Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 mei 2005
gepubliceerd op 27 mei 2005

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van het verlof voorafgaand aan de pensionering van de statutaire personeelsleden van de CBFA

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003513
pub.
27/05/2005
prom.
22/05/2005
ELI
eli/besluit/2005/05/22/2005003513/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van het verlof voorafgaand aan de pensionering van de statutaire personeelsleden van de CBFA


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van de voormelde wet van 2 augustus 2002, inzonderheid op artikel 40, § 3, eerste lid, vervangen bij de programmawet van 5 augustus 2003;

Gelet op het overgangsplan bedoeld in artikel 40 van voormeld besluit;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid : - dat het verlof voorafgaand aan de pensionering, waarin artikel 40 van het voormeld koninklijk besluit van 25 maart 2003 voorziet, integraal deel uitmaakt van het overgangsplan bedoeld door artikel 40 van dat besluit; - dat de overgangsperiode, waarvan sprake in datzelfde artikel, op 31 december 2005 verstrijkt; - dat de overgedragen personeelsleden moeten kunnen kiezen uit al de opties waarin dat artikel voorziet en zij daartoe alle modaliteiten en voorwaarden ervan moeten kennen; - dat het derhalve past de bepalingen van dit besluit onverwijld af te kondigen, teneinde alle maatregelen van het overgangsplan tijdig te realiseren;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 april 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De statutaire personeelsleden van de CBFA kunnen verlof voorafgaand aan de pensionering aanvragen, indien zij vóór 1 september 2006 de leeftijd van zesenvijftig jaar hebben bereikt of bereiken en zij op 60 jaar ten minste 15 jaar pensioenaanspraakverlenende dienstjaren in de openbare sector tellen, met uitzondering van de bonificaties wegens studies en van andere periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen.

Onverminderd artikel 2 vangt het verlof voorafgaand aan de pensionering aan op de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand tijdens dewelke het personeelslid zijn aanvraag heeft ingediend, maar ten vroegste de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke het personeelslid zesenvijftig wordt.

Art. 2.De aanvraag wordt ingediend bij de Secretaris-generaal en het verlof wordt toegestaan door het directiecomité. Indien het directiecomité oordeelt dat de aanvraag onverenigbaar is met de goede werking van de dienst, in acht genomen de specifieke kennis, capaciteiten, vaardigheden, vorming die het personeelslid heeft genoten en in acht genomen de belangrijkheid van de taak waarmee het is belast, kan het dat verlof uitstellen voor een periode van zes maanden.

Art. 3.De aanvraag om verlof voorafgaand aan de pensionering bedoeld in artikel 1 geldt als aanvraag om vervroegd pensioen op de leeftijd van 60 jaar.

Het verlof voorafgaand aan de pensionering is onomkeerbaar en eindigt de laatste dag van de maand gedurende dewelke de belanghebbende de leeftijd van zestig jaar bereikt, of, in geval van latere wijziging van de wetgeving de leeftijd vanaf dewelke de betrokken personen tot het rustpensioen worden toegelaten zonder penaliteit voor vervroeging.

Art. 4.Het personeelslid met verlof voorafgaand aan de pensionering ontvangt een wachtgeld gelijk aan 80 % van de jaarlijkse brutowedde, die hem zou worden uitgekeerd wanneer hij volledige prestaties zou volbrengen. Die wedde wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald en wordt, desgevallend, verhoogd met haard- en standplaatstoelagen en de tweetaligheidspremie. Het personeelslid ontvangt eveneens 80 % van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die hem zouden worden uitgekeerd indien hij volledige prestaties zou volbrengen.

Art. 5.Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid dat van een dergelijk verlof geniet, heeft niet langer recht op een bevordering door verhoging in graad, noch op een bevordering door verhoging in weddeschaal.

Art. 6.Het jaarlijks vakantieverlof van een personeelslid dat geniet van een verlof voorafgaand aan zijn pensionering, wordt in evenredige mate verminderd in het jaar waarin dit laatste verlof een aanvang neemt.

Art. 7.De ambtenaren die genieten van het in artikel 1 bedoeld verlof mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen. Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten 10.000 EUR bruto per kalenderjaar overschrijden, wordt het wachtgeld verminderd of geschorst;

Dat bedrag wordt vermeerderd met 3.000 EUR, indien de begunstigde of zijn echtgenoot kinderbijslag of een als zodanig geldende tegemoetkoming ontvangt voor ten minste één kind.

Indien voor een bepaald kalenderjaar, de inkomsten uit beroepsactiviteiten met ten minste 15 pct. het grensbedrag overschrijden, wordt de betaling van het wachtgeld geschorst voor datzelfde jaar.

Indien, voor een bepaald kalenderjaar de inkomsten uit beroepsactiviteiten met minder dan 15 pct., het grensbedrag overschrijden, wordt, voor datzelfde jaar, het wachtgeld verminderd naar rato van het percentage waarmee de inkomsten het grensbedrag overschrijden.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.

Art. 9.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^