Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 februari 2005
gepubliceerd op 28 februari 2005

Koninklijk besluit tot verduidelijking van de criteria waarmede rekening moet worden gehouden bij het onderzoek van ontwerpen van handelsvestiging en de samenstelling van het sociaal-economisch dossier

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011107
pub.
28/02/2005
prom.
22/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/22/2005011107/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot verduidelijking van de criteria waarmede rekening moet worden gehouden bij het onderzoek van ontwerpen van handelsvestiging en de samenstelling van het sociaal-economisch dossier


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen, inzonderheid op de artikelen 5, derde lid, 7, § 2, tweede lid, en 20.

Gelet op het advies nr. 38.026/1 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1er, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Onze Minister van Middenstand, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de wet : de wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen.

Art. 2.Ter verduidelijking van het criterium zoals bepaald in artikel 7, § 2, 1° van de wet kunnen onder meer volgende elementen in overweging genomen worden : 1° de inpassing van de handelsvestiging in de plaatselijke ontwikkelingsprojecten of binnen het kader van het stedenpatroon;2° het effect van de inplanting inzake duurzame mobiliteit, meer bepaald het gebruik van de ruimte en de verkeersveiligheid.

Art. 3.Ter verduidelijking van het criterium zoals bepaald in artikel 7, § 2, 2° van de wet kunnen onder meer volgende elementen in overweging genomen worden : 1° de demografische dynamiek;2° de beschrijving van de inbreng van de nieuwe vestiging op het vlak van assortiment en prijsniveau;3° het verzorgingsgebied dat de handelsvestiging wil beslaan in verhouding tot de verzorgingsgebieden van de bestaande nabije handelskernen;4° de bereikbaarheid van nieuwe vestiging via het bestaande openbaar vervoer en via individuele transportmiddelen;5° de duurzame invloed op de prijzen door de handelsvestiging;6° de verruiming van de keuzemogelijkheid van de consument.

Art. 4.Ter verduidelijking van het criterium zoals bepaald in artikel 7, § 2, 3° van de wet kunnen onder meer volgende elementen in overweging genomen worden : 1° de verwachtingen inzake de creatie van bruto werkgelegenheid door de nieuwe handelsvestiging, per categorie en op korte, middellange en lange termijn;2° verhouding van de creatie van de bruto werkgelegenheid, evenals het netto saldo van de werkgelegenheid op korte termijn;3° de voorstelling van het beleid van de nieuwe handelsvestiging op vlak van de kwaliteit van de werkgelegenheid;4° het of de betrokken paritaire comités in het kader van de kwaliteit van de arbeidsplaatsen.

Art. 5.Ter verduidelijking van het criterium zoals bepaald in artikel 7, § 2, 4° van de wet kunnen onder meer volgende elementen in overweging genomen worden : 1° de marktpositie op het vlak van de verzorgingsgebieden;2° het verlies of de versterking van de aantrekkelijkheid van de stadskern;3° de mogelijke positieve of negatieve gevolgen op structureel vlak voor de bestaande nabije handelskernen;4° het evenwicht en de complementariteit tussen de kleine en grote distributie.

Art. 6.Het sociaal-economisch dossier zoals bedoeld in artikel 5 van de wet, wordt samengesteld op basis van de criteria zoals gestipuleerd in het artikel 7, § 2 van de wet.

Art. 7.Het met redenen omklede advies zoals bepaald in artikel 7, § 1 van de wet bevat voor ieder criterium zoals bepaald in artikel 7, § 2 van de wet een afzonderlijke beoordeling en besluit vervolgens tot een globale beoordeling van de aanvraag.

Art. 8.Dit besluit en de wet treden in werking op 1 maart 2005.

Art. 9.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Middenstand zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^