Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2003
gepubliceerd op 31 december 2003

Koninklijk besluit betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2003014301
pub.
31/12/2003
prom.
22/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/22/2003014301/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, beoogt de actualisering van de bedragen van de onmiddellijke inningen overeenkomstig de nieuwe classificatie van de overtredingen waarin door de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid wordt voorzien.

De tekst breidt eveneens de toepassingsmogelijkheden van de onmiddellijke inning uit tot Belgen, inzonderheid als het gaat om zware overtredingen.

Verschillende factoren werden in aanmerking genomen om de toegepaste bedragen te bepalen : - het minimum van de boetes die worden voorgesteld voor het zelfde type van overtredingen en de verhoging ervan met 10% door de opdeciemen; - de bedragen die worden toegepast voor deze overtredingen bij het bevel tot betaling. De bedragen werden op elkaar afgestemd.

Er werd bovendien een verduidelijking doorgevoerd inzake de betalingswijzen. Deze werden ingedeeld volgens het type, inzonderheid door de betaling met een bankkaart of een kredietkaart te onderscheiden.

Er werden ook andere mogelijkheden ingevoerd, waaronder bijvoorbeeld het gebruik van inningsformulieren en consignatieformulieren die worden opgesteld aan de hand van een gecomputeriseerde drager.

Hoewel men in deze tekst een geheel van bepalingen terugvindt die identiek zijn aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 1985, ging de aandacht uit naar meer duidelijkheid. Zo kregen de artikelen over de betalingswijzen een nieuwe gedaante, net als de artikelen over de toepasbare bedragen. Om deze redenen bleek het gepaster een nieuwe tekst voor te stellen dan over te gaan tot wijzigingen in de vorige reglementering.

Ten slotte werd de tekst aangepast overeenkomstig de opmerkingen van de Raad van State. Zo vervolledigt artikel 11 de tekst van het koninklijk besluit.

Artikelsgewijs commentaar

Artikel 1.Dit artikel onderging weinig wijzigingen in vergelijking met het vorige koninklijk besluit. Wegens de politiehervorming werden de termen om de politiediensten aan te duiden gewijzigd. Ook de namen van de administratieve overheden werden aangepast wegens de hervorming van het overheidsapparaat.

Art. 2.Dit artikel verduidelijkt het documenttype dat moet worden gebruikt om de inning en de consignatie van een som te registreren. De mogelijkheid om gebruik te maken van een gecomputeriseerde drager is een vernieuwing in vergelijking met de vorige reglementering.

Art. 3.Dit is een algemeen artikel dat de bedragen van de onmiddellijke inning bepaalt voor elke categorie van overtredingen.

Art. 4.Deze bepaling verduidelijkt de voorwaarden voor de toepassing van de onmiddellijke inning indien de overtreder een vaste woonplaats of verblijfplaats in België heeft.

In vergelijking met de vorige reglementering, breidt het de mogelijkheden voor de toepassing van de onmiddellijke inning uit tot zware overtredingen van de eerste en de tweede graad.

Voor gewone overtredingen of zware overtredingen van de eerste graad, is de onmiddellijke inning echter uitgesloten indien de totale som van deze inning groter is dan 250 euro.

Bovendien is de onmiddellijke inning uitgesloten indien meer dan een zware overtreding van de tweede graad wordt vastgesteld of indien een zware overtreding samen met een gewone overtreding of een andere zware overtreding van de eerste graad wordt vastgesteld.

Art. 5.Dit artikel verduidelijkt de regels die van toepassing zijn voor niet-ingezetenen. Dezelfde principes die in de vorige reglementering van toepassing waren, werden behouden. Hoewel de mogelijkheid om de onmiddellijke inning te gebruiken werd uitgebreid inzake personen die in België verblijven of er gedomicilieerd zijn (artikel 4), blijven er toch enkele verschillen bestaan. Zo is het mogelijk om aan niet-ingezetenen een onmiddellijke inning met een hoger plafond voor te stellen. Het betreft een maximumplafond dat het voorstel van de onmiddellijke inning niet mag overschrijden. Deze plafonds werden zodanig bepaald dat zij niet onevenredig zijn in vergelijking met de bedragen van de boetes. Het gaat er inzonderheid om te vermijden dat er buitensporige bedragen zouden worden toegepast.

Art. 6.Dit artikel neemt de regels van de consignatie over die reeds in de vorige reglementering lagen vervat.

Art. 7.Dit artikel neemt de verschillende betalingswijzen over en organiseert hen op een duidelijkere wijze door voor elke betalingswijze een bijzonder punt vast te leggen. Inhoudelijk is het buiten bepaalde hieronder aangehaalde punten identiek aan de vorige reglementering.

Dit zijn de voornaamste wijzigingen : - de termijn waarover de overtreder beschikt om een betaling met zegels uit te voeren, wordt uitgebreid van twee tot vijf dagen. Deze uitbreiding laat toe rekening te houden met bepaalde praktische aspecten (moeilijkheid om tijdens het weekend zegels te kopen,...); - er wordt voorzien in een termijn van vijftien dagen voor het opsturen van luik A en/of luik C4 naar het openbaar ministerie in het geval van een betaling met zegels; - de betaling per bankkaart of kredietkaart is in algemene zin opgenomen in punt 3; - de contante betaling ter plaatse werd beperkt tot niet-ingezetenen om het vervoer van aanzienlijke geldsommen door de politiediensten te vermijden. De betaling met zegels vormt de « contante » betalingswijze voor ingezetenen.

Art. 8.Dit artikel verduidelijkt de modaliteiten voor het annuleren van een formulier voor de inning of de consignatie van een bedrag.

Art. 9.Dit artikel geeft de administratieve bestemming aan van de geïnde en geconsigneerde sommen.

Art. 10.Dit artikel bepaalt de regels voor bewaring van de documenten die worden geproduceerd in het kader van de toepassing van deze reglementering.

Art. 11.Het artikel bepaalt het model van formulier voor de toepassing van het besluit.

Art. 12.Dit artikel herroept het vorige koninklijk besluit met uitzondering van het eerste artikel ervan dat bestond in een bepaling inzake de inwerkingtreding van deze tekst.

Art. 13.Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze reglementering.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en trouwe dienaren, De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 65, gewijzigd bij de wetten van 9 juni 1975, 9 juli 1975, 14 juli 1976, 2 juli 1981, 29 februari 1984, 21 juni 1985, 18 juli 1990, 20 juli 1991, 4 augustus 1996 en 16 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 1985 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 oktober 1997, 26 oktober 2000 en 11 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregering bij het ontwerp van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 januari 2003;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de verkeersveiligheidsdoelstellingen van de wetgever en de Regering ten uitvoer te leggen, wordt aan de Raad van State een advies binnen drie dagen gevraagd. Oorspronkelijk was de aanvraag van een advies met een termijn van dertig dagen voorzien, zoals bepaald door de kennisgeving van de Ministerraad van 31 januari 2003.

De aanvraag van een advies binnen drie dagen kan inzonderheid worden uitgelegd door de vertraging vanwege de Gewesten tijdens de betrokkenheidsprocedure. Overeenkomstig het protocolakkoord van 24 april 2001 tot regeling van de betrokkenheid van de Gewestregeringen bij het ontwerpen van de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, werden de Gewestregeringen immers verzocht om mee te werken aan de voorbereiding van het ontwerp.

De Gewestregeringen werden per brief, verzonden op 6 februari 2003, verzocht binnen dertig dagen advies uit te brengen. Gelet op het uitblijven van een antwoord van de gewesten bij het verstrijken van de termijn van dertig dagen, werd dit advies ontvangen tijdens het Overlegcomité van 4 april 2003.

De hoogdringendheid wordt ook gerechtvaardigd door de wil van de Regering om het aantal doden en gewonden op onze wegen drastisch te verminderen. In vergelijking met andere Europese landen vertoont België immers een van de slechtste scores inzake verkeersveiligheidsindicatoren, en dit inzonderheid in termen van mortaliteit. Er moet snel worden opgetreden om de doelstellingen te halen die de Regering zichzelf heeft opgelegd in het kader van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid en om zich zo snel mogelijk aan te passen aan de modellanden op dit gebied. Ter herinnering : België heeft zich ertoe verbonden het aantal doden en gewonden op zijn wegen tegen 2006 met 33 % te verminderen.

In deze optiek werd de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid door het Parlement goedgekeurd (wet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 2003).

Deze wet vereist echter dat de Regering verschillende uitvoeringsbesluiten neemt.

Om de gemeenschappelijke doelstellingen van de wetgever en van de Regering te bereiken, moeten zo snel mogelijk de maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd die werden goedgekeurd om de mortaliteit op onze wegen zo snel mogelijk te verminderen.

Bovendien wordt de hoogdringendheid ook gerechtvaardigd door de wil van de Regering om de verschillende betrokken diensten (parketten, politiediensten) de nodige tijd te geven om het op 1 maart 2004 van kracht worden van de verschillende uitvoeringsbesluiten voor te bereiden.

Bovendien, moet de Regering een reeks maatregelen nemen om de burgers op de hoogte te brengen over de wijzigingen van de reglementering.

Ten slotte, hangt deze tekst samen met het ontwerp van koninklijk besluit tot aanwijzing volgens graad van de zware overtredingen van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, en het is absoluut noodzakelijk dat deze twee teksten gelijktijdig in werking kunnen treden;

Gelet op advies 35.341/4 van de Raad van State, gegeven op 16 april 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor het toepassen van de procedure die in dit besluit geregeld wordt, kunnen enkel het personeel van het operationeel kader van de federale en lokale politie, en de wegenbrigadiers en de controleurs van de Directie Controle van het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep gemachtigd worden.

Art. 2.Voor de inning en de consignatie van een som wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren, die samengevoegd zijn in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 tot het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg. Indien tegelijkertijd verschillende overtredingen ten laste van een weggebruiker worden vastgesteld, noteert de bevoegde agent alle overtredingen op eenzelfde formulier.

Er mag gebruik worden gemaakt van formulieren die worden opgemaakt op basis van een informaticatoepassing. De inlichtingen die ze bevatten zijn gelijkaardig aan bijlage 2 bij voornoemd besluit.

Art. 3.Onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 65 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 : 1° De zware overtredingen bedoeld in het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, kunnen, per overtreding, aanleiding geven tot de inning van een som van : - 150 euro voor de overtredingen van de eerste graad, - 175 euro voor de overtredingen van de tweede graad, - 300 euro voor de overtredingen van de derde graad.2° De overige overtredingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, kunnen aanleiding geven tot de inning van een som van 50 euro per overtreding.3° Een overtreding van artikel 34, § 1, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer geeft aanleiding tot de inning van 137,50 euro.

Art. 4.De onmiddellijke inning is uitgesloten : 1° indien de overtreder minder dan 18 jaar oud is;2° indien één der overtredingen die bij dezelfde gelegenheid worden vastgesteld geen aanleiding kan geven tot deze procedure;3° indien de overtreder een woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft : - wanneer de totale som van de inning meer bedraagt dan 250 euro, indien het uitsluitend gaat om meerdere zware overtredingen van de eerste graad of om één of meerdere overtredingen(en), bedoeld in artikel 3, 2° van dit reglement. De overtreding bedoeld in artikel 3, 3°, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsom; - wanneer meer dan één zware overtreding van de tweede graad wordt vastgesteld of indien een zware overtreding van de tweede graad tegelijkertijd wordt vastgesteld met een overtreding bedoeld in artikel 3, 2°, van dit besluit of met een zware overtreding van de eerste graad; - wanneer een zware overtreding van de derde graad wordt vastgesteld.

Art. 5.Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en meerdere overtredingen bij dezelfde gelegenheid te zijnen laste zijn vastgesteld, mag de geïnde som niet hoger zijn dan 750 euro. Deze som wordt beperkt tot 350 euro wanneer het uitsluitend gaat om meerdere overtredingen van de eerste graad of om één of meerdere overtredingen(en), bedoeld in artikel 3, 2°, van dit besluit.

De overtreding bedoeld in artikel 3, 3°, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsommen.

Art. 6.1. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, en niet onmiddellijk de voorgestelde som betaalt, is de in consignatie te geven som gelijk aan deze die is vastgesteld in artikel 3, 1° en 2°, vermeerderd met een forfaitair bedrag van 110 euro.

Indien verschillende overtredingen werden vastgesteld, worden de bedragen bepaald in artikel 5 van dit besluit, vermeerderd met een forfaitair bedrag van 110 euro. 2. Ingeval van overtredingen van artikel 34, § 1, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer is de in consignatie te geven som 247,50 euro indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats heeft in België en niet onmiddellijk de voorgestelde som betaalt.

Art. 7.De betaling kan op de volgende manier geschieden : 1. Betaling met zegels. 1.1. De betaling met zegels is slechts van toepassing op personen die een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben. Voor die betaling wordt het bedrag dat op strook C1 van het formulier is vermeld, voldaan door op strook C2/C3 van het formulier zegels te plakken die hiervoor uitgegeven worden door het Ministerie van Financiën, meer bepaald door de administratie die bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde.

Deze zegels worden verkocht in de ontvangkantoren van genoemde administratie en in de postkantoren. De Minister van Financiën of zijn afgevaardigde kan eveneens toelating geven aan andere openbare of private instellingen deze zegels te verkopen onder de voorwaarden die hij bepaalt. 1.2. Indien de overtreder aanwezig is op het ogenblik van de vaststelling worden hem onmiddellijk de stroken C1 en C2/C3 van het formulier overhandigd.

Strook C2 van het formulier wordt onmiddellijk aan de bevoegde agent teruggeven of naar het op dit bericht vermelde politiebureau gezonden binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van vaststelling. Het postmerk dient als bewijs van de datum van verzending. 1.3. Indien de overtreder afwezig is op het ogenblik van de vaststelling, worden de stroken C1 en C2/C3 van het formulier op het voertuig aangebracht.

Indien de in artikel 34, § 1, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, bedoelde overtreding werd vastgesteld ingevolge een bloedanalyse, worden de stroken C1 en C2/C3 van het formulier door het Openbaar Ministerie naar de overtreder gezonden.

Strook C2 van het formulier wordt door de overtreder behoorlijk aangevuld en naar het op dit bericht vermelde politiebureau gezonden binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de datum van vaststelling van de overtreding, waarbij het postmerk dient als bewijs van verzending. 1.4. Indien op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding de inning niet ter plaatse kan geschieden, worden met het oog op de toepassing van artikel 62, achtste lid, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, stroken C1 en C2/C3 van het formulier dat aan de overtreder wordt overhandigd of op het voertuig wordt aangebracht, beschouwd als het aan de overtreder gezonden afschrift van het proces-verbaal van vaststelling. 1.5. Na verloop van een termijn van vijftien werkdagen te rekenen vanaf de datum van de vaststelling, worden strook A en strook C2 van het formulier die onmiddellijk aan de bevoegde agent zijn teruggeven of door de overtreder zijn teruggezonden, doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie bij de bevoegde politierechtbank.

Bij niet betaling wordt alleen strook A van het formulier na verloop van dezelfde termijn, verzonden naar het Openbaar Ministerie bij de bevoegde politierechtbank. 1.6. Strook B blijft aan het boekje gehecht. 1.7. De betaling met zegels kan opgelegd worden voor de overtredingen bedoeld in artikel 3 van dit besluit. 2. Betaling in geld. 2.1. De betaling in geld is slechts van toepassing op personen die geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben. Voor die betaling vult de bevoegde agent de stroken A, B en C1 van het formulier in, waarvan : - strook A dezelfde dag wordt verzonden aan het Openbaar Ministerie bij de bevoegde politierechtbank; - strook B aan het boekje gehecht blijft; - strook C1 onmiddellijk aan de overtreder wordt afgegeven. 2.2. Indien de overtreder de som betaalt in euro, kan hij slechts betalen met bankbiljetten en, in voorkomend geval, met munten van 1 of 2 euro of 50 cent. 2.3. Indien de overtreder de som niet kan betalen in euro, kan worden betaald met bankbiljetten in één van de volgende muntéénheden : pond sterling of US dollar.

De Minister van Financiën stelt op geregelde tijdstippen, voor iedere som, de bedragen vast in deviezen andere dan die van de EURO-zone met het oog op de betaling in bankbiljetten. 3. Betaling met bank- of kredietkaart. 3.1. De betaling met bank- of kredietkaart, door de Minister van Financiën aangenomen onder de voorwaarden die hij bepaalt, is van toepassing op personen die al dan niet een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben.

Voor die betaling vult de bevoegde agent de stroken A, B en C1 van het formulier in, waarvan : - strook A dezelfde dag wordt verzonden aan het Openbaar Ministerie bij de bevoegde politierechtbank; - strook B aan het boekje gehecht blijft; - strook C1 onmiddellijk aan de overtreder wordt afgegeven met een bewijs van de uitvoering van de betaling. 3.2. De geheven som wordt steeds uitgedrukt in euro. 4. Samenvoeging van betalingswijzen. 4.1. De overtreder mag slechts van één betalingswijze toepassing maken. 4.2. Wanneer hij in geld betaalt, mag hij slechts gebruikmaken van een van de munteenheden bepaald bij artikel 7.2. van dit besluit.

Art. 8.Wanneer een formulier voor inning of consignatie van een som ongeldig moet worden gemaakt, constateert de agent, die er houder van is, het ongeldig maken door middel van een gedagtekende en ondertekende vermelding op alle stroken van het formulier.

Dezelfde werkwijze moet worden gevolgd voor formulieren, opgemaakt op basis van informaticatoepassing.

Art. 9.De sommen in geld geïnd of in consignatie gegeven overeenkomstig de artikelen 5 en 6, worden op geregelde tijdstippen gestort, na aftrekking van de kosten, op de postrekening van een rekenplichtige van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, sector registratie en domeinen.

De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor de betaling door middel van kredietkaarten.

Art. 10.Alle bescheiden betreffende de inning en de consignatie van een som worden gedurende vijf jaar bewaard in de bureaus waartoe het in artikel 1 bedoelde personeel behoort.

Art. 11.Bijlage 2 tot het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg wordt door de bijlage bij dit besluit vervangen.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 10 juni 1985 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 31 oktober 1997, 26 oktober 2000 en 31 december 2001 wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 1.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004.

Art. 14.Onze Minister van Mobiliteit, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ALBERT Von Königs wegen: Die Ministerin der Justiz, Frau L. ONKELINX Der Minister der Finanzen, D. REYNDERS Der Minister der Mobilität, B. ANCIAUX

^