Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 maart 2009
gepubliceerd op 17 april 2009

Koninklijk besluit tot regeling van de invoer, de doorvoer en de uitvoer van radioactieve stoffen

bron
federaal agentschap voor nucleaire controle
numac
2009000213
pub.
17/04/2009
prom.
24/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/24/2009000213/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 MAART 2009. - Koninklijk besluit tot regeling van de invoer, de doorvoer en de uitvoer van radioactieve stoffen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, artikel 179, § 2;

Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, inzonderheid de artikelen 3, 4, 5 en 18;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, inzonderheid de hoofdstukken I, IV en VII, en artikel 81.4;

Gelet op de Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap;

Gelet op de Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werkers tegen de aan ioniserende stralingen verbonden gevaren;

Gelet op de Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof;

Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 7 mei 2008;

Gelet op de aanmelding bij de Europese Commissie, gedaan op 26 juni 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 oktober 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 18 december 2008;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de omzetting van Richtlijn 2006/117/Euratom ten laatste op 24 december 2008 diende gerealiseerd te zijn en dat de Europese regeling voor het toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof op 24 december 2008 in werking moest treden;

Overwegende dat de bevoegde dienst binnen het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle reeds dossiers heeft ontvangen die in principe volgens de nieuwe procedure moeten afgehandeld worden;

Overwegende dat het noodzakelijk is om deze regelgeving zo spoedig mogelijk in werking te laten treden gezien deze betrekking heeft op een sector, met name de transportsector, waarin er vanuit de aard contacten zijn met andere landen binnen Europa waarin de voornoemde richtlijn tevens wordt omgezet naar nationaal recht en een uniforme werkwijze noodzakelijk is teneinde praktische problemen te voorkomen;

Overwegende ook de aanbevelingen van de Europese commissie die stelt dat een tijdige en correcte toepassing van het Gemeenschapsrecht van essentieel belang is om de sterke fundamenten van de Europese Unie in stand te houden en om ervoor te zorgen dat het Europese beleid de beoogde effecten heeft en de burgers voordelen oplevert, dat de Europese instellingen en de lidstaten een gemeenschappelijk belang hebben bij de instandhouding van deze sterke fundamenten en er moeten naar streven dat aan de correcte toepassing van het recht hoge prioriteit wordt verleend;

Overwegende dat derhalve zo veel als mogelijk moet vermeden worden dat toepassing wordt gemaakt van artikel 226 van het EG-verdrag en artikel 141 van het Euratom-Verdrag;

Gelet op advies nr. 46.033/3 van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities en Toepassingsgebied

Artikel 1.- Definities Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities die gegeven zijn in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

In afwijking en ter aanvulling van deze definities wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : radioactief afval : radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is voorzien door het land van herkomst of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingkader van de landen van herkomst en bestemming; bestraalde kernbrandstof : kernbrandstof die is bestraald in en permanent verwijderd is uit een reactorkern; splijtstoffen : de radionucliden U-233, U-235, Pu-239, Pu-241 en mengsels ervan, met uitzondering van natuurlijk en verarmd uranium; opwerking : de bewerking die tot doel heeft radionucliden uit bestraalde kernbrandstof te extraheren om deze later te gebruiken; overbrenging : alle verrichtingen voor het verplaatsen van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof van het land van herkomst naar het land van bestemming; berging : de plaatsing van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof in een inrichting zonder de bedoeling het terug te halen; opslag : het onderbrengen van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof in een inrichting die voor de insluiting ervan zorgt, met de bedoeling dit terug te halen; houder : iedere natuurlijke of rechtspersoon die vóór de overbrenging van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof verantwoordelijk is voor dergelijk materiaal en de overbrenging naar een ontvanger plant; ontvanger : iedere natuurlijke of rechtspersoon naar wie radioactief afval of bestraalde kernbrandstof wordt overgebracht; land van herkomst : ieder land van waaruit een overbrenging gepland is of plaatsvindt; land van bestemming : ieder land waarnaar een overbrenging gepland is of plaatsvindt; land van doorvoer : ieder land, ander dan het land van herkomst of het land van bestemming, over het grondgebied waarvan een overbrenging gepland is of plaatsvindt; bevoegde autoriteiten : alle autoriteiten die krachtens de respectieve wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de landen van herkomst, doorvoer of bestemming gemachtigd zijn uitvoering te geven aan het toezichts- en controlesysteem voor overbrengingen van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof; afgedankte ingekapselde bron : een ingekapselde bron die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de handeling waarvoor een vergunning was verleend; erkende installatie : een installatie op het grondgebied van een land waaraan de bevoegde autoriteiten van dat land overeenkomstig het nationale recht een vergunning hebben verleend voor de opslag of berging van ingekapselde bronnen; uniform document : het document dat door de Europese Commissie wordt vastgesteld met toepassing van de Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof; algemeen reglement : algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 20 juli 2001; vrijstellingsniveaus : de waarden voor de activiteit en activiteitsconcentratie die vastgesteld zijn in bijlage IA van het algemeen reglement, rekening houdend met de toepassingscriteria beschreven in dezelfde bijlage, in het bijzonder in het geval van een mengsel van radionucliden.

Art. 2.- Toepassingsgebied Dit besluit is van toepassing op : - de invoer van alle radioactieve stoffen waarvan de activiteit of activiteitsconcentratie hoger is dan de vrijstellingsniveaus; - de doorvoer en de uitvoer van radioactief afval en bestraalde kernbrandstof waarvan de activiteit of activiteitsconcentratie hoger is dan de vrijstellingsniveaus; - de uitvoer van geactiveerde of met radioactieve stoffen besmette materialen en uitrustingen voor ontsmetting, fysische of chemische behandeling die zou kunnen resulteren in de productie van radioactief afval dat naar België moet teruggebracht worden.

Dit besluit is niet van toepassing op : - de invoer van radioactieve stoffen die plaats vinden in het kader van werkzaamheden zoals bedoeld in art. 5.7 van het algemeen reglement en waarbij de radioactieve stoffen niet aan een andere gebruiker overgedragen worden; - de invoer van natuurlijke stralingsbronnen, wanneer de natuurlijke radionucliden die ze bevatten niet worden of niet werden behandeld omwille van hun radioactieve eigenschappen, hun splijtbaarheid of hun kweekeigenschappen, op voorwaarde dat de activiteit of de activiteitsconcentratie het vrijstellingsniveau niet overschrijdt; voor wat betreft de reeks U-238sec en de reeks Th-232sec mogen de activiteit of de activiteitsconcentratie het tienvoud van het vrijstellingsniveau niet overschrijden. HOOFDSTUK 2. - Algemene Bepalingen betreffende de invoer

Art. 3.- Registratie van de invoerder 3.1. De invoer van radioactieve stoffen mag enkel geschieden door een natuurlijke of rechtspersoon die bij het Agentschap geregistreerd is. 3.2. Bij de vraag tot registratie moeten de volgende inlichtingen verstrekt worden : - de identiteit van de invoerder; - de aard van de radioactieve stoffen (al dan niet ingekapselde bronnen, al dan niet radioactief afval, al dan niet splijtstoffen, al dan niet bestraalde kernbrandstof, al dan niet in een toestel ingebouwd...) die hij van plan is in te voeren en hun gebruiksgebied; hierbij wordt ook aangegeven of die stoffen voor eigen gebruik ingevoerd worden, dan wel voor levering aan derden; - de frequentie van de geplande invoeren; - een verklaring waarin de invoerder er zich toe verbindt de ingevoerde radioactieve stoffen enkel te leveren aan en te laten vervoeren door een natuurlijke of rechtspersoon die hem schriftelijk bevestigd heeft dat hij daartoe vergund is met toepassing van het algemeen reglement.

Indien de invoerder de exploitant is van een inrichting die vergund werd met toepassing van het algemeen reglement en de radioactieve stoffen voor zijn eigen gebruik zal invoeren of tijdelijk zal opslaan vóór levering aan derden, moet hij ook het nummer en de datum van de relevante oprichtings- en exploitatievergunning(en) mededelen.

De invoerder die exploitant is van een inrichting die vergund werd met toepassing van het algemeen reglement en alleen ingekapselde bronnen voor eigen gebruik invoert, is vrijgesteld van registratie.

Het Agentschap kan het model van formulier vaststellen dat bij de vraag tot registratie moet gebruikt worden. 3.3. Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde registratie een gunstig gevolg kan worden gegeven, wordt een registratienummer toegekend en wordt dat aan de invoerder medegedeeld.

Indien het Agentschap van oordeel is dat aan de gevraagde registratie geen gevolg kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de registratie. 3.4. Wijzigingen van de gegevens die bij de vraag tot registratie werden medegedeeld worden onverwijld ter kennis gebracht van het Agentschap.

Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen kunnen aanvaard worden, wordt dat aan de invoerder medegedeeld.

Indien het Agentschap van oordeel is dat de wijzigingen niet aanvaard kunnen worden, wordt dit aan de geregistreerde persoon medegedeeld.

Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer hij geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de wijzigingen van de registratie. 3.5. In geval van stopzetting van zijn activiteiten moet de geregistreerde invoerder het Agentschap hiervan onverwijld op de hoogte brengen.

Art. 4.- Boekhouding en Rapportering Van het invoeren van radioactieve stoffen legt de geregistreerde invoerder een boekhouding aan met de vermelding van inzonderheid de naam van de bestemmeling en zijn adres, de datum van de invoer, alsook de ingevoerde hoeveelheden. Hij stuurt op geregelde tijdstippen een overzicht aan het Agentschap. De frequentie van rapportering wordt door het Agentschap vastgelegd op basis van de gegevens die bij de aanvraag tot registratie werden medegedeeld. De praktische modaliteiten van de rapportering worden door het Agentschap vastgelegd.

Art. 5.- Douanekantoren De invoer vanuit een land buiten de Europese Unie van radioactieve stoffen mag alleen geschieden langs de douanekantoren die door het Agentschap, met het akkoord van de Minister tot wiens bevoegdheid de Financiën behoren, werden aangeduid. HOOFDSTUK 3. - Invoer van radioactieve stoffen, andere dan radioactief afval, bestraalde kernbrandstof en splijtstoffen

Art. 6.- Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing op de radioactieve stoffen in de vorm van ingekapselde bronnen die niet onder toepassing vallen van de hoofdstukken IV en V van dit besluit.

Art. 7.- Ingekapselde bronnen 7.1. De invoer van de in art. 6 bedoelde radioactieve stoffen in de vorm van ingekapselde bronnen, waarvan de activiteit de vrijstellingsniveaus overschrijdt mag enkel geschieden door een natuurlijke of rechtspersoon die hiervoor door het Agentschap geregistreerd en voorafgaandelijk vergund is. 7.2. De vergunningsaanvraag kan betrekking hebben op een eenmalige invoer of op een reeks invoeren tijdens een bepaalde periode, die evenwel niet langer mag zijn dan drie jaar.

De aanvraag dient minstens twintig werkdagen vóór de eenmalige invoer of de eerste invoer van de reeks bij het Agentschap ingediend te worden.

Bij de aanvraag moeten de volgende inlichtingen verstrekt worden : - de identiteit van de invoerder en zijn registratienummer; - de benaming van de radioactieve stoffen die hij van plan is in te voeren, hun activiteit, hun fysische en chemische toestand en hun gebruiksgebied; - de identiteit van de vervoerder(s) van de radioactieve stoffen; - in voorkomend geval het aantal voorziene invoeren en de periode tijdens dewelke deze zullen plaatsvinden.

Voor de invoer uit een andere Lidstaat van de Europese Unie wordt het Europese uniform document gebruikt zoals bedoeld in de Verordening (Euratom) 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap.

Voor de invoer uit een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie kan het Agentschap het model van formulier vaststellen dat bij de vergunningsaanvraag moet gebruikt worden. 7.3. Wanneer het Agentschap van oordeel is dat de invoer niet kan toegestaan worden, wordt dat aan de invoerder medegedeeld. Hierbij wordt aan de aanvrager verduidelijkt dat hij het recht heeft om gehoord te worden, en dat binnen de twee weken die volgen op de betekening van deze mededeling.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. HOOFDSTUK 4. - Invoer van splijtstoffen

Art. 8.- Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing op de splijtstoffen die niet onder toepassing vallen van hoofdstuk V van dit besluit.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de bronnen die aangewend worden voor het testen en ijken van meettoestellen voor zover de massa van de splijtstoffen niet hoger is dan 10 milligram.

Art. 9.- Vergunning 9.1. De invoer van de in art. 8 bedoelde splijtstoffen, waarvan de activiteit of de activiteitsconcentratie hoger is dan de vrijstellingsniveaus, mag enkel geschieden door een natuurlijke of rechtspersoon die hiervoor voorafgaandelijk door het Agentschap werd vergund.

De vergunningsaanvraag kan betrekking hebben op een eenmalige invoer of op een reeks invoeren tijdens een bepaalde periode, die evenwel niet langer mag zijn dan drie jaar.

De aanvraag dient minstens twintig werkdagen vóór de eenmalige invoer of de eerste invoer van de reeks bij het Agentschap ingediend te worden. 9.2. Bij de vergunningsaanvraag moeten de volgende inlichtingen verstrekt worden : - identiteit van de invoerder; - identiteit van de bestemmeling; - de benaming van de voor de invoer bestemde splijtstoffen, hun fysische en chemische toestand, hun massa en activiteit (per invoer) en hun gebruiksgebied; - het identiteitsmerk van de modellen van collo en het aantal colli van elk model; - de voorziene datum of periode van de invoer(en), en in voorkomend geval de frequentie en het aantal; - de vervoerder(s) die bij de invoer zal (zullen) betrokken worden.

Het Agentschap kan de formulieren vaststellen die bij de aanvraag moeten gebruikt worden. 9.3. Indien het Agentschap van oordeel is dat de gevraagde vergunning niet kan worden toegekend, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld.

Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de twee weken vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. HOOFDSTUK 5. - Overbrenging van radioactief afval en bestraalde kernbrandstof

Art. 10.- Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de overbrenging van : - afgedankte ingekapselde bronnen naar een leverancier of fabrikant van ingekapselde bronnen of naar een erkende installatie; - radioactieve stoffen die door opwerking voor verder gebruik werden gerecupereerd; - afval dat enkel radioactieve stoffen van natuurlijke oorsprong bevat en dat niet het gevolg is van handelingen.

Art. 11.- Algemene bepalingen 11.1. De overbrenging van radioactief afval en bestraalde kernbrandstof is onderworpen aan een voorafgaande vergunning, die verleend wordt volgens de artikelen 12 tot 17 van dit besluit. 11.2. De vergunningsaanvragen worden ingediend bij het Agentschap, aan de hand van het uniform document.

Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document niet naar behoren is ingevuld, stuurt het dit formulier terug met een vraag naar bijkomende inlichtingen. 11.3. Indien de aanvrager in België gevestigd is, dient bij de aanvragen voor invoer en uitvoer het advies van NIRAS gevoegd te worden. 11.4. Het ingevulde uniforme document en de eventuele bijlagen waaruit blijkt dat aan de vergunningsprocedure is voldaan, moet elke overbrenging die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, vergezellen, ook wanneer één enkel vergunningsdocument wordt gebruikt voor meerdere overbrengingen.

Art. 12.- Uitvoer naar lidstaten van de Europese Unie 12.1. De aanvraag tot het bekomen van een vergunning voor uitvoer van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof naar een lidstaat van de Europese unie wordt ingediend door de houder.

De aanvraag kan op meer dan één overbrenging betrekking hebben, mits : a) het radioactief afval of de bestraalde kernbrandstof waarop de aanvraag betrekking heeft, in wezen dezelfde fysische, chemische en radiologische kenmerken vertoont, en b) de overbrenging van dezelfde houder naar dezelfde ontvanger geschiedt en er dezelfde bevoegde autoriteiten bij betrokken zijn, en c) indien de overbrenging doorvoer door derde landen omvat, de doorvoer plaatsvindt via dezelfde grensdoorlaatpost van binnenkomst en/of uitreis van de Europese Unie en via dezelfde grensdoorlaatpost van het (de) betrokken derde land(en), tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten anders zijn overeengekomen. 12.2. Wanneer het Agentschap niet kan instemmen met de geplande overbrenging, wordt de aanvraag niet naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van de eventuele lidstaten van doorvoer gestuurd. Dit wordt aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. 12.3. Wanneer het Agentschap kan instemmen met de geplande overbrenging, zendt het de naar behoren ingevulde aanvraag ter toestemming naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van de eventuele lidstaten van doorvoer.

Indien de bevoegde autoriteiten van een betrokken lidstaat daarom verzoeken stuurt het Agentschap bijkomende informatie aan deze autoriteiten en stuurt het een afschrift ervan aan alle andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien van de betrokken bevoegde autoriteiten na het verstrijken van een termijn van twee maand na ontvangst van de ontvangstbevestiging van de aanvraag, of in voorkomend geval van de bijkomende informatie, door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming geen antwoord werd ontvangen, worden de betrokken bevoegde autoriteiten geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging gegeven te hebben. 12.4. Indien de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat weigert om toestemming te geven, weigert het Agentschap de vergunning en stelt de houder, NIRAS en de bevoegde autoriteiten van alle betrokken landen daarvan in kennis.

Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, kan het Agentschap de houder vergunning tot overbrenging verlenen. Het Agentschap kan aan de vergunning voorwaarden verbinden. In elk geval worden de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aan hun toestemming verbonden in de vergunning opgenomen.

Het stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en NIRAS daarvan in kennis.

Deze vergunning doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheid van de houder, de vervoerders, de eigenaar, de ontvanger of enige andere natuurlijke of rechtspersoon die bij de overbrenging betrokken is.

De vergunning kan voor meer dan één overbrenging gelden mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 12.1.

De vergunning geldt voor ten hoogste 3 jaar. Bij de vaststelling van de geldigheidsperiode houdt het Agentschap rekening met de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten bij hun toestemming werden gesteld.

Het Agentschap stuurt een afschrift van de bevestiging van het uitvoeren van elke overbrenging die het van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming heeft ontvangen, aan de oorspronkelijke houder. 12.5. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend.

Wanneer een overbrenging niet kan worden voltooid of als niet voldaan is aan de voorwaarden voor overbrenging, ziet het Agentschap erop toe dat het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan getroffen worden. Het Agentschap ziet erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt.

De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid.

Art 13. - Uitvoer naar derde landen 13.1. Het is verboden om radioactief afval en bestraalde kernbrandstof uit te voeren naar : a) een bestemming ten zuiden van 60° zuiderbreedte;b) een staat die partij is bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, (ACP-EG-overeenkomst van Cotonou) en geen lidstaat is, tenzij het om radioactief afval gaat dat geproduceerd werd bij de behandeling in België van radioactief afval of bestraalde kernbrandstof afkomstig uit die staten; c)een derde land dat, naar het oordeel van het Agentschap, overeenkomstig de criteria die door de Europese Commissie met toepassing van art. 16.2 van de Richtlijn 2006/117/Euratom werden opgesteld en rekening houdend met relevante informatie van andere lidstaten, niet beschikt over de administratieve en technische middelen en de regelgevingsstructuur om het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof veilig te beheren, zoals is vastgesteld in het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval. 13.2. De aanvraag tot uitvoer naar een land buiten de Europese Unie wordt door de houder ingediend.

De aanvraag kan betrekking hebben op meer dan één overbrenging, mits aan de voorwaarden van art. 12.1 is voldaan. 13.3. Wanneer het Agentschap niet kan instemmen met de geplande overbrenging, wordt de aanvraag niet naar de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming en van de eventuele lidstaten van doorvoer gestuurd. Dit wordt aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. 13.4. Wanneer het Agentschap kan instemmen met de geplande overbrenging, stelt het de bevoegde autoriteit van het land van bestemming in kennis van deze geplande overbrenging en vraagt haar toestemming. Het stuurt de aanvraag ter toestemming ook naar de bevoegde autoriteiten van eventuele lidstaten van doorvoer.

Indien de bevoegde autoriteiten van een betrokken land daarom verzoeken stuurt het Agentschap bijkomende informatie aan deze autoriteiten en stuurt het een afschrift ervan aan alle andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien van de betrokken bevoegde autoriteiten na het verstrijken van een termijn van twee maanden na het versturen van de aanvraag, of in voorkomend geval van de bijkomende informatie, geen antwoord werd ontvangen worden de betrokken bevoegde autoriteiten geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging gegeven te hebben. 13.5. Indien de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat weigert om toestemming te geven, weigert het Agentschap de vergunning en stelt de houder, NIRAS en de bevoegde autoriteiten van alle betrokken landen daarvan in kennis.

Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, kan het Agentschap de houder vergunning tot overbrenging te verlenen.

Het Agentschap kan aan de vergunning voorwaarden verbinden. In elk geval worden de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aan hun toestemming verbonden in de vergunning opgenomen. Het stelt de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming en van alle landen van doorvoer, evenals NIRAS daarvan in kennis.

Deze vergunning doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheid van de houder, de vervoerders, de eigenaar, de ontvanger of enige andere natuurlijke of rechtspersoon die bij de overbrenging betrokken is.

De vergunning kan voor meer dan één overbrenging gelden mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 12.1.

De vergunning geldt voor ten hoogste 3 jaar. Bij de vaststelling van de geldigheidsperiode houdt het Agentschap rekening met de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten bij hun toestemming werden gesteld. 13.6. De houder stelt het Agentschap er binnen de vijftien kalenderdagen na de datum van aankomst van in kennis dat het radioactief afval of de bestraalde kernbrandstof zijn bestemming in het derde land heeft bereikt en vermeldt het laatste douanekantoor in de Europese Unie waarlangs de overbrenging is verricht.

Deze kennisgeving gaat vergezeld van een verklaring of bevestiging van de ontvanger dat het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof de juiste bestemming heeft bereikt, met vermelding van het douanekantoor van binnenkomst in het derde land. 13.7. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend.

Wanneer een overbrenging niet kan worden voltooid of als niet voldaan is aan de voorwaarden voor overbrenging, ziet het Agentschap erop toe dat het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan getroffen worden. Het Agentschap ziet erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt.

De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid.

Art. 14.- Invoer vanuit derde landen 14.1. Wanneer radioactief afval of bestraalde kernbrandstof vanuit een derde land worden binnengebracht, wordt de vergunningsaanvraag ingediend door de ontvanger.

De aanvraag kan betrekking hebben op meer dan één overbrenging, mits aan de voorwaarden van art. 12.1 is voldaan.

In de aanvraag moet worden aangetoond dat de ontvanger een regeling heeft getroffen met de in het derde land gevestigde houder, die door de bevoegde autoriteiten van dat derde land is aanvaard, waarbij de houder verplicht is het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet kan worden voltooid. 14.2. Wanneer het Agentschap niet kan instemmen met de geplande overbrenging, wordt de aanvraag niet naar de bevoegde autoriteiten van de eventuele lidstaten van doorvoer gestuurd. Dit wordt aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze medeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. 14.3. Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document naar behoren is ingevuld en met de geplande overbrenging kan instemmen, stuurt het de aanvraag ter toestemming binnen de dertig kalenderdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag aan de bevoegde autoriteiten van eventuele lidstaten van doorvoer.

Indien de bevoegde autoriteiten van een betrokken lidstaat daarom verzoeken stuurt het Agentschap bijkomende informatie aan deze autoriteiten en stuurt het een afschrift ervan aan alle andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien van de betrokken bevoegde autoriteiten na het verstrijken van een termijn van twee maanden geen antwoord werd ontvangen, worden die bevoegde autoriteiten geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging gegeven te hebben. 14.4. Indien de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat weigert om toestemming te geven, weigert het Agentschap de vergunning. Het stelt de houder, NIRAS en de bevoegde autoriteiten van alle betrokken landen daarvan in kennis.

Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, kan het Agentschap de ontvanger vergunning tot overbrenging geven. Het Agentschap kan aan de vergunning voorwaarden verbinden. In elk geval worden de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aan hun toestemming verbonden in de vergunning opgenomen.

Het Agentschap stelt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst en van alle landen van doorvoer, evenals NIRAS daarvan in kennis.

Deze vergunning doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheid van de houder, de vervoerders, de eigenaar, de ontvanger of enige andere natuurlijke of rechtspersoon die bij de overbrenging betrokken is.

De vergunning kan voor meer dan één overbrenging gelden mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 12.1.

De vergunning geldt voor ten hoogste 3 jaar. Bij de vaststelling van de geldigheidsperiode houdt het Agentschap rekening met de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten bij hun toestemming werden gesteld. 14.5. Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst stuurt de ontvanger van het radioactief afval of de bestraalde kernbrandstof het Agentschap van elke overbrenging een ontvangstbevestiging. Het Agentschap stuurt een afschrift van de ontvangstbevestiging aan NIRAS en aan de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst en van eventuele landen van doorvoer. 14.6. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend. Het brengt er dan onverwijld de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst van op de hoogte.

De ontvanger is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid.

Art. 15.- Invoer vanuit lidstaten van de Europese Unie 15.1. Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document, dat het van de bevoegde autoriteit van het land van herkomst kreeg toegestuurd, naar behoren is ingevuld, stuurt het binnen de dertig kalenderdagen na de ontvangst ervan een ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst, met een kopie aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document niet naar behoren is ingevuld, verzoekt het, binnen de twintig kalenderdagen na de ontvangst ervan, de bevoegde autoriteit van het land van herkomst om de ontbrekende informatie. Het stelt de andere betrokken bevoegde autoriteiten van dit verzoek in kennis.

Uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van de ontbrekende informatie stuurt het Agentschap een ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst, met een kopie aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Het Agentschap stuurt het naar behoren ingevuld uniform document voor advies naar NIRAS. Uiterlijk twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging neemt het Agentschap, in voorkomend geval rekening houdend met het advies van NIRAS, een beslissing over de geplande invoer en stelt het de bevoegde autoriteit van het land van herkomst in kennis van hetzij zijn toestemming, hetzij van de voorwaarden die het noodzakelijk acht om toestemming te verlenen, hetzij van zijn weigering om toestemming te verlenen. Het Agentschap kan aan de bevoegde autoriteit van het land van herkomst vragen om die termijn met maximaal één maand te verlengen. 15.2. De ontvanger stuurt binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het radioactief afval of de bestraalde kernbrandstof een ontvangstbevestiging aan het Agentschap.

Het Agentschap stuurt een afschrift van deze ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteit van het land van herkomst en van de eventuele landen van doorvoer. 15.3. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend.

Het brengt er dan onverwijld de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lidstaten op de hoogte.

De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid.

Art. 16.- Doorvoer vanuit een lidstaat van de Europese Unie naar een andere lidstaat 16.1. Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document, dat het van de bevoegde autoriteit van het land van herkomst kreeg toegestuurd, naar behoren is ingevuld, stuurt het binnen de dertig kalenderdagen na de ontvangst ervan een ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst.

Wanneer het Agentschap van oordeel is dat het uniform document niet naar behoren is ingevuld, verzoekt het, binnen de twintig kalenderdagen na de ontvangst ervan, de bevoegde autoriteit van het land van herkomst om de ontbrekende informatie. Het stelt de andere betrokken bevoegde autoriteiten van dit verzoek in kennis.

Uiterlijk twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging van de aanvraag of, in voorkomend geval, van de bijkomende informatie door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming, neemt het Agentschap een beslissing over de geplande doorvoer en stelt het de bevoegde autoriteit van het land van herkomst in kennis van hetzij zijn toestemming, hetzij van de voorwaarden die het noodzakelijk acht om toestemming te verlenen, hetzij van zijn weigering om toestemming te verlenen. Het Agentschap kan aan de bevoegde autoriteit van het land van herkomst vragen om die termijn met maximaal één maand te verlengen. 16.2. Wanneer het Agentschap voor een bepaalde overbrenging toestemming voor doorvoer heeft verleend, mag het in de volgende gevallen toestemming voor terugzending niet weigeren : a) wanneer de aanvankelijke toestemming betrekking had op materiaal dat werd overgebracht voor behandelings- of opwerkingsdoeleinden, indien de terugzending betrekking heeft op radioactief afval of andere producten die gelijkwaardig zijn aan het oorspronkelijke materiaal na behandeling of opwerking, en alle relevante voorschriften zijn nageleefd;b) onder de in art.12.5 beschreven omstandigheden, indien de terugzending op dezelfde voorwaarden en met dezelfde specificaties wordt verricht. 16.3. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend. Het brengt er dan onverwijld de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lidstaten op de hoogte.

De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid.

Art. 17.- Doorvoer door de Europese Unie 17.1. Wanneer radioactief afval of bestraalde kernbrandstof vanuit een derde land de Europese Unie zal worden binnengebracht, het land van bestemming geen lidstaat van de Europese Unie is en België de eerste lidstaat van doorvoer is, wordt de vergunningsaanvraag ingediend door de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de overbrenging op Belgisch grondgebied.

De aanvraag kan betrekking hebben op meer dan één overbrenging, mits aan de voorwaarden van art. 12.1 is voldaan.

In de aanvraag moet worden aangetoond dat de ontvanger een regeling heeft getroffen met de houder, die door de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst is aanvaard, waarbij de houder verplicht is het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet kan worden voltooid. 17.2. Wanneer het Agentschap niet kan instemmen met de geplande overbrenging, wordt de aanvraag niet naar de bevoegde autoriteiten van de eventuele lidstaten van doorvoer gestuurd. Dit wordt aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. 17.3. Wanneer het Agentschap kan instemmen met de geplande overbrenging, stuurt het de aanvraag ter toestemming aan de bevoegde autoriteiten van eventuele andere lidstaten van doorvoer.

Indien van de betrokken bevoegde autoriteiten na het verstrijken van een termijn van twee maanden geen antwoord werd ontvangen, worden die bevoegde autoriteiten geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging gegeven te hebben. 17.4. Indien de bevoegde autoriteit van een betrokken lidstaat weigert om toestemming te geven, weigert het Agentschap de vergunning. Het stelt de houder en de bevoegde autoriteiten van alle betrokken landen.

Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, kan het Agentschap de in art. 17.1 bedoelde verantwoordelijke persoon vergunning tot overbrenging verlenen. Het Agentschap kan aan de vergunning voorwaarden verbinden. In elk geval worden de voorwaarden die de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aan hun toestemming verbonden in de vergunning opgenomen. Het Agentschap stelt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst en van eventuele andere landen van doorvoer daarvan in kennis.

Deze vergunning doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheid van de houder, de vervoerders, de eigenaar, de ontvanger of enige andere natuurlijke of rechtspersoon die bij de overbrenging betrokken is.

De vergunning kan voor meer dan één overbrenging gelden mits voldaan is aan de voorwaarden van art. 12.1.

De vergunning geldt voor ten hoogste 3 jaar. Bij de vaststelling van de geldigheidsperiode houdt het Agentschap rekening met de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten bij hun toestemming werden gesteld. 17.5. De in art. 17.1 bedoelde verantwoordelijke persoon stelt het Agentschap ervan in kennis dat het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof op zijn bestemming in het derde land is aangekomen, en dit binnen de vijftien kalenderdagen na de aankomstdatum, en hij vermeldt daarbij het laatste douanekantoor in de Europese Unie waarlangs de overbrenging is verricht.

Deze kennisgeving gaat vergezeld van een verklaring of bevestiging van de ontvanger dat het radioactieve afval of de bestraalde kernbrandstof de juiste bestemming heeft bereikt, met vermelding van het douanekantoor van binnenkomst in het derde land. 17.6. Het Agentschap kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden voltooid wanneer niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die zijn verleend.

Het brengt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit.

De in art. 17.1 bedoelde verantwoordelijke persoon is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden voltooid. 17.7. Wanneer radioactief afval of bestraalde kernbrandstof vanuit een derde land de Europese Unie zal worden binnengebracht, het land van bestemming geen lidstaat van de Europese Unie is en België niet de eerste lidstaat van doorvoer is, volgt het Agentschap de procedure die in art. 16 beschreven is. In dit geval wordt « het land van herkomst » vervangen door « de eerste Lidstaat van doorvoer ».

Art. 18.- Uitvoer voor behandeling De uitvoer, met het oog op welke fysische of chemische behandeling dan ook, van geactiveerde of met radioactieve stoffen besmette materialen of uitrustingen, andere dan deze waarop de artikelen 12 en 13 van dit besluit van toepassing zijn, is onderworpen aan de voorafgaande vergunning van het Agentschap indien als gevolg van de behandeling radioactief afval zou kunnen ontstaan. De vergunningsaanvraag wordt door de houder ingediend door middel van het door het Agentschap vastgesteld formulier. Het Agentschap raadpleegt NIRAS over de mogelijkheid tot terugkeer van het radioactief afval en het latere beheer ervan.

Indien het Agentschap van oordeel is dat de gevraagde vergunning niet kan worden toegekend, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling gehoord te worden.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Wanneer de aanvrager geen gebruik maakt van zijn recht om gehoord te worden, weigert het Agentschap ambtshalve de vergunning. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen Art. 19 Schorsing en opheffing van registratie en vergunningen De registratie kan op elk ogenblik bij beslissing van het Agentschap geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt. Indien het Agentschap meent de registratie ongedaan te moeten maken, wordt dit vooraf aan de geregistreerde persoon medegedeeld, waarbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om gehoord te worden binnen de door het Agentschap vastgestelde termijn.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

De vergunning kan op elk ogenblik bij beslissing van het Agentschap geheel of gedeeltelijk worden geschorst of opgeheven. Indien het Agentschap meent de vergunning te moeten schorsen of opheffen, wordt dit vooraf aan de vergunninghouder medegedeeld. Hierbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om gehoord te worden binnen de dertig kalenderdagen vanaf de betekening van deze mededeling.

De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het Agentschap dat bij zijn beslissing rekening houdt met de bijkomende elementen die worden verstrekt.

Art. 20.- Beroep Tegen de beslissingen van het Agentschap kan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen beroep worden aangetekend bij de Minister tot wiens bevoegdheid de binnenlandse zaken behoren. Het beroep dient bij een ter post aangetekend schrijven gestuurd te worden aan de Minister tot wiens bevoegdheid de binnenlandse zaken behoren.

Het beroep schorst de beslissing van het Agentschap niet.

De Minister beschikt over een termijn van drie maanden om een beslissing te treffen.

Art. 21.- Strafbepalingen De inbreuken op dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en vervolgd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

Het Agentschap kan bovendien de door haar gemaakte kosten voor opslag en vervoer verhalen op de persoon die radioactieve stoffen invoert, doorvoert of uitvoert in strijd met de bepalingen van onderhavig besluit.

Art. 22.- Opheffingsbepalingen Hoofdstuk IV, artikel 81.4 en bijlage IV van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen worden opgeheven.

Art. 23.- Wijzigingsbepalingen In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen worden in punt 1 in het eerste lid de woorden « , de doorvoer » en « , de invoer en de uitvoer » geschrapt.

In het laatste lid van artikel 57 van hetzelfde besluit worden de bepalingen van punt 4° vervangen als volgt : « het vervoer van radioactief afval zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 24 maart 2009 tot regeling van de invoer, de doorvoer en de uitvoer van radioactieve stoffen; in dit geval kan de vervoervergunning niet worden verleend vooraleer de in dat besluit bedoelde overbrengingsvergunning is verleend. » Aan artikel 58.1 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De vervoerder die radioactieve stoffen uit de kernbrandstofcyclus België binnenbrengt waarbij op Belgisch grondgebied een verandering van vervoermiddel voorzien wordt, dient er zich van te vergewissen dat het aansluitend vervoer vergund is volgens de bepalingen van dit hoofdstuk en dit alvorens de radioactieve stoffen op het Belgische grondgebied gebracht worden. Hij staat ook in voor de organisatie van de onmiddellijke aansluiting van de vervoermiddelen; indien deze onmiddellijke aansluiting niet mogelijk is en/of bij onvoorziene omstandigheden staat hij in voor de toepassing van alle door het Agentschap of andere overheden opgelegde maatregelen om de veiligheid en de beveiliging van de stoffen te waarborgen. » In artikel 58.2 van hetzelfde besluit wordt een twaalfde punt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 12. In voorkomend geval, de wijze waarop aan de bepalingen van het laatste lid van artikel 58.1 zal voldaan worden. »

Art. 24.- Overgangsbepalingen De vergunningen voor doorvoer van radioactieve stoffen, andere dan radioactieve afvalstoffen, die werden verleend met toepassing van hoofdstuk IV van het algemeen reglement, worden opgeheven.

Worden eveneens opgeheven, de vergunningen voor de invoer van radioactieve stoffen die plaats vinden in het kader van werkzaamheden zoals bedoeld in art. 5.7 van het algemeen reglement en waarbij de radioactieve stoffen niet aan een andere gebruiker overgedragen worden.

De andere vergunningen die werden verleend met toepassing van hoofdstuk IV van het algemeen reglement, waarvan de geldigheidstermijn verstrijkt vóór 1 januari 2010, blijven geldig tot het einde van de geldigheidstermijn die in de vergunning is vermeld. Alle andere vergunningen worden per 1 januari 2010 opgeheven.

Vergunningen die werden aangevraagd vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het algemeen reglement.

De natuurlijke en rechtspersonen die op datum van inwerkingtreden van dit besluit houder zijn van een algemene invoervergunning die verleend werd met toepassing van hoofdstuk IV van het algemeen reglement, worden ambtshalve geregistreerd tot 31 december 2009. Wanneer zij na die datum willen geregistreerd blijven dienen zij een vraag tot registratie met toepassing van dit besluit in te dienen ten laatste op 31 augustus 2009.

De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 maart 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT

^