Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 februari 2018
gepubliceerd op 22 maart 2018

Koninklijk besluit betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2018030610
pub.
22/03/2018
prom.
23/02/2018
ELI
eli/besluit/2018/02/23/2018030610/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Algemeen Het onderhavige ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel artikel 106/1, § 1, vierde lid, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie (verder "de wet"), zoals aangenomen door de wet van 7 december 2016, uit te voeren.

Dat ontwerp van koninklijk besluit voorziet in de principiële verplichting ten laste van de operatoren die openbare mobiele elektronische-communicatiediensten verstrekken en die van de autoriteiten een verzoek ontvangen via het centrale communicatieplatform van de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken (het BE-Alert-platform), om berichten aan de bevolking te verspreiden om ze te waarschuwen in geval van dreigend gevaar of grote ramp en om ze te informeren teneinde de gevolgen ervan te beperken, alsook testberichten.

Het advies 62.372/4 van de Raad van State van 22 november 2017 is deels gevolgd.

Wat betreft de opmerking van de Raad van State dat het ontwerp nalaat de frequentie van de tests te regelen zoals vastgelegd in artikel 106/1, § 1, in fine, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, dient te worden benadrukt dat de frequentie van de tests opzettelijk aan het goeddunken van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering werd overgelaten, conform artikel 7, § 1, van dit besluit. Er werd voor deze optie gekozen om geen vast aantal tests te bepalen voor een gegeven jaar en alle nodige soepelheid te laten om tests uit te voeren naargelang van de behoeften en de lering getrokken uit de praktijk.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Aangezien het koninklijk besluit naar de wet verwijst, zijn de definities van in artikel 2 van deze wet, ook van toepassing op het onderhavige koninklijk besluit (definitie van "minister", "Instituut", "eindgebruikers", enz.).

Artikel 1 definieert de spelers die tussenbeide komen in de verzending van het bericht, namelijk de autoriteiten die bevoegd zijn voor de waarschuwing en inlichting van de bevolking in geval van een dringende situatie, het BE-Alert-platform en de mobiele operatoren.

Art. 2 Artikel 106/1, § 1, vierde lid, van de wet belast de Koning ermee per soort van mobiele elektronische-communicatiedienst, de nadere regels te bepalen van de verplichting die bedoeld is in het eerste lid van die paragraaf. Het onderhavige besluit preciseert daarbij dat het enkel doelt op de mobiele elektronische-communicatiedienst waarmee een kort tekstbericht kan worden verstuurd. In de praktijk en op dit moment gaat het, wat de mobiele 2G-technologie betreft, om de verzending van sms'en (maximaal 160 karakters). Er zijn nog andere mobiele technologieën op de markt waarmee korte tekstberichten verzonden kunnen worden, elk met haar specifieke eigenschappen, maar vergelijkbaar met de 2G-technologie. Elke mobiele operator zal optreden binnen de limieten van de technologie die gebruikt wordt door zijn netwerk en zijn diensten.

Een mobiele operator heeft twee keuzemogelijkheden. Ofwel verzendt hij zelf het korte tekstbericht aan zijn eindgebruikers op verzoek van het BE-Alert-platform en in dat geval wordt hij aangeduid als een actieve mobiele operator. Deze mogelijkheid bestaat voor de "MNO's" ("Mobile Network Operators") en sommige "MVNO's" ("Mobile Virtual Network Operators"), namelijk zij die over de nodige netwerkapparatuur beschikken. Ofwel komt hij met de MNO waarvan hij afhangt overeen dat deze laatste voor zijn rekening het korte tekstbericht naar zijn eindgebruikers verzendt en dan is hij geen actieve mobiele operator.

Sommige "MVNO's" zijn immers technisch niet in staat om aan hun eindgebruikers een kort tekstbericht te versturen, omdat ze niet over de nodige netwerkapparatuur beschikken. Andere MVNO's zouden dat technisch gezien wel kunnen maar zouden er de voorkeur aan kunnen geven dat hun MNO dat in hun plaats doet. Elke operator neemt de kosten voor het verzenden van de berichten voor zijn eigen rekening.

Daarbij dient eraan te worden herinnerd dat artikel 106/1, § 3, van de wet voorschrijft: "De operatoren bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, nemen de kosten ten laste : [...] 3° voor het verspreiden van de berichten uitgaande van het centrale communicatieplatform naar de betrokken bevolking, evenals van elke andere uitwisseling van informatie tussen dat platform en de operatoren". Welnu, de operatoren bedoeld in artikel 106/1, § 1, omvatten zowel de MNO's als de MVNO's.

Het koninklijk besluit schrijft voor dat het de actieve mobiele operator vrij staat om te plannen hoe hij het bericht wil verzenden.

Het koninklijk besluit stelt echter een aantal limieten.

Ten eerste moet hij in het kader van het onderhavige besluit een bericht aan een eindgebruiker kunnen sturen, indien hij deze eindgebruiker commercieel in staat stelt om een dergelijk bericht te ontvangen. Dit geldt niet alleen voor de huidige technologieën maar ook voor de toekomstige technologieën en de nieuwe diensten die gelanceerd zouden worden. Het koninklijk besluit verplicht de actieve mobiele operatoren echter niet om het bericht meermaals via de verschillende beschikbare technologieën aan een eindgebruiker te verzenden. De operator kan zich ertoe beperken het bericht één keer aan de eindgebruiker te versturen via de technologie van zijn keuze.

Hij mag evenwel niet ervoor kiezen een bericht via een bepaalde technologie te verzenden, wanneer de apparatuur van de eindgebruiker niet in staat is om dat bericht volgens die technologie te ontvangen.

Wat betreft het bijzonder geval van roamers, kunnen technische belemmeringen bestaan ten aanzien van de effectieve ontvangst van het bericht. Dienaangaande moet benadrukt worden dat operatoren de verplichting hebben om het bericht te verzenden, maar dat zij de effectieve ontvangst van het bericht door de bestemmelingen niet garanderen.

Ten tweede mag de actieve mobiele operator geen onderscheid maken tussen de eindgebruikers aan wie hij een bericht stuurt (bijvoorbeeld het bericht zo snel mogelijk verzenden aan premiumklanten), tenzij dat onderscheid wordt verklaard door technologische redenen (bijvoorbeeld een onderscheid tussen een persoon die een abonnement heeft genomen waarmee hij enkel de 2G-technologie kan gebruiken en een persoon die een abonnement heeft om de 3G-technologie te gebruiken). Het zal de taak zijn van het Instituut, dat belast is met de controle van het onderhavige besluit, om alle eventuele gevallen van klacht ter zake te onderzoeken.

Ten slotte herinneren we eraan dat artikel 106/1 van de wet reeds bepaalt dat de mobiele operatoren "hun netwerken en diensten ter beschikking [stellen] van het centrale communicatieplatform van de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, teneinde" de autoriteiten "permanent in staat te stellen" (door ons onderstreept) om berichten te verzenden. Dat betekent dus in de praktijk dat de operatoren permanent in staat moeten zijn om berichten te verzenden, los van de ontwikkeling van hun netwerk.

De actieve mobiele operator moet op zijn kosten de beveiligde verbinding tot stand brengen tussen zijn Alert-SMS-berichtencentrum en het BE-Alert-platform, alsook de geautomatiseerde behandeling van de berichten. Het besluit werd zo aangepast dat het gevolg geeft aan de opmerking van de Raad van State die eraan herinnert dat het principe voor het ten laste nemen van de kosten door de operatoren reeds is vastgelegd in artikel 106, § 3, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

Art. 3 Men zou zich kunnen inbeelden dat een situatie van dreigend gevaar of grote ramp zich voordoet op een grondgebied dat zich over verschillende taalgebieden uitstrekt. In dat geval zal de autoriteit die vraagt een bericht te verzenden en wenst dat het bericht in verschillende talen in verschillende gedeelten van het betrokken gebied wordt verzonden, moeten bepalen in welke taal of talen het bericht moet worden verstuurd in de verschillende gedeelten van het gebied.

Een eerste bericht kan worden verzonden aan alle eindgebruikers die zich in een geografisch gebied bevinden. De autoriteit zou later, in bepaalde omstandigheden, de mobiele operatoren kunnen vragen om een tweede bericht te verzenden (een daaropvolgend bericht) aan alle personen die zich aanvankelijk in de betrokken zone bevonden, ongeacht de plaats waar ze zich bevinden op het moment dat het daaropvolgende bericht wordt verzonden (bijvoorbeeld een bericht zoals "keer terug naar huis"). In dat geval zal de autoriteit een geografisch gebied opgeven voor het eerste bericht, maar niet voor het daaropvolgende bericht.

Art. 4 De operator bepaalt met zo'n klein mogelijk risico voor fouten de eindgebruikers die zich op een gegeven moment in de bepaalde zone bevinden. Zoals bepaald door artikel 106/1, § 2, in fine, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten, moeten deze gegevens worden bewaard en mogen ze pas worden vernietigd (alsook de lijsten van de identifiers) wanneer ze niet langer nodig zijn voor de verspreiding van berichten aan de bevolking en na overleg met het centrale communicatieplatform van de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort.

Art. 5 De identificatie van de afzender, beoogd in het derde lid, moet de persoon die het bericht ontvangt, in staat stellen om te begrijpen dat hij het bericht ontvangt met als doel gewaarschuwd te worden voor een noodsituatie. Momenteel is technisch enkel een digitale identificatie mogelijk (van het type viercijferig nummer dat begint met 17).

Art. 6 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 7 Wat de tests betreft moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee hypothesen: 1) het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering vraagt de actieve mobiele operatoren om tests te verrichten, of;2) een actieve mobiele operator vraagt aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering de toestemming om zulke tests te verrichten met effectieve verzending van een testbericht aan de bevolking (andere personen dan personeelsleden van de operator). Art. 8 De wachtdienst van de operator moet alles in het werk stellen om de problematiek met betrekking tot de verzending van het bericht te regelen. Er wordt hierbij bijvoorbeeld gedacht aan een storing op de verbinding of bij de automatische communicatie tussen het BE-Alert-platform en de actieve mobiele operator.

De vraag van de Raad van State om in het dispositief te verduidelijken dat het gebruik van dat mechanisme is voorbehouden aan de gevallen van storingen, werd ingewilligd en het dispositief werd in die zin aangepast.

Art. 9 Artikel 9 geeft aan mobiele operatoren een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit om het geautomatiseerd systeem volledig operationneel te maken.

Art. 10 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-eersteminister en Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecom en Post, A. DE CROO De Vice-eersteminister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 62.372/4 van 22 november 2017 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp' Op 27 oktober 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 22 november 2017 .

De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Martine Baguet en Bernard Blero, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Vagman, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 november 2017.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving, overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Algemene opmerking De "frequentie van de tests" zoals bepaald in artikel 106/1, § 1, vierde lid, in fine, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten 'betreffende de elektronische communicatie', wordt in het ontwerp niet geregeld.

Bijzondere opmerkingen Aanhef In het zevende lid moet "de instemming van het Overlegcomité van 25 oktober 2017" worden vermeld in plaats van "de raadpleging van het Overlegcomité van XXX".

Dispositief Artikel 2 De regel waarin het tweede lid van paragraaf 1 voorziet, vloeit reeds voort uit artikel 106/1, § 3, in het bijzonder 3°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten.

Zoals de afdeling Wetgeving al eerder opgemerkt heeft, horen bepalingen die alleen maar een hogere norm in herinnering brengen door die over te nemen of te parafraseren, niet thuis in een regeling.

Zulke bepalingen zijn niet alleen overbodig, maar hebben daarenboven als gevolg dat de werkelijke aard van de hogere regeling verhuld wordt. Door die hogere regeling over te nemen handelt de steller van het ontwerp alsof hij bevoegd is om ze vast te stellen en dus te wijzigen.

Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor de woorden "op zijn kosten" in paragraaf 3 van de voorliggende bepaling en in het eerste lid van artikel 8 van het ontwerp.

Artikel 5 De afdeling Wetgeving vraagt zich af wat de precieze strekking van het derde lid is.

De ontwerptekst, of op zijn minst het verslag aan de Koning, zou moeten worden aangevuld zodat die bepaling geen onduidelijkheden meer bevat.

Artikel 8 Aangezien artikel 106/1 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten aan de operatoren geen andere verplichting oplegt dan hun netwerken en diensten ter beschikking te stellen van het centrale communicatieplatform van de minister, is het derde lid enkel aanvaardbaar wanneer het niet permanent van toepassing is samen met het systeem dat van dat platform gebruikmaakt, maar enkel wanneer het gebruik van het systeem problemen geeft, namelijk in het geval van een "storing op de verbinding of bij de automatische communicatie tussen het BE-Alert-platform en de actieve mobiele operator", zoals de bespreking van het artikel stelt.

De ontworpen tekst moet worden herzien zodat die beperking duidelijker tot uiting komt.

De griffier, Anne-Catherine VAN GEERSDAELE De voorzitter, Pierre LIENARDY

23 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, artikel 106/1, ingevoegd door de wet van 7 december 2016;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3, 4 en 11 juli 2017;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 juli 2017;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 28 juni 2017;

Gelet op de raadpleging van 18 september tot 4 oktober 2017 van het Interministerieel Comité voor Telecommunicatie en Radio-omroep en Televisie;

Gelet op de akkoordbevinding van het Overlegcomité van 25 oktober 2017;

Gelet op het advies 62.372/4 van de Raad van State, gegeven op 22 november 2017 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de Minister van Telecommunicatie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de wet": de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie;2° "autoriteit": een van de administratieve autoriteiten opgesomd in artikel 106/1, § 1, eerste lid, van de wet;3° "het BE-Alert-platform": het centrale communicatieplatform bedoeld in artikel 106/1, § 1, eerste lid, van de wet;4° "mobiele operator": een operator die openbare mobiele elektronische-communicatiediensten aanbiedt. HOOFDSTUK 2. - Technische parameters

Art. 2.§ 1. Elke mobiele operator vervult permanent een van de volgende twee voorwaarden: 1° ofwel verzendt hij op verzoek van het BE-Alert-platform zelf een kort tekstbericht aan zijn eindgebruikers, in welk geval hij wordt aangeduid als actieve mobiele operator;2° ofwel waarborgt hij dat de actieve mobiele operator waarvan hij afhangt, dat bericht verzendt aan zijn eindgebruikers, waaronder ook de korte testtekstberichten. § 2. De actieve mobiele operator kan de manier bepalen waarop het bericht wordt verzonden, met naleving van de volgende voorwaarden: 1° wanneer hij het voor een eindgebruiker mogelijk maakt in het kader van een commerciële dienst waarin mobiele telefonie begrepen is, om een kort tekstbericht te ontvangen, ongeacht de gebruikte technologie, moet hij ook in staat zijn om hem een kort tekstbericht te sturen in het kader van dit besluit, volgens de technologie van zijn keuze maar voor zover de mobiele eindapparatuur van deze gebruiker technisch in staat is om het bericht te ontvangen;2° hij maakt geen onderscheid tussen de eindgebruikers op het ogenblik van de verzending van het bericht, behalve indien een dergelijk onderscheid noodzakelijk is vanuit technisch oogpunt. § 3. Elke actieve mobiele operator zorgt voor een beveiligde verbinding tussen zijn Alert-SMS-berichtencentrum en het BE-Alert-platform, alsook de geautomatiseerde behandeling van de berichten. HOOFDSTUK 3. - Nadere regels voor de verzending van het bericht

Art. 3.De actieve mobiele operator verzendt een kort tekstbericht aan zijn eindgebruikers zodra de autoriteit hem de volgende informatie meedeelt, via het BE-Alert-platform: 1° de inhoud van het te verzenden bericht, eventueel in verschillende talen;2° het geografische gebied waarin het bericht verzonden moet worden, behalve eventueel in geval van verzending van een daaropvolgend bericht;3° indien het bericht in verschillende talen moet worden verstuurd in verschillende delen van het betrokken geografische gebied, het grondgebied dat door deze verschillende delen wordt gedekt en de taal of talen van het bericht in deze verschillende delen. De actieve mobiele operatoren stellen alles in het werk om het verzoek van de autoriteit uit te voeren.

Wanneer het technisch niet mogelijk is om het korte tekstbericht enkel in het door de autoriteit afgebakende geografische gebied te verzenden, versturen de actieve mobiele operatoren het bericht binnen een groter geografisch gebied dat ten minste het door de autoriteit afgebakende gebied omvat.

Art. 4.De actieve mobiele operatoren zoeken in hun databank de identificatiegegevens op en bewaren die van alle eindgebruikers die zich in het gebied bevinden dat op het ogenblik van het verzoek door de autoriteiten is bepaald.

Zij exploiteren hun databank op zo'n manier dat de nauwkeurigheid en het bijwerken van de gegevens van de betreffende eindgebruikers gemaximaliseerd worden.

Art. 5.De actieve mobiele operatoren verzenden het korte tekstbericht met het oog op een optimaal resultaat, rekening houdende met de beschikbare technieken.

Zij verzenden het bericht op het netwerk onmiddellijk na ontvangst van het verzoek, rekening houdende met de minimumduur die nodig is om de verschillende verrichtingen te doen om het bericht te versturen, zonder onderbreking en met inzet van de gepaste middelen en het geschikte personeel.

De actieve mobiele operatoren en het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, komen in overleg met het Instituut overeen hoe de verzender wordt geïdentificeerd.

Art. 6.Na het bericht te hebben verzonden en binnen de termijn vastgesteld door het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering verstrekken de actieve mobiele operatoren aan het BE-Alert-platform een verslag dat melding maakt van het aantal verzonden korte tekstberichten, het aantal bereikte eindgebruikers, alsook het ogenblik van de werkelijke verzending van het bericht. HOOFDSTUK 4. - Preventie en oplossing van de problemen

Art. 7.§ 1. De actieve mobiele operatoren voeren tests uit op verzoek van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering, dat de praktische werkwijze voor deze tests vaststelt.

Actieve mobiele operatoren die in het kader van een test op eigen initiatief daadwerkelijk korte testtekstberichten wensen te verzenden, eventueel ook aan de eindgebruikers van de mobiele operatoren die van hun netwerk afhangen, krijgen vooraf de toestemming van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering. § 2. De tests vinden plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1° het korte testtekstbericht bevat ten minste het woord "TEST" aan het begin van het bericht;2° het korte testtekstbericht wordt verzonden met dezelfde parameters als een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of een grote ramp.

Art. 8.Elke actieve mobiele operator stelt een wachtdienst in waartoe het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering of zijn afgevaardigde permanent en minstens telefonisch toegang heeft.

Hij deelt onverwijld de contactgegevens van deze wachtdienst alsook alle eventuele wijzigingen van deze gegevens aan dit centrum mee.

In geval van moeilijkheden ervaren bij het gebruik van het systeem voor automatische verzending, is de wachtdienst in staat om de parameters die worden meegedeeld door het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering of van zijn afgevaardigde te gebruiken, om de verzending van het korte tekstbericht te garanderen in omstandigheden die zo dicht mogelijk de omstandigheden rond de automatische verzending van het bericht via het BE-Alert-platform benaderen. HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 9.De geautomatiseede behandeling zoals bepaald in artikel 2, § 3, moet uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit operationeel zijn.

Art. 10.De minister bevoegd voor Telecommunicatie en de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 februari 2018.

FILIP Van Koningswege : De Vice-eersteminister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Vice-eersteminister en Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post, A. DE CROO

^