Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 1997
gepubliceerd op 13 juni 1997

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 36 van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling

bron
ministerie van economische zaken
numac
1997011194
pub.
13/06/1997
prom.
25/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/25/1997011194/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 36 van de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, inzonderheid op het artikel 36, lid 3 ;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 84, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 9 van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie 90/314/CEE betreffende de reizen, de vakanties en de forfaitaire circuits van 13 juni 1990, bepaalt dat de einddatum om uitvoeringsmaatregelen te nemen vastgelegd is op 31 december 1992 en door de ingebrekestelling van de Europese Commissie op 2 september 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 februari 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling;2° de (verzekering)nemer : de reisorganisator of -bemiddelaar die de verzekeringsovereenkomst heeft aangegaan bij toepassing van artikel 2 van dit besluit;3° de begunstigde (van de verzekeringsovereenkomst) : elke reiziger in de zin van artikel 1, 5° van de wet ten voordele van wie de verzekeringsprestaties zijn bedongen bedoeld bij artikel 9 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - De voldoende financiële garanties

Art. 2.Het bewijs van voldoende garanties bedoeld bij artikel 36 van de wet kan slechts worden geleverd door een verzekeringsovereenkomst aangegaan bij een verzekeringsonderneming die gemachtigd is om dergelijke verrichtingen uit te oefenen. HOOFDSTUK III. - De verzekeringsvoorwaarden

Art. 3.De verzekering wordt toegestaan of behouden wanneer de verzekeringsnemer voldoet aan de volgende geldelijke voorwaarden : a) de eigen middelen van de verzekeringsnemer bereiken 15 % van het balanstotaal na aftrek van de immateriële of moeilijke te verwezenlijken activa, tenzij de verzekeringsnemer een aanvullende bankwaarborg geeft, zonder dat deze eigen middelen lager dan F 1 000 000 mogen liggen ;b) de verzekeringsnemer deelt zijn jaarrekening mee binnen drie maanden na het afsluiten ervan of binnen één maand na de goedkeuring ervan door de algemene vergadering;c) de verzekeringsnemer betaalt binnen de wettelijke termijnen de belasting op de toegevoegde waarde, de bijdragen aan de Rijksinstituut voor Sociale Zekerheid en de bedrijfsvoorheffing.

Art. 4.De verzekeraar kan de verzekeringsnemer vrijstellen van de voorwaarden beoogd in de punten a) en b) van het artikel 3 wanneer deze verzekeringsnemer er niet toe gehouden is een jaarrekening op te stellen overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 betreffende de jaarrekening der ondernemingen.

In het geval, beoogd in voorgaand lid, kan de verzekeraar een aanvullende bankwaarborg of elke andere gelijkwaardige waarborg eisen.

Art. 5.De verzekeraar kan van de verzekeringsnemer eisen : a) hetzij dat het bedrijfskapitaal, te weten het verschil tussen de vorderingen op korte termijn verhoogd met de geldelijke middelen en de schulden op korte termijn, steeds positief is en de liquide middelen steeds de vaste kosten over één maand dekken;b) hetzij dat het bedrijfskapitaal op korte termijn positief is, zijnde dat het verschil tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn positief is;c) hetzij elke gelijkaardige liquiditeitsratio.

Art. 6.De verzekeraar kan eisen dat de jaarrekening van de verzekeringsnemer wordt gecontroleerd door een accountant ingeschreven op de lijst van de externe accountants van het Instituut der Accountants of door een bedrijfsrevisor in toepassing van artikel 82 van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat.

Art. 7.In geval van schorsing van de waarborg, van opzegging of nietigverklaring van de overeenkomst of van gedeeltelijk of volledig verval van recht op de uitkering, alsook wanneer de overeenkomst niet wordt vernieuwd op zijn eindvervaldag, is de verzekeraar ertoe gehouden onmiddellijk de overheid te verwittigen die de reisorganisator of -bemiddelaar heeft erkend.

Bij gebrek daaraan levert de verzekeraar een waarborg tot op het ogenblik dat hij deze overheid verwittigt.

Art. 8.De verzekeringsovereenkomst wordt opgezegd indien de overheid, die de reisorganisator of -bemiddelaar heeft erkend, deze erkenning intrekt.

De verzekeringsnemer verwittigt onmiddellijk de verzekeraar van deze intrekking, tenzij de overheid die de erkenning heeft ingetrokken zich met deze informatie belast. HOOFDSTUK IV. - De verzekeringsprestatie

Art. 9.De verzekeringsovereenkomst heeft als voorwerp, ingeval van financieel onvermogen van een reisorganisator of -bemiddelaar : 1° de bedragen terug te betalen welke reeds voldaan zijn bij het sluiten van een contract van reisorganisatie of -bemiddeling;2° tot repatriëren van de reizigers over te gaan indien de reis een aanvang heeft genomen. Afdeling I. - De teruggave van de betaalde bedragen

Art. 10.De bedragen bedoeld bij artikel 9, 1° zijn hetzij de prijs van de reis bedoeld bij artikel 10, § 1, 7° van de wet of het saldo ervan, hetzij het voorschot betaald krachtens artikel 9 van de wet.

De verzekeringsovereenkomst mag niet voorzien in een schadevergoeding ingevolge het financieel onvermogen van de reisorganisator of -bemiddelaar. Afdeling II. - De repatriëring

Art. 11.De verzekeraar is ertoe gehouden tot repatriëring over te gaan zo de reis een aanvang heeft genomen en de terugkeer van de begunstigde onzeker of verhinderd is ingevolge het financieel onvermogen van de reisorganisator of -bemiddelaar.

Art. 12.De verzekeraar beslist autonoom over de modaliteiten tot repatriëring met inachtname van het belang van de begunstigde. In het bijzonder zal de repatriëring gebeuren via een transportwijze, op het datum en naar een plaats die zo nauw mogelijk aansluiten op hetgeen voorzien werd in het contract tot reisorganisatie of -bemiddeling.

Art. 13.De verzoeken tot repatriëring zijn aan geen enkele vormvereiste onderworpen. Niettemin zijn de begunstigden die zich op een verzoek tot repatriëring tegenover de verzekeraar beroepen, gehouden er het bewijs van te leveren, behalve indien de verzekeraar aan dit verzoek spontaan tegemoetkomt. HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen

Art. 14.De verzekeraar doet elk jaar, in de loop van de maand december, in het Belgisch Staatsblad de lijst verschijnen van de reisorganisatoren en -bemiddelaars die hij verzekert krachtens dit besluit.

Art. 15.Bij afwijking van artikel 3, a), wordt het percentage van 15 % teruggebracht naar 10 % wat de jaarrekening betreft van het boekjaar dat afgesloten wordt in 1995.

Dit percentage wordt verhoogd met één procent voor elk boekjaar dat afgesloten wordt in de loop van de jaren 1996 tot 1999.

Art. 16.Bij afwijking van artikel 3, a) wordt het bedrag van F1 000 000 teruggebracht naar F 500 000 en F 750 000 wat betreft de jaarrekeningen die respectievelijk eindigen in 1995 of 1996, en in 1997.

In het geval beoogd in voorgaand lid, kan de verzekeraar een aanvullende bankwaarborg of elke andere gelijkwaardige waarborg eisen.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 18.Onze Minister tot wiens bevoegheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO

^