Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 1997
gepubliceerd op 18 juni 1997

Koninklijk besluit houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022330
pub.
18/06/1997
prom.
25/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/25/1997022330/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 1997. Koninklijk besluit houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, I. Doel en wettelijke basis Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, vindt zijn wettelijke grond in artikel 69, 3°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987.

Het besluit beoogt het begrip "associatie" nader te omschrijven alsook de bijzondere normen waaraan een associatie moet voldoen om erkend te worden. Het betreft een kaderbesluit in dubbele betekenis. Enerzijds omdat het verdere uitvoering vereist om de diversiteit aan mogelijke situaties te ondervangen. Deze uitvoering zal enerzijds rechtstreeks geschieden langs besluiten die een directe verdere uitvoering zijn van onderhavig besluit en anderzijds langs de verscheidene besluiten die de erkenningsnormen van de onderscheiden zorgprogramma's, ziekenhuisfuncties, ziekenhuisafdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten regelen.

Anderzijds schept dit besluit een kader binnen hetwelk de ziekenhuizen de vrijheid wordt gelaten om soepele vormen van samenwerking af te spreken. Een consensus tussen de ziekenhuizen is hier van primordiaal belang maar ook de ziekenhuisgeneesheren hebben hun verantwoordelijkheid te nemen.

II. Nood aan samenwerking Meer en meer wordt de nood aangevoeld tot samenwerking, taakverdeling en onderlinge afspraken tussen de ziekenhuizen. Reeds bestaande mogelijke vormen van samenwerking zijn groepering en fusie.

III. De bestaande samenwerkingsvormen III.1. De groepering De groepering wordt, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 (houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen), gedefinieerd als een "erkend juridisch geformaliseerd duurzaam samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen waarbij afspraken worden gemaakt tot taakverdeling en complementariteit op het vlak van aanbod van diensten, disciplines of uitrustingen, om aldus beter te beantwoorden aan de behoeften van de bevolking en de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren".

Het concept van de ziekenhuisgroepering laat toe dat ziekenhuizen samenwerkingsverbanden gericht op taakverdeling sluiten. In wezen wordt de overeenkomst vaak uit defensieve overwegingen gesloten.

Parallel met onderhavig besluit wordt daarom voorzien in een versterking van het groeperingsconcept. Bovendien streeft de groepering naar een algehele complementariteit van ziekenhuizen en worden in beginsel geen afzonderlijke diensten beheerd.

III.2. De fusie De fusie wordt, overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 (houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen), gedefinieerd als "het samenbrengen van twee of meerdere afzonderlijk erkende ziekenhuizen, die al of niet van een verschillende macht afhangen, en die zich op verschillende vestigingsplaatsen bevinden, onder één enkel beheerder met één enkele erkenning".

Een fusie is een zeer complex gebeuren en het alomvattende karakter ervan maakt een beperkte en gedifferentieerde samenwerking tussen diensten van verschillende ziekenhuizen onmogelijk. In geval van fusie, wordt een totaal nieuwe entiteit met rechtspersoonlijkheid gecreëerd. Bovendien is een fusie vaak zeer moeilijk te verwezenlijken, niet enkel omwille van het bestaan van verschillende typen van inrichtende machten, maar ook omwille van de vigerende O.C.M.W.-wetgeving.

IV. De meerwaarde van de associatie Naast fusie en groepering bestaat thans behoefte aan een andere samenwerkingsmogelijkheid die naar vorm eenvoudiger en flexibeler te hanteren zijn en inhoudelijk beperkte en gedifferentieerde samenwerkingsmogelijkheden toelaat.

Deze nieuwe samenwerkingsvorm moet het mogelijk maken dat verschillende ziekenhuizen uit een regio samenwerken met betrekking tot de gemeenschappelijke exploitatie van één of meer zorgprogramma's, ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten.

De ziekenhuisassociatie vormt een mogelijk antwoord op de formele en inhoudelijke beperkingen en belemmeringen van de wettelijk mogelijke groeperings- en fusieconstructies.

Voor de kwaliteit van de zorg in een bepaalde ziekenhuisdienst is het activiteitsvolume determinerend. De kritische activiteitsmassa, noodzakelijk om een dienst rendabel te laten functioneren, kan niet steeds door één ziekenhuis alleen bereikt worden. De noodzaak van een gemeenschappelijke, specifieke en functionele samenwerking dringt zich op, zonder dat daarom een fusie of een groepering nodig of wenselijk is. Hier kan de associatie een valabel alternatief zijn en een antwoord bieden op de vraag naar nieuwe en aangepaste samenwerkingsvormen-op-maat tussen ziekenhuizen, met andere woorden samenwerking op duidelijk afgebakende gebieden.

De associatie biedt het voordeel dat de ziekenhuizen, in plaats van concurrerende diensten op te richten, hun middelen kunnen bundelen om zo beter aan de behoeften van de bevolking binnen hun attractiezone, te beantwoorden. De associatie vormt een instrument om, met respect voor de filosofische vrijheid en binnen de beschikbare middelen, zo goed mogelijk te beantwoorden aan de behoeften zonder dat er een overlapping of dubbel gebruik van diensten is.

V. De associatie : Begrip en normen V.1. Toepassingsgebied Om de mogelijkheid van samenwerking zo ruim mogelijk te houden betreft het toepassingsgebied ratione personae van het besluit alle ziekenhuizen, ook de psychiatrische ziekenhuizen.

V.2. Begrip Onder "associatie" wordt dus verstaan het juridisch geformaliseerd duurzaam samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen gericht op het gezamenlijke exploiteren van een onderling overeengekomen voorwerp.

Dit voorwerp kan verschillende onderdelen inhouden, met name één of meerdere zorgprogramma's, klassieke hospitalisatiediensten met kenletter, ziekenhuisfuncties, ziekenhuisafdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten.

Het juridisch geformaliseerde duidt minimaal op een overeenkomst.

Vanzelfsprekend staat de mogelijkheid van rechtspersoonlijkheid open.

Een associatie kan worden afgesloten tussen twee of meerdere ziekenhuizen en moet worden erkend door de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft.

V.3. Objectief Teneinde de optimale aanwending van de beschikbare middelen door overlappingen in het aanbod van diensten te vermijden en de kwaliteit van de verzorging te waarborgen dienen de deelnemende ziekenhuizen het bewijs te leveren van een voldoende activiteitsniveau van de associatie en/of van de behoefte aan de betrokken activiteit binnen een attractiezone.

V.4. Vestigingsplaats De zorgprogramma's, klassieke hospitalisatiediensten met kenletter, ziekenhuisfuncties, ziekenhuisafdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten, die het voorwerp van de associatie uitmaken, dienen zich, elk wat hem betreft, in principe exclusief op één enkele vestigingsplaats, met name die van één der deelnemende ziekenhuizen, te bevinden. Hierop werden in onderhavig besluit reeds enkele uitzonderingen geformuleerd. In andere uitzonderingen kan desgevallend worden voorzien in het kader van de koninklijke besluiten die de erkenningsnormen van de onderscheiden zorgprogramma's, ziekenhuisfuncties, ziekenhuisafdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten regelen.

V.5. Boekhouding en mededeling van gegevens In het geval het voorwerp van de associatie zich buiten de vestigingsplaats van één der ziekenhuizen bevindt dient deze associatie een eigen boekhouding te voeren, die de kostprijs doet blijken en de in artikel 86 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen bedoelde statistische gegevens mee te delen. In het tegenovergestelde geval geschiedt dit door het ziekenhuis waar het voorwerp zich bevindt.

V.6. Een samenwerkingstimulerend vermoeden Om mogelijke reglementaire hinderpalen voor samenwerking weg te nemen wordt het vermoeden gecreëerd dat de deelnemende ziekenhuizen beschikken over het voorwerp van de associatie voor zover dit zou vereist worden door of krachtens de wet op de ziekenhuizen. Hieraan kunnen eventueel wel bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

V.7. Structuur van de associatie Vanzelfsprekend moet de associatie gestructureerd zijn. Deze structurering vindt plaats op diverse niveaus, met name op beheers-, directie-, medisch en verpleegkundig niveau. Het besluit legt enkel de basisvoorwaarden op waarna het aan de partijen betrokken bij de associatie toekomt om zelf de verdere modaliteiten te reguleren in de associatieovereenkomst.

Op beheersniveau is er het associatiecomité samengesteld uit gemandateerden van de beheerders van de verschillende deelnemende ziekenhuizen. Langs de kant van de geneesheren is er het medisch comité. Dit comité poogt tot een consensus te komen over de aangelegenheden met betrekking tot de associatie waarvoor door of krachtens titel IV van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, het advies of akkoord van één of meerdere van de medische raden vereist is. Indien een consensus wordt bereikt zijn de gemandateerden gehouden die te verdedigen bij hun opdrachtgevers, zijnde hun medische raad die hoe dan ook het laatste woord heeft.

Op gezamenlijk voorstel van de beheerders van de deelnemende ziekenhuizen wordt desgevallend een permanent overlegcomité ingesteld.

Ook hier ligt de finale bevoegdheid bij de opdrachtgevers.

In elke associatie wordt een algemeen coördinator die belast wordt met de organisatie en coördinatie van de administratieve activiteit van de associatie.

Ook de medische en verpleegkundige activiteit dient gestructureerd te zijn en dusdanig georganiseerd te worden dat ze een integrerend deel vormt van de activiteit van de deelnemende ziekenhuizen. Hiertoe worden een medisch en een verpleegkundig coördinator aangeduid.

De beheerders van de deelnemende ziekenhuizen sluiten een overeenkomst af, "de associatieovereenkomst" genoemd. Het besluit legt de minimuminhoud van deze overeenkomst vast. Voornoemde overeenkomst moet goedgekeurd worden door de Minister die de erkenning onder zijn bevoegdheid heeft. Gelet op de ratio van het besluit om de samenwerking zo veel mogelijk te stimuleren wordt, zoals reeds gezegd, de organisatie en structurering grotendeels aan de partijen, die bij de associatie betrokken zijn, overgelaten. Een secure legaliteitscontrole is dan ook een absolute voorwaarde voor genoemde goedkeuring.

V.8. Geen afbreuk aan verdergaande eisen van samenwerking Ten slotte wordt beklemtoond dat de bepalingen van dit besluit geen afbreuk doen aan de door of krachtens de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen opgelegde verdergaande vormen van samenwerking.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 1 april 1997 door de Minister van Sociale Zaken verzocht haar, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende nadere omschrijving van de associatie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen", heeft op 3 april 1997 het volgend advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In onderhavig geval luidt die motivering als volgt : "Deze hoogdringendheid is gemotiveerd door de omstandigheid dat met het oog op een optimale aanwending van de beschikbare middelen, zoveel mogelijk overlappingen in het aanbod van diensten moet vermeden worden.

Overwegende dat ziekenhuizen bijgevolg dienen aangespoord te worden tot samenwerking.

Overwegende dat zulks, via het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, reeds geschiedt via de revalorisering van het statuut van de groepering.

Overwegende dat er, met het oog op de rechtszekerheid, niet langer kan gewacht worden met het inkennisstellen van de ziekenbeheerder van het statuut van de associatie, ten einde hem in staat te stellen, met kennis van zaken, te beslissen tot welk type van samenwerking (groepering, fusie, associatie) hij toetreedt.".

Met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, heeft de afdeling wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot "het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.".

Dat onderzoek noopt tot het maken van de volgende opmerkingen : 1. Rechtsgrond voor het ontworpen besluit biedt artikel 69, 3°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987.2. Overeenkomstig artikel 5, 1, I, 1°, f), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de federale overheid bevoegd gebleven om de erkenningsnormen voor de verplegingsinrichtingen vast te stellen voor zover die een weerslag kunnen hebben op de bevoegdheden van de federale overheid inzake de financiering van de exploitatie van de inrichtingen, de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de basisregelen betreffende de programmatie en de basisregelen betreffende de financiering van de infrastructuur van de verpleginginrichtingen, met inbegrip van de zware medische apparatuur. In beginsel kan de ontworpen regeling ingepast worden in de aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheden.

Er dient evenwel onder de aandacht gebracht te worden dat de ontworpen regeling geen afbreuk kan doen aan de bepalingen van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW), welke behoren tot de bevoegdheid van de gemeenschappen met betrekking tot de bijstand aan personen. In toepassing van artikel 118 van die organieke wet kan een OCMW, teneinde een der opdrachten uit te voeren welke de wet aan de OCMW's toevertrouwt, een vereniging tot stand brengen met een of meer andere OCMW's, met andere openbare besturen en/of met rechtspersonen andere dan die welke winstoogmerken hebben. Dergelijke verenigingen bezitten krachtens artikel 121 van de genoemde wet rechtspersoonlijkheid.

In geval een vereniging wordt opgericht met het oog op het exploiteren van een ziekenhuis of van een gedeelte van een ziekenhuis, beschikken de openbare rechtspersonen overeenkomstig artikel 125, tweede lid, van dezelfde wet over ten minste de helft van de stemmen in de verschillende bestuurs- en beheersorganen van de vereniging.

Het ontwerp sluit ten deze niet uit dat ziekenhuizen die afhangen van een OCMW toetreden tot een associatie met andere ziekenhuisinstellingen welke niet afhangen van een OCMW. Voor het geval dat deze associatie beperkt zou blijven tot een contractueel samenwerkingsverband, zonder aanneming van rechtspersoonlijkheid, lijken de hoger aangehaalde principes geëerbiedigd te kunnen worden.

Indien echter zulk een associatie een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid zou aannemen, zou deze gekwalificeerd kunnen worden als een vereniging in de zin van artikel 118 van de genoemde organieke wet van 8 juli 1976, waarvan de werking, de samenstelling en het bestuur fundamenteel afwijken van de beheers- en bestuursvormen welke het ontworpen besluit voorschrijft.

Op voorwaarde nochtans dat het bezit van rechtspersoonlijkheid niet verplicht wordt gesteld als een erkenningsvereiste of als een vereiste om bepaalde voordelen te kunnen genieten, lijkt de regeling, behoudens die van artikel 7 van het ontwerp, bestaanbaar met de bevoegdheidsverdeling van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

De kamer was samengesteld uit: de heren: J. De Brabandere, kamervoorzitter;

D. Albrecht, L. Hellin, staatsraden;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. De Brabandere.

Het verslag werd uitgebracht door de H. P. Sourbron, adjunct-auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. M.-C. Ceule, eerste referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, J. De Brabandere.

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel artikel 69, 3°, gewijzigd door de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Erkenning en Afdeling Programmatie, van 18 juli 1996 en 9 januari 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 84, eerste lid, 2°, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat met het oog op een optimale aanwending van de beschikbare middelen, zoveel mogelijk overlappingen in het aanbod van diensten moet vermeden worden;

Overwegende dat ziekenhuizen bijgevolg dienen aangespoord te worden tot samenwerking;

Overwegende dat zulks, via het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, reeds geschiedt via de revalorisering van het statuut van de groepering;

Overwegende dat er, met het oog op de rechtszekerheid, niet langer kan gewacht worden met het inkennisstellen van de ziekenhuisbeheerder van het statuut van de associatie, ten einde hem in staat te stellen, met kennis van zaken, te beslissen tot welk type van samenwerking (groepering, fusie, associatie) hij toetreedt;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht binnen een termijn van drie dagen;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op alle ziekenhuizen.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "associatie" : het juridisch geformaliseerd duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meerdere ziekenhuizen gericht op het gezamenlijk exploiteren van één of meerdere zorgprogramma's, ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten, dat erkend is door de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft;2° "voorwerp van de associatie" : de zorgprogramma's, de ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten, waarover een overeenkomst bestaat om ze in een associatie uit te baten;3° "attractiezone" : de te bedienen bevolking door het voorwerp van de associatie;4° "associatieovereenkomst" : de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 16 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Erkenning van associaties

Art. 3.Om als associatie te worden erkend en erkend te blijven, moet worden voldaan aan de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen

Art. 4.Het oogmerk van de associatie bestaat in de gemeenschappelijke exploitatie door twee of meer ziekenhuizen van het voorwerp van de associatie met als doel het waarborgen van de optimale aanwending van de beschikbare middelen, door overlappingen in het aanbod van diensten te vermijden en het waarborgen van de kwaliteit van de verzorging en het optimaliseren van de werking en de infrastructuur van de deelnemende ziekenhuizen.

Art. 5.1. De deelnemende ziekenhuizen dienen het bewijs te leveren van de behoefte aan de betrokken activiteit binnen een attractiezone en/of van een voldoende activiteitsniveau van de asso-ciatie. 2. De behoefte per attractiezone en het activiteitsniveau kunnen per soort van activiteit door Ons vastgesteld worden op basis van nationale en internationale wetenschappelijke referenties.

Art. 6.1. Behoudens de door Ons bepaalde uitzonderingen dient elk onderdeel van het voorwerp van de associatie zich exclusief op één enkele vestigingsplaats te bevinden binnen de twee jaar na het afsluiten van de associatieovereenkomst.

Behoudens de door Ons bepaalde uitzonderingen, moet deze vestigingsplaats deze van één der deelnemende ziekenhuizen zijn. 2. In het geval het voorwerp van de associatie zich, in toepassing van de in 1, eerste lid, bedoelde uitzondering, op meerdere vestigingsplaatsen bevindt, dient elk samenstellend deel ervan aan de opgelegde erkenningsnormen te voldoen, behoudens de door Ons bepaalde uitzonderingen.3. In toepassing van de in 1, eerste lid, bedoelde uitzondering kan de functie ziekenhuisapotheek, de functie klinische biologie en de dienst voor medische beeldvorming zich op meerdere vestigingsplaatsen bevinden.In dat geval moet in toepassing van de in 2 bedoelde uitzondering, elk hiervoor opgesomde dienst of functie, slechts gezamenlijk aan de opgelegde erkenningsnormen voldoen.

Art. 7.1. De kostprijs van het voorwerp van de associatie dient te blijken uit de boekhouding van de deelnemende ziekenhuizen, elk voor wat betreft hun vestigingsplaats. 2. In afwijking van 1 van dit artikel dient de associatie waarvan het voorwerp of een onderdeel ervan zich bevindt buiten de vestigingsplaats van de deelnemende ziekenhuizen een eigen boekhouding te voeren die de kostprijs ervan doet blijken.

Art. 8.1. De deelnemende ziekenhuizen moeten de in artikel 86 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, bedoelde statistische gegevens meedelen die betrekking hebben op het voorwerp van de associatie voor zover dit zich op hun vestigingsplaats bevindt. 2. In afwijking van 1 van dit artikel deelt de associatie waarvan het voorwerp of een onderdeel ervan zich buiten de vestigingsplaats van de deelnemende ziekenhuizen bevindt, de in voornoemd artikel 86 bedoelde statistische gegevens hiervoor mee.

Art. 9.Voor zover het ziekenhuis, om te worden erkend, moet beschikken over het voorwerp van de associatie volstaat het dat bedoeld voorwerp uitgebaat wordt door een associatie, waartoe het desbetreffend ziekenhuis is toegetreden. HOOFDSTUK IV. - Structuur van de associatie

Art. 10.In elke associatie is er een associatiecomité samengesteld uit gemandateerde beheerders van de verschillende deelnemende ziekenhuizen. Dit comité heeft de bevoegdheden zoals omschreven in de associatieovereenkomst en waakt over de verdere uitvoering ervan.

Art. 11.1. In elke associatie is er een gemeenschappelijk medisch comité, samengesteld uit gemandateerde geneesheren van de onderscheidene medische raden. 2. De samenstelling en werking worden geregeld in een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de medische raden van de deelnemende ziekenhuizen.Deze overeenkomst wordt als bijlage gehecht aan de associatieovereenkomst. 3. Het in 1 van dit artikel vernoemd medisch comité poogt tot een consensus te komen over de aangelegenheden met betrekking tot de associatie waarvoor door of krachtens titel IV van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, het advies of akkoord van één of meerdere van de medische raden vereist is.4. Indien een consensus wordt bereikt zijn de gemandateerden gehouden die te verdedigen bij hun opdrachtgevers.

Art. 12.1. Op gezamenlijk voorstel van de beheerders van de deelnemende ziekenhuizen kan een procedure van rechtstreeks overleg ingesteld worden voor de aangelegenheden met betrekking tot de associatie waarvoor door of krachtens titel IV van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, het advies of akkoord van één of meerdere van de medische raden vereist is. 2. Het rechtstreeks overleg gebeurt in de schoot van een daartoe ingesteld permanent overlegcomité dat samengesteld is uit de leden van het in artikel 10 vernoemde associatiecomité en uit de leden van het in artikel 11 vernoemde medisch comité.3. Voornoemd permanent overlegcomité poogt een consensus te bereiken voor alle in 1 van dit artikel voornoemde aangelegenheden.4. Indien een consensus wordt bereikt zijn de gemandateerden gehouden die te verdedigen bij hun opdrachtgevers.

Art. 13.1. In elke associatie wordt een algemeen coördinator aangesteld volgens de modaliteiten bepaald in de overeenkomst. 2. De algemeen coördinator wordt belast met de organisatie en coördinatie van de administratieve activiteit van de associatie, in samenspraak met de directeurs van de deelnemende ziekenhuizen, zoals dit nader wordt uitgewerkt in de associatieovereenkomst.

Art. 14.1. In elke associatie moet in voorkomend geval de medische activiteit gestructureerd zijn en dusdanig georganiseerd worden dat ze een integrerend deel vormt van de activiteit van de deelnemende ziekenhuizen. 2. Hiertoe wordt een medisch coördinator aangeduid volgens de modaliteiten bepaald in de associatieovereenkomst.3. De medisch coördinator wordt belast met de algemene organisatie en coördinatie van de medische activiteit, in samenspraak met de hoofdgeneesheren van de deelnemende ziekenhuizen en, in voorkomend geval, de betrokken geneesheer-diensthoofd, zoals dit nader wordt uitgewerkt in de associatieovereenkomst.

Art. 15.1. In iedere associatie moet in voorkomend geval de verpleegkundige activiteit gestructureerd zijn en dusdanig georganiseerd worden dat ze een integrerend deel vormt van de activiteit van de deelnemende ziekenhuizen. 2. Hiertoe wordt een verpleegkundig coördinator aangesteld volgens de modaliteiten bepaald in de associatieovereenkomst.3. De verpleegkundig coördinator wordt belast met de algemene organisatie en coördinatie van de verpleegkundige activiteit, in samenspraak met de hoofden van de verpleegkundige departementen van de deelnemende ziekenhuizen en, in voorkomend geval, het betrokken verpleegkundig-diensthoofd, zoals dit nader wordt uitgewerkt in de associatieovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Associatieovereenkomst

Art. 16.De beheerders van de deelnemende ziekenhuizen sluiten een overeenkomst af, "de associatieovereenkomst" genoemd, die goedgekeurd moet worden door de Minister die de erkenning onder zijn bevoegdheid heeft.

In de associatieovereenkomst worden minstens de volgende aangelegenheden geregeld : 1° de zorgprogramma's, ziekenhuisdiensten, -functies, -afdelingen, medische diensten, medisch-technische diensten of technische diensten die het voorwerp uitmaken van de associatie;2° algemene doelstellingen van de associatie, waaronder : a) de kwaliteit van de zorgverlening;b) het optimaliseren van de werking en van de infrastructuur;3° het concept en de integratie van de activiteit in de deelnemende ziekenhuizen;4° de vestigingsplaats van het voorwerp van associatie;5° het bewijs zoals voorzien in artikel 5 van dit besluit;6° juridische vorm van de associatie, met in voorkomend geval de samenstelling van de beheersorganen;7° de samenstelling, bevoegdheden en werking, met inbegrip van de beslissingsmeerderheden, van het associatiecomité;8° de organisatie en coördinatie van de administratieve activiteit, met daarin begrepen de wijze van aanstelling van de algemeen coördinator;9° in voorkomend geval de wijze van structurering van de medische activiteit met daarin begrepen de wijze van aanstelling van de medisch coördinator;10° in voorkomend geval de wijze van structurering van de verpleegkundige activiteit met daarin begrepen de wijze van aanstelling van de verpleegkundig coördinator;11° de middelen die voor het voorwerp van de associatie zullen worden aangewend alsmede het gebruik en het beheer ervan;12° de problemen van financiële aard die met de associatie verband houden en de financiële afspraken, inclusief kostenverrekening en de verhouding waarin een eventueel exploitatietekort ten laste wordt gelegd of een eventueel boni wordt uitgekeerd aan de deelnemende ziekenhuizen;13° de personeelsaangelegenheden die met de associatie gepaard gaan;14° regeling voor de geschillen tussen de partijen;15° de duur van de overeenkomst en de modaliteiten van een gebeurlijke opzegging. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 17.De bepalingen van dit besluit doen geen afbreuk aan de door of krachtens de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, opgelegde verdergaande vormen van samenwerking.

Art. 18.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^