Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 augustus 2007
gepubliceerd op 05 september 2007

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2007009775
pub.
05/09/2007
prom.
24/08/2007
ELI
eli/besluit/2007/08/24/2007009775/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, laatst gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998 en laatst gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, op artikel 87, laatst gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, op artikel 88, laatst gewijzigd bij de wet van 3 december 2006, op artikel 89, laatst gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998 en op de artikelen 93, 95 en 96;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 september 1997;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent, van de procureur-generaal te Gent, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Gent, van de arbeidsauditeur te Gent, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Gent en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Gent;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Gent bestaat uit tien kamers, één kamer voor kort geding en één bureau voor rechtsbijstand.

De eerste kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een arbeider is; - 579 van het Gerechtelijk Wetboek; - 580, 18°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 3°, 4°, 6° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 583, 1e lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer het een werkgever betreft; - 583, 4e lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij neemt ook kennis van : - de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van arbeiders voor wat de contractuele relatie tussen werkgever en werknemer betreft; - de zaken bepaald in artikel 1724 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek inzake de bemiddeling.

De tweede kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een bediende is; - 580, 1°, 12°, 14°, 16° en 17°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 64 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Zij neemt ook kennis van : - de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van bedienden voor wat de contractuele relatie tussen werkgever en werknemer betreft; - de zaken bepaald in artikel 1724 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek inzake de bemiddeling.

De derde kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een arbeider is; - 579 van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 3°, 4°, 6° en 8°, van het Gerechtelijk Wetboek; - artikel 583, 1e lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer het een werkgever betreft; - artikel 583, 4e lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij neemt ook kennis van : - de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van arbeiders voor wat de contractuele relatie tussen werkgever en werknemer betreft; - de zaken bepaald in artikel 1724 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek inzake de bemiddeling.

De vierde kamer neemt kennis van de zaken bepaald in het artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van artikel 578, 11° en 14°, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de betrokken werknemer een bediende is.

Zij neemt ook kennis van : - de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van bedienden voor wat de contractuele relatie tussen werkgever en werknemer betreft; - de zaken bepaald in artikel 1724 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek inzake de bemiddeling.

De vijfde kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 580, vanaf 2° van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van 580, 8° c en d, 12°, 14°, 16°, 17° en 18°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 5° en 7°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 583, 1e lid - wanneer het een werkgever betreft, 2e en 3e lid van het Gerechtelijk Wetboek; - 17, § 5 van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn.

Zij neemt ook kennis van de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen, andere dan deze betreffende de contractuele relatie tussen werkgever en werknemer, en de geschillen betreffende de bijzondere werkgeversbijdrage waarvan sprake in artikel 580, 13°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De zesde kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 580, vanaf 2° van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van 580, 8°, c en d, 10°, 11°, 12°, 14°, 16°, 17° en 18°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De zevende kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 580, vanaf 2° van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van 580, 8° c en d, 10°, 11°, 12°, 13°, 14°, 16°, 17° en 18°, van het Gerechtelijk Wetboek; - 583, 5e lid van het Gerechtelijk Wetboek; - 52, § 3 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, kamer alsdan bestaande uit één rechter in de arbeidsrechtbank.

De achtste kamer neemt kennis van de zaken bepaald in de artikelen : - 581 van het Gerechtelijk Wetboek; - 583, 1e lid van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer het een zelfstandige betreft.

De negende kamer neemt kennis van de zaken bepaald in artikel 580, 8°, c en d, van het Gerechtelijk Wetboek.

De tiende kamer, bestaande uit één rechter in de arbeidsrechtbank, neemt kennis van de zaken bepaald in artikel 578, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek.

De verzoeken tot minnelijke schikking waarvan sprake in artikel 731 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek behoren tot de kennisneming van elke kamer volgens hun bevoegdheid bepaald bij onderhavig reglement.

Daarenboven neemt elke kamer, samengesteld uit een rechter in de arbeidsrechtbank en eventueel twee rechters in sociale zaken, overeenkomstig de beschikkingen gedaan door de voorzitter, kennis van de andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet genoemd zijn in dit bijzonder reglement.

Art. 2.§ 1. De terechtzittingen hebben plaats op volgende dagen : - de eerste kamer : op maandag; - de tweede kamer : op maandag; - de derde kamer : op vrijdag; - de vierde kamer : op donderdag; - de vijfde kamer : op woensdag; - de zesde kamer : op dinsdag; - de zevende kamer : op donderdag; - de achtste kamer : op dinsdag; - de negende kamer : op vrijdag; - de tiende kamer : op dinsdag en donderdag.

De zittingen beginnen om 14 uur, behoudens in de tiende kamer waar zij om 10 uur beginnen. § 2. De zittingen in kort geding worden gehouden op maandag, woensdag en vrijdag te 9 uur. § 3. In de gevallen waarin het bureau voor rechtsbijstand de oproeping van de verzoeker en/of het nader onderzoek door het openbaar ministerie nuttig acht, houdt het zitting in raadkamer op dinsdag te 13 u. 30 m. § 4. De rechtsdagen, waarvan sprake in artikel 587bis, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, worden gehouden in raadkamer op maandag, woensdag en vrijdag te 9 u. 30 m.

De rechtsdagen waarvan sprake in artikel 587bis, 2°, 587ter, 587quater, van het Gerechtelijk Wetboek en in artikel 4sexies van de wet betreffende de arbeidsinspectie van 16 november 1972, ingevoegd bij artikel 257 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2006, worden bepaald door de voorzitter, behalve deze voorzien in kort geding.

Art. 3.Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen zullen houden op de dagen en de uren die hij vaststelt.

Art. 4.De inleidingen geschieden voor de eerste, tweede, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende kamer.

Evenwel worden de zaken die betrekking hebben op de uitbetaling van één derde van de waarde van de rente als kapitaal bij toepassing van de wetgeving inzake arbeidsongevallen, ingeleid voor de derde kamer.

Art. 5.Van de beschikkingen van de voorzitter op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement wordt kennis gegeven aan de eerste voorzitter van het arbeidshof en aan de arbeidsauditeur en die beschikkingen worden ter griffie aangeplakt.

Art. 6.De voorzitter bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, dag en uur van de vakantiezittingen en wijst de magistraten aan die er zitting zullen houden.

De voorzitter kan te allen tijde die lijst wijzigen volgens de behoeften van de dienst.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 16 september 1997 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.

Art. 9.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, P. VANVELTHOVEN

^