Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 juli 2008
gepubliceerd op 13 augustus 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012971
pub.
13/08/2008
prom.
24/07/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JULI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni Arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 2 oktober 2007 onder het nummer 85058/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" verstaat men, de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, bedoeld in artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 2.Onverminderd de bevoegdheid van de andere paritaire comités, zijn de arbeidsvoorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst ook van toepassing op de arbeiders in dienst van gedeelten van ondernemingen, zoals bedoeld in artikel 1, die werken uitvoeren die niet gerekend worden tot het bouwbedrijf, maar die in wezen bijdragen tot de verwezenlijking van de hoofdbedrijvigheid van die ondernemingen.

Art. 3.Een aanvullende overeenkomst regelt bepaalde arbeidsvoorwaarden van de aan boord van het baggermaterieel tewerkgestelde arbeiders, alsmede van de arbeiders die na het aanleggen van de dijken op het stort zijn tewerkgesteld, met uitzondering van diegenen die tewerkgesteld zijn aan de voorbereiding van het stort en aan het ophogen van de dijken.

Een andere aanvullende overeenkomst regelt bepaalde arbeidsvoorwaarden van de arbeiders tewerkgesteld in de betoncentrales die stortklaar beton produceren en leveren aan derden.

Voor de bij deze aanvullende overeenkomsten niet beoogde gevallen, geldt de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Lonen, basisschalen

Art. 4.§ 1. De minimumlonen van de arbeiders tewerkgesteld in de ondernemingen bedoeld in artikel 1, zijn per 31 december 2006 als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De lonen worden gedurende de periode 2007-2008 verhoogd met 5 pct. indexeringen inbegrepen. De reële lonen worden verhoogd met de bedragen en volgens de modaliteiten vermeld in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld * de loonsverhoging voorzien op 1 oktober 2008 wordt toegekend na een evaluatie op het gebied van de indexevolutie ten einde het juiste saldo van 5 pct. te bepalen, dat verrekend wordt per categorie, volgens het correctiemechanisme. HOOFDSTUK III. - Categorieën van arbeiders : definities Categorie I

Art. 5.Tot de categorie I behoren de arbeiders : - de arbeiders die instaan voor de uitvoering van zeer eenvoudige werken, zoals de opruiming van de bouwplaats, het reinigen van de gebouwen en van de keet, alsmede de uitvoering van werken waarvoor geen enkele specialisatie vereist is, zoals voor het verplaatsen van materieel en materialen; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die geen bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald, alsook diegenen die een opleiding gevolgd hebben met vrucht in het kader van het Industrieel leerlingenwezen en de Alternerende bouwopleiding. Voor deze arbeiders evalueert de werkgever uiterlijk na 9 maand de graad van beroepsbekwaamheid en verhoogt, in geval van gunstige evaluatie, het loon tot minimaal dat van categorie I A. Categorie I A

Art. 6.Tot de categorie I A behoren: - de arbeiders bedoeld in artikel 5 die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid; - de arbeiders die hun beroepsloopbaan beginnen en die een bouwdiploma na voltijds onderwijs hebben behaald. Na 6 maand bedraagt hun loon minimaal dat van categorie II. Categorie II

Art. 7.Tot de categorie II behoren de arbeiders die niet volledig vertrouwd zijn met één der in de artikelen 9 en 10 opgesomde beroepen.

Behoren verder tot deze categorie: de arbeiders die bij de uitvoering van hun gewoon werk enige vaardigheid aan de dag leggen.

Onder meer worden volgende taken door de arbeiders van categorie II uitgeoefend : - algemene bouwwerken: aanstampers van kasseiwerken; bestuurders van betonmengmachines; dekapeerders met zandstraal;gasfitters; gewone betonwerkers; gewone polijsters van beton; grondwerkers; helpermetselaars; helpers-mijnleggers; helpers-ovenmetsers; helpers-plafonneerders; marmerpolijsters; nivelleerders-voorbereiders der bekisting (wegenwerken); slopers; spoorleggers; teerders; voegleggers bij stampmachines (wegenwerken); voorbereiders van gegoten asfalt; - werken in samengeperste lucht: boutenklinkers; cementspuiters; loodmateerders; - afbraak en/of verwijdering van asbest of van asbesthoudende materialen: arbeiders die specifieke beschermingsmiddelen gebruiken en die blootgesteld zijn aan het asbestrisico; - allerlei: bedieners van eenvoudige hijstoestellen; stokers van vaste of beweegbare stoommachines; voerlui.

Categorie II A

Art. 8.Tot de categorie II A behoren de arbeiders bedoeld in artikel 7 die naar het oordeel van de werkgever blijk geven van een meer dan gemiddelde bekwaamheid.

In de ondernemingen van marmerbewerking en in de ondernemingen waar witte en blauwe steen wordt gehouwen, worden de arbeiders zoals bedoeld in artikel 7 beschouwd als arbeiders van de categorie II A. De chauffeurs van bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen van minder dan 18 ton worden beschouwd als arbeiders van de categorie II A. Categorie III

Art. 9.Tot de categorie III behoren de arbeiders die hun vak grondig kennen, welke kennis slechts verworven wordt dankzij een ernstige leertijd in de werkplaats, op de bouwplaats of in een vakschool, en dit vak sedert ten minste drie jaar met een normale vaardigheid en een normaal rendement uitoefenen.

Dit driejarig tijdvak kan naar het oordeel van de werkgever worden verminderd : - voor de arbeiders die in het bezit zijn van een einddiploma, uitgereikt door een vakschool; - voor de afbrekers en verwijderaars van asbest of van asbesthoudende materialen.

Voor zover aan bovenvermelde eisen is voldaan, worden onder meer volgende taken en beroepen door arbeiders van de categorie III uitgeoefend : - algemene bouwwerken: asfaltwerkers; asfalthakkers en asfalt-profielmeters van koolwaterstofbeton; bestuurders van mixerwagen; bestuurders van een voertuig met grindzuiger; betonpolijsters-specialisten; betonwerkerspecialisten; bevloeders; bouwslopers-specialisten; bestuurders van stamp- en trilmachines voor wegenwerken; bouwbeeldhouwers; behangers; cementeerders; gidsen van de bedienaar van grondwerkmachines; gipsvormers en kartonneerders; glazenmakers voor gewoon of kunstglas en spiegelplaatsers; heiers; ijzervlechters; kasseiers; lei- of pannendekkers; leggers-nivelleerders van waterleidingen; loodgieters-zinkbewerkers; marmerhouwers, marmermoeleerders en -plaatsers; metselaars; mijnleggers; mijnontstekers; monteerders van verluchtingsinstallaties; monteerders van thermische isolatie; mozaïekbewerkers; nivelleerders-spoorleggers; nivelleerders en leggers van kantstenen voor wegenwerken; paklaagzetters; parketleggers; plafonneerders; putgravers-beschoeiers; rioolkolkleggers-nivelleerders; rioolleggers-nivelleerders; rolluikmakers; smeden; schrijnwerkers; steigermakers; schilders; steenhouwers van witte of blauwe steen; tegelleggers; timmerlieden; timmerlieden-bekisters; timmerlieden voor galerijen; trapmakers; voegers; wittesteenzagers; zelfstandig werkende zager-bereider van stenen volgens plan; - werken in samengeperste lucht: sasmeester (voor het versassen van personeel); aangestelden voor de erektor; ringplaatsers; duikers; - allerlei: boorders (putten); kraanmannen; machinisten van mechanische werktuigen; machinisten van locomotieven; mecaniciens voor het onderhoud; monteerders van pylonen; peilers; plaatsers van bliksemafleiders.

De bestuurders van motorvoertuigen met een nuttig draagvermogen van 18 ton en meer worden gelijkgesteld met arbeiders van de categorie III. De bestuurders van de andere vrachtwagens worden eveneens gelijkgesteld met arbeiders van de categorie III als zij ten minste 3 jaren ervaring hebben.

Categorie IV

Art. 10.Tot de categorie IV behoren de arbeiders wier beroepsbekwaamheid kennelijk hoger ligt dan die van de arbeiders van categorie III. Hun aantal ten opzichte van het totaal der arbeiders kan variëren naar gelang van de beschouwde beroepen, onder meer : a) in de ruwbouwondernemingen kan het aantal arbeiders van de categorie IV de verhouding van één op vijf tewerkgestelde arbeiders overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten. De arbeiders die de onderstaande machines besturen, dienen evenwel, wanneer deze machines een vermogen ontwikkelen van minstens 50 PK, het loon van de arbeider van categorie IV te krijgen, als zij minstens twee jaar praktijk hebben (de praktijkperiode wordt tot één jaar teruggebracht voor arbeiders die in centra voor bestuurders van machines van burgerlijke bouwkunde erkend door het "Fonds voor vakopleiding voor het bouwbedrijf", met succes vakcursussen of cursussen voor versnelde beroepsopleiding hebben gevolgd") : - asfaltgietmachines met doseerinrichting en silo's; - drukwalsen op ballast banden, motorisch aangedreven of gesleept; - dieseldumpers; - emmergraafmachines op rupsbanden, diesel of elektrisch; - portaalkranen; - torenkranen met een minimumcapaciteit van 50 ton/m; - wegenschaafmachines voor koolwaterstofverhardingen; - dieselmotorscrapers met 2 of 3 assen, zelfladers, diesel of elektrisch; - nivelleermachines met dieselmotor; - lepelexcavatoren, grijpers of draglines, op rupsbanden, elektrisch, diesel of dieselelektrisch; - lepelexcavatoren, grijpers of draglines op vrachtwagen gemonteerd; - hydraulische bediende lepelexcavatoren en graafmachines, op rupsbanden of op vrachtwagen gemonteerd; - grondverplaatsers en dieselladers, op rupsbanden of luchtbanden; - duwtractoren op luchtbanden; - dieselwalsrollen (type "driewieler" of "tandem") met gladde loopvlakken, motorisch aangedreven trilwalsen met gladde loopvlakken; - trekkers op rupsbanden uitgerust met hydraulisch bediende angledozer of bulldozer, diesel, met handbediende of automatische overbrenging; - trilafwerkmachines met effenaar voor betonwegen; - trilafwerkmachines voor koolwaterstofverhardingen, met of zonder toevoerband, met of zonder laadtrechter; - trilafwerkmachines voor cementbetonwegen.

Worden eveneens beschouwd als arbeiders van de categorie IV : - polyvalente arbeiders; - ovenmetsers; - de bestuurders van kranen op luchtbanden waarvan de luchtbanden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken op de bouwplaats; - de werkhuismecaniciens werkzaam in het werkhuis of die herstellingen uitvoeren op de bouwplaats; - de mecaniciens die voertuigen kunnen onderhouden en herstellen, de lassers, de elektriciens die tewerkgesteld zijn in de reparatie- en onderhoudswerkplaatsen van de ondernemingen evenals de elektriciens-installateurs die tewerkgesteld worden door de ruwbouwondernemingen die meewerken aan de inrichting en het onderhoud van bouwplaatsen, voorzover zij voldoen aan de in de artikelen 9 en 10 gestelde voorwaarden; - de bedienaars van teersproeimachines op vrachtwagen voor bestrijking; b) in de dakbedekkingsondernemingen kan het aantal arbeiders van de categorie IV de verhouding van één op drie tewerkgestelde arbeiders overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten;c) in de ondernemingen voor het plaatsen van sanitaire installaties, gasverwarmingsinstallaties, de ondernemingen van lood- en zinkbewerking, kan het aantal arbeiders van de categorie IV, de verhouding van één op vier tewerkgestelde arbeiders overschrijden, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten;d) in de tegelzettersondernemingen, al de zogenaamde "tegelplaatsers-plaatsers van gleiswerk";e) in de ondernemingen voor het plaatsen van centrale verwarmingsinstallaties, nijverheidsventilatie en -leidingen: al de monteerders-lassers;f) in de ondernemingen voor stukadoors-, cement- en voegwerk en in die waar ornemanisten en stafwerkers tewerkgesteld zijn: de geschoolde arbeiders "stukadoorsafschrijvers van lijstwerk" en "similistukadoors" genaamd. Onder "afschrijver van lijstwerk" wordt verstaan : de arbeider die de nodige bekwaamheid bezit om zelf het lijstwerk af te schrijven en uit te voeren en hiertoe al het nodige te doen; g) in de ondernemingen voor afbraak en/of verwijdering van asbest of van asbesthoudende materialen: de arbeiders die zelfstandig de werkplaats kunnen klaarmaken.

Art. 11.Graad van beroepsbekwaamheid van geschoolde arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen van schrijn- en timmerwerk, steenhouwerij, marmerbewerking, schilder- en decorwerk.

In de ondernemingen van schrijn- en timmerwerk kunnen de geschoolde arbeiders, volgens de beoordeling van de werkgever een loonbijslag bekomen. Deze bijslag wordt berekend op basis van het loon van de arbeider van de categorie III en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.

De zogenaamde "eerste frezers" kunnen evenwel recht hebben op een loonbijslag van ten minste 10 pct. berekend op basis van het loon van de arbeider van de categorie III. In de ondernemingen van marmerbewerking en in diegene waar witte en blauwe steen wordt gehouwen, hebben de geschoolde arbeiders recht op een loonbijslag. Deze bijslag wordt berekend op basis van het loon van de arbeider van de categorie III en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.

In de ondernemingen van schilder- en decorwerk, kunnen de geschoolde arbeiders naar de beoordeling van de werkgever een loonbijslag ontvangen. Deze bijslag wordt berekend op het loon van arbeider van de categorie III en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.

Art. 12.Graad van beroepsbekwaamheid van de arbeiders die zekere taken of functies eigen aan het werk van stortklaar beton uitvoeren.

De taken en functies van de arbeiders die zich bezighouden met de bereiding of het vervoer van stortklaar beton en met het onderhoud worden beloond aan het niveau dat tegenover hun kwalificatie staat : a) arbeiders die zich bezighouden met de bereiding en/of vervoer van stortklaar beton : - categorie I: werklui belast met het schoonmaken van binnenplaatsen, lokalen, eetzalen, sanitair, transportbanden en garages; - categorie II: laders, lossers; - categorie III: hulp bij de productie, hulp bij de pomp, hulplaborant; - categorie IV min 0,025 EUR: chauffeur mixervrachtwagen, pompbedienaar, indien minder dan 2 jaar ervaring in de functie; - categorie IV: chauffeur mixervrachtwagen, pompbedienaar, indien 2 jaar ervaring in de functie; - categorie IV: chauffeur bulldozer, kraanmachinist, doseerder, dispatcher, geschoolde laborant met een erkend certificaat in de basiskennis in de betontechnologie; - leidinggevend personeel: zie artikel 20. b) arbeiders voor het onderhoud : - minstens categorie III (te bepalen door de onderneming naar gelang de bekwaamheid): beginnend mecanicien, invetter; - categorie IV: mecanicien, algemeen mecanicien; - minstens categorie IV (te bepalen door de onderneming naar gelang de bekwaamheid): bivalent mecanicien, mecanicien elektricien, mecanicien dieselist; - leidinggevend personeel: zie artikel 20. c) schippermotoristen: categorie IV (cf.aanvullende overeenkomst baggerwerken). HOOFDSTUK IV. - Beoordeling van de beroepsbekwaamheid

Art. 13.Alleen de werkgever oordeelt de graad van beroepsbekwaamheid van ieder bij hem in dienst zijnde arbeider. De werkgever bepaalt ook het hiermee overeenstemmende loon op grond van de schaal der regelingslonen. HOOFDSTUK V. - Koppeling aan het gezondheidsindexcijfer

Art. 14.De in artikel 4 opgenomen minimumlonen worden per kwartaal aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer waarbij het indexpercentage gelijk is aan de breuk van het gemiddelde van de eerste twee maanden van het laatste kwartaal gedeeld door het gemiddelde van de eerste twee maanden van het voorlaatste kwartaal, hetzij : a) de minimumlonen voor het 1ste kwartaal (januari, februari, maart) worden verkregen door de minimumlonen van het 4de kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor oktober en november gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor juli en augustus;b) de minimumlonen voor het 2de kwartaal (april, mei, juni) worden verkregen door de minimumlonen van het 1ste kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor januari en februari gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor oktober en november;c) de minimumlonen voor het 3de kwartaal (juli, augustus, september) worden verkregen door de minimumlonen van het 2de kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor april en mei gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor januari en februari;d) de minimumlonen voor het 4de kwartaal (oktober, november, december) worden verkregen door de minimumlonen van het 3e kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van juli en augustus gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor april en mei. Indien het resultaat van deze berekening een negatief bedrag geeft, wordt dit bedrag niet toegepast, maar verrekend met het volgend kwartaal. In dit geval worden de minimumlonen van dat volgend kwartaal aangepast, rekening houdend met het feit dat de noemer van de breuk gevormd wordt door de noemer dienstig voor de berekening van de lonen van het voorgaand kwartaal.

Het op deze wijze verkregen uurloon, wordt afgerond tot op drie decimalen volgens volgende methode : - indien de vierde decimaal gelijk is aan of kleiner dan 4, blijft de derde decimaal ongewijzigd; - indien de vierde decimaal gelijk is aan of hoger dan 5, wordt de derde decimaal met één eenheid vermeerderd. HOOFDSTUK VI. - Verschillende modaliteiten

Art. 15.De loonsverhogingen ten gevolge van de wijzigingen van de minimumlonen en de effectieve lonen gaan in op de in artikel 4 opgegeven data.

Voor de ondernemingen waar de betaalperioden niet op de eerste dag van de maand beginnen te lopen, geldt de regel dat de loonaanpassingen ten gevolge van de koppeling aan het gezondheidsindexcijfer van kracht worden met ingang van de eerstkomende betaalperiode na de wijziging.

Onverminderd het bepaalde in de volgende zin, is de werkgever in orde met zijn verplichtingen, zodra hij de lonen welke voorkomen in artikel 4 betaalt; de toekenning van hogere lonen wordt alleen door de werkgever beoordeeld.

Zo de werkgever hogere lonen uitkeert, dan moeten de bij overeenkomst bepaalde verhogingen, inclusief de kwartaalaanpassingen ten gevolge van de koppeling van de minimumlonen aan het gezondheidsindexcijfer, gevoegd worden bij al de lonen die werkelijk uitbetaald worden op het ogenblik waarop de wijziging intreedt.

Wanneer een arbeider van een vorige werkgever een hoger loon verkregen heeft dan in artikel 4 is vastgelegd, bestaat er voor de nieuwe werkgever geen verplichting hem hetzelfde loon uit te betalen.

De indienstneming mag bijgevolg altijd geschieden met strikte toepassing van de bedragen die voorkomen in artikel 4.

De uitbetaling van het loon aan de arbeiders geschiedt normaal vóór het einde van de arbeidsdag tijdens dewelke het loon overeenkomstig het arbeidsreglement wordt betaald.

Onverminderd de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt, in geval van afdanking van een arbeider, het hem verschuldigde loon vereffend op het einde van de opzeggingstermijn of uiterlijk binnen vier dagen na het einde van deze termijn.

Binnen de termijnen bepaald bij de desbetreffende overeenkomst, moet hem eveneens zijn "weerverletkaart" en zijn "getrouwheidskaart" voorzien van de nodige zegels, overhandigd worden.

Overeenkomstig artikel 141 van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt de gelijke beloning verzekerd aan de arbeiders en arbeidsters die hetzelfde werk verrichten.

Gelijkheid van beloning in de zin van vorig lid houdt in : a) dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;b) dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor eenzelfde functie. HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van de lonen

Art. 16.De lonen worden bepaald naar gelang van : a) de beroepsbekwaamheid van de arbeiders (zie artikelen 5 tot 13);b) de leeftijd van de jonge arbeiders (zie artikel 18).

Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 30, moet, wanneer de werkgever de arbeider opdraagt zich van de werk- of bouwplaats naar een andere dergelijke plaats te begeven, eerstgenoemde de reiskosten voor zijn rekening nemen.

De bijkomende tijd voor deze verplaatsingen vereist, wordt vergoed als werkelijke arbeidstijd.

Het voorgaande lid is echter niet van toepassing op de eerste verplaatsing van de exploitatiezetel naar de bouwplaats (of de laatste verplaatsing van de bouwplaats naar de exploitatiezetel) indien deze verplaatsing voorafgegaan (gevolgd) wordt door het laden (of lossen) van een bestelwagen op de exploitatiezetel van materiaal en/of materieel nodig voor de uitvoering van het werk, indien deze tijd niet langer duurt dan 5 minuten. HOOFDSTUK VIII. - Beloning van jonge arbeiders

Art. 18.Het loon van de arbeiders tot 18 jaar is als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 19.Het minimum uurloon voor de studenten die tewerkgesteld zijn in het kader van een overeenkomst voor studenten, bedoeld bij titel VII van de wet 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten, wordt per 1 juli 2007 als volgt vastgesteld, ongeacht de periode van tewerkstelling : - voor de studenten die een bouwopleiding volgen: 8,475 EUR; - voor de overige studenten: 7,775 EUR. Deze uurlonen worden ieder jaar per 1 juli geïndexeerd. Het nieuwe minimumloon is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.

Voor de toepassing van het 2de lid wordt verstaan onder : - basisbedrag: het bedrag geldig op 1 juli 2007; - het nieuwe indexcijfer: het gemiddelde van de viermaandelijkse gezondheidsindexcijfers voor april en mei van het jaar waarin de aanpassing gebeurt; - het aanvangsindexcijfer: 105,35.

Op het in het 1ste lid bedoelde uurloon worden de conventionele verhogingen bepaald in artikel 4 niet toegepast. HOOFDSTUK IX. - Lager leidinggevend personeel De meestergasten

Art. 20.De arbeider die blijk geeft van zijn vakbekwaamheid en de functie van meestergast uitoefent, heeft recht op een uurloon dat ten minste 20 pct. hoger ligt dan het loon van de arbeider van de categorie IV. Deze vakbekwaamheid wordt beoordeeld in het licht van de kwaliteiten die normaliter van een als "meestergast" aangeduide arbeider mogen verwacht worden, inzonderheid : - technische en praktische kennis nodig voor het organiseren, het leiden en coördineren van het werk van verschillende arbeidersploegen; - rekening houdend met de vanwege zijn chef ontvangen richtlijnen in staat zijn om persoonlijk de daaruit voortvloeiende uitvoeringsmoeilijkheden op te lossen; - de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de goede uitvoering van de werken die door het onder zijn gezag gestelde personeel worden verricht.

De ploegbazen

Art. 21.De arbeider die geholpen wordt door verschillende arbeiders en die toezicht houdt op de uit te voeren werken waarbij hij handenarbeid pleegt te verrichten.

De ploegbaas heeft recht op een uurloon dat ten minste 10 pct. hoger ligt dan datgene wat overeenkomt met zijn eigen beroepsbekwaamheid.

Wanneer het een ploegbaas betreft die aan het hoofd staat van een ploeg bestaande uit arbeiders met verschillende beroepsbekwaamheden dan mag het aan deze ploegbaas verschuldigde loon niet lager liggen dan het regelingsloon van de arbeider met de hoogste beroepsbekwaamheid, verhoogd met 10 pct.. HOOFDSTUK X. - Loonbijslagen voor bijzondere werken I. Werken bij de uitvoering waarvan de arbeiders gevoelens van onzekerheid, vrees, onrust, kunnen ondervinden, in weerwil van de getroffen veiligheidsmaatregelen

Art. 22.Onverminderd de dwingende bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, de codex over het welzijn op het werk en de welzijnswet van 4 augustus 1996 en haar uitvoeringsbesluiten, die verplichtingen opleggen aan de arbeiders, is de werkgever verantwoordelijk voor de arbeidsveiligheid.

Hierbij wordt hij bijgestaan door de dienst voor bescherming en preventie op het werk en door de vakbondsafvaardiging, indien er één is.

De in dit artikel bedoelde loonbijslagen zijn dus niet bestemd tot compenseren van het gevaar dat eventueel bestaat bij de uitvoering van de betrokken prestaties.

Alle voorzorgsmaatregelen en aangepaste maatregelen moeten immers steeds getroffen zijn om de uitvoering van het werk mogelijk te maken in omstandigheden die voldoende veiligheid en bescherming waarborgen.

Het blijft niettemin waar dat het, wegens de bijzondere omstandigheden waarin bepaalde taken moeten uitgevoerd worden, gerechtvaardigd is hiervoor een loonbijslag uit te keren aangezien de arbeiders af te rekenen hebben met spanningen of emoties verbonden aan buitengewone omstandigheden.

Deze loonbijslagen zijn bijgevolg enkel verschuldigd over de tijd waarin de arbeiders bezig zijn met de hierna nader omschreven werken : (Toe te kennen loonbijslag) Herstelling van leidaken (natuurlijke of kunstmatige) of pannendaken op normaal dakwerk gelegen op minimum 20 meter hoogte wanneer er kroonlijsten ontbreken : . . . . . 10 pct.

Schilderen van metalen gebinten en pylonen op een minimum van 15 meter hoogte : . . . . . 10 pct.

Werken met continu glijbekisting op minder dan 25 meter hoogte : . . . . . . . . . . 10 pct.

Rioleringswerken en andere leidingen uitgevoerd in nauwe sleuven met een diepte van ten minste 1,70 meter : . . . . . 10 pct.

Werken in galerijen: doorboringswerken tot bij de voltooiing van de voorlopige verlichtings- en ventilatie-installaties en tot dat de veiligheid, overeenkomstig het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, is gewaarborgd : . . . . . 10 pct.

Bedienaars van rots-ripmachines als het werk in moeilijke omstandigheden moet worden uitgevoerd (rotsachtig talud en gevaarlijke werkomstandigheden) : . . . . . 10 pct.

Het werk aan de topmachine : . . . . . 15 pct.

Nieuwe bekledingen van torenspitsen en koepeldaken : . . . . . 25 pct.

Bouwen en herstellen van torenspitsen : . . . . . 25 pct.

Slopingswerken aan gebouwen die in wankele toestand verkeren : . . . . . . . . . . 25 pct.

Werken in de omheining of aan gebouwen van in werking zijnde petroleumraffinaderijen (onder "omheining van petroleumraffinaderijen" wordt verstaan de plaats waar gevaar bestaat of waar speciale voorzorgsmaatregelen wegens gevaar opgelegd zijn), en werken in de warme zone van kerncentrales : . . . . . 25 pct.

Gezien de installaties van de petroleumraffinaderijen en kerncentrales verschillen van streek tot streek, wordt overeengekomen dat de verschillende interpretatiemogelijkheden, die eventueel kunnen oprijzen tussen de plaatselijke werknemers- en werkgeversorganisaties, samen door dezen dienen onderzocht. Gevraagd wordt de bijslag van 25 pct. als een maximum te beschouwen. In ieder geval kan deze bijslag nooit minder dan 15 pct. bedragen. Bij ontstentenis van een plaatselijk interpretatievergelijk wordt de normale verzoeningsprocedure ingesteld op verzoek van de meest gerede partij.

Werken uitgevoerd door de "rotskammers" vanaf 15 meter hoogte in de ruimte : . . . . . 25 pct.

Bouwen van fabrieksschoorstenen : . . . . . 40 pct.

Deze loonbijslag is toegekend aan de arbeiders die gespecialiseerd zijn in de bouw van fabrieksschoorstenen met uitzondering van hen die op de grond tewerkgesteld zijn.

Herstellingen in opzoeking uitgevoerd aan de bekleding van torenspitsen en koepels : . . . . . 50 pct.

Vernieuwing van dakbedekkingen van torenspitsen en koepels, wanneer er kroonlijsten ontbreken : . . . . . 50 pct.

Herstellingen van fabrieksschoorstenen : . . . . . 50 pct.

Deze loonbijslag is toegekend aan de arbeiders die gespecialiseerd zijn in het herstellen van fabrieksschoorstenen met uitzondering van hen die op de grond tewerkgesteld zijn.

Plaatsen, wegnemen en onderhouden van torenhanen : . . . . . 100 pct.

Plaatsen en herstellingen van dakbekledingen op rollend raam : . . . . . . . . . . 100 pct.

Bouwen van koeltorens in monolietbeton : - werken op een hoogte van 25 tot 40 meters : . . . . . 10 pct. - werken op een hoogte van 40 tot 60 meters : . . . . . 20 pct. - werken op een hoogte van 60 tot 80 meters : . . . . . 30 pct. - werken op een hoogte van 80 meter en hoger : . . . . . 40 pct.

De hoogte wordt altijd berekend van de funderingsplaat af.

In de hoogte uitgevoerde ruwbouwwerken (toren- en flatgebouwen), wanneer degene die deze werken uitvoert zich rechtstreeks in de ruimte bevindt : - werken op een hoogte van 25 tot 40 meters : . . . . . 10 pct. - werken op een hoogte van 40 tot 60 meters : . . . . . 20 pct. - werken op een hoogte van 60 tot 80 meters : . . . . . 30 pct. - werken op een hoogte van 80 meters en hoger : . . . . . 40 pct.

Het oprichten en het afbreken van steigers : - meer dan 10 meters in de ruimte : . . . . . 10 pct. - meer dan 15 meters in de ruimte : . . . . . 25 pct.

Alleen voor stukadoorswerk: werken aan dakgoten, op hangladders, hangende loopplanken, hangbruggen en hangsteigers : . . . . . 10 pct.

Voor de schilders: het werk aan dakgoten met behulp van de haakladders, "dakgootladder" genaamd waarbij genoemde dakgoot zich ten minste 15 meter boven de grond bevindt : . . . . . 10 pct.

Voor de loodgieters-zinkbewerkers alleen: werken aan dakgoten in de ruimte en meer dan 15 meter hoog voorzover de arbeiders zich bevinden op hangladders, hangende loopplanken, hangbruggen of hangsteigers : . . . . . 10 pct.

Werken in de dakgoten zijn uitgesloten.

De loonbijslagen voor het oprichten en het afbreken van steigers meer dan 15 m in de ruimte en voor werken aan dakgoten op hangladders, hangende loopplanken, hangbruggen en hangsteigers zijn niet van toepassing voor de werken uitgevoerd door de dakdekkers.

De aangeduide percentages moeten berekend worden op het regelingsloon en hoeven slechts uitbetaald te worden aan de arbeiders die werken op de verschillende aangeduide hoogten en voor de uren die aan deze werken besteed worden.

II. Ongezonde, hinderlijke of lastige werken

Art. 23.Zoals voor artikel 22 zijn de aangegeven loonbijslagen wegens de bijzondere aard van deze werken alleen maar verschuldigd voor de tijd waarin bedoelde werken worden uitgevoerd.

A. Lijst der ongezonde werken (Toe te kennen loonbijslag) Werken met de steekvlam met gas of met elektrische boogvlam op geschilderde, gegalvaniseerde of verloodde metalen : . . . . . 10 pct.

Pistoolschilderwerken en verstuivingwerken : . . . . . 10 pct.

Het werk met pistool in de stukadoorwerken : . . . . . 10 pct.

Reinigen met zandstralen : . . . . . 10 pct.

Werk uitgeoefend door arbeiders die met de spuit koolwaterstofhoudende producten (teer of bitumen) in de vorm van vloeistof en onder druk spreiden, of die rechtstreeks in contact komen met die producten : . . . . . 10 pct.

Het werken met een snijschijf als tenminste 1 uur lang ononderbroken wordt gewerkt : . . . . . 10 pct.

Het uitgieten van zakken cement in de betonmolen : . . . . . 12,5 pct.

Behandeling van los cement wanneer er geen speciale installaties zijn en de arbeider ernstig blootgesteld is aan stuivend cement : . . . . . . . . . . 12,5 pct.

Belangrijke schraapwerkzaamheden op stukadoorswerken door arbeiders stukadoors : . . . . . 2,5 pct.

Impregneren van hout door bevochtiging met schadelijke producten en/of bewerking van het aldus behandelde hout : . . . . . 15 pct.

Deze loonbijslag is niet toepasselijk op de dakdekkers.

Herstelling van stookketels (vuurvaste stenen) : . . . . . 25 pct.

Graven van putten en tunnels met de kaphamer : . . . . . 25 pct.

Werken in ingebruik zijnde tunnels : . . . . . 25 pct.

Werken bij de uitvoering waarvan de arbeider op ernstige wijze blootgesteld is aan aanrakingen met in ontbinding verkerende organische stoffen, aan de uitwerkselen van vuur, water, radioactieve bestralingen, moerassen, slijk, roet, gassen, bijtende stoffen, zuren, stof in gesloten lokalen; werken voor ontstopping van riolen in gebouwen : . . . . . 25 pct.

Reinigen en herstellen van oude beerputten; reinigen en herstellen van nijverheidsovens, wanneer deze schadelijke gassen uitwasemen; het buitenwerk met het cementgum : . . . . . 50 pct.

Het teren van beerputten, het binnenwerk met het cementgum : . . . . . . . . . . 100 pct.

B. Lijst der hinderlijke of lastige werken Toe te kennen loonbijslag Werkzaamheden van arbeiders belast met werken van effectieve dakbedekking : . . . . . 4 pct.

Werk van de kalorifugeurs wanneer zij los glaswol gebruiken : . . . . . . . . . . 5 pct.

Het hanteren van de betonbreker, het mechanische heiblok of de pneumatische hamer : . . . . . 10 pct.

Bedienen van een pneumatische boorhamer of betonbreker van minstens 15 kilo : . . . . . 15 pct.

Bestratingwerken : . . . . . 10 pct.

Uitblazen van bestratingsvoegen met samengeperste lucht : . . . . . . . . . . 10 pct.

Aanleggen van wegenasfalt: voor de bestuurders van de afwerkmachine, de aanstampers, de harkers en de walsbestuurders : . . . . . 10 pct.

Grondstabilisatiewerken met kalk met inbegrip van de chauffeurs doorlopend tewerkgesteld op een dergelijke bouwplaats : . . . . . 25 pct.

Het werken met een thermische lans : - buiten : . . . . . 25 pct. - binnen : . . . . . 50 pct.

Werken in samengeperste lucht : Druk van : 0 tot 1.250 g/cm2 : . . . . . 50 pct. 1.251 tot 2.000 g/cm2 : . . . . . 100 pct. 2.001 tot 2.500 g/cm2 : . . . . . 200 pct. 2.501 tot 3.000 g/cm2 : . . . . . 300 pct.

De volgende prestaties worden van de arbeiders gevraagd : Druk van : 0 tot 1.250 g/cm2: 3 ploegen van 8 uren; 1.251 tot 2.000 g/cm2 : 4 ploegen van 6 uren; 2.001 tot 2.500 g/cm2 : 6 ploegen van 4 uren; 2.501 tot 3.000 g/cm2 : 8 ploegen van 3 uren.

Voor de werken waarbij men zich bedient van botten of dijlaarzen, moeten deze door de werkgever verschaft worden.

III. Samenvoeging van de loonbijslagen voor bijzondere werken

Art. 24.In bepaalde gevallen kan men de loonbijslagen bepaald bij de artikelen 22 en 23 samenvoegen.

Het samenvoegen van de bijslagen is evenwel niet mogelijk voor de in eenzelfde artikel vermelde werken. Bovendien mag de samenvoeging van de loonbijslagen niet leiden tot een totaal bedrag dat 50 pct. van het normale loon overschrijdt.

Net als bij de artikelen 22 en 23 zijn deze loonbijslagen, wegens de bijzondere aard van deze werken, alleen maar verschuldigd voor de tijd waarin bedoelde werken inderdaad worden uitgevoerd. HOOFDSTUK XI. - Beschermingskleding

Art. 25.De werkgevers zijn verplicht beschermingskledij tegen regen en koude ter beschikking te stellen van de arbeiders die aan dergelijk weer zijn blootgesteld. De kledij moet de bescherming geven zoals bepaald in het ARAB, de codex over het welzijn op het werk en de welzijnswet van 4 augustus 1996 en haar uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK XII. - Arbeid in opeenvolgende ploegen

Art. 26.Bij het berekenen van de vergoeding voor ploegwerk, wordt enkel rekening gehouden met het tijdstip van het etmaal waarop de werken worden uitgevoerd.

Ongeacht de benaming van de verschillende ploegen en ongeacht het uur waarop het werk wordt aangevat of beëindigd, worden de uurprestaties tussen : - 6 en 14 uur betaald tegen 110 pct. van het loon; - 14 en 22 uur betaald tegen 110 pct. van het loon; - 22 en 6 uur betaald tegen 125 pct. van het loon.

Art. 27.Wanneer in drie opeenvolgende ploegen gewerkt wordt krijgt elke ploeg een halfuur dienstonderbreking voor schafttijd, waarvoor het normale loon wordt uitbetaald. HOOFDSTUK XIII Arbeidsprestaties buiten de gebruikelijke daguren

Art. 28.'s Nachts gepresteerde uren tussen 22 en 6 uur worden betaald tegen 125 pct. van het loon.

In dit geval wordt er eveneens een half uur dienstonderbreking voor schafttijd toegekend, zonder loonverlies.

Voor de werken die de invloed van de getijden ondergaan (zoals werken aan dijken en golfbrekers), worden de 's ochtends tussen 6 en 7 uur en 's avonds tussen 18 en 22 uur gepresteerde uren betaald tegen 115 pct. van het loon.

Deze bepaling mag echter niet tot gevolg hebben dat het bedrag vermindert van hetgeen de werkgever tot hiertoe in het kader van de beschikkingen eigen aan de onderneming, toekende. HOOFDSTUK XIV. - Gereedschap A. Vergoeding voor slijtage aan gereedschap

Art. 29.1° Een vergoeding voor slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid, dient uitgekeerd te worden aan de marmerbewerkers en steenhouwers, die in het bezit zijn van het gereedschap, vermeld in de lijsten die op hen betrekking hebben. 2° Een vergoeding voor slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de schrijnwerkers, timmerlieden en trapmakers, werkzaam in een schrijnwerkerij, en in het bezit van het gereedschap, vermeld in de lijsten die op hen betrekking hebben.3° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de loodgieters-zinkbewerkers die in het bezit zijn van het in goede staat verkerende gereedschap, vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.4° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de stukadoors die in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.5° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de timmerlieden en timmerlieden-bekisters van ruwbouwondernemingen, die op de bouwplaats in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.6° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de metselaars die op de bouwplaats in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.7° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de witsteenzagers en -houwers, beeldhouwers en beeldhouwers ornamentwerkers, die met eigen gereedschap werken.8° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de bevloerders die in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft. De voormelde bedragen van 0,0300 EUR en 0,0232 EUR worden respectievelijk op 0,0400 EUR en 0,0350 EUR gebracht vanaf 1 juli 2007.

De gereedschapslijsten waarvan hierboven sprake zijn die welke het voorwerp uitmaken van artikel 3 van de beslissing van 27 juni 1963 van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 1963 (Belgisch Staatsblad 21 september 1963).

De betaling van de vergoeding wegens slijtage aan gereedschap wordt afhankelijk gesteld van het bezitten van alle in de lijst opgenomen werktuigen.

Het gebeurlijk ontbreken van bepaalde werktuigen die niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een werk op een bepaalde dag, mag geen reden betekenen om de vergoeding niet te betalen.

De vergoedingen moeten tweemaal per jaar worden uitgekeerd: dit wil zeggen respectievelijk op 15 april en 15 oktober (wanneer de arbeider niet meer tot het bedrijf behoort, dient men hem het verschuldigde bedrag uit te betalen tegelijk met de eindloonafrekening).

B. Verlening van gereedschap De ruwbouwondernemingen zijn verplicht aan de grondwerkers en ijzervlechters alle gereedschappen ter hand te stellen die zij voor hun werk nodig hebben. HOOFDSTUK XV. - Tegemoetkoming in de reiskosten

Art. 30.§ 1. De verplaatsingen die de arbeiders moeten doen tussen hun woonplaats en de sociale zetel of de plaats van tewerkstelling dienen te gebeuren op eigen kracht uitgezonderd indien de werkgever voor deze verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt. § 2. Wanneer de arbeider zich op eigen kracht verplaatsen, moet de werkgever tussenkomen in de kosten die de arbeider maakt. Deze tussenkomst omvat een terugbetaling van de reiskosten berekend op basis van de tarieven van het spoorwegvervoer, aangevuld met een mobiliteitsvergoeding.

Voor de arbeiders die zich met de trein verplaatsen is het wekelijks bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema A. Het dagbedrag van de mobiliteitsvergoeding is gelijk aan 0,0744 EUR vermenigvuldigd met het aantal kilometers vermeld op de treinkaart.

Voor de arbeiders die zich op eigen kracht met een ander vervoermiddel dan de trein verplaatsen is het wekelijks bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema B. Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding is als volgt vastgesteld in functie van de afstand in vogelvlucht tussen de woonplaats van de arbeider en zijn plaats van tewerkstelling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij elke wijziging van de tarieven van het spoorwegvervoer wordt het bedrag van de terugbetaling van de reiskosten vermeld in het barema aangepast. Het nieuwe barema maakt telkens het voorwerp uit van een document dat, na akkoord van de ondertekenende partijen van deze overeenkomst, wordt neergelegd op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. § 3. Wanneer de werkgever voor de verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt, hetzij voor het volledige traject hetzij voor een gedeelte ervan, genieten de arbeiders van een terugbetaling van de reiskosten zoals bepaald in § 2 voor de eventuele verplaatsing tussen de woonplaats en de opstapplaats en van de mobiliteitsvergoeding zoals bepaald in § 2, 4de en 5de lid.

De arbeider die personeel naar en van de werkplaats vervoert, buiten de werkuren met een voertuig ter beschikking gesteld door de werkgever, heeft, gelet op de afstanden die moeten worden afgelegd en de bijzondere onkosten eigen aan de werkgever, recht ten titel van forfaitaire compensatie op een gecorrigeerde mobiliteitsvergoeding.

Deze is gelijk aan het dubbele van het bedrag bepaald in § 2, 4de lid.

Bestaande onkostenvergoedingen die minstens gelijkwaardig zijn blijven van kracht.

Indien de reistijd per rit de 2 uur overschrijdt, zijn er twee chauffeurs. § 4. De patronale tussenkomst wordt, voor wat betreft zijn berekeningswijze, in twee delen gesplitst. Het eerste deel betreft de normale verplaatsing tussen de woonplaats en de sociale zetel of de opstapplaats. Het tweede deel betreft de ex-sedentaire verplaatsing tot aan de werf. § 5. Het bedrag van de terugbetaling van de verplaatsingskosten en de mobiliteitsvergoeding moet betaald worden volgens de barema's A en B. In het geval van "gemengde" verplaatsingen wordt verwezen naar de barema's A en B. Ingeval de arbeider voor zijn verplaatsing gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen (trein, autobus, persoonlijk vervoermiddel, enz.), wordt de volledige verplaatsing vergoed, van zodra deze 5 km bedraagt.

Als alle nodige gegevens voor de berekening van het overeenstemmend bedrag niet kunnen worden teruggevonden in de schalen, wordt voor de ontbrekende afstanden van minder dan 5 km gebruik gemaakt van een eenvormig valorisatietarief van 0,25 EUR per km "in vogelvlucht" (afgekort: V.V.).

Het bedrag van de tegemoetkomingen en vergoedingen van barema B is berekend op de "afstand in vogelvlucht" die werd bijgewerkt door een forfaitaire multiplicator.

Ingeval van betwisting betreffende de meting van de afstand "in vogelvlucht" tussen de woonplaats en de plaats van het werk, wordt er verwezen naar de administratieve kaart van België op schaal 1/300.000 opgemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut.

Voor sommige speciale gevallen kan verwezen worden naar een wegenkaart op schaal 1/200.000. § 6. De werkgever is van de tegemoetkomingen, die voortvloeien uit de bepalingen van § 2 en § 3, vrijgesteld indien de afstand "in vogelvlucht" tussen de woonplaats van de arbeider en zijn werk, korter is dan 5 km. § 7. Het betalen van de mobiliteitsvergoeding gebeurt tezelfdertijd als de terugbetaling van de prijs van de reiskosten, die op die wijze wordt aangevuld. § 8. Er wordt aanbevolen om in de ondernemingen een mobiliteitsplan op te stellen in concertatie met de syndicale delegatie en de werknemers.

Art. 30bis.Met ingang van 1 oktober 2007 wordt artikel 30 van deze overeenkomst vervangen door de volgende bepalingen : « § 1. De verplaatsingen die de arbeiders moeten doen tussen hun woonplaats en de sociale zetel of de plaats van tewerkstelling dienen te gebeuren op eigen kracht uitgezonderd indien de werkgever voor deze verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt. § 2. De werkgever moet tussenkomen in de kosten die de arbeider daarvoor maakt. Deze tussenkomst omvat een terugbetaling van de reiskosten berekend op basis van de tarieven van het spoorwegvervoer wanneer de arbeider zich op eigen kracht verplaatst. Ze wordt aangevuld met een mobiliteitsvergoeding die de arbeider eveneens geniet wanneer hij zich verplaatst met een voertuig dat de werkgever ter beschikking stelt.

Wanneer de werkgever voor de verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt, genieten de arbeiders van een terugbetaling van de reiskosten zoals hierna bepaald voor de eventuele verplaatsing tussen hun woonplaats en de opstapplaats en van de mobiliteitsvergoeding over het ganse traject. Onder "opstapplaats" wordt verstaan : de op ondernemingsniveau afgesproken plaats van waaruit en tot waar de arbeider gebruik maakt van het voertuig dat de werkgever ter beschikking stelt. § 3. Het bedrag van de tussenkomsten van de werkgever wordt bepaald op basis van het aantal werkelijk afgelegde kilometers. De wijze en de modaliteiten van de berekening van de werkelijk afgelegde afstand, worden in overleg op ondernemingsniveau vastgesteld. Voor verplaatsingen met de trein geldt als werkelijk afgelegde afstand steeds het aantal kilometer vermeld op de treinkaart.

Indien de berekeningswijze niet is vastgelegd op ondernemingsniveau of bij betwisting wordt het aantal te vergoeden kilometers bepaald met toepassing van de routeplanner Mappy beschikbaar op het Internet (http://www.moppy.con).

De werkgever is echter vrijgesteld van de betaling van de tussenkomsten indien de werkelijke totale afstand die per dag wordt afgelegd minder dan 10 km bedraagt. § 4. Voor de arbeiders die zich met de trein verplaatsten is het bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema A. Dit barema bepaalt het wekelijks verschuldigd bedrag per afstand in kilometer, zoals vermeld op de treinkaart.

Voor de arbeiders die zich op eigen kracht met een ander vervoermiddel dan de trein verplaatsen is het bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema B. Dit barema bepaalt het wekelijks verschuldigd bedrag voor de werkelijke totale afstand die per dag wordt afgelegd.

Bij elke wijziging van de tarieven van het spoorwegvervoer wordt het bedrag van de terugbetaling van de reiskosten vermeld in de barema's A en B aangepast. De nieuwe barema's maken telkens het voorwerp uit van een document dat, na akkoord van de ondertekenende partijen van deze overeenkomst, wordt neergelegd op de Griffie van de Algemeen Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Ingeval de arbeider voor zijn verplaatsing gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen (trein, autobus, persoonlijk vervoermiddel, enz.), wordt de volledige verplaatsing vergoed van zodra de werkelijke totale afstand die per dag wordt afgelegd 10 km bedraagt.

Als alle nodige gegevens voor de berekening van het overeenstemmend bedrag niet kunnen worden teruggevonden in de barema's, wordt voor de ontbrekende afstanden van minder dan 10 km gebruik gemaakt van een eenvormig valorisatietarief van 0,25 EUR per werkelijk afgelegde km. § 5. Voor zover de minimumafstand bepaald in § 3, laatste lid bereikt wordt, is de mobiliteitsvergoeding verschuldigd voor alle werkelijk afgelegde kilometers.

Voor de arbeiders die zich met de trein verplaatsen is het dagbedrag van de mobiliteitsvergoeding gelijk aan 0,0744 EUR vermenigvuldigd met het aantal kilometers vermeld op de treinkaart.

Voor de arbeiders die zich op eigen kracht met een ander vervoermiddel dan de trein verplaatsen is het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding vastgesteld in functie van de werkelijke totale afstand die per dag wordt afgelegd, overeenkomstig de hieronder vermelde tabel. Het per dag verschuldigde bedrag van de mobiliteitsvergoeding wordt bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met het totaal aantal werkelijk afgelegde kilometers.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De arbeider die personeel naar en van de werkplaats vervoert, buiten de werkuren met een voertuig ter beschikking gesteld door de werkgever, heeft, gelet op de afstanden die moeten worden afgelegd en de bijzondere onkosten eigen aan de werkgever, recht ten titel van forfaitaire compensatie op een gecorrigeerde mobiliteitsvergoeding.

Deze is gelijk aan 0,1076 EUR per werkelijk afgelegde kilometer vanaf de eerste kilometer. Bestaande onkostenvergoedingen die minstens gelijkwaardig zijn blijven van kracht.

Indien de reistijd per rit de 2 uur overschrijdt, zijn er twee chauffeurs. § 6. De patronale tussenkomst wordt, voor wat betreft zijn berekeningswijze, in twee delen gesplitst. Het eerste deel betreft de normale verplaatsing tussen de woonplaats en de sociale zetel of de opstapplaats. Het tweede deel betreft de ex-sedentaire verplaatsing tot aan de werf. § 7. Het betalen van de mobiliteitsvergoeding gebeurt tezelfdertijd als de terugbetaling van de prijs van de reiskosten, die op die wijze wordt aangevuld. § 8. Er wordt aanbevolen om in de ondernemingen een mobiliteitsplan op te stellen in overleg met de syndicale delegatie en de werknemers.

De werkgever zal de principes opstellen voor het vervoer van de arbeiders naar de bouwplaatsen, waarbij zal rekening gehouden worden met volgende elementen: de plaats van de bouwplaats, de woonplaats van de arbeiders en de competenties nodig op de bouwplaats. » HOOFDSTUK XVI. - Kost en huisvesting

Art. 31.Wanneer de arbeider werkzaam is op een werkplaats die zo ver van zijn woonplaats verwijderd is, dat hij onmogelijk dagelijks naar huis kan terugkeren, moet de werkgever hem naar behoren kost en huisvesting verstrekken.

Art. 32.De werkgever kan zich door uitkering van een vergoeding voor kost en huisvesting per werkdag, van de verplichting voorzien bij artikel 31 kwijten.

De vergoedingen geldig vanaf 1 januari 2007 bedragen : - Huisvestingsvergoeding : 10,87 EUR; - Kostvergoeding : 22,11 EUR. Deze bedragen worden bij het begin van elk kwartaal aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen. De nieuwe bedragen van de vergoedingen zijn gelijk aan de basisbedragen vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.

Voor de toepassing van het 3de lid wordt verstaan onder : - basisbedragen: de bedragen geldig op 1 januari 2007; - het nieuwe indexcijfer: het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor de eerste twee maanden van het kwartaal voorgaand aan het kwartaal waarin de aanpassing gebeurt; - het aanvangsindexcijfer: 104,88.

Het bedrag van die vergoedingen wordt evenwel slechts aangepast wanneer de koppeling aan het indexcijfer volgende weerslag heeft : a) verhoging of verlaging met 0,02 EUR voor de huisvestingsvergoeding;b) verhoging of verlaging met 0,05 EUR voor de kostvergoeding. HOOFDSTUK XVII Kosten verbonden aan medische schifting en tachograaf

Art. 33.De kosten die verbonden zijn aan de geneeskundige schifting en het geneeskundig toezicht op de bestuurders van motorvoertuigen, ingesteld door het koninklijk besluit van 23 maart 1998 (Belgisch Staatsbad van 30 april 1998), worden gedragen door de werkgever. De administratieve kost wordt terugbetaald door de werknemer, indien hij de onderneming vrijwillig verlaat of ontslagen wordt omwille van dringende reden binnen het jaar van het bekomen van het bewijs.

Art. 34.De werkgever neemt de kosten op zich die verbonden zijn aan de persoonlijke kaart voor het gebruik van de tachograaf. Indien de betrokken arbeider binnen de 5 jaar de onderneming verlaat of ontslagen wordt om dringende redenen, dan dient hij een deel van deze kost (pro rata temporis) terug te betalen. HOOFDSTUK XVIII. - Geldigheidsduur

Art. 35.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 betreffende de arbeidsvoorwaarden.

Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd met dien verstande dat ze te allen tijde kan worden aangepast aan bepalingen van andere in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

Zij kan door één der partijen worden opgezegd met in achtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. De opzegging wordt betekend bij aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 36.§ 1. In afwijking op artikel 35, 1ste lid heeft artikel 17, 3de lid van deze overeenkomst pas uitwerking nadat een koninklijk besluit in uitvoering van artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 werd genomen op verzoek van het paritair comité. § 2. In afwijking op artikel 35, 1ste lid, treedt het barema bepaald bij artikel 18, § 1 in werking op 1 juni 2007. Voor de periode 1 januari 2007 tot 31 mei 2007 blijft het barema bepaald in artikel 16, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing.

De ondertekenende partijen gaan de verbintenis aan om tegen uiterlijk 1 januari 2009 dit barema te wijzigen in een anciënniteitbarema. De motivering berust bij het feit dat zij een ander regime voor de deeltijdse arbeid voor leerplichtigen wensen in te voeren. § 3. In afwijking op artikel 35, 1ste lid, treedt artikel 19 in werking op 1 juli 2007. Voor de tewerkstelling van studenten in de periode 1 januari 2007 tot 30 juni 2007 blijft artikel 16, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing. § 4. In afwijking op artikel 35, 1ste lid, treedt artikel 30bis in werking op 1 oktober 2007. Artikel 30 houdt op uitwerking te hebben op 30 september 2007.

Art. 37.1° Gedurende een periode die verstrijkt op 31 december 2008, ontzeggen de ondertekenende partijen zich iedere actie buiten het paritair comité teneinde de overeengekomen bepalingen te wijzigen. Zij gaan de verbintenis aan alles in het werk te stellen om te zorgen voor de veralgemening en de strikte naleving ervan.

Tenslotte gaan de partijen de verbintenis aan geen bijzondere regelingen te treffen buiten het paritair comité die een streek of één der beroepen aanbelangen uit de bouwnijverheid die afhangen van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. 2° Tijdens de duur van de periode waarvan sprake in 1°, zijn de partijen nochtans gemachtigd in het paritair comité een kwestie voor te leggen waarvan het onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, zelfs indien het een wijziging betreft aan één der clausules van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of een nieuwe bepaling. Na uitspraak van het paritair comité zullen de partijen zich neerleggen bij de beslissing en de aangegane verbintenis niet trachten te wijzigen door middel van stappen en acties gevoerd buiten het paritair comité. 3° Ten vroegste zes maanden vóór de datum waarop de onder 1° bedoelde periode verstrijkt moeten de partijen hun voorstellen tot gedeeltelijke of totale herziening indienen door een omstandige mededeling, gericht aan de voorzitter van het paritair comité.4° De partijen zijn het eens over het principe dat de voorstellen waarvan sprake in 3° moeten ingediend en onderzocht worden op geordende wijze. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden Barema A: Arbeiders die met de trein reizen (geldig vanaf 1 februari 2007) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden Barema B - Arbeiders die zich met andere vervoermiddelen verplaatsen (geldig vanaf 1 februari 2007) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden Barema B - Arbeiders die zich met andere vervoermiddelen verplaatsen (geldig vanaf 1 oktober 2007) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^