Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 april 2002
gepubliceerd op 04 juni 2002

Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022270
pub.
04/06/2002
prom.
23/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/23/2002022270/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan wij de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als hoofdoel een aantal bepalingen uit te voeren van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, dat in de sociale zekerheid het concept van bestuursovereenkomsten invoert.

Sinds de jaren 80 is de responsabilisering van de actoren van de sociale zekerheid een belangrijke politieke bekommernis. Het gaat om het bewaren van de verworvenheden van de sociale zekerheid, terwijl een duurzame financiering verzekerd blijft. Een nieuwe stap zal gezet worden in 2002 met de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomsten, gesloten tussen de Belgische Staat en de sociale parastatalen. De doelstelling is de sociale zekerheid uit te rusten met een nieuw werkkader, dat dankzij een responsabilisering van het administratief beheer zal toelaten de efficiency van de aangeboden diensten te verhogen.

Algemene beginselen van de bestuursovereenkomsten.

In het verslag aan de Koning van het voornoemde besluit van 3 april 1997 wordt een bestuursovereenkomst bepaald als zijnde « een contract tussen het orgaan dat delegeert (de Staat) en het orgaan dat de taak uitvoert (de instelling van sociale zekerheid : het beheerscomité en persoon belast met het dagelijks bestuur), waarbij deze laatste een bepaalde output (d.i. dienstverlening) moet leveren en daartoe over voldoende ruimte beschikt in de inrichting van de interne organisatie en in de aanwending van het hem toegemeten budget ». Er wordt ook gepreciseerd dat « de bestuursovereenkomsten met instellingen van sociale zekerheid enkel betrekking hebben op het beheer van de instellingen en niet op de inhoud van de sociale programma's. De algemene veranderingen t.o.v. de vroegere bestuurlijke situatie behelzen hierbij : - uitdrukkelijk omschrijven van producten en diensten (output); - daaraan gekoppeld toekennen van middelen (input); - toekennen van grotere bevoegdheden inzake het gebruik van middelen; - afspraken over bewaking van voortgang en verantwoording; - één en ander vastgelegd in expliciete contracten.

De belangrijkste voordelen van dit soort overeenkomst zijn : een efficiëntere bedrijfsvoering door de instelling, een grotere mate van kostenbewustheid, met als gevolg besparingen, een betere arbeidsvoldoening en snellere besluitvormingsprocedures ».

De politieke overheid blijft dus bevoegd voor het bepalen van het sociaal beleid, met eerbiediging van de overlegprocedures met de sociale partners en om opdrachten toe te kennen aan de parastatale instellingen. Zodra deze opdrachten bepaald zijn, zullen deze instellingen verantwoordelijk worden gehouden voor hun uitvoering en de graad van doeltreffendheid van deze uitvoering in het kader van de bestuursautonomie die hen zal worden toegekend. Het doel van de bestuursovereenkomsten is de openbare instellingen van sociale zekerheid te responsabiliseren inzake administratieve efficiëntie.

De relatie van toezicht die heden bestaat tussen een Minister en een instelling zal worden vervangen door een contractuele relatie die ieders verplichtingen bepaalt. Dit betekent concreet dat de bestuursovereenkomst de opdrachten van de instelling bepaalt, de doelstellingen inzake administratieve efficiëntie vaststelt, evenals een beheersbegroting die haar in staat moet stellen deze doelstellingen te bereiken. Bovendien zorgt een nieuw wettelijk en reglementair kader ervoor dat de instelling over een grotere autonomie beschikt inzake begroting en personeel.

De bestuursovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden (artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 3 april 1997) : « 1° de taken die de instelling op zich neemt ter vervulling van de opdrachten die haar door of krachtens de wet, of bij Regeringsbeslissing zijn toevertrouwd; 2° de gekwantificeerde doelstellingen inzake efficiëntie en kwaliteit met betrekking tot deze taken;3° in de mate dat de instellingen rechtstreeks contact hebben met het publiek, de gedragsregels ten aanzien van het publiek;4° de methodes voor het meten en het opvolgen van de mate waarin de doelstellingen en gedragsregels worden nageleefd;5° de berekeningswijze en de vaststelling van de beheerskredieten die voor de uitvoering van deze taken ter beschikking worden gesteld;6° de berekeningswijze en de vaststelling van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren;7° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de positieve sancties voor de instelling bij naleving van de verbintenissen uit de bestuursovereenkomst;8° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de oplossende maatregelen of sancties bij niet-naleving door één der partijen van haar verbintenissen uit hoofde van de bestuursovereenkomst. § 2, 7° en 8° treden in werking op een door de Koning te bepalen datum. » De eerste bestuursovereenkomsten zullen voor een duur van drie jaar worden afgesloten.

De graad van verwezenlijking van de doelstellingen zal worden bepaald op basis van indicatoren die periodiek zullen gemeten worden en die opgenomen zullen worden in dashboards. Hiernaast zullen de openbare instellingen van sociale zekerheid een bestuursplan opmaken waarin de wijze wordt uiteengezet waarop de toegekende taken zullen worden uitgevoerd met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in de bestuursovereenkomst.

De begroting van de openbare instellingen van sociale zekerheid die een overeenkomst hebben afgesloten zal bestaan uit twee delen : - een opdrachtenbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende de wettelijke opdrachten van de instelling; - een beheersbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende het beheer van de instelling.

In de beheersbegroting wordt een onderscheid gemaakt tussen : - de personeelsuitgaven; - de werkingsuitgaven; - de investeringsuitgaven.

De beheersbegroting kan slechts limitatieve kredieten bevatten, met uitzondering van de kredieten betreffende belastingen, verschuldigde bijdragen krachtens fiscale bepalingen of uitgaven ingevolge gerechtelijke procedures of beslissingen. Het beheersorgaan kan echter beslissen kredieten in de beheersbegroting van eenzelfde boekjaar over te dragen mits het gunstig advies van de regeringscommissaris die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De kredieten die voorzien zijn voor de investeringsuitgaven of voor de met het investeringprogramma verbonden werkingsuitgaven, die niet tijdens het begrotingsjaar zullen opgebruikt zijn, zullen opnieuw worden ingeschreven in de beheersbegroting van het volgende begrotingsjaar, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van het investeringsprogramma. De opdrachtenbegroting, daarentegen, zal niet-limitatieve kredieten mogen bevatten.

Inzake personeel zal het beheersorgaan zelfstandig het organieke kader mogen vaststellen. Hierin zal het geheel worden beschreven van de betrekkingen die bekleed worden of bekleed kunnen worden door het statutair of het contractueel personeel. Een verhouding zal worden vastgesteld tussen het organieke kader en het functionele organigram van de instelling, wat zodoende de basis vormt voor een echt beleid inzake personeel.

De controle zal zoals voorheen worden uitgeoefend door middel van twee regeringscommissarissen : een die de toezichthoudende Minister vertegenwoordigt en een ander die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De rol van deze commissarissen is echter belangrijker geworden : « De commissarissen moeten voornamelijk gezien worden als de vertegenwoordigers van een andere partij in een contractuele relatie, waarbij beide partijen gezamenlijk streven naar het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen op de meest efficiënte manier. Dit impliceert een grotere betrokkenheid van de regeringscommissarissen bij de werking van de instelling en het opnemen, door deze laatsten, van een aantal verantwoordelijkheden inzake het tijdig aangeven van risico's tot niet-naleving van de bestuursovereenkomst » (commentaar bij de artikelen van het K.B. van 3 april 1997). Jaarlijks zal er een overleg moeten plaatsvinden tussen de regeringscommissarissen, het beheersorgaan en de administrateur-generaal van de instelling, ten einde de goede uitvoering van de bestuursovereenkomst te evalueren.

De bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten Een bilaterale vergadering werd met de RSZPPO op 14 november 2001 gehouden. Behalve een afvaardiging van de instelling, waren vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Kabinetten, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en van het Ministerie van Sociale Zaken, een vertegenwoordiger van de Regeringscommissaris voor de sociale zekerheid en de Regeringscommissarissen en/of afgevaardigden van het Ministerie van Financiën bij de instelling op deze vergadering aanwezig. Voor de overeenkomst werd nagegaan of ze in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen, inzonderheid artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met het economisch, sociaal en financieel beleid van de Staat, met het Handvest van de sociaal verzekerde en met de administratieve vereenvoudiging.

Ingevolge de beslissingen van de Ministerraad van 7/12/2001 werd de overeenkomst aangepast wat betreft de gemeenschappelijke bepalingen inzake de verbintenissen van de Staat en de wijze van berekening van de beheerskredieten.

De beheerskredieten hebben geen voorwerp uitgemaakt van een aanpassing, met dien verstande dat : - de kost van de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst « Maatschappij voor mechanografie voor de toepassing van de sociale wetten - Société de mécanographie pour l'application des lois sociales » (de zgn. « MvM - Smals ») gecompenseerd wordt binnen de toegekende kredieten « MvM - Smals »; - de kost van de sociale programmatie, voorgesteld door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, gecompenseerd wordt binnen de goedgekeurde personeelskredieten.

Voor de genormeerde kosten (personeelskosten, werkingskosten en investeringen uitgezonderd informatica), is de toegestane verhoging in 2003 en 2004 in principe de gezondheidsindex en de door de Regering weerhouden verhoging in het kader van zijn stabiliteitsprogramma.

De basisopdrachten van de RSZPPO ten aanzien van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, waartoe ook de lokale politiekorpsen en hun statutaire en contractuele werknemers behoren, zijn : - de inning van het geheel van de sociale zekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers, van de inhoudingen op de sociale prestaties en van de pensioenbijdragen (ongeveer 300.000 werknemers); - de financiering van de solidaire pensioenstelsels van de vastbenoemde personeelsleden van de lokale besturen (ongeveer 130.000 werknemers); - de toekenning en de betaling van de gezinsbijslag ten gunste van de kinderen van het personeel van deze besturen (167.000 kinderen en 98.000 gezinnen); - de betaling van de premies aan deze besturen voor rekening van verschillende overheden (premies voor de gesubsidieerde contractuelen, voor de werknemers tewerkgesteld in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds in de ziekenhuizen, de veiligheidscontracten); - de organisatie van een sociale dienst voor de besturen die zich vrijwillig hebben aangesloten voor hun personeel (meer dan 105.000 werknemers); - het ter beschikking stellen van de loon- en prestatiegegevens aan de verschillende instellingen van sociale zekerheid via de Kruispuntbank van de sociale zekerheid; - het opmaken van statistieken met betrekking tot de provinciale en plaatselijke besturen.

De bestuursovereenkomst bevat verbintenissen met betrekking tot de uitvoering van deze diverse opdrachten.

Inzake sociale zekerheid zal de RSZPPO, na de realisatie van een zeer gedetailleerd model van socialezekerheidsaangifte, dat de voorloper is van de multifunctionele, en na de veralgemening van de aangifte op magnetische drager sedert 1992, zowel de structuur van zijn aangifte als de wijze van overdracht aanpassen. De elektronische overdracht zal de magnetische drager vervangen. Tevens zal deze aangifte zich inschakelen in de multifunctionele aangifte (DMFA), hetgeen de eenvormige inzameling en overdracht mogelijk zal maken van de administratieve gegevens die noodzakelijk zijn voor de toekenning van de rechten aan de sociaal verzekerden.

De RSZPPO zal, zoals in het verleden maar met nog meer doeltreffendheid, trachten de aangesloten besturen bij te staan in de uitvoering van hun verplichtingen inzake sociale zekerheid en pensioen, zijn gegevensbank lonen - prestaties toegankelijk te maken voor de gegevens die hen aanbelangen en de financiering te waarborgen van de verschillende sectoren die hem zijn toevertrouwd.

De RSZPPO ontwikkelde in het bijzonder een systeem van informatieverstrekking dat het verder zal blijven verbeteren zowel wat betreft de wettelijke en reglementaire wijzigingen en de aanpassingen die eruit voortvloeien op het niveau van het informaticasysteem als wat betreft de statistische gegevens. Zijn inspectiedienst zal naast zijn controle-opdracht verder een adviestaak blijven vervullen.

Inzake het beheer van de gezinsprestaties, streeft de bestuursovereenkomst een verbetering van de dienstverlening aan de begunstigde na. Zij stelt als doelstelling om, benevens de correcte en regelmatige betaling van de kinderbijslag en de volledige eerbiediging van de bepalingen van het Handvest van de sociaal verzekerde, elke kinderbijslagaanvraag binnen de maand te behandelen voor de overgrote meerderheid van de dossiers. Bovendien zal een betere opvolging van de terugvorderingen gewaarborgd worden, samen met de nodige informatie aan de gerechtigde.

Met het oog op een betere dienstverlening zal in de loop van het jaar 2002 een onafhankelijke klachtendienst geïnstalleerd worden.

Tevens wordt de terbeschikkingstelling van een gratis telefoonnummer in het vooruitzicht gesteld.

De controle op de toekenning en het behoud van het recht op kinderbijslag wordt verricht via de toegang tot het rijksregister van de natuurlijke personen, via het verzenden van documenten waarvan het terugsturen opgevolgd wordt via een systeem van streepjescode, via on-line verbinding met het door de RKW beheerde Nationaal repertorium van de kinderbijslag, door middel van informatie-uitwisseling via de Kruispuntbank (ziekte-attesten, gegevens met betrekking tot werkloosheid...) alsook, voor wat betreft de opvraging van de arbeidsprestaties van de rechthebbenden, via elektronische weg bij de eigen dienst die de socialezekerheidsaangiften beheert.

De gemeenschappelijke sociale dienst moet aan de aangesloten personeelsleden sociale hulp verzekeren die rekening houdt met de noden van onze samenleving. Daarom zal deze bijzondere dienst van de RSZPPO nagaan of de aan de begunstigden verleende diensten aan de werkelijke noden beantwoorden. Daartoe zal hij de nodige contacten leggen met de verschillende sociale diensten.

De verwezenlijking van het geheel van de doelstellingen veronderstelt de noodzakelijke menselijke, budgettaire en informatica-middelen. De budgettaire middelen werden vastgelegd door de Overheid. De menselijke en informatica-middelen behoren binnen het reglementair kader tot de beslissingen van de RSZPPO zelf.

De bestuursovereenkomst veronderstelt tevens een bestuursplan en boordtabellen met aangepaste indicatoren ten einde na te gaan in welke mate de aangekondigde doelstellingen gerealiseerd worden. Bovendien zal de kwaliteit van de verleende diensten geëvalueerd worden.

De verbintenissen van de Staat, gemeenschappelijk aan alle bestuursovereenkomsten met de instellingen van sociale zekerheid, houden in : - het overleg van de Staat met de instellingen van sociale zekerheid naar aanleiding van wijzigingen van de wetgeving; - het in rekening brengen, tijdens de evaluatie van de overeenkomst, van gebeurtenissen van overmacht of van politieke beslissingen die gevolgen zouden kunnen hebben op de verwezenlijking van de overeenkomst; - de verzekering van een doeltreffende medewerking van de federale ministeries in de opdrachten waar een samenwerking met een instelling noodzakelijk is.

In het hoofdstuk dat handelt over de beheerskredieten, wordt er voor alle instellingen eenzelfde bedrag voorzien waarboven elke beslissing om een onroerend goed te verwerven, te bouwen, te renoveren of te vervreemden onderworpen wordt aan een voorafgaande machtiging. Er wordt eveneens een voorafgaande machtiging voorzien van de voogdijminister en van de minister van begroting voor de affectatie van de opbrengst van de verkoop van roerende of onroerende goederen.

De bestuursovereenkomst zou in elk geval het instrument moeten zijn om de kwaliteit van de dienstverlening van de RSZPPO te verbeteren en om bij te dragen tot de functionele modernisering van de sociale zekerheid.

Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 32.856/1 van 7 februari 2002.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

ADVIES 32.850/1, 32.851/1, 32.852/1, 32.853/1, 32.854/1, 32.855/1, 32.856/1, 32.857/1, 32.872/1, VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 10 januari 2002 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem van advies te dienen over : 1° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.850/1), 2° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.851/1), 3° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.852/1), 4° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.853/1), 5° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.854/1), 6° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.855/1), 7° over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.856/1), 8° over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Instituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.857/1), en op 11 januari 2002 door de Minister van Werkgelegenheid verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.872/1), heeft op 7 februari 2002 het volgende advies gegeven : STREKKING VAN DE ONTWERPEN De om advies voorgelegde ontwerpen van koninklijk besluit strekken tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Belgische Staat en negen openbare instellingen van sociale zekerheid (artikel 1 van de ontwerpen). Tevens bevatten de ontwerpen een aantal wijzigingen van wetstechnische aard, die het gevolg zijn van de met de bestuursovereenkomsten samenhangende omvorming van de betrokken instellingen van openbaar nut tot openbare instellingen van sociale zekerheid.

De ontworpen wijzigingen zijn parallel in de negen om advies voorgelegde ontwerpbesluiten. Zo wordt de vermelding van de betrokken instelling telkens ingeschreven in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (artikel 2).

Samenhangend daarmee wordt de vermelding van de betrokken instellingen geschrapt in artikel 1, D, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut (artikel 3).

De wijziging van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken strekt ertoe de betrokken instellingen over te hevelen van de lijst van instellingen van openbaar nut, vermeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 2°, van die wet naar de lijst van openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 3°, van dezelfde wet (artikel 4).

Voorts wordt de vermelding van de ambtenaren van de onderscheiden instellingen geschrapt in artikel 1, § 1, I of II, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut (artikel 5).

De ontworpen wijzigingen hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de betrokken bestuursovereenkomsten, zijnde 1 januari 2002 (artikel 6).

ONTVANKELIJKHEID VAN DE ADVIESAANVRAGEN Artikel 5, § 4, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 3 april 1997 bepaalt dat « de bestuursovereenkomst (...) geen akte of reglement (is) bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 » en dat « alle clausules in de bestuursovereenkomst worden geacht contractueel te zijn ».

De onderscheiden bestuursovereenkomsten bevestigen hetzij in een considerans van hun aanhef, hetzij in een algemene bepaling, dat ermee geen afbreuk kan worden gedaan aan wettelijke en verordenende teksten, zoals aan onder meer de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Uit wat voorafgaat volgt dat, indien in een goed te keuren bestuursovereenkomst desondanks bepalingen zouden voorkomen die bij een eerste lezing een normatieve draagwijdte lijken te hebben, die bepalingen niet als zodanig mogen worden gelezen omdat zulks niet verenigbaar is met de aard van de bestuursovereenkomst, zoals deze uitdrukkelijk is bevestigd in het koninklijk besluit van 3 april 1997 en in de bestuursovereenkomst zelf. In overeenstemming hiermee zullen dergelijke bepalingen van de bestuursovereenkomst uiteraard niet kunnen afwijken van de bestaande wetten en besluiten.

Ermee rekening houdend dat de betrokken bestuursovereenkomsten geen normatieve draagwijdte kunnen hebben, vallen deze niet te beschouwen als zijnde van reglementaire aard en zijn de ontwerpen van koninklijk besluit die tot goedkeuring van dergelijke overeenkomsten strekken geen ontwerpen van « reglementair besluit » in de zin van artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

De Raad van State, afdeling wetgeving, kan derhalve geen advies verlenen over de ontwerpen van koninklijk besluit in zoverre deze ertoe strekken de desbetreffende bestuursovereenkomst goed te keuren.

Dat houdt in dat de Raad zich van een onderzoek van artikel 1 van de onderscheiden ontwerpbesluiten en van de tekst van de in bijlage gevoegde bestuursovereenkomsten zal onthouden. De hiernavolgende opmerkingen hebben derhalve uitsluitend betrekking hebben op de artikelen 2 tot 7 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten.

RECHTSGROND VAN DE ONTWERPEN De artikelen 2 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten beogen uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het betrokken organisme met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst in te delen bij de openbare instellingen van sociale zekerheid, die gerangschikt worden in artikel 3, § 2, van dat koninklijk besluit.

Met artikel 3 van de ontwerpbesluiten wordt uitvoering gegeven aan artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst, de vermelding van het betrokken organisme te schrappen in artikel 1 van de reeds genoemde wet van 16 maart 1954. De artikelen 4 en 5 van de onderscheiden ontwerpbesluiten vinden telkens rechtsgrond in artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Deze laatste bepaling maakt de Koning bevoegd om, in het in de Ministerraad overlegde besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het betrokken organisme, de wetsbepalingen die het organiek statuut, de financiering en de werking van het organisme regelen, op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, teneinde de daarin vervatte regelen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 april 1997.

ONDERZOEK VAN DE TEKST VAN DE ONTWERPEN Aanhef 1. In de aanhef van ontwerpbesluiten dient in beginsel enkel te worden verwezen naar de normatieve teksten die deze tot rechtsgrond strekken, of die erdoor worden gewijzigd of opgeheven. Hiermee rekening houdend, volstaat het om de verwijzing naar de rechtsgrond en naar de bepalingen die worden gewijzigd in de aanhef van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten te beperken tot wat volgt : « Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 22 februari 1998, 22 maart 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden (1);

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995 (2); ».

Alle overige verwijzingen naar wetten en besluiten die in de aanhef van de ontwerpen voorkomen dienen, voorzover ze geen betrekking hebben op teksten die de desbetreffende ontwerpen tot rechtsgrond strekken, op teksten die worden gewijzigd of opgeheven of op teksten die verband houden met de nageleefde vormvereisten (zie hierna onder 2), te worden geschrapt. 2. In de aanhef van alle ontwerpbesluiten wordt in algemene zin verwezen naar de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg.Naar het zeggen van de gemachtigde van de regering strekt die verwijzing ertoe te verduidelijken dat de ontwerpbesluiten, gelet op het spoedeisende karakter ervan, niet om advies werden voorgelegd aan de onderscheiden beheerscomités van de instellingen die met de latere toepassing ervan zijn belast.

In het betrokken lid van de aanhef van de ontwerpbesluiten zal derhalve telkens uitdrukkelijk moeten worden verwezen naar artikel 15 van de genoemde wet van 25 april 1963 en zal, in een afzonderlijk lid van de aanhef dat onmiddellijk volgt op dat waarin wordt gerefereerd aan artikel 15 van de wet van 25 april 1963, moeten worden geschreven : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ».

Ermee rekening houdend dat de Rijksdienst voor Pensioenen niet onder de toepassing van de wet van 25 april 1963 valt, dient, wat het ontwerp 32.854/1 betreft (3), de verwijzing naar de wet van 25 april 1963 en naar de daarop betrekking hebbende dringende noodzakelijkheid, te worden vervangen door de volgende twee leden : « Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van werknemers, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1990;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ». 3. Indien ervoor wordt geopteerd in de aanhef van de ontwerpbesluiten te verwijzen naar de goed te keuren bestuursovereenkomst, wordt dit bij voorkeur niet door middel van een considerans gedaan.Tevens kan volledigheidshalve telkens ook de datum worden vermeld waarop de desbetreffende bestuursovereenkomst werd gesloten (niet : afgesloten).

De betrokken verwijzing, die beter wordt opgenomen in een lid van de aanhef dat aan de verwijzing naar het advies van de inspecteur van financiën voorafgaat, kan voor wat bijvoorbeeld het ontwerp 32.850/1 betreft (4), luiden als volgt : « Gelet op de eerste bestuursovereenkomst die op ... werd gesloten tussen, enerzijds, de Belgische Staat en, anderzijds, het Fonds voor Arbeidsongevallen; ».

Artikel 3 Men schrijve in artikel 3 van de diverse ontwerpbesluiten : « In artikel 1, D, van de wet... betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen ... ».

Artikel 4 In artikel 4 van de ontwerpbesluiten dienen na de woorden « bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken » telkens de woorden « , vervangen door de wet van 22 maart 1999, » te worden toegevoegd.

Artikel 5 1. In artikel 5 van het ontwerp 32.851/1 wordt bepaald dat de woorden « Kruispuntbank van de sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (5).

Er dient evenwel te worden opgemerkt dat in de laatstgenoemde bepaling van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 geen melding wordt gemaakt van de « Kruispuntbank van de sociale zekerheid », doch wel van de « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De Kruispuntbank van de sociale zekerheid valt onder de algemene bepaling van artikel 1, § 1, I, 16°, van hetzelfde koninklijk besluit, waarin melding wordt gemaakt van « alle andere instellingen onder toezicht van de Minister van Sociale Voorzorg die onderworpen zullen worden aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut » (6).

Aangezien de Kruispuntbank van de sociale zekerheid niet uitdrukkelijk naamkkelijk wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 en de betrokken instelling evenmin nog onder de toepassing zal vallen van artikel 1, § 1, I, 16°, van dat koninklijk besluit, gelet op het bepaalde in artikel 3 van het ontwerp 32.851/1, dient artikel 5 uit dat laatste te worden weggelaten. 2. In artikel 5 van het ontwerp 32.852/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (7). Er dient echter te worden opgemerkt dat de « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » niet wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, maar in artikel 1, § 1, I, 15°, van dat koninklijk besluit. Bijgevolg vervange men « 14° » door « 15° ». 3. In artikel 5 van het ontwerp 32.854/1 dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 13°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen door het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». 4. In de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp 32.855/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (8). In deze laatste bepaling wordt evenwel nog melding gemaakt van de benaming « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De redactie van artikel 5 van het ontwerp dient, rekening houdend hiermee, te worden aangepast. 5. In artikel 5 van het ontwerp 32.856/1 (9) dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 6°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen door het koninklijk besluit van 25 november 1993 ».

Bijlage De toevoeging van de tekst van de goed te keuren bestuursovereenkomsten in bijlage bij het desbetreffende ontwerpbesluit dient uiteraard te gebeuren door middel van een formeel van het bepalend gedeelte afgescheiden bijlage die wordt afgesloten met de passende slotformule en die wordt ondertekend door dezelfde personen als die welke het koninklijk besluit hebben ondertekend waarbij de bijlage wordt gevoegd.

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert, J. Smets, staatsraden;

G. Schrans, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A.-M. Goossens, toegevoegd griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. M. Van Damme.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en het verslag werd uitgebracht door de H. G. De Bleeckere, adjunct-referendaris.

De griffier, De voorzitter, A.-M. Goossens. M. Van Damme. _______ Nota's (1) Gelet op het grote aantal wijzigende teksten van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 kan het gebruik van de algemene formule « zoals gewijzigd tot op heden » worden gebillijkt. (2) In de aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (ontwerp 32.872/1), dient te worden verwezen naar « artikel 1, § 1, II, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». (3) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(4) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(5) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(6) Voor wat betreft de Kruispuntbank van de sociale zekerheid is zulks gebeurd bij artikel 72 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.(7) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vastelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(8) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(9) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ». 23 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 22 februari 1998, 22 maart 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden;

Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 17 december 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 december 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies nr. 32.856/1 van de Raad van State, gegeven op 7 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde bestuursovereenkomst wordt goedgekeurd.

Art. 2.Artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt aangevuld als volgt : « Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ».

Art. 3.In artikel 1, littera D , van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ».

Art. 4.In artikel 1, § 1, tweede lid, 2° van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vervangen bij de wet van 22 maart 1999, vervallen de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ».

Art. 5.In artikel 1, § 1, I, 6° van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993, vervallen de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ».

Art. 6.Dit besluit en de bijgevoegde bestuursovereenkomst hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 7.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 23 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota's (1) De administratieve termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen om de geïnformatiseerde controle mogelijk te maken.Het spreekt vanzelf dat bij de berekening van de termijnen rekening moet gehouden worden met de reglementaire verlof- en feestdagen.

^