Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 juni 2005
gepubliceerd op 04 juli 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van meerdere koninklijke besluiten betreffende het statuut van de kandidaat-militairen en de militairen

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2005007162
pub.
04/07/2005
prom.
23/06/2005
ELI
eli/besluit/2005/06/23/2005007162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van meerdere koninklijke besluiten betreffende het statuut van de kandidaat-militairen en de militairen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op artikel 4 en artikel 4bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994;

Gelet op de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 12, 23, op artikel 26bis, ingevoegd bij de wet van 11 juni 1998, op artikel 29, gewijzigd bij de wet van 22 maart 2001 en op artikel 48bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994;

Gelet op de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 25, op artikel 40quater, vervangen bij de wet van 21 december 1990, op artikel 47bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994, en op artikel 70bis, § 1, gewijzigd bij de wet van 21 december 1990;

Gelet op de wet van 12 juli 1973 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 18bis, vervangen bij de wet van 13 juli 1976, op artikel 20quater, ingevoegd bij de wet van 13 juli 1976 en vervangen bij de wet van 21 december 1990, op artikel 20octies, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994 en op artikel 22ter, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994;

Gelet op de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, inzonderheid op artikel 3, op artikel 10, § 1, vervangen bij de wet van 20 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, op artikel 15, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994 en 27 maart 2003, op artikel 20, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994 en 22 maart 2001, op artikel 21, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994, 22 maart 2001 en 27 mars 2003, op artikel 22, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1994, op artikel 24, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, op artikel 25, vervangen bij de wet van 20 mei 1994 en gewijzigd bij de wetten van 22 maart 2001 en 27 maart 2003, en op artikel 27, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1994;

Gelet op de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, inzonderheid op de artikelen 5, § 2, 6, § 2, 8, § 2, eerste lid, 14, § 1, tweede lid en 17, § 2, eerste lid;

Gelet op de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 18, eerste lid, 20, 22, tweede en derde lid, op artikel 23, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, op de artikelen 38, 53, en op artikel 69, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003;

Gelet op de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging, inzonderheid op artikel 20, § 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren, inzonderheid op artikel 17bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2004, op de artikelen 24, 30, op artikel 42, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002, op artikel 43 en op artikel 67, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 januari 1964 en 5 november 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 24, 3°, 31, op artikel 44, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2003, en op artikel 47;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 juni 1974 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de land-, de lucht-, en de zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op het opschrift, op de artikelen 5 en 25, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 1977, en op artikel 29;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren piloot, inzonderheid op artikel 4, § 5, eerste lid, 1°, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, inzonderheid op artikel 2, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002, 2°, 3°, 4°, 11°, 12°, 14°, 16°, 19°, 20°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, 21°, 27°, 29°, 30°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, 32°, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, 33°, op artikel 34, op artikel 37, tweede lid, op artikel 38, § 2, op artikel 39, § 1, tweede lid, op artikel 42, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, op de artikelen 43, vierde en zesde lid, 44, 45, 46, op artikel 47, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, op de artikelen 48, 49, 51, §§ 1 en 3, 52, 56, 57, § 1, op artikel 83, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, op artikel 84, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, op artikel 86, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 september 2003, op de artikelen 90, eerste lid, 2°, 91, op artikel 97, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002, op artikel 98, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002, op de artikelen 100, § 1, tweede lid, 3°, 135, op artikel 136, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 september 2002 en 11 september 2003, en op de artikelen 137, 138, 139, 140, 142, en 143;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juli 1997 tot uitvoering van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, inzonderheid op artikel 12, tweede lid, op artikel 14, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, op artikel 15, op artikel 20, tweede lid, op artikel 22, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, op artikel 23, op artikel 26 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, en op de bijlage 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie en de sociale promotie naar een hogere personeelscategorie, inzonderheid, op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 2, § 1, 3°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 7, tweede lid, op artikel 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 11, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 13, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, op artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 16, tweede lid, op artikel 18, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 20, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 21, vierde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, op artikel 24, tweede lid, op artikel 26, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 30, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, op artikel 31, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 32, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 34, tweede lid, op artikel 36, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, op artikel 40, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, op artikel 41, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, en op artikel 42, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 7, 10, 20, 21, 25, tweede lid, 28, tweede lid, 31, tweede lid, 33, 82, § 2, 95, en op de bijlage;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 betreffende de voortgezette vorming van de officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor, inzonderheid op de artikelen 20 en 22;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, inzonderheid op artikel 46;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 3, 5, 1°, 7, § 2, eerste lid, 1°, 14, tweede lid, 26, eerste lid, 3°, 29, 31, § 2, en 35, § 2, 5°;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 21 april 2005;

Gelet op het advies 38.380/4 van de Raad van State, gegeven op 25 mei 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren

Artikel 1.Artikel 17bis van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 2004, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 17bis.In afwijking van artikel 17, § 1, wordt het advies over de opportuniteit van de overplaatsing van een officier van het korps van het licht vliegwezen of van het korps van het varend personeel van de luchtmacht naar een ander korps ten gevolge van zijn schrapping uit een categorie van het varend personeel gegeven door de directeur-generaal human resources. »

Art. 2.Artikel 24 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 24.Iedere hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van korpscommandant, die oordeelt dat een officier zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die voldoende ernstig zijn om een definitieve ambtsontheffing door ontslag van ambtswege ten gevolge te hebben, maakt een omstandig verslag op met: 1° een uiteenzetting der feiten;2° een gemotiveerd advies over hun ernst;3° een voorstel dat ertoe strekt de betrokkene te doen verschijnen voor een onderzoeksraad met het oog op het ontslag van ambtswege.»

Art. 3.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: «

Artikel 30.Tot verwijzing naar een onderzoeksraad kan worden besloten zonder dat aan de officier vooraf voor dezelfde feiten een tuchtstraf is opgelegd. »

Art. 4.In artikel 42, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 2002, vervallen de woorden « , al dan niet gevolgd door oppensioenstelling bij toepassing van artikel 3, A, 1° of 2°, van de samengeordende wetten op de militaire pensioenen ».

Art. 5.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 67, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 januari 1964 en 5 november 2002, worden de woorden « de Minister van Landsverdediging » vervangen door de woorden « de directeur-generaal human resources ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht

Art. 7.In artikel 24, 3°, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, vervallen de woorden « hetzij de betrokkene ambtshalve op pensioen te doen stellen overeenkomstig artikel 3, B, a), 1° of artikel 3, B, b) van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen, hetzij ».

Art. 8.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: «

Artikel 31.Tot verwijzing naar een onderzoeksraad kan worden besloten zonder dat aan de onderofficier vooraf voor dezelfde feiten een tuchtstraf is opgelegd. »

Art. 9.Artikel 44, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Heeft de onderzoeksraad verklaard dat de feiten vaststaan, dan spreekt de Minister van Landsverdediging, naargelang de ernst die hij aan de feiten toeschrijft, het ontslag van ambtswege of de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel uit. »

Art. 10.Artikel 47 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1974 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de land-, de lucht-, en de zeemacht en van de medische dienst

Art. 11.Het opschrift van het koninklijk besluit van 11 juni 1974 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de land-, de lucht-, en de zeemacht en van de medische dienst, vervangen bij het koninklijk besluit 11 augustus 1994, wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van de krijgsmacht ».

Art. 12.Overal in de Franse tekst van hetzelfde besluit worden de woorden « Ministre de la Défense nationale » vervangen door de woorden « Ministre de la Défense ».

Art. 13.Overal in de tekst van hetzelfde besluit worden de woorden « stafchef van het betrokken krijgsmachtdeel » en de woorden « chef van de divisie personeel van de generale staf » vervangen door de woorden « directeur-generaal human resources », en worden de woorden « chef van de generale staf » vervangen door de woorden « chef defensie ».

Art. 14.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 september 1977, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 5.Iedere hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van korpscommandant, die oordeelt dat een vrijwilliger zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die voldoende ernstig zijn om een definitieve ambtsontheffing door ontslag van ambtswege ten gevolge te hebben, maakt een omstandig verslag op, met : 1° een uiteenzetting der feiten;2° een gemotiveerd advies over hun ernst;3° een voorstel dat ertoe strekt de betrokkene te doen verschijnen voor een onderzoeksraad met het oog op het ontslag van ambtswege.»

Art. 15.Artikel 25, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 september 1977, wordt vervangen als volgt : « Heeft de onderzoeksraad verklaard dat de feiten vaststaan, dan kan de Minister van Landsverdediging ofwel tot het ontslag van ambtswege beslissen ofwel de vrijwilliger bij tuchtmaatregel op non-activiteit stellen. »

Art. 16.Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren piloten

Art. 17.Overal in de Franse tekst van het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren piloten worden de woorden « Ministre de la Défense nationale » vervangen door de woorden « Ministre de la Défense ».

Art. 18.In artikel 4, § 5, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 2004, worden de woorden « of het lid van het burgerpersoneel » ingevoegd tussen de woorden « de hoofdofficier » en de woorden « verantwoordelijk, in de militaire instelling ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader

Art. 19.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° de normale werving : de werving van kandidaat-beroepsofficieren, van kandidaat-beroepsonderofficieren en van kandidaat-beroepsvrijwilligers bedoeld in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging;»; 2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de aanvullende werving : de werving met het oog op de aanvulling van het aantal leerlingen van een promotie bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid, van dezelfde wet;»; 3° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de bijzondere werving : de werving van kandidaat-beroepsofficieren en van kandidaat-beroepsonderofficieren houder van een diploma, bedoeld in artikel 4, § 2, derde lid, van dezelfde wet;»; 4° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4° de uitzonderlijke werving : de werving van kandidaat-aanvullingsofficieren, van kandidaat-aanvullingsonderofficieren en van kandidaat-aanvullingsvrijwilligers bedoeld in artikel 4, § 2, vierde lid, van dezelfde wet;»; 5° in 11° wordt het woord « in » vervangen door het woord « door »;6° de bepaling onder 12° wordt vervangen als volgt : « 12° de periode van opleiding : de periode van hoofdzakelijk militaire en professionele vorming verstrekt door een vormingsorganisme of door een eenheid belast met een specifieke vorming, hierna ook vormingsorganisme genoemd;»; 7° in 14° worden de woorden « , met een duur van ten minste drie maanden, » ingevoegd tussen de woorden « de eenheid » en de woorden « tijdens dewelke »;8° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt : « 16° het stage- of evaluatieverslag : de globale beoordeling van de professionele en de karakteriële hoedanigheden evenals van de fysieke conditie van een kandidaat, tijdens of op het einde van, naargelang het geval, een stage- of evaluatieperiode;»; 9° in 19° worden de woorden « die om gezondheidsredenen, zwangerschap of ernstige of uitzonderlijke omstandigheden » vervangen door de woorden « in de gevallen bedoeld in artikel 24, § 6, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, »;10° in 20°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « het ambt of de specialisatie » vervangen door de woorden « de specialiteit of het ambt »;11° de bepaling onder 21° wordt vervangen als volgt : « 21° de heroriëntering : de maatregel waarbij, in de gevallen bedoeld in artikel 24, § 7, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, de niet-mislukte kandidaat zijn vorming kan voleindigen of herbeginnen in een andere specifieke vormingscyclus, eventueel in een andere hoedanigheid van kandidaat;»; 12° de bepaling onder 27° wordt vervangen als volgt : « 27° de aanhechting aan een latere promotie : de maatregel waarbij, naargelang het geval, hetzij de niet geslaagde kandidaat de toelating bekomt, hetzij de kandidaat ten gevolge van een beslissing tot uitstel de toelating bekomt, om zijn vorming of een vormingsgedeelte te herbeginnen in dezelfde hoedanigheid met een latere promotie of vormingssessie, waarin hij het lot volgt van de kandidaten van de nieuwe promotie;13° de bepaling onder 29° wordt vervangen als volgt : « 29° de voortzetting van de vorming : de maatregel waarbij, in de gevallen bedoeld in artikel 24, §§ 2 tot 4, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, de kandidaat zijn vorming mag voortzetten, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie, in een andere specifieke vormingscyclus waarvoor die specifieke medische geschiktheid, die specifieke beroepsbekwaamheid of die specifieke fysieke conditie niet vereist is;»; 14° de bepaling onder 30°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, wordt vervangen als volgt : « 30° de reclassering : de maatregel waarbij, in de gevallen bedoeld in artikel 24, § 1, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, de definitief mislukte kandidaat de toestemming krijgt een nieuwe vorming aan te vatten;»; 15° in 32°, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, wordt het woord « DGHR » vervangen door de woorden « de DGHR »;16° in de Franse tekst van 33° vervalt het woord « nationale ».

Art. 20.In artikel 34 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De vormingscyclus van de kandidaat-beroepsofficier piloot van de bijzondere werving duurt evenwel vier vormingsjaren en omvat : 1° een militaire initiatiefase onder de voorwaarden bepaald in artikel 26;2° een periode van aanvullende vorming, die onder meer de professionele vorming van piloot, bepaald in artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht, omvat;3° een evaluatieperiode.»

Art. 21.Artikel 37, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Voor de kandidaat, die een gedeelte van zijn vorming in een vreemde militaire instelling of in een burgerlijke instelling ontvangt, in België of in het buitenland, neemt de DGHR de in die instelling volbrachte stageperiode in aanmerking in de gevallen en onder de voorwaarden die hij bepaalt. »

Art. 22.In artikel 38, § 2, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « door de stafchef van het krijgsmachtdeel ».

Art. 23.Artikel 39, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Voor de kandidaat-beroepsofficier die al tot de graad van onderluitenant aangesteld is en die als kandidaat-aanvullingsofficier gereclasseerd wordt, duurt de vormingscyclus evenwel twee vormingsjaren. »

Art. 24.In artikel 42, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « de specialiteiten, de korpsen, de ambten » vervangen door de woorden « de korpsen, de specialiteiten of de ambten ».

Art. 25.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid, worden de woorden « de stafchef van het betrokken krijgsmachtdeel » vervangen door de woorden « de DGHR »;2° in het zesde lid, worden de woorden « De stafchef van het betrokken krijgsmachtdeel » vervangen door de woorden « De DGHR ».

Art. 26.Artikel 44 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 44.§ 1. De kandidaat kan, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 57, § 1, worden vrijgesteld door de DGHR : 1° van de militaire initiatiefase indien hij voordien, met goed gevolg, deze vorming of een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd;2° indien hij kandidaat-officier is, naargelang het geval, van het geheel of een gedeelte van de academische vorming en van de periode van opleiding, indien hij voordien met goed gevolg deze vorming of een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd als kandidaat-officier;3° indien hij kandidaat-onderofficier is, van het geheel of een gedeelte van de periode van schoolvorming en van de periode van opleiding, indien hij voordien met goed gevolg deze vorming of een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd als kandidaat-onderofficier;4° indien hij kandidaat-vrijwilliger is, van het geheel of een gedeelte van de periode van opleiding, indien hij voordien met goed gevolg deze vorming of een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd als kandidaat-vrijwilliger. § 2. Op grond van de beslissing van de overheid die bevoegd is om een vrijstelling te verlenen wordt de kandidaat in voorkomend geval aangewezen voor : 1° een bijkomende specifieke vorming, eventueel met het oog op zijn toekomstige ambt;2° een specifieke stage in een eenheid of in het vormingsorganisme waar hij kandidaat is. De professionele en de karakteriële hoedanigheden van de kandidaat worden niet beoordeeld tijdens de vrijstelling.

De DGHR bepaalt de nadere regels die op de betrokkene toepasselijk zijn. § 3. Onverminderd de toepassing van de specifieke bepalingen betreffende de rangschikking bedoeld in artikel 81 en betreffende de aanwijzing bedoeld in § 2, volgt de vrijgestelde kandidaat het lot van de andere kandidaten van zijn vormingscyclus. »

Art. 27.Artikel 45 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 45.§ 1. De kandidaat kan uitstel bekomen in de gevallen bedoeld in artikel 24, § 6, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, indien hij in de onmogelijkheid verkeert of verkeerde, hetzij : 1° zich voor te bereiden op of deel te nemen aan de proeven of examens met betrekking tot de professionele hoedanigheden of fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie;2° één of meerdere vormingsgedeelten, geheel of gedeeltelijk te volbrengen. § 2. Een uitstel waarbij de vormingsduur verlengd wordt, kan leiden tot de aanhechting aan een volgende promotie.

Een uitstel met verlenging van de vormingsduur kan enkel toegestaan worden indien daardoor de totale duur van de verlengingen te wijten aan uitstellen niet meer dan één jaar bedraagt.

Deze totale duur van de verlengingen mag evenwel overschreden worden met de termijn noodzakelijk voor het afsluiten van een reeds opgestarte procedure om te verschijnen voor de militaire commissie voor geschiktheid en reform.

Voor de berekening van de totale duur wordt geen rekening gehouden met de aanhechting aan een volgende promotie, beslist door een deliberatiecommissie omwille van onvoldoende professionele hoedanigheden. § 3. De met redenen omklede aanvraag tot uitstel wordt via de hiërarchische weg gericht : 1° aan de schoolcommandant of in voorkomend geval, aan de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt indien de kandidaat zich in een periode van schoolvorming of van opleiding bevindt;2° aan de korpscommandant, die zijn advies overmaakt aan de commandant van het centraal controle-organisme bedoeld in artikel 51, § 1, indien de kandidaat zich in een periode van stage of van evaluatie bevindt. Zij wordt door de kandidaat ingediend bij de overheid die de bevoegdheid van eenheidscommandant uitoefent. § 4. De aanvragen, die volgens de eenheidscommandant een spoedeisend karakter hebben, worden rechtstreeks overgemaakt aan de tot beslissen bevoegde overheid, vergezeld van het met redenen omklede advies van de eenheidscommandant.

In de overige gevallen brengen de functionele meerderen van de eenheidscommandant een advies uit over de aanvraag tot uitstel.

Het eerste advies alsmede elk advies dat afwijkt van het vorig advies moeten met redenen omkleed zijn. De ongunstige adviezen worden betekend aan de kandidaat. Bij het eerste ongunstig advies, alsook bij elk volgend ongunstig advies voorzover dit van een nieuw element melding maakt, beschikt de kandidaat, vanaf de dag van de betekening van het advies, over vijf werkdagen om een verweerschrift in te dienen.

De overheid die een advies uitgebracht heeft dat het voorwerp uitmaakt van een verweerschrift, kan haar advies wijzigen. In dat geval betekent deze overheid dit nieuwe advies aan de kandidaat zonder dat deze nog nieuwe argumenten kan aanvoeren. § 5. De aanvraag om uitstel wegens gezondheidsredenen of zwangerschap moet vergezeld zijn van een geneeskundig attest, bevestigd door de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair, waarin de echtheid van de aangevoerde gezondheidsredenen of van de zwangerschap bevestigd wordt. »

Art. 28.Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 46.§ 1. De beslissing over het toekennen a priori of a posteriori van het uitstel, wordt genomen door, naargelang het geval, de schoolcommandant, de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt of de commandant van het centrale controleorganisme bedoeld in artikel 51, § 1.

Bij toepassing van artikel 57, § 1, kan, naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, een gedeelte van zijn bevoegdheid delegeren aan de commandant of directeur van het vormingsorganisme waar de kandidaat zijn vorming volgt. § 2. De beslissing tot uitstel kan omvatten : 1° de toelating om bepaalde proeven of examens op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming verder effectief blijft volgen tijdens de uitstelperiode;2° de toelating om bepaalde proeven of examens op een vastgestelde latere datum af te leggen, terwijl de kandidaat de vorming niet verder effectief blijft volgen tijdens de uitstelperiode;3° de toelating om één of meerdere vormingsgedeelten, geheel of gedeeltelijk, later te volbrengen;4° de toelating tot aanhechting aan een latere promotie bij het begin van of tijdens de vormingscyclus gevolgd door die latere promotie;5° de toelating om gedurende een onbepaalde periode, tot beloop van het maximum bedoeld in artikel 45, § 2, en in elk geval tot de reden van het uitstel ophoudt te bestaan, de vorming niet verder te volgen en de proeven of examens niet meer af te leggen, indien de duur van het uitstel niet kan bepaald worden op het ogenblik van de beslissing. De beslissing bepaald in het eerste lid, 3°, 4° of 5°, kan ertoe leiden dat de kandidaat sommige reeds gevolgde vormingsgedeelten opnieuw moet volgen. § 3. De kandidaat die zich in voorkomend geval na de uitstelperiode niet meldt om de vorming verder te volgen of de proeven en examens af te leggen, wordt van rechtswege mislukt bevonden door, naargelang het geval, de deliberatie- of evaluatiecommissie voor de zitting of het vormingsgedeelte waarvoor hij een uitstel had bekomen.

De kandidaat die niet deelneemt aan één der examens of proeven van een zitting waarvoor hij werd opgeroepen of een vormingsgedeelte, geheel of gedeeltelijk, niet volbrengt en die geen uitstel verkrijgt, wordt van rechtswege mislukt bevonden door, naargelang het geval, de deliberatie- of evaluatiecommissie, voor die zitting of voor dat vormingsgedeelte. »

Art. 29.Artikel 47 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 47.§ 1. Slechts de kandidaat bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, kan geheroriënteerd worden.

De kandidaat kan slechts éénmaal geheroriënteerd worden. § 2. De DGHR beslist over de heroriëntering. § 3. De kandidaat kan van ambtswege naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie voor zover, naargelang het geval : 1° een structurele wijziging in de personeelsbehoeften, die deze heroriëntering rechtvaardigt, zich voordoet tijdens de vormingscyclus;2° tijdens een periode van schoolvorming of van opleiding : a) naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militaire organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, ofwel in een gemotiveerd advies vaststelt dat de kandidaat manifest professioneel ongeschikt is voor de specifieke vormingscyclus waarnaar hij georiënteerd werd ofwel dat een uitsluitingscijfer behaald werd op een oriënteringsproef vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister en opgelegd door een door de minister aangewezen overheid;b) en dat er volgens de DGHR een andere personeelsbehoefte is waaraan de kandidaat kan voldoen;c) en dat de kandidaat akkoord gaat. In uitzonderlijke gevallen kan een heroriëntering wegens een structurele wijziging in de personeelsbehoeften evenwel plaatsvinden in een andere promotie volgens de procedure en de regels die de minister bepaalt. § 4. De kandidaat-beroepsmilitair kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden, naargelang het geval : 1° naar een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid;2° indien hij aan de leerplicht heeft voldaan, naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsmilitair in dezelfde personeelscategorie;3° indien hij aan de leerplicht heeft voldaan, naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsmilitair in de lagere personeelscategorie. § 5. De kandidaat-aanvullingsmilitair kan op zijn verzoek geheroriënteerd worden naargelang het geval : 1° naar een andere specifieke vormingscyclus, in dezelfde hoedanigheid;2° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsmilitair in de lagere personeelscategorie;3° naar een vormingscyclus in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsmilitair in de lagere personeelscategorie. § 6. In de gevallen bedoeld in de §§ 4 en 5, kan de kandidaat geheroriënteerd worden : 1° indien er zich een personeelsbehoefte voordoet die deze heroriëntering mogelijk maakt;2° indien de kandidaat niet beschouwd wordt als een niet geslaagde kandidaat zoals bedoeld in artikel 2, 22°;3° indien de kandidaat ten hoogste één vormingsjaar opnieuw dient te volgen en de proeven en examens ervan dient af te leggen;4° indien de kandidaat-beroepsofficier die vraagt om in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid te worden geheroriënteerd, bij de werving, geslaagd is in de proeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd;5° indien de kandidaat-beroepsofficier van de normale werving die vraagt om geheroriënteerd te worden naar de vorming van arts of tandarts, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van deze studies;6° indien de kandidaat beschikt over de karakteriële en fysieke hoedanigheden vereist voor de vormingscyclus waarnaar hij wenst te worden geheroriënteerd. De kandidaat-vrijwilliger kan evenwel slechts in dezelfde hoedanigheid en in een gelijktijdige promotie naar een andere specifieke vormingscyclus geheroriënteerd worden, en dit voorzover de heroriëntering mogelijk is zonder dat de kandidaat bijkomende proeven en examens dient af te leggen of een deel van de vorming opnieuw dient te volgen. § 7. In voorkomend geval wordt, in de gevallen bedoeld in § 4, alinea 1, 1°, en § 5, alinea 1, 1°, beslist tot de heroriëntering van een kandidaat nadat de specifieke vormingscyclus opengesteld werd voor alle kandidaten in dezelfde hoedanigheid en in dezelfde promotie als de kandidaat die de heroriëntering heeft gevraagd, maar die voor hem gerangschikt zijn.

De bevoegde overheid neemt, in de gevallen bedoeld in de §§ 4 en 5, zijn beslissing op basis van : 1° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli;2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;3° de resultaten inzake professionele, karakteriële en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving. § 8. De kandidaat die geheroriënteerd wordt, volgt het lot van de andere kandidaten van de promotie waarnaar hij geheroriënteerd wordt.

De kandidaat die geheroriënteerd wordt met toepassing van de bepalingen bedoeld in § 3, tweede lid, en die geen vertraging in zijn vorming heeft opgelopen voor een andere reden, wordt evenwel benoemd met terugwerkende kracht op de datum waarop hij zou benoemd zijn geweest indien hij niet geheroriënteerd was geweest. »

Art. 30.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden de woorden « elke school of elk opleidingsorganisme » vervangen door de woorden « elk vormingsorganisme ».

Art. 31.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 49.De inschrijving van de kandidaat-beroepsofficier aan een universiteit of een andere externe instelling en het bijwonen van de cursussen, alsook de inschrijving voor en de deelname aan de examens, zijn onderworpen aan de controle van de schoolcommandant waarvan de kandidaat afhangt, of, in voorkomend geval, van de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat. »

Art. 32.In artikel 51 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « stafchef van elk krijgsmachtdeel » vervangen door het woord « DGHR » en vervallen de woorden « in zijn krijgsmachtdeel »;2° in de Franse tekst van § 2, derde lid, worden de woorden « en sous-périodes » vervangen door de woorden « en périodes partielles »;3° in paragraaf 3 worden de woorden « de verantwoordelijke eenheidscommandant of door de verantwoordelijke officier dienstoverste, » vervangen door de woorden « de officier, ».

Art. 33.Artikel 52 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 52.Voor elke kandidaat in een stage- of evaluatieperiode wordt, naargelang het geval, een stage- of evaluatiedossier bijgehouden door de officier, daartoe door de korpscommandant aangewezen.

Dit dossier bevat volgende gegevens : 1° de administratieve gegevens van de kandidaat en zijn specialiteit;2° de aanduiding van de verantwoordelijke officier en van de peter;3° het programma bedoeld in artikel 51, § 2;4° de stage- of evaluatieverslagen. Het dossier wordt geraadpleegd door elke beoordelaar bij elke beoordeling. »

Art. 34.Artikel 56 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De resultaten van een kandidaat-beroepsofficier piloot, lid van de categorie van het leerling-varend personeel of van het gebrevetteerd varend personeel, behaald tijdens de periode van professionele vorming van piloot, worden evenwel voorgelegd aan een evaluatiecommissie overeenkomstig de bepalingen toepasselijk op het varend personeel van de krijgsmacht. »

Art. 35.Artikel 57, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Indien een gedeelte van de vormingscyclus in een burgerlijke of vreemde militaire instelling wordt gevolgd, wordt voor dit gedeelte rekening gehouden met het regime van die instelling wat betreft het verlenen van een vrijstelling of uitstel, de beoordeling van de professionele hoedanigheden, de organisatie en de werking van de deliberatiecommissie en wat betreft de door deze commissie te nemen maatregelen.

De kandidaat volgt het programma en de cursussen die voorzien zijn in deze instelling en legt er de voorziene examens af. De kandidaat wordt, voor de aanvang van de vormingscyclus of van het deel van de vormingscyclus en bij elke wijziging, schriftelijk geïnformeerd over het regime, het programma, de cursussen en de examens en over de voorwaarden om te slagen.

De beoordeling van de karakteriële hoedanigheden kan tot bepaalde periodes van de vorming beperkt worden. »

Art. 36.Artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 83.§ 1. De DGHR is bevoegd voor het verlenen van de toestemming aan de kandidaat, op zijn verzoek, tot voortzetting van zijn vorming, zoals bepaald in artikel 24, §§ 2 tot 4, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader.

De overheid neemt haar beslissing op basis van : 1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;2° de selectiegegevens van de kandidaat bij de werving;3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds de werving;4° de medische geschiktheid van de kandidaat;5° de personeelsbehoefte in de betrokken specifieke vormingscycli. § 2. De kandidaat bedoeld in artikel 24, § 3, van dezelfde wet, kan de toestemming krijgen om zijn vorming voort te zetten, indien hij een wijziging van zijn medisch profiel heeft ondergaan. § 3. De kandidaat die zijn vorming kan voortzetten, volgt het lot van de andere kandidaten van zijn promotie. »

Art. 37.Artikel 84 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2002, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 84.§ 1. De DGHR is bevoegd voor het verlenen van de toestemming inzake de reclassering van de kandidaat, op zijn verzoek, zoals bepaald in artikel 24, § 1, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader.

Deze toestemming kan slechts éénmalig gegeven worden.

De overheid neemt zijn beslissing op basis van : 1° in voorkomend geval, de resultaten van de selectieproeven;2° de selectiegegevens van de kandidaat bij zijn werving;3° de resultaten inzake professionele hoedanigheden, karakteriële hoedanigheden en fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie van de kandidaat sinds zijn werving;4° de reeds gevolgde vormingsgedeelten;5° de medische geschiktheid van de kandidaat;6° de vereiste veiligheidsmachtiging;7° de personeelsbehoefte. § 2. De kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus tijdens of op het einde van het eerste of tweede jaar van de academische vorming : a) indien de kandidaat, zo dit vereist is, geslaagd is in de toelatingsproef die voorzien is met het oog op het beginnen van de vorming van arts of tandarts;b) indien de kandidaat bij de werving, geslaagd is in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd;2° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus, tijdens of op het einde van het derde jaar van de academische vorming of later, indien zijn vormingscyclus hierdoor niet met meer dan één vormingsjaar verlengd wordt;3° in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsofficier;4° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-beroepsvrijwilliger. § 3. De kandidaat-beroepsofficier van de bijzondere werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van de bijzondere werving in een andere specifieke vormingscyclus;2° in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsofficier;3° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-beroepsvrijwilliger. § 4. De kandidaat-beroepsonderofficier van de normale werving die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in dezelfde hoedanigheid in een andere specifieke vormingscyclus voor de kandidaat die slaagt in de bijkomende selectieproeven, bepaald in het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, voor de vormingscyclus waarnaar de kandidaat wenst te worden gereclasseerd;2° indien hij voldaan heeft aan de leerplicht, in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsonderofficier of van kandidaat-beroepsvrijwilliger. § 5. De kandidaat-beroepsonderofficier van de bijzondere werving, die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van de bijzondere werving in een andere specifieke vormingscyclus;2° in de hoedanigheid van kandidaat-aanvullingsonderofficier of van kandidaat-beroepsvrijwilliger. § 6. De kandidaat-vrijwilliger die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden als kandidaat-vrijwilliger in een andere specifieke vormingscyclus in dezelfde hoedanigheid. § 7. De kandidaat-aanvullingsofficier die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat, in een andere specifieke vormingscyclus;2° in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-beroepsvrijwilliger. De kandidaat-aanvullingsofficier die evenwel deze hoedanigheid verliest bij toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende sommige uit het gebrevetteerd varend personeel geschrapte hulpofficieren die aanvaard kunnen worden om een vorming tot aanvullingsofficier te volgen, kan slechts gereclasseerd worden in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier of kandidaat-beroepsvrijwilliger. § 8. De kandidaat-aanvullingsonderofficier die definitief mislukt is wegens onvoldoende professionele hoedanigheden of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan gereclasseerd worden : 1° in dezelfde hoedanigheid van kandidaat in een andere specifieke vormingscyclus;2° in de hoedanigheid van kandidaat- beroepsvrijwilliger. § 9. De kandidaat die definitief mislukt is wegens onvoldoende karakteriële hoedanigheden kan gereclasseerd worden in een lagere personeelscategorie indien hij voldaan heeft aan de leerplicht. § 10. De reclasseringen bedoeld in §§ 2 tot 9 kunnen niet worden toegestaan indien de kandidaat definitief mislukt is tijdens de militaire initiatiefase. § 11. De gereclasseerde kandidaat kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten overeenkomstig de bepalingen van artikel 44. »

Art. 38.In artikel 86, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 september 2003, worden de volgende wijzigen aangebracht : 1° in 1°, d), worden de woorden « de chef defensie » vervangen door het woord « de DGHR »;2° in 3° worden de woorden « de chef defensie » vervangen door het woord « de DGHR »;3° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De DGHR beslist over de reïntegratie.»

Art. 39.In artikel 90, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « stafchef van het krijgsmachtdeel van de kandidaat » vervangen door het woord « DGHR ».

Art. 40.Artikel 91 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 91.De aanstelling van degene die de hoedanigheid van kandidaat verliest, wordt van rechtswege ingetrokken.

De aanstelling wordt eveneens van rechtswege ingetrokken van de kandidaat die : 1° gereclasseerd wordt in een andere hoedanigheid bij toepassing van artikel 84;2° gereïntegreerd wordt in een andere hoedanigheid bij toepassing van artikel 86;3° op zijn verzoek geheroriënteerd wordt in een andere hoedanigheid. De kandidaat bedoeld in het tweede lid volgt evenwel voor de aanstellingen het lot van de andere kandidaten van zijn nieuwe promotie.

De kandidaat gereclasseerd in dezelfde hoedanigheid en de kandidaat die aangehecht wordt aan een volgende promotie van kandidaten van dezelfde hoedanigheid bij toepassing van de artikelen 45 en 46 of de artikelen 62, § 3, 3°, en 77 behoudt de graad waarin hij was aangesteld. Hij volgt evenwel voor de latere aanstellingen het lot van de andere kandidaten van zijn nieuwe promotie. »

Art. 41.Artikel 97, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002, wordt vervangen als volgt : « De kandidaat-beroepsofficier die als kandidaat-aanvullingsofficier gereclasseerd werd, wordt op de dag van zijn reclassering aangesteld in de graad waarmee hij was bekleed in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier. Voor de latere aanstellingen volgt hij evenwel het lot van de andere kandidaten van zijn nieuwe promotie. »

Art. 42.Artikel 98, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002, wordt vervangen als volgt : « De kandidaat-beroepsonderofficier, die als kandidaat-aanvullingsonderofficier werd gereclasseerd, wordt op de dag van zijn reclassering aangesteld in de graad waarmee hij was bekleed in de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier. Voor de latere aanstellingen volgt hij evenwel het lot van de andere kandidaten van zijn nieuwe promotie. »

Art. 43.In artikel 100, § 1, tweede lid, 3°, van hetzelfde besluit, worden de woorden « door de chef van de generale staf » vervangen door de woorden « door de chef defensie ».

Art. 44.Afdeling I van hoofdstuk III van titel IV van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 135 en artikel 136, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 september 2002 en 11 september 2003, wordt opgeheven.

Art. 45.Afdeling II van hoofdstuk III van titel IV van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 137 tot 140, wordt opgeheven.

Art. 46.Afdeling IV van hoofdstuk III van titel IV van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 142, wordt opgeheven.

Art. 47.Afdeling V van hoofdstuk III van titel IV van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 143, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juli 1997 tot uitvoering van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaan-onderbreking

Art. 48.Overal in de tekst en in de bijlagen van het koninklijk besluit van 29 juli 1997 tot uitvoering van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking worden de woorden « stafchef van het krijgsmachtdeel » vervangen door de woorden « directeur-generaal human resources ».

Art. 49.Overal in de Franse tekst van hetzelfde besluit worden de woorden « Ministre de la Défense nationale » vervangen door de woorden « Ministre de la Défense ».

Art. 50.In artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « van drie maanden ».

Art. 51.In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, worden de woorden « 2.829 frank » vervangen door de woorden « 70,13 EUR ».

Art. 52.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 » vervangen door de woorden « artikel 9 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 »;2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 4 juli 1994.» vervangen door de woorden « artikel 19 van het voornoemde koninklijk besluit van 18 maart 2003. »; 3° in paragraaf 3 worden de woorden « de artikelen 20ter en 28 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 » vervangen door de woorden « de artikelen 24 en 36, § 1, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 ».

Art. 53.In artikel 20, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « van drie maanden ».

Art. 54.In artikel 22, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, worden de woorden « 11.940 frank » vervangen door de woorden « 295,99 EUR ».

Art. 55.In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 » vervangen door de woorden « artikel 9 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 »;2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 4 juli 1994.» vervangen door de woorden « artikel 19 van het voornoemde koninklijk besluit van 18 maart 2003. »; 3° in paragraaf 3 worden de woorden « de artikelen 20ter en 28 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 » vervangen door de woorden « de artikelen 24 en 36, § 1, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 ».

Art. 56.In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001, worden de woorden « artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 » vervangen door de woorden « artikel 9 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 ».

Art. 57.Bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie en de sociale promotie naar een hogere personeelscategorie

Art. 58.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie en de sociale promotie naar een hogere personeelscategorie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van paragraaf 1, 5°, vervalt het woord « nationale »;2° in paragraaf 3 vervallen de woorden « de werving en »;3° paragraaf 3, 5°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, wordt aangevuld als volgt : « , en bedoeld in artikel 75, met uitzondering van het eerste lid, 1° »;4° in paragraaf 5, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « Indien hij slaagt bij de tweede poging, wordt de helft van de punten toegekend.» vervangen door de woorden « Indien hij slaagt bij de tweede poging, wordt voor het opmaken van de rangschikking de helft van de punten, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, 1°, 21, tweede lid, 1°, 30, eerste lid, 1°, en 40, eerste lid, 1°, toegekend. »

Art. 59.In artikel 2, § 1, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « ten minste de helft van de punten behalen voor het geheel van de militaire tests van lichamelijke geschiktheid die door de chef defensie worden bepaald en » vervangen door de woorden « slagen voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid van de militairen van het actief kader, volgens de criteria bepaald door de minister, ».

Art. 60.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « een geneesheer van het actief kader » vervangen door de woorden « de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair »;2° in het vijfde lid worden de woorden « , volgens de criteria vastgesteld in het reglement bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, » ingevoegd tussen de woorden « De aanvullingsvrijwilliger die » en de woorden « slaagt voor deze tests ».

Art. 61.In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « het slagen voor het geheel van de militaire tests van lichamelijke geschiktheid » vervangen door de woorden « het slagen voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister ».

Art. 62.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door de chef defensie worden bepaald » vervangen door de woorden « worden vastgesteld in het reglement bedoeld in artikel 7, tweede lid »;2° in het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « een geneesheer van het actief kader » vervangen door de woorden « de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair »;3° in het vierde lid vervallen de woorden « De aanvullingsonderofficier dient ten minste de helft van de punten te behalen voor het geheel van deze tests.»

Art. 63.Artikel 11, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, wordt vervangen als volgt : « De voorzitter en de andere leden van de examencommissie evenals hun plaatsvervangers dienen deel uit te maken van het personeel van een vormingsorganisme van de krijgsmacht en worden aangewezen door de DGHR. »

Art. 64.In artikel 13, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « per korps, in voorkomend geval per specialiteit » vervangen door de woorden « per krijgsmachtdeel, in voorkomend geval per korps, per specialiteit of per ambt ».

Art. 65.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, vervallen de woorden « de werving en »;2° in het vierde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « de schoolcommandant » vervangen door de woorden « , naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt ».

Art. 66.In artikel 16, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « voor het geheel van de militaire tests van lichamelijke geschiktheid » vervangen door de woorden « voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister ».

Art. 67.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door de chef defensie worden bepaald » vervangen door de woorden « worden bepaald door de minister »;2° in het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door een geneesheer van het actief kader » vervangen door de woorden « door de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair »;3° in het vierde lid, vervallen de woorden « De aanvullingsofficier dient ten minste de helft van de punten te behalen voor het geheel van deze tests.».

Art. 68.Artikel 20, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, wordt vervangen als volgt : « De voorzitter en de andere leden van de examencommissie evenals hun plaatsvervangers dienen deel uit te maken van het personeel van een vormingsorganisme van de krijgsmacht en worden aangewezen door de DGHR. »

Art. 69.In artikel 21, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « per korps, in voorkomend geval per specialiteit » vervangen door de woorden « per krijgsmachtdeel, in voorkomend geval per korps, per specialiteit of per ambt ».

Art. 70.In artikel 24, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « voor het geheel van de militaire tests van lichamelijke geschiktheid » vervangen door de woorden « voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister ».

Art. 71.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door de chef defensie worden bepaald » vervangen door de woorden « worden bepaald door de minister »;2° in het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « een geneesheer van het actief kader » vervangen door de woorden « de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair »;3° in het vierde lid vervallen de woorden « De beroepsvrijwilliger dient ten minste de helft van de punten te behalen voor het geheel van deze tests.»

Art. 72.In artikel 30, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « per korps, in voorkomend geval per specialiteit » vervangen door de woorden « per krijgsmachtdeel, in voorkomend geval per korps, per specialiteit of per ambt ».

Art. 73.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « twaalf maand » vervangen door de woorden « achttien maanden »;2° in paragraaf 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, vervallen de woorden « de werving en »;3° in paragraaf 2, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « de schoolcommandant » vervangen door de woorden « , naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt ».

Art. 74.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, wordt vervangen als volgt : « § 1.De beroepsvrijwilliger die als kandidaat-aanvullingsonderofficier werd aanvaard, wordt door de overheid met de rang van korpscommandant onder wiens bevelen hij zich bevindt in de graad van sergeant aangesteld op de eerste dag van de zesde maand volgend op de maand van zijn aanvaarding als kandidaat-aanvullingsonderofficier door de minister. »; 2° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Deze benoeming heeft uitwerking op de vroegste datum waarop een kandidaat van dezelfde promotie werd benoemd.»

Art. 75.In artikel 34, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « voor het geheel van de militaire tests van lichamelijke geschiktheid » vervangen door de woorden « voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister ».

Art. 76.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door de chef defensie worden bepaald » vervangen door de woorden « worden bepaald door de minister »;2° in het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « door een geneesheer van het actief kader » vervangen door de woorden « door de geneesheer belast met het medisch toezicht op de militair »;3° in het vierde lid vervallen de woorden « De beroepsonderofficier dient ten minste de helft van de punten te behalen voor het geheel van deze tests.»

Art. 77.In artikel 40, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de woorden « per korps, in voorkomend geval per specialiteit » vervangen door de woorden « per krijgsmachtdeel, in voorkomend geval per korps, per specialiteit of per ambt ».

Art. 78.In artikel 41 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « twaalf tot achttien maand » vervangen door de woorden « achttien maanden »;2° in paragraaf 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, vervallen de woorden « de werving en »;3° in paragraaf 2, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, worden de woorden « de schoolcommandant » vervangen door de woorden « , naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt ».

Art. 79.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 mei 2003, wordt vervangen als volgt : « § 2.De kandidaat-aanvullingsofficier wordt, door de Koning, in de graad van onderluitenant aangesteld op de eerste dag van de zesde maand volgend op de maand van zijn aanvaarding als kandidaat-aanvullingsofficier door de minister. »; 2° in paragraaf 3 worden de woorden « Deze benoeming heeft uitwerking op de vroegste datum waarop een kandidaat van dezelfde promotie werd benoemd.» ingevoegd tussen de woorden « heeft beëindigd. » en de woorden « Hij wordt gerangschikt ». HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht

Art. 80.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht wordt vervangen als volgt : «

Artikel 7.De eerste wederdienstneming als reserveonderofficier wordt aanvaard door de korpscommandant van de eenheid waar de kandidaat-reserveonderofficier zijn evaluatie-periode heeft doorlopen. »

Art. 81.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 10.De eerste wederdienstneming als reserveofficier wordt aanvaard door de korpscommandant van de eenheid waar de kandidaat-reserveofficier zijn evaluatieperiode heeft doorlopen. »

Art. 82.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden « en de reservevrijwilliger die zijn vormingscyclus nog niet beëindigd heeft » ingevoegd tussen de woorden « tot doel heeft de kandidaat-reservemilitair » en de woorden « onder toezicht ».

Art. 83.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de woorden « en de reservevrijwilliger die zijn vormingscyclus nog niet beëindigd heeft » ingevoegd tussen de woorden « tot doel heeft de kandidaat-reservemilitair » en de woorden « onder toezicht ».

Art. 84.In artikel 25, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 2 jaar » vervangen door de woorden « één jaar ».

Art. 85.In artikel 28, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 2 jaar » vervangen door de woorden « één jaar ».

Art. 86.In artikel 31, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 2 jaar » vervangen door de woorden « één jaar ».

Art. 87.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 33.Om te slagen in de stage- of evaluatieperiode moet de kandidaat-reservemilitair en de reservevrijwilliger die zijn vormingscyclus nog niet beëindigd heeft : 1° wat de professionele hoedanigheden betreft, minstens de vermelding « voldoende » bekomen van zijn korpscommandant;2° wat de fysieke hoedanigheden betreft, slagen voor de tijdens deze periode opgelegde proeven van fysieke conditie, bedoeld in artikel 32, 2°;3° wat de karakteriële hoedanigheden betreft, voldoen aan de karakteriële hoedanigheden, bedoeld in artikel 32, 3°.»

Art. 88.In artikel 82, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « korpscommandant van de betrokken reservemilitair » vervangen door het woord « DGHR ».

Art. 89.Artikel 95 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 95.De aanvraag tot speciale dienstneming of tot speciale wederdienstneming wordt aanvaard of geweigerd door de DGHR. ».

Art. 90.In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de woorden « afgerond naar het hogere trimester » vervangen door de woorden « afgerond naar het lagere trimester ».

Art. 91.In hetzelfde besluit wordt een artikel 132bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 132bis.In afwijking evenwel van de artikellen 25, 28 en 31, blijft een termijn van maximaal twee jaar tussen het slagen in de gespecialiseerde professionele vorming en het einde van de stage- en evaluatieperiode van toepassing voor de reservevrijwilliger, de kandidaat-reserveonderofficier en de kandidaat-reserveofficier die de gespecialiseerde professionele vorming reeds beëindigd heeft op de datum van inwerkingtreding van dit artikel. » HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 betreffende de voortgezette vorming van de officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor

Art. 92.In artikel 20 van het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 betreffende de voortgezette vorming van de officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor worden de woorden « twee academiejaren » vervangen door de woorden « één academiejaar van ten minste 60 studiepunten ».

Art. 93.In artikel 22 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « twee jaren van ». HOOFDSTUK X. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen

Art. 94.In hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 7bis.De door de minister aangewezen overheid kan een vacature toewijzen aan een sollicitant die niet batig gerangschikt wordt in het geval dat deze vacature opnieuw vacant wordt. Daarvoor stelt deze overheid een reserve van vervangers op, geklasseerd volgens de behaalde resultaten van de classificatie. Deze reserve van vervangers is enkel geldig tot het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 46, tweede lid. »

Art. 95.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt het cijfer « 15 » vervangen door het cijfer « 14 »;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Een termijn van maximum 15 dagen volgend op de dag bepaald voor de inlijving wordt toegekend aan de sollicitant aan wie een vacature wordt toegewezen, in vervanging van een andere sollicitant.» HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de luchtmacht

Art. 96.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 mei 2004 betreffende het varend personeel van de krijgsmacht, worden de woorden « de kandidaat-militair of » ingevoegd tussen de woorden « Tot het gebrevetteerd varend personeel behoort » en de woorden « de militair van het actief kader ».

Art. 97.Artikel 5, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° de militair die definitief uit zijn ambt ontheven wordt of de kandidaat-militair wiens dienstneming of wederdienstneming verbroken wordt; ».

Art. 98.Artikel 7, § 2, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° de initiële vorming van piloot, die een academisch gedeelte, onderrichtingsvluchten en, in voorkomend geval, initiële evaluatievluchten bevat; ».

Art. 99.Artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Kan niet in de categorie van het leerling-varend personeel opgenomen worden : 1° de voormalige, naargelang het geval, leerling-piloot, piloot-leerling of piloot, die geschrapt werd uit de categorie van het varend personeel met toepassing van het artikel 23, 1° en 2°, of van het artikel 25, 1° en 2°;2° de kandidaat-militair of de militair, kandidaat-lid van het leerling-varend personeel, wiens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst ontdekt wordt tijdens de initiële evaluatievluchten of wegens mislukking in het academische deel van de initiële vorming van piloot alvorens de eerste onderrichtingsvlucht te hebben uitgevoerd. ».

Art. 100.In artikel 26, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden « een hoofdofficier » vervangen door de woorden « een officier, ten minste bekleed met de graad van kapitein, ».

Art. 101.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de woorden « beroepsofficier » vervangen door de woorden « kandidaat-beroepsofficier of beroepsofficier ».

Art. 102.Artikel 31, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De betrokken militair kan aan de evaluatiecommissie een verweerschrift richten. Dit verweerschrift moet, binnen een termijn van vijf werkdagen die volgen op de kennisgeving van het verzoek om te verschijnen voor de evaluatiecommissie, met een bij de post aangetekende of bij de dienst der militaire estafetten ingeschreven brief, verzonden worden. »

Art. 103.Artikel 35, § 2, 5°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 5° adviseert de schrapping van de leerling-piloot of van de piloot-leerling, die geen kandidaat-hulpofficier piloot is, als lid van zijn categorie van het varend personeel; ». HOOFDSTUK XII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 104.Artikel 20 heeft uitwerking met ingang van 15 augustus 2004.

De artikelen 98 en 99 hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2005.

Art. 105.De criteria om te slagen in de militaire tests van lichamelijke geschiktheid, bedoeld in de artikelen 59, 60, 2°, 61, 66, 70 en 75, van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op de militaire testen van lichamelijke geschiktheid afgelegd tijdens de selectieprocedure in het kader van de 'overgangen en sociale promoties 2006'.

Art. 106.De vormingsduren, bepaald in de artikelen 73, 1°, en 78, 1°, van dit besluit, en de aanstellingen en benoemingen, bepaald in de artikelen 74 en 79, van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op de kandidaten die door de minister werden aanvaard met het oog op het volgen van een vorming in het kader van de 'sociale promoties 2005'.

Art. 107.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 23 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 23 juni 2005 tot wijziging van meerdere koninklijke besluiten betreffende de kandidaat-militairen en de militairen Bijlage 1 Lijst met functies die uitgesloten worden van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap 1. Worden uitgesloten van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap : - de commandofuncties; - de korpsadjudanten; - de korpskorporaals; - de officieren van het stafdepartement operaties en training die een functie van diensthoofd uitoefenen binnen een staf van het niveau bataljon of hoger; - het exclusief wachtpersoneel; - de functies die een snelle inzetbaarheid vereisen (de inzettermijn bedraagt dertig dagen of minder); - het boordpersoneel van COMOPSNAV. 2. Worden uitgesloten van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap : - de onderrichters. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 23 juni 2005 tot wijziging van meerdere koninklijke besluiten betreffende de kandidaat-militairen en de militairen ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^