Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 2006
gepubliceerd op 27 april 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200731
pub.
27/04/2006
prom.
22/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958, betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2003 Vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 2003 onder het nummer 68176/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in uitvoering van hoofdstuk V van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen, alsook op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.

De bepalingen van hoofdstuk IV van deze overeenkomst zijn van toepassing op de organisaties die deze overeenkomst ondertekenen. HOOFDSTUK II. - Vaststelling van de forfaitaire bijdrage

Art. 3.De in artikel 1 bedoelde werkgevers zijn aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" per kwartaal en per arbeider een forfaitaire bijdrage verschuldigd.

Art. 4.Voor elke arbeider die gedurende het volledig kwartaal ononderbroken in dienst is, is de verschuldigde forfaitaire bijdrage gelijk aan het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdrage.

Voor elke arbeider die in de loop van het kwartaal in- of uitdienst treedt, is de verschuldigde forfaitaire bijdrage gelijk aan het dagbedrag van de forfaitaire bijdrage vermenigvuldigd met het aantal dagen (zater- en zondagen niet meegeteld) gedurende dewelke de arbeider in dienst is tijdens het betreffende kwartaal, met als maximum het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdrage.

Bij schorsing van de arbeidsovereenkomst ingevolge arbeidsongeschiktheid in de loop van het kwartaal, wordt de verschuldigde forfaitaire bijdrage verminderd met een bedrag gelijk aan het dagbedrag van de forfaitaire bijdrage vermenigvuldigd met het aantal dagen arbeidsongeschiktheid in de loop van het betrokken kwartaal (zater- en zondagen niet meegedeeld) die zich buiten de periode van het gewaarborgd loon eerste week situeren.

Art. 5.Het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdrage voor 2004 is vastgesteld op : - 480,00 EUR voor de ondernemingen die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetalbouw 024, categorie B, kengetal-bouw 054 of categorie C, kengetal-bouw 044; - 400,00 EUR voor de ondernemingen die gerangschikt zijn in de categorie D, kengetal-bouw 026.

Het dagbedrag van de forfaitair bijdrage voor 2004 is vastgesteld op : - 7,385 EUR voor de ondernemingen die gerangschikt zij in de categorie A, kengetal-bouw 024, categorie B, kengetal-bouw 054 of categorie C, kengetal-bouw 044; - 6,154 EUR voor de ondernemingen die gerangschikt zijn in de categorie D, kengetal-bouw 026.

De kwartaal- en dagbedragen van de forfaitaire bijdrage voor de jaren na 2004 worden door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf vastgelegd bij collectieve arbeidsovereenkomst na evaluatie van de inkomsten uit de forfaitaire bijdrage.

De bedragen kunnen, indien nodig, halfjaarlijks worden aangepast. HOOFDSTUK III. - Inning en invordering van de forfaitaire bijdrage

Art. 6.De inning en de invordering van de forfaitaire bijdrage wordt verricht door het fonds voor bestaanszekerheid.

De wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze opdracht wordt uitgevoerd, worden vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 7.De door de in artikel 1 bedoelde werkgevers verschuldigde forfaitaire bijdrage moet uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal waarvoor ze verschuldigd is gestort worden bij het fonds voor bestaanszekerheid.

De werkgever die in een welbepaald kwartaal meer dan twee arbeiders tewerkstelde is ertoe gehouden voor het daaropvolgend kwartaal, uiterlijk de 5de van iedere maand volgend op elk van de maanden van die kwartaal, een voorschot te betalen op de forfaitaire bijdrage. Het bedrag van het voorschot wordt vooraf berekend door het fonds voor bestaanszekerheid en is, per maand, gelijk aan 30 pct. van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdrage vermenigvuldigd met het aantal arbeiders die de werkgever tewerkstelde tijdens het voorlaatste vervallen kwartaal. Indien de werkgever in het voorlaatste vervallen kwartaal geen arbeiders tewerkstelde is er geen voorschot verschuldigd op de forfaitaire bijdrage.

Indien het totaal gestorte bedrag aan voorschotten het uiteindelijk verschuldigd bedrag overschrijdt, wordt het verschil onmiddellijk teruggestort door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 8.Het fonds voor bestaanszekerheid stuurt in de loop van de derde maand van elk kwartaal aan de in artikel 1 bedoelde werkgevers aan aangifteformulier samen met vier overschrijvingsformulieren, waarvan drie bedoeld zijn voor de storting van de maandelijkse voorschotten en één van de storting van het saldo. Op de formulieren bestemd voor de betaling van de voorschotten is het bedrag van het verschuldigde voorschot, zoals dit vooraf door het inningsorganisme is berekend, voorgedrukt.

De betaling van de voorschotten en van de forfaitaire bijdrage (of het saldo ervan) moet gebeuren via storting of overschrijving op het crédit van de financiële rekening van het fonds voor bestaanszekerheid door middel van de in het vorig lid bedoelde formulieren of minstens met vermelding van de voorgedrukte structurele mededeling. De datum van inschrijving op de rekening van het fonds voor bestaanszekerheid geldt als datum van betaling.

Het aangifteformulier moet ingevuld en ondertekend teruggestuurd worden aan het inningsorganisme uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal waarop de aangifte betrekking heeft.

Art. 9.Op de voorschotten die niet werden betaald binnen de door artikel 6 vastgestelde termijn, is de werkgever een bijdrageopslag van 10 pct. van hun bedrag verschuldigd en een verwijlinterest waarvan het percentage overeenstemt met wat is voorzien voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers. De verwijlinterest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de door artikel 6 vastgestelde termijn, tot op de dag waarop de bijdragen werden betaald. Deze burgerlijke sancties worden niet toegepast op het gedeelte van de vooraf berekende voorschotten die het uiteindelijk verschuldigde bedrag overschrijdt.

Op de forfaitaire bijdragen of, ingeval er voorschotten moeten betaald worden, op het saldo ervan die niet werden betaald binnen de door artikel 6 vastgestelde termijn, is de werkgever een bijdrageopslag van 10 pct. van hun bedrag verschuldigd en een verwijlinterest waarvan het percentage overeenstemt met wat is voorzien voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers. De verwijlinterest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de door artikel 6 vastgestelde termijn, tot op de dag waarop de bijdragen werden betaald.

Art. 10.De erkende sociale secretariaten van werkgevers beschikken over een termijn van 20 werkdagen vanaf het verstrijken van de in de artikelen 6 en 7 vastgestelde termijnen. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen

Art. 11.De inning op basis van het forfait moet (op het globale niveau van de sector) hetzelfde totaalbedrag aan bijdragen realiseren als de huidige financieringswijze. Dit betekent dat het resultaat van de forfaitaire inning (op jaarbasis) gelijk moet zijn aan 11,18 pct. (kengetallen 024, 044 en 054) en 7,68 pct. van de totale loonmassa, berekend aan 108 pct.

De inkomsten uit het forfait worden per kwartaal geëvalueerd.

Eventuele verschillen met de globale doelstelling uitgedrukt in percent op de loonmassa, worden per kwartaal of halfjaarlijks gecorrigeerd door aanpassing van het bedrag van het forfait.

Een tekort in de financiering mag op geen enkel ogenblik leiden tot een vermindering van het bedrag van de vergoeding of tot een vertraging in de uitbetaling ervan.

De ondertekenende organisaties verbinden zich ertoe om tijdens de duurtijd van het sectoraal akkoord 2003-2004 geen maatregelen te treffen die ertoe zouden leiden de uitkeringen inzake de bestaanszekerheidsvoordelen te verdagen, te verminderen of af te schaffen.

Art. 12.Overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 januari 1999 betreffende de boekhouding en de jaarrekeningen met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 6 van het ministerieel besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van hoofdstuk III van het voormeld koninklijk besluit van 15 januari 1999, zullen de nodige maatregelen getroffen worden ten einde de technische reserves niet te verminderen.

In geval van een surplus aan inkomsten worden progressief technische reserves opgebouwd tot 160 miljoen EUR. Het bedrag van de forfaitaire bijdrage kan na 2004 verminderd worden na evaluatie van de inkomsten en van de progressieve opbouw van de technische reserves. Zij kan echter niet verminderd worden zolang de voormelde technische reserves niet volledig zijn samengesteld. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004.

Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd met dien verstande dat zij te allen tijde kan worden aangepast aan bepalingen van andere in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

Mits eenparig akkoord van de partijen, mag deze overeenkomst worden opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.

De opzegging wordt betekend bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^