adres van het Garantiefonds." d) de paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging vermelden in de met de klanten gesloten contracten en overeenkomsten het verbod dat hen wordt opgelegd om fondsen van klanten te ontvangen, aan te houden of te bewaren.".

Art. 38.Het opschrift van onderafdeling 3 van de afdeling 2 wordt vervangen als volgt : "Onderafdeling 4 - Financiering van de tegemoetkomingen".

Art. 39.Aan artikel 24 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden : "bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen"; 2° het derde lid wordt vervangen door het volgende : "Ten laatste op 20 januari van ieder jaar delen de kredietinstellingen en de beursvennootschappen aan het Garantiefonds het bedrag mee, dat trimestrieel berekend wordt op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december, van de gewaarborgde deposito's en van de in aanmerking komende deposito's, zowel deze bedoeld in artikel 3, 69° van de Wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen als deze bedoeld in artikel 389, § 2 van dezelfde wet."; 3° het vijfde lid wordt aangevuld met een zin, luidend als volgt : "Fouten in de bepaling van de berekeningsbasis moeten binnen de kortste termijn meegedeeld worden aan het Garantiefonds, zodat het hiermee rekening kan houden bij de volgende opvraging van bijdragen. Deze verbeteringen zijn enkel mogelijk voor het voorgaande jaar.".

Art. 40.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 24/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 24/1.§ 1. Indien een kredietinstelling niet langer deelneemt aan het Garantiefonds en zich aansluit bij een ander depositogarantiestelsel van een lidstaat, is het Garantiefonds gemachtigd de bijdragen die in de twaalf maanden vóór de beëindiging van de deelneming zijn betaald, met uitzondering van de buitengewone bijdragen uit hoofde van artikel 9 van het koninklijk besluit van 14 november 2008, aan het andere depositogarantiestelsel over te dragen, in de mate dat dit stelsel over een gelijkaardige financieringsregeling beschikt.

Indien een deel van de activiteiten van een kredietinstelling naar een andere lidstaat worden overgedragen en zodoende onder een ander depositogarantiestelsel komen te vallen, kan de overdracht bepaald in het vorige lid maar gebeuren naar rato van het bedrag van de aan het andere depositogarantiestelsel overgedragen gewaarborgde deposito's. § 2. Indien een kredietinstelling voornemens is van het Garantiefonds naar een ander depositogarantiestelsel over te stappen, geeft zij ten minste zes maanden van tevoren kennis van dat voornemen. Tijdens die periode blijft de kredietinstelling verplicht tot betaling, van zowel de periodieke bijdragen als de buitengewone bijdragen aan het Garantiefonds overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2008.".

Art. 41.In artikel 25 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 worden de woorden "bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen".

Art. 42.Aan artikel 26 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ", voor de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° " ingevoegd tussen de woorden "beschermingsregeling voor deposito's" en de woorden "of van de regeling voor de bescherming van levensverzekeringen";2° in het eerste lid worden de woorden "artikel 6, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 6, § 1";3° in het eerste lid worden de woorden "instelling of vennootschap" vervangen door het woord "onderneming"; 4° het tweede lid wordt vervangen door een lid, luidende als volgt : "Het Garantiefonds kan de storting van de terugbetalingen uitstellen, tot het kon overgaan tot de ramingen, voorzien in het eerste lid.".

Art. 43.Artikel 27, eerste lid van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.

Art. 44.In artikel 28 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de paragraaf 1, 1°, worden de woorden "artikel 24 met uitzondering van het gedeelte van de bijdragen dat in uitvoering van artikel 27, eerste lid wordt gebruikt om het voorschot van de Kas aan te zuiveren" vervangen door de woorden "artikel 8, § 1, eerste lid, 1° of 1° bis van het koninklijk besluit van 14 november 2008;"; b) in de paragraaf 2, 1°, worden de woorden "tweede lid" opgeheven.

Art. 45.In artikel 29 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "artikel 6, eerste lid," vervangen door de woorden "artikel 6, § 1"; 2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "De kosten voor de maatregelen, toegestaan door artikel 380, eerste lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht van kredietinstellingen en bestemd voor het veiligstellen van de gewaarborgde deposito's in het kader van een faillissement van een desbetreffende kredietinstelling mogen niet hoger zijn dan het nettobedrag voor het vergoeden van gedekte deposanten bij de desbetreffende kredietinstelling."; 3° in paragraaf 2 worden de woorden "artikel 6, eerste lid," vervangen door de woorden "artikel 6, § 1";4° in paragraaf 3, 1° worden de woorden "artikel 9, § 2 " vervangen door de woorden "artikel 9, § 3";

Art. 46.In artikel 30 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zin "De beleggingsondernemingen waarvan sprake in artikel 2, 3° en 4°, betalen het Fonds, via de bijzondere jaarlijkse bijdragen bepaald in artikel 9, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit, de tegemoetkomingen terug die het Fonds heeft verleend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het koninklijk besluit en de artikelen 5, 8, 10, 11, 13, 14, 14/3 tot 14/6, 21 en 22, ingevolge de deficiëntie van één van die beleggingsondernemingen.", vervangen door de zin "De beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging waarvan sprake in artikel 2, 3° en 4°, betalen aan het Garantiefonds, via de bijzondere jaarlijkse bijdragen bepaald in artikel 9, § 4, zesde lid, van het koninklijk besluit van 14 november 2008, de tegemoetkomingen terug die het Garantiefonds heeft verleend overeenkomstig artikel 6, § 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 en de artikelen 5, 8, 10, 11, 13, 14, 14/3 tot 14/6, 21 en 22, ingevolge het in gebreke blijven van één van die ondernemingen." : 2° in de Nederlandse tekst van het derde lid worden de woorden "de Kas" vervangen door de woorden "het Garantiefonds";3° in het derde lid wordt het woord "beleggingsondernemingen" vervangen door het woord "ondernemingen";4° in het vierde lid worden de woorden "artikel 9, § 3, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 9, § 4, zesde lid";5° in het vijfde lid worden de woorden "artikel 9, § 3, tweede lid, 1° " vervangen door de woorden "artikel 9, § 4, zesde lid, 1°, ".

Art. 47.In het opschrift van afdeling 3 worden de woorden "en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging" ingevoegd tussen het woord "beleggingsondernemingen" en de woorden "die ressorteren onder het recht van een andere Staat".

Art. 48.In artikel 31 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 2° worden de woorden "en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging" ingevoegd tussen de woorden "beleggingsondernemingen" en de woorden "die ressorteren onder Staten";b) in de bepaling onder 2° wordt het woord "Beschermingsfonds" vervangen door het woord "Garantiefonds".

Art. 49.In artikel 32 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2001, worden de woorden "of de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" ingevoegd tussen het woord "beleggingsonderneming" en de woorden "dan wel de bevoegde autoriteit".

Art. 50.In artikel 33 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 1 juni 2011 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikel 6, eerste lid," worden vervangen door de woorden "artikel 6, § 1"; 2° de woorden ", tot een maximum van 100.000 euro per cliënt" worden opgeheven.

Art. 51.In artikel 35 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt het woord "29" vervangen door het woord "30".

Art. 52.Artikel 37 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.

Art. 53.Artikel 38 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met de woorden : "alsook informatie over hun historische opbouw".

Art. 54.Het opschrift van afdeling 5 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : "Afdeling 5. Slotbepalingen en diverse bepalingen".

Art. 55.Artikel 39 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2011, wordt vervangen als volgt : «

Art. 39.De mededelingstermijn van de gegevens bedoeld in artikel 14/1, § 1, tweede lid wordt als volgt bepaald : a) zeven werkdagen tot 31 december 2018;b) vijf werkdagen voor de periode die loopt van 1 januari 2019 tot 31 december 2020; c) vier werkdagen voor de periode die loopt van 1 januari 2021 tot 31 december 2023.".

Art. 56.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 39/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 39/1.De beschikkingen van dit besluit kunnen niet ingeroepen worden in het kader van de bescherming die wordt geboden op grond van artikel 382, tweede lid van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, waarvoor bepaald is dat de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit het bedrag, de modaliteiten en de voorwaarden van toekenning vastlegt.".

Art. 57.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de aanvragen tot terugbetaling van een deposito die lopend zijn op het ogenblik van zijn inwerkingtreding.

Art. 58.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 november 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^