Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 maart 2003
gepubliceerd op 28 maart 2003

Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011181
pub.
28/03/2003
prom.
24/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/24/2003011181/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 12, §§ 3 en 5, en 21, 4e tot 6e lid, ingevoegd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, en 25, § 3, tweede lid, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 2001 betreffende het voorlopige systeem tot dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG);

Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 met betrekking tot de openbare dienstverplichtingen in de elektriciteitsmarkt;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 februari 2003;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door : - de onmiddellijke behoefte voor een voortgezette financiering voor de Commissie voor Regulering van de Elektriciteit en Gas (CREG), opgericht vanaf 9 januari 2000, met als doelstelling het nakomen van de verplichtingen voorzien in de Europese richtlijn 96/92 EG inzake liberalisering van de elektriciteitsmarkt en omgezet in het Belgisch recht door de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; - het feit dat de financiering van de CREG door het koninklijk besluit van 18 januari 2001, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 maart en 19 september 2002, slechts geregeld is tot en met het werkingsjaar 2002; - het feit dat de wetgever de financiering van de CREG met ingang van het begrotingsjaar 2003 structureel heeft willen regelen via de instelling van de federale bijdrage zoals bedoeld in artikel 12, § 5, van voormelde wet van 29 april 1999, zoals gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, waarvan de relevante bepalingen in werking zijn getreden op 10 januari 2003; - de kostprijs van de leningen die de CREG zou moeten aangaan teneinde zijn werkingskosten te dekken en waarvoor interesten zouden moeten betaald worden op belangrijke bedragen, interesten die in aanzienlijke mate zouden kunnen verlaagd worden door een zo spoedig mogelijke uitvoering van artikel 12, § 5, van de wet van 29 april 1999; - het feit dat de wetgever naast de financiering van de CREG ook de financiering van de denuclearisatie van bepaalde nucleaire passiva en van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen heeft willen verzekeren via de instelling van de federale bijdrage zoals bedoeld in artikel 12, § 5, van voormelde wet van 29 april 1999, zoals gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002; - het feit dat deze financieringsbehoeften in het begrotingsjaar 2003 slechts gedeeltelijk gedekt zullen worden indien het bedrag en de berekeningswijze van de federale bijdrage bedoeld in artikel 12, § 5, van de wet van 29 april 1999, zoals gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, niet onverwijld worden vastgesteld en de inning van deze bijdrage niet zo snel mogelijk effectief wordt mogelijk gemaakt;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op dit besluit. HOOFDSTUK II. - Berekening en inning van de federale bijdrage

Art. 2.§ 1. De federale bijdrage bedoeld in artikel 12, § 5, van de wet is verschuldigd door de netgebruikers die haar mogen door rekenen aan hun eindafnemers. Daartoe factureert de netbeheerder de verschuldigde federale bijdrage aan de netgebruikers onder de vorm van een toeslag op de tarieven bedoeld in artikel 12, § 1 van de wet. § 2. Indien de netgebruikers de vervoerde kWh niet zelf gebruiken, kunnen zij de toeslag doorfactureren aan hun klanten, die de toeslag op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten totdat de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de kWh voor eigen gebruik verbruikt heeft. De toeslag is opvorderbaar ten aanzien van elke natuurlijke of rechtspersoon gevestigd op het Belgisch grondgebied die de vervoerde kWh voor eigen gebruik heeft verbruikt, alsook de kWh gedekt door zelfopwekking indien de verbruiker aangesloten is op het Belgisch net.

Art. 3.De federale bijdrage wordt geïnd door de netbeheerder onder de vorm van een toeslag op de tarieven bedoeld in artikel 12, § 1, van de wet. Deze toeslag wordt op elke vervoerde KWh geheven en is gelijk aan de som van drie termen waarvan elke term een breuk is, waarvan de teller respectievelijk overeenstemt met elk van de totale jaarlijkse bedragen die voor het lopende jaar door de federale bijdrage moeten worden gedekt, zoals bedoeld in artikel 4, §§ 1 tot 3, en berekend overeenkomstig deze bepalingen, en de noemer gelijk is aan de hoeveelheid kWh die is vervoerd in het transmissienet, behoudens de doorvoer van elektriciteit, in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t. Het jaar t-2 staat voor het tweede jaar voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t.

Voor de berekening van de federale bijdrage, wordt onder « hoeveelheid van de vervoerd kWh in het transmissienet » verstaan de totale hoeveelheid van kWh geïnjecteerd in het transmissienet, onder aftrek van een forfaitaire hoeveelheid van 5 % die met het gemiddelde van de netverliezen overeenstemt en, voor de berekening van de overeen-stemmende termen, de krachtens artikel 5 vrijgestelde hoeveelheid.

Het deel van het federale bijdrage bestemd voor de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, stemt overeen met de toeslag geïnd krachtens artikel 7 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2002 met betrekking tot de openbare dienstverplichtingen in de elektriciteitsmarkt.

Art. 4.§ 1. Het bedrag bestemd tot gedeeltelijke dekking van de werkingskosten van de commissie, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de elektriciteitssector, stemt voor elk werkingsjaar, overeen met 69 % van de totale werkingskosten van de commissie gedekt overeenkomstig artikel 13 van dit besluit, verminderd met het totaal bedrag van de bijdragen voor de tussenkomsten van de commissie krachtens de artikelen 4, 17 en 28 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.

Dit bedrag wordt berekend op basis van de begroting opgesteld overeenkomstig artikel 13 van dit besluit.

Op basis van deze begroting, te verhogen met het bedrag dat nodig is voor het opnieuw aanleggen van de reserve vastgesteld op een maximaal bedrag van 15 % van de totale begroting, stelt de Koning uiterlijk op 31 januari van het lopend jaar het jaarlijks bedrag vast dat voor het lopende jaar door de federale bijdrage moet gedekt worden. § 2. Het bedrag bestemd tot financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 te Mol-Dessel, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de elektriciteitssector, wordt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld op basis van een door de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen opgemaakt vijfjaarlijkse financieringsplan. Het eerste financieringsplan heeft betrekking op de periode 2004-2008 en wordt door de Instelling aan de Minister bevoegd voor Energie voorgelegd binnen de zes maanden na de publicatie van dit besluit. De plannen voor de daarop volgende perioden worden ten laatste zes maanden vóór het begin van de betrokken periode voorgelegd. § 3. Het bedrag bestemd tot financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de elektriciteitssector, bedraagt in 2003 25.000.000 euro. Voor 2004 en de daaropvolgende jaren, wordt dit bedrag jaarlijks geïndexeerd met als basisindex het indexcijfer van de consumptieprijzen van de eerste maand van het jaar 2003 en als referentie-index het indexcijfer van consumptieprijzen van de eerste maand van het lopende jaar, volgens de formule : 25.000.000 euro x indexcijfer van de maand januari van het lopende jaar indexcijfer van januari 2003

Art. 5.De netgebruikers worden door de netbeheerder van de federale bijdrage vrijgesteld voor het deel van de toeslag bestemd tot financiering van de bedragen bedoeld in artikel 4, §§ 2 en 3, dat overeenstemt met de elektriciteit geleverd aan eindafnemers en geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen of eenheden van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Bij gevolg, wordt het bedrag van de geïnde toeslag verminderd met de overeenstemmende breuken.

Om van deze vrijstelling te kunnen genieten moeten de netgebruikers de referentienummers van de groene stroomcertificaten of wkk-certificaten, die de oorsprong en productiemethode van deze elektriciteit bewijzen, voorleggen. Dit zijn de certificaten toegekend krachtens : - het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen; - het decreet van het Vlaams Parlement van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt of elke latere gewestelijke wetgeving met hetzelfde voorwerp; - het decreet van het Waals Parlement van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt of elke latere gewestelijke wetgeving met hetzelfde voorwerp; - de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of elke latere gewestelijke wetgeving met hetzelfde voorwerp.

De netbeheerder gaat na door middel van een controle van de referentienummers van de certificaten dat geen enkele netgebruiker de vrijstelling geniet voor vervoerde elektriciteit die reeds op verzoek van een andere netgebruiker werd vrijgesteld.

Art. 6.§ 1. Uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elk jaar, stort de netbeheerder één vierde van de som van de voor het betrokken jaar door de federale bijdrage te dekken bedragen bedoeld artikel 4, §§ 1 en 3, op de bankrekening van de commissie, na kennisgeving van deze laatste verstuurd een maand daarvoor. § 2. Tijdens de eerste twee maanden van het jaar volgend op het jaar waarop de geïnde federale bijdrage betrekking heeft, overhandigt de netbeheerder aan de commissie het gecertificeerde overzicht, door zijn revisor, van het deel van de opbrengst van de toeslag geïnd met toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 3 dat bestemd is voor de financiering van de bedragen bedoeld in artikel 4, §§ 1 et 3.

Indien het bedoelde deel van de gecertificeerde opbrengst, door de revisor bij de netbeheer, groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de netbeheerder uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd op de bankrekening van de commissie gestort. Indien de gecertificeerde opbrengst, door de revisor bij de netbeheer, lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de commissie aan de netbeheerder het overschot terug uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd.

Art. 7.§ 1. Het gedeelte van de opbrengst van de federale bijdrage, bestemd voor de financiering van de uitvoering van de maatregelen bedoeld in artikel 12, § 5, 1°, van de wet, moet door de netbeheerder gestort worden op een afzonderlijke bankrekening van de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen.

Uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elk jaar stort de netbeheerder één vierde van het voor het betrokken jaar overeenkomstig artikel 4, § 2, bepaalde te financieren bedrag op deze bankrekening, na kennisgeving door de Instelling ten laatste een maand daarvoor verstuurd. § 2. Ten laatste op 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarin de toeslag is geheven, bezorgt de netbeheerder aan de Instelling het door zijn revisor gecertificeerde overzicht van het deel van de opbrengst van de toeslag geïnd met toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 3 dat bestemd is voor de financiering van het bedrag bedoeld in artikel 4, § 2.

Indien het bedoelde deel van de gecertificeerde opbrengst, door de revisor bij de netbeheer, groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de netbeheerder uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd op de bankrekening van de Instelling gestort. Indien de gecertificeerde opbrengst, door de revisor bij de netbeheer, lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de Instelling aan de netbeheerder het overschot terug uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd.

Art. 8.De commissie kan de administratie van het kadaster, registratie en domeinen belasten met het innen van de schuldvorderingen waarvan de betaling is uitgebleven. HOOFDSTUK III. - Beheer van de fondsen door de commissie

Art. 9.De fondsen bedoeld in artikel 21, 4de lid, 1° en in artikel 21, 4e lid, 4°, van de wet worden beheerd door de commissie op objectieve, transparante en niet discriminerende wijze. Voor elk van deze fondsen opent de commissie een aparte bankrekening.

Art. 10.Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst verdeelt de commissie de door de netbeheerder gestorte bedragen over de bankrekeningen toegewezen aan elk van de fondsen die zij beheert overeenkomstig de verdeelsleutel die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4.

Art. 11.§ 1. De middelen toegewezen aan het fonds bedoeld in artikel 21, vierde lid, 1°, van de wet worden door de commissie besteed tot dekking van haar werkingskosten overeenkomstig artikel 25, § 3, van dezelfde wet en de krachtens deze bepaling vastgestelde nadere regels, onverminderd de bepalingen van dit artikel. § 2. Indien het deel van de opbrengst van de toeslag geïnd met toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 3 dat bestemd is voor de financiering van het bedrag bedoeld in artikel 4, § 1, verhoogd met de opbrengst van de bijdragen voor de tussenkomsten van de commissie krachtens de artikelen 4, 17 en 28 van de wet, in de rekeningen van de commissie voor een gegeven dienstjaar een bedrag vertegenwoordigt dat groter is dan 69 % van het geheel van de kosten gecertificeerd door de revisor bij de commissie en die overeenstemmen met de werkingskosten van de commissie voor hetzelfde dienstjaar, wordt het overschot bewaard door de commissie als reserve bedoeld in § 4 van dit artikel. § 3. Indien het geheel van de opbrengsten verbonden aan de elektriciteitssector, zoals bedoeld in § 2, lager ligt dan 69 % van het totaal van de kosten gecertificeerd door de revisor bij de commissie, wordt het tekort van de opbrengsten ten opzichte van de kosten gedekt door een afhouding van de reserve bedoeld in § 4 van dit artikel.

Indien, na een eventuele afhouding van de reserve, de opbrengsten verbonden aan de elektriciteitssector een tekort blijven vertonen ten opzichte van 69 % van het totaal van de kosten gecertificeerd door de revisor bij de commissie, wordt het bedrag van de toeslag bedoeld in artikel 3 aangepast door het nog te dekken tekort toe te voegen aan de te dekken federale bijdrage. In dat geval wordt elke driemaandelijkse betaling bedoeld in artikel 6, § 1, die nog moet uitgevoerd worden gedurende het lopende jaar, verhoogd met één vierde van het nog te dekken tekort. § 4. In de schoot van de commissie wordt een reserve samengesteld waarvan het bedrag 15 % van de jaarlijkse werkingskosten bedoeld in artikel 4, § 1, van dit besluit, niet mag overschrijden.

De reserve wordt gespijsd door : 1° het eventuele overschot van de opbrengsten verbonden aan de elektriciteitssector ten opzichte van de kosten, overeenkomstig de bepalingen van § 2;2° de financiële opbrengsten en de uitzonderlijke opbrengsten van de commissie.3° een deel van een opbrengst van de federale bijdrage bepaald overeenkomstig artikel 4, § 1, voor zover nodig om een totaal bedrag van 15 % van de jaarlijkse werkingskosten te bereiken. De reserve kan gebruikt worden voor het dekken van : 1° de liquiditeitsbehoeften van de commissie;2° het eventuele tekort van de opbrengsten verbonden aan de elektriciteitssector ten opzichte van de kosten, overeenkomstig de bepalingen van § 3. Indien bij het afsluiten van de jaarrekeningen van de commissie wordt vastgesteld dat de reserve 15 % van de jaarlijkse werkingskosten bedoeld in artikel 4, § 1 overschrijdt, wordt het overschot in mindering gebracht van het door de opbrengst van de federale bijdrage te financieren bedrag als bedoeld in artikel 4, § 1 bij de volgende berekening van de toeslag overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.

Art. 12.Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst, stort de commissie de in het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 4°, van de wet gestorte bedragen, tot beloop van een bedrag van 2.300.000 euro per jaar, in het organiek begrotingsfonds bestemd voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen opgericht door artikel 435 van de programmawet (I) van 24 december 2002. Het saldo inclusief de intresten blijft onder het beheer van de commissie op de daartoe bestemde aparte bankrekening. HOOFDSTUK IV. - Structurele financiering van de commissie

Art. 13.De totale werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas met inbegrip van haar ombudsdienst maar uitgezonderd de werkingskosten gedekt door de opbrengst van de bijdragen voor de tussenkomsten van de commissie krachtens de artikelen 4, 17 en 28 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkten artikel 15/4 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, worden jaarlijks gedekt ten belope van 11.600.000 euro.

Het deel van het in het eerste lid vermelde bedrag dat betrekking heeft op personeelskosten wordt, op 31 december van elk jaar voor het afgelopen jaar aangepast op basis van de evolutie van de kosten in het afgelopen jaar met betrekking tot de leden en het personeel van de commissie in vergelijking met deze in het voorafgaande jaar. De invloed van die evolutie wordt gecertificeerd door de bedrijfsrevisor in functie bij de commissie.

Het bedrag vermeld in het eerste lid wordt, voor de andere uitgaven dan bedoeld in het tweede lid, op de in het tweede lid bepaalde datum aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het referentie-indexcijfer hiervoor is dat van de maand december 2002. De weerslag van die evolutie wordt gecertificeerd overeenkomstig de tweede zin van het tweede lid.

Om de vier jaar zal de begroting van de commissie herzien worden op basis van de « zero-base-budgetting »-techniek. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en opheffingsbepalingen

Art. 14.In afwijking van artikelen 4, § 1, en 13, wordt het bedrag bestemd tot gedeeltelijke dekking van de werkingskosten van de commissie, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de elektriciteitssector, voor het jaar 2003 vastgesteld op 8.004.000 euro.

Art. 15.In afwijking van artikel 4, § 2, wordt het bedrag bestemd tot financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 in het jaar 2003 vastgesteld op 38.000.000 euro ter aanvulling van het saldo van de middelen die werden samengesteld ter uitvoering van de Overeenkomst over de oprichting en het beheer van een fonds voor de sanering van de nucleaire installaties van de site Mol-Dessel, gesloten tussen de Belgische Staat, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen, Synatom, de Belgische elektriciteitsproducenten die de vennootschappen Electrabel en de « Société coopérative de Production d'Electricité » omvatten, op 19 december 1990.

Art. 16.Het koninklijk besluit van 18 januari 2001 betreffende het voorlopige systeem tot dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) wordt opgeheven.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 10 januari 2003.

Art. 18.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE

^