Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2004
gepubliceerd op 30 april 2004

Koninklijk besluit betreffende het statuut en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2004007085
pub.
30/04/2004
prom.
25/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/25/2004007085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit betreffende het statuut en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002;

Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op artikel 4, artikel 5, § 1, artikel 6, artikel 9, gewijzigd bij de wet van 16 maart 2000 en artikel 11bis, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2001;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, inzonderheid op artikel 90, vervangen bij de wet van 22 maart 2001;

Gelet op de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 4, 9 en 18;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 18 december 2003;

Gelet op het advies 36.411/4 van de Raad van State, gegeven op 11 februari 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° "ATC" : Air Traffic Controller, luchtverkeersleider;2° "het brevet ATC" : het militaire brevet van luchtverkeersleider uitgereikt, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;3° "de kandidaat ATC" : de kandidaat-militair of de militair die de professionele vorming volgt tot het bekomen van het brevet ATC;4° "de kandidaat-hulpofficier ATC" : de kandidaat ATC aanvaard in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier;5° "de ATC" : de militair houder van het brevet ATC en van de vergunning ATC;6° "de hulpofficier ATC" : de hulpofficier houder van het brevet ATC;7° "de functie" : de functie van ATC;8° "de MCGR" : de militaire commissie voor geschiktheid en reform;9° "de MCBGR" : de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform;10° "het CME-CLG" : het centrum voor medisch expertise-centrum voor luchtvaartgeneeskunde;11° "het Directoraat-generaal Luchtvaart" : het Directoraat-generaal Luchtvaart van de federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;12° "de Directeur-generaal Luchtvaart " : de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart;13° "de oefenvergunning ATC" : de oefenvergunning van luchtverkeersleider uitgereikt, overeenkomstig de bepalingen van kracht, door de minister belast met het Directoraat-generaal Luchtvaart of door zijn gemachtigde;14° "de vergunning ATC" : de vergunning van luchtverkeersleider uitgereikt, overeenkomstig de bepalingen van kracht, door de minister belast met het Directoraat-generaal Luchtvaart of door zijn gemachtigde;15° "de minister" : de minister van Landsverdediging;16° "de wet van 23 december 1955" : de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren;17° "de wet van 11 november 2002" : de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht. HOOFDSTUK II. - De kandidaat-hulpofficier ATC Afdeling I. - De vorming

Art. 2.§ 1er. De vormingscyclus van de kandidaat-hulpofficier ATC bedraagt vier jaren en bestaat uit vier delen : 1° de militaire initiatiefase bedoeld in artikel 26 van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving van de kandidaat-militairen van het actief kader;2° de professionele vorming, ingedeeld in twee vormingsfasen : - de initiële vormingsfase voor het behalen van de oefenvergunning ATC, die de basisvorming en de bevoegdheidsvorming bevat; - de operationele vormingsfase voor het behalen van de vergunning ATC, die de overgangsvorming, de voorafgaande vorming in operatio- nele omgeving en de vorming in operationele omgeving bevat; 3° de algemene en militaire vorming van officier waarvan de cursussen en examens tijdens andere delen van de vormingscyclus van de kandidaat-hulpofficier ATC kunnen worden georganiseerd;4° de evaluatieperiode in een eenheid met een minimale duur van één maand. § 2. De vorming-cyclus van de kandidaat-hulpofficier ATC vormt de vakproef bedoeld in artikel 6, 3°, van de wet van 23 december 1955. § 3. Om voor de vormingcyclus te slagen, moet de kandidaat-hulpofficier ATC ten minste de helft van de punten toegekend voor elk deel van de vormingscyclus bedoeld in § 1, 1° tot 3°, behalen en ten minste de vermelding "voldoende" bekomen op het einde van de evaluatieperiode bedoeld in § 1, 4°.

Voor de in § 1, 2°, bedoelde professionele vorming moet de kandidaat-hulpofficier ATC ten minste de helft van de punten toegekend voor iedere beoordeling die een vormingsfase afsluit, behaald hebben om de volgende vormingsfase te mogen volgen.

De kandidaat-hulpofficier ATC die niet ten minste de helft van de punten toegekend voor de in § 1, 1° tot 3°, bedoelde vormingsdelen behaald heeft, verschijnt voor de in artikel 3 bedoelde deliberatiecommissie. § 4. De evaluatieperiode heeft tot doel de geschiktheid van de kandidaat-hulpofficier ATC om zijn functies van officier uit te oefenen te bepalen. Ze wordt afgesloten door een beoordeling opgesteld door de officier-dienstoverste verantwoordelijk voor de evaluatieperiode en uitgedrukt in één van de volgende termen "onvoldoende" - "voldoende" - "goed" - "zeer goed".

De kandidaat-hulpofficier ATC die een onvoldoende eindbeoordeling bekomt, verschijnt voor de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 4. § 5. Worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister : 1° het programma van de opeenvolgende fases van de professionele vorming bedoeld in § 1, 2°, die naast de specifieke militaire cursussen, theoretische en praktische cursussen bevat, overeenkomstig de bepalingen van kracht voor de toekenning van de oefenvergunning ATC en de vergunning ATC;2° de concrete duur, het programma, de nadere regels en de organisatie van de algemene en militaire vorming van officier;3° de materies die in het Engels onderwezen en, in voorkomend geval, beoordeeld kunnen worden overeenkomstig artikel 12 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;4° de nadere regels betreffende de in § 3, tweede lid, bedoelde beoordelingen, overeenkomstig de bepalingen van kracht voor de toekenning van de vergunning ATC. § 6. Het brevet ATC wordt uitgereikt aan de kandidaat ATC die met succes de professionele vorming ATC bedoeld in § 1, 2°, volbracht heeft, voor zover hij, in voorkomend geval, geslaagd is voor zijn specifieke vormingscyclus als kandidaat-militair of kandidaat-hulpofficier. Afdeling II. - De deliberatiecommissie

en de evaluatiecommissie Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 3.De deliberatiecommissie van de kandidaat-hulpofficieren ATC bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger : 1° als voorzitter, de hoofdofficier verantwoordelijk, in de militaire instelling waar de kandidaat-hulpofficier ATC deze vorming volgt, voor, naargelang het geval, de militaire initiatiefase, de algemene en militaire vorming van officier of de professionele vorming;2° de hoofdofficier, houder van het brevet ATC, verantwoordelijk binnen de luchtcomponent voor de professionele vorming van de kandidaat-hulpofficieren ATC, alleen wanneer beraadslaagd wordt over de professionele vorming;3° tenminste twee titularissen van de cursussen onderwezen tijdens de professionele vorming van de kandidaat-hulpofficieren ATC of, wanneer beraadslaagd wordt over de militaire initiatiefase of over de algemene en militaire vorming van officier, twee onderrichters die betrokken waren bij de vorming van de kandidaat-hulpofficier ATC;4° de eenheidscommandant van de kandidaat-hulpofficier ATC. De voorzitter van de deliberatiecommissie wijst een secretaris aan die niet stemgerechtigd is.

Art. 4.De evaluatiecommissie van de kandidaat-hulpofficieren ATC bestaat uit de volgende leden of hun plaatsvervanger : 1° de commandant van het militaire organisme waar de kandidaat-hulpofficier ATC de evaluatieperiode volgt, als voorzitter;2° de eenheidscommandant van de kandidaat-hulpofficier ATC;3° een officier, belast met het beheer van het niet-varend personeel binnen de algemene directie human resources, aangewezen door de directeur-generaal human resources. De voorzitter van de evaluatiecommissie wijst een secretaris aan die niet stemgerechtigd is.

Art. 5.De deliberatie- of evaluatiecommissie beslist bij meerderheid van stemmen. De leden van deze commissies kunnen zich niet onthouden.

Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 6.§ 1. Elk lid van de deliberatiecommissie en van de evaluatiecommissie moet ervan afzien zitting te hebben wanneer hij weet dat er ten opzichte van hem een wrakingsgrond bestaat. § 2. Binnen een termijn van vijf werkdagen na de dag van kennisgeving van de samenstelling van de commissie, moet de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC de wrakingsgrond doen gelden bij de voorzitter van de commissie.

De reden tot wraking moet bij ter post aangetekende brief of ingeschreven bij de dienst der militaire estafetten worden verzonden. § 3. Wanneer een wrakingsgrond wordt aangevoerd en het betrokken lid weigert ervan af te zien zitting te hebben, wordt over deze wrakingsgrond uitspraak gedaan door : 1° de voorzitter van de commissie, indien de wrakingsgrond een van de andere leden van de commissie betreft;2° de directeur-generaal human resources, indien de wrakingsgrond de voorzitter van de commissie betreft.

Art. 7.De voorzitter van de, naargelang het geval, deliberatie- of evaluatiecommissie, roept de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC op, alsmede de getuigen en de deskundigen die de commissie of de betrokken kandidaat nodig acht te horen.

Onderafdeling II. -De procedure om gehoord te worden

Art. 8.§ 1. De voorzitter van de, naargelang het geval, deliberatie- of evaluatiecommissie, verzoekt de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC om te verschijnen voor die commissie. In dit verzoek worden de feiten vermeld waarover de betrokkene zich moet verantwoorden alsmede de samenstelling van de commissie.

De evaluatiecommissie vergadert ten vroegste de dag die volgt op de vervaldatum van de termijnen bedoeld in § 2. Evenwel, indien de betrokkene er, naargelang het geval, van afziet een verweerschrift in te dienen of zijn dossier te raadplegen vóór de vervaldatum van die termijnen, dan vergadert de commissie ten vroegste de dag die volgt op deze waarop de betrokkene zijn beslissing aan de voorzitter betekend heeft. § 2. De betrokken kandidaat-hulpofficier ATC mag zich laten bijstaan door een militair in werkelijke dienst of een advocaat van zijn keuze, hierna "de verdediger" genoemd en kan een verweerschrift aan de commissie richten. Hij stelt de voorzitter van de commissie hiervan in kennis uiterlijk de vijfde werkdag na de dag waarop van het verzoek om voor de commissie te verschijnen kennis is gegeven, bij ter post aangetekende of bij de dienst der militaire estafetten ingeschreven brief.

Het dossier wordt ter beschikking gehouden van de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC en van zijn verdediger gedurende vijf werkdagen vóór zijn verschijning voor de commissie op de plaats en de uren bepaald door de voorzitter. Het dossier bevat, onder meer, de lijst van de getuigen en de deskundigen die de commissie nodig acht te horen.

Indien de betrokken kandidaat, bij inzage van het dossier, het noodzakelijk acht getuigen of deskundigen op te roepen, stelt hij de voorzitter daarvan in kennis binnen een termijn van vijf werkdagen na de dag waarop het dossier ter beschikking werd gesteld.

Art. 9.Ter zitting van de commissie zet de voorzitter de reden van de oproeping uiteen alsmede de door de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC bekomen resultaten of beoordelingen.

De voorzitter ondervraagt de betrokken kandidaat, alsmede de getuigen en de deskundigen die de commissie of de kandidaat nodig acht te horen. De kandidaat en zijn verdediger mogen vragen stellen aan die personen.

Vervolgens wordt het woord verleend aan de betrokken kandidaat en aan zijn verdediger.

De betrokken kandidaat en de gehoorde personen ondertekenen hun door de secretaris opgetekende verklaringen. Indien de kandidaat of de opgeroepen personen weigeren of verzuimen te verschijnen, op vragen te antwoorden of te ondertekenen, wordt dit in de notulen vermeld.

Onderafdeling III. - De beslissing van de commissie

Art. 10.De deliberatie- of evaluatiecommissie spreekt zich uit op grond van de aan betrokkene toegekende resultaten of beoordelingen en op grond van de ter zitting gedane vaststellingen.

De deliberatie- of evaluatiecommissie, naargelang het geval : 1° beslist over de voortzetting van de vorming;2° beslist over de definitieve mislukking van de kandidaat-hulpofficier ATC, naargelang het geval, in de militaire initiatiefase, in de professionele vorming, in de algemene en militaire vorming of in de evaluatieperiode en concludeert tot zijn beroepsonbekwaamheid;3° adviseert de aanhechting van de betrokken militair aan een volgende promotie van kandidaat-hulpofficieren ATC.

Art. 11.De beslissing bedoeld in artikel 10, tweede lid, 2°, wordt overgemaakt aan de directeur-generaal human resources om de dienstneming van de betrokken kandidaat-hulpofficier ATC door de minister te laten verbreken.

Het in artikel 10, tweede lid, 3°, bedoelde advies wordt overgemaakt voor beslissing aan de commandant van de luchtcomponent.

Art. 12.De nadere regels volgens dewelke een kandidaat-hulpofficier ATC, bij beslissing van de commandant van de luchtcomponent, aan een andere promotie van kandidaat-hulpofficieren ATC kan worden gehecht worden vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister. Afdeling III. - De bevordering

Art. 13.§ 1. De kandidaat-hulpofficier ATC wordt aangesteld : 1° in de graad van korporaal, de eerste dag van de maand volgend op het einde van de militaire initiatiefase;2° in de graad van sergeant, op de eerste dag van de zesde maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;3° in de graad van adjudant, op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;4° in de graad van onderluitenant, op de zevenentwintigste dag van de vierentwintigste maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte. De in toepassing van artikel 9, § 1, van de wet van 11 november 2002 aanvaarde onderofficier ATC, wordt evenwel aangesteld : 1° in de graad van adjudant, de dag van zijn dienstneming als kandidaat-hulpofficier ATC;2° in de graad van onderluitenant, op de zevenentwintigste dag van de maand volgend op het beëindigen van de algemene en militaire vorming van de officier. § 2. De aanstellingen in de graad van korporaal, sergeant of adjudant worden verleend door de korpscommandant van de kandidaat-hulpofficier ATC. § 3. De kandidaat-hulpofficier ATC die, ten gevolge van het in artikel 10, tweede lid, 3°, bedoelde advies aangehecht wordt aan een volgende promotie van kandidaat-hulpofficieren ATC, wordt inzake bevordering op dezelfde wijze behandeld als de kandidaten van die promotie. In voorkomend geval behoudt hij zijn graad tot wanneer de bevordering in deze promotie hem gunstiger wordt. § 4. De kandidaat-hulpofficier ATC behoudt de graad die hij op het tijdstip van zijn dienstneming bekleedde in het beroeps- of het aanvullingskader, tot wanneer de bevordering in het hulpkader hem gunstiger wordt. Afdeling IV. - De verbreking van de dienstneming van de

kandidaathulpofficier ATC

Art. 14.De minister verbreekt de dienstneming van de kandidaat-hulpofficier ATC die : 1° geen burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie of die, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing, of uitzetting;2° zonder uitstel, levenslang of tijdelijk ontzet is uit één van de rechten bepaald bij artikel 31, 1° of 6°, van het Strafwetboek.

Art. 15.De verbreking van de dienstneming van kandidaat-hulpofficier ATC brengt het verlies van de met toepassing van artikel 13, § 1, verleende graden mee. HOOFDSTUK III. - De hulpofficier ATC Afdeling I. - Benoeming tot de graad van onderluitenant

Art. 16.§ 1. De hulpofficier ATC, die met succes de in artikel 2, § 1, bedoelde vormingscyclus heeft volbracht, wordt benoemd tot de graad van onderluitenant op de zevenentwintigste dag van de achtenveertigste maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte.

De in toepassing van artikel 9, § 1, van de wet van 11 november 2002 aanvaarde onderofficier ATC, die aan de in hetzelfde artikel bedoelde specifieke vakproef heeft voldaan, wordt evenwel in de graad van onderluitenant benoemd op de zevenentwintigste dag van de vierentwintigste maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte als kandidaat-hulpofficier ATC. § 2. De relatieve anciënniteit van de op dezelfde datum benoemde hulpofficieren ATC wordt bepaald door de rangschikking die na afloop van de vormingscyclus wordt opgesteld. Afdeling II. - De verlenging van de dienstneming

Art. 17.Tussen twaalf en zes maanden vóór de einddatum van zijn dienstneming kan de hulpofficier ATC de verlenging van deze dienstneming vragen.

De aanvraag tot verlenging wordt voorgelegd voor advies aan de commandant van de luchtcomponent en aan de overheid belast, binnen de algemene directie human resources, met het beheer van het personeel behorend tot het korps van het niet-varend personeel.

De beslissing van de minister wordt aan de betrokken hulpofficier ATC ten laatste drie maanden vóór de einddatum van zijn dienstneming ter kennis gebracht.

Afdefng III. - De verbreking van de dienstneming Onderafdeling I. - De verbreking van ambtswege van de dienstneming

Art. 18.De Koning verbreekt van ambtswege en zonder opzegging de dienstneming van de hulpofficier ATC die : 1° geen burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie of die, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing, of uitzetting;2° zonder uitstel, levenslang of tijdelijk ontzet is uit één van de rechten bepaald bij artikel 31, 1° of 6°, van het Strafwetboek.

Art. 19.Op voorstel van de minister en na het advies van de in het artikel 21 bedoelde onderzoeksraad, kan de Koning, met een opzegging van drie maanden, de dienstneming van de hulpofficier ATC van ambtswege verbreken om tuchtredenen, morele ongeschiktheid of beroepsonbekwaamheid.

Art. 20.Elke hiërarchische meerdere wiens rang ten minste gelijk is aan de rang van korpscommandant en die oordeelt dat de dienstneming van een hulpofficier ATC om tuchtredenen, morele ongeschiktheid of beroepsonbekwaamheid dient verbroken te worden, maakt een omstandig verslag op waarin zijn opgenomen : 1° een uiteenzetting van de feiten;2° een gemotiveerd advies over hun ernst;3° een voorstel dat ertoe strekt betrokkene te doen verschijnen voor de in artikel 21 bedoelde onderzoeksraad. Wanneer hij anders dan langs hiërarchische weg op de hoogte is gebracht van feiten die ertoe kunnen leiden dat de dienstneming van een hulpofficier ATC ambtshalve moet worden verbroken, laat de minister door de directeur-generaal human resources een informatiecommissie samenstellen die tot taak heeft het in het eerste lid bedoelde omstandig verslag op te maken.

Art. 21.De reglementaire bepalingen betreffende de onderzoeksraad, de voorafgaande procedure en de werkwijze van die raad, die van toepassing zijn op het ontslag van ambtswege van de beroepsofficieren, zijn toepasselijk op de verbreking van ambtswege van de dienstneming van de hulpofficier ATC. Evenwel, om gevallen van beroepsonbekwaamheid te behandelen : 1° is tenminste één lid van de informatiecommissie een officier titularis van het brevet ATC, aangewezen door de directeur-generaal human resources op voorstel van de commandant van de luchtcomponent;2° zijn tenminste twee leden van de onderzoeksraad hoofdofficieren titularis van het brevet ATC, aangewezen door de directeur-generaal human resources op voorstel van de commandant van de luchtcomponent. Onderafdeling II. - De verbreking op verzoek

Art. 22.De verbreking bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 23 december 1955 wordt door de minister uitgesproken, met een opzegging van drie maanden.

Onderafdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de verbreking van de dienstnemingen

Art. 23.§ 1. De opzeggingstermijn vangt aan na het einde van de maand waarin de opzegging ter kennis wordt gebracht.

De hulpofficier ATC wiens dienstneming van ambtswege wordt verbroken, kan schriftelijk van het voordeel van de opzeggingstermijn of van een gedeelte ervan afstand doen.

Volgens de dienstmogelijkheden kan de hulpofficier ATC van wie de dienstneming wordt verbroken op zijn aanvraag van de minister een verkorting of de opheffing van de opzeggingstermijn bekomen. § 2. Loopt de tucht of de goede werking van de dienst gevaar zo de hulpofficier ATC in dienst wordt gehouden, dan kan de minister de opzeggingstermijn verkorten of opheffen zonder dat ermee rekening wordt gehouden of de korpscommandant al dan niet een voorstel in die zin heeft ingediend. HOOFDSTUK IV. - Overgang van de hulpofficier ATC naar het beroeps- of aanvullingskader Afdeling I. - Overgang naar het beroepskader

Art. 24.De hulpofficier ATC die voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 18 van de wet van 11 november 2002, wordt door de Koning in het beroepskader opgenomen : 1° indien hij na zijn benoeming in de graad van onderluitenant gedurende ten minste één jaar heeft gediend;2° indien hij geslaagd is voor een schriftelijk examen wiskunde over de stof van de toelatingsexamens voor de faculteit sociale en militaire wetenschappen van de Koninklijke Militaire School, met dien verstande dat hij dat examen niet meer dan driemaal mag afleggen;3° indien hij door de minister is aanvaard na door zijn hiërarchische chefs gunstig te zijn voorgesteld. Het examen bedoeld in artikel 18, 1°, van de wet van 11 november 2002, mag maximaal driemaal worden afgelegd.

Het examen bedoeld in artikel 18, 2°, van de wet van 11 november 2002, mag maximaal tweemaal worden afgelegd.

Art. 25.De hulpofficier ATC wordt in de hoedanigheid van beroepsofficier opgenomen met zijn graad en zijn anciënniteit in die graad. Hij wordt gerangschikt na de beroepsofficier met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in die graad. Afdeling II. - Overgang naar het aanvullingskader

Art. 26.De hulpofficier ATC die voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 19 van de wet van 11 november 2002, wordt door de Koning in het aanvul lingskader opgenomen met zijn graad en zijn anciënniteit in die graad, indien hij sedert zijn benoeming in de graad van onderluitenant ten minste één jaar heeft gediend. Hij wordt gerangschikt na de aanvullingsofficier met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in die graad. Afdeling IIl. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 27.Een selectiecomité rangschikt de kandidaten ter uitvoering van de artikelen 18 en 19 van de wet van 11 november 2002.

Het selectiecomité wordt samengesteld uit de volgende leden, of hun plaatsvervanger : 1° een opper- of hoofdofficier belast met het beheer van het niet-varend personeel, aangewezen door de directeur-generaal human resources, als voorzitter;2° de commandant van de luchtcomponent of een door hem aangewezen hoofdofficier;3° twee officieren van de luchtcomponent, aangewezen door de commandant van de luchtcomponent. De voorzitter wijst een secretaris aan die niet stemgerechtigd is.

Tenminste één lid van het selectiecomité moet houder zijn van het brevet ATC.

Art. 28.Het selectiecomité maakt een rangschikkingstabel op per taalstelsel.

Voor het opstellen van deze rangschikking houdt het selectiecomité rekening : 1° met de dienstanciënniteit in het hulpkader;2° met de beroepsbekwaamheid en de wijze van dienen;3° met de uitslag behaald op de examens, naargelang het geval, bedoeld in artikel 24 van dit besluit, of in de artikelen 18 en 19 van de wet van 11 november 2002.

Art. 29.De dienstanciënniteit wordt door het selectiecomité gewaardeerd op een maximum van 20 punten. Aan iedere kandidaat worden twee punten toegekend voor ieder vol jaar werkelijke dienst sedert zijn aanstelling in de graad van onderluitenant en twee punten voor het op het tijdstip van de rangschikking lopende jaar.

De beroepsbekwaamheid en de wijze van dienen worden door het selectiecomité gewaardeerd op een maximum van 60 punten, verdeeld als volgt : 1° twintig punten voor de beroepsbekwaamheid als ATC;2° twintig punten voor de beroepsbekwaamheid als officier;3° twintig punten voor de wijze van dienen. De in artikel 28, tweede lid, 3°, bedoelde uitslag wordt berekend op 20 punten.

Indien twee kandidaten in totaal hetzelfde aantal punten behalen wordt voorrang verleend aan degene die het hoogste cijfer heeft behaald voor de dienstanciënniteit. Hebben zij hetzelfde cijfer, dan gaat de oudere in leeftijd voor. HOOFDSTUK V. - De medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders

Art. 30.§ 1. De kandidaat ATC ondergaat een medisch onderzoek om zijn medische geschiktheid na te gaan om de functie uit te oefenen. Dit onderzoek bestaat uit het aanvullend geneeskundig onderzoek ondergaan door de sollicitanten voor dezelfde functie. § 2. De kandidaat ATC of de ATC ondergaat jaarlijks een medisch controle-onderzoek, hierna "het onderzoek" genoemd, om het behoud van de medische geschiktheid na te gaan om de functie uit te oefenen.

Bovendien ondergaat de kandidaat ATC of de ATC het onderzoek, of, na beslissing van de hoofdgeneesheer van het CME-CLG, een gedeelte van het onderzoek, in de volgende gevallen : 1° op verzoek van een van de volgende overheden, indien deze oordeelt dat betrokkene medisch ongeschikt zou kunnen zijn om de functie uit te oefenen : a) de korpscommandant;b) de geneesheer die commandant van het medisch operationeel centrum die belast is met de medische steun aan de eenheid van betrokkene;c) de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die belast is met de arbeidsgeneeskunde ten voordele van de eenheid van betrokkene;d) de militaire geneesheer-arbeidsinspecteur;2° op verzoek van betrokkene indien hij oordeelt dat zijn medische geschiktheid om de functie uit te oefenen gewijzigd is;3° na elke periode van tijdelijke medische ongeschiktheid om de functie uit te oefenen.

Art. 31.Het onderzoek omvat : 1° een medische ondervraging;2° een algemeen klinisch onderzoek;3° een tonale audiometrie volgens ISO-normen ter bepaling van de gehoordrempel op de frequenties 250, 500, 1000, 2000, 3000, 4000, 6000 en 8000 hertz;4° een onderzoek van de integriteit en de beweeglijkheid van de trommelvliezen;5° een onderzoek van het gezichtsvermogen, in het bijzonder van de gezichtsscherpte, van het gezichtsveld, van het binoculair zicht en van de kleurenperceptie;6° een onderzoek van de longfunctie;7° een urine-onderzoek;8° een algemeen bloedonderzoek. Indien de uitslag van het onderzoek niet toelaat zich uit te spreken over de medische geschiktheid, kunnen bijkomende onderzoeken opgelegd worden of kan betrokkene in een gespecialiseerde medische inrichting in observatie gesteld worden.

De ondervraging en het onderzoek bedoeld in het eerste lid, 1 ° en 2°, moeten worden uitgevoerd door een geneesheer van het CME-CLG die gespecialiseerd is in de luchtvaartgeneeskunde.

Art. 32.De kandidaat ATC of de ATC moet voldoen aan de medische criteria vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Art. 33.§ 1. De hoofdgeneesheer van het CME-CLG spreekt zich uit, op grond van het onderzoek, over de medische geschiktheid om de functie uit te oefenen : 1° van de kandidaat ATC;2° van de ATC. § 2. De hoofdgeneesheer van het CME-CLG neemt een van de volgende beslissingen : 1° de geschiktheid;2° de tijdelijke ongeschiktheid;3° de verlenging van de tijdelijke ongeschiktheid;4° de definitieve ongeschiktheid. De definitieve ongeschiktheid van de kandidaat-hulpofficier ATC of van de hulpofficier ATC wordt evenwel uitgesproken door de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst (GCGLuD).

De resultaten van het onderzoek mogen worden geraadpleegd door een geneesheer gekozen door de ATC of de kandidaat ATC. De beslissing tot tijdelijke ongeschiktheid, en iedere verlenging, wordt genomen voor een door de hoofdgeneesheer van het CME-CLG bepaalde duur.

De kandidaat ATC of de ATC die het onderzoek waarvoor hij opgeroepen was, niet ondergaat, is automatisch medisch tijdelijk ongeschikt om de functie uit te oefenen totdat hij het onderzoek ondergaan heeft en de hoofdgeneesheer van het CME-CLG een beslissing genomen heeft aangaande zijn medische geschiktheid.

Art. 34.Naargelang het geval, betekent de voorzitter van de GCGLuD of de hoofdgeneesheer van het CME-CLG zijn beslissing aan betrokkene en brengt zijn korpscommandant op de hoogte.

Art. 35.De kandidaat ATC of de ATC kan tegen de beslissingen bedoeld in artikel 33, § 2, eerste lid, beroep aantekenen bij de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst (GCBGLuD).

Dit beroep wordt gericht aan de voorzitter van de GCBGLuD bij ter post aangetekende brief of ingeschreven bij de dienst der militaire estafetten. Het moet verzonden worden binnen de dertig dagen volgend op de betekening van de bestreden beslissing.

Dit beroep schort de bestreden beslissing niet op.

Art. 36.De voorzitter van de GCBGLuD verzoekt de kandidaat ATC of de ATC te verschijnen voor de commissie. Deze kan zich laten bijstaan door een geneesheer van zijn keuze.

De commissie kan het advies inwinnen van geneesheren-specialisten.

De betrokkene of de geneesheer van zijn keuze mogen hun opmerkingen schriftelijk of mondeling kenbaar maken aan de commissie.

De voorzitter van de GCBGLuD kan de voorzitter van de GCGLuD of de hoofdgeneesheer van het CMECLG uitnodigen om hun beslissing toe te lichten.

Art. 37.De GCBGLuD neemt één van de volgende beslissingen : 1° de geschiktheid;2° de tijdelijke ongeschiktheid;3° de verlenging van de tijdelijke ongeschiktheid;4° de definitieve ongeschiktheid.

Art. 38.De voorzitter van de GCBGLuD betekent de gemotiveerde beslissing van de commissie aan betrokkene.

Hij brengt deze gemotiveerde beslissing bovendien ter kennis van de korpscommandant van betrokkene en, naargelang het geval, van de voorzitter van de GCGLuD of van de hoofdgeneesheer van het CME-CLG

Art. 39.Indien de hoofdgeneesheer van het CME-CLG de GCGLuD of de GCBGLuD oordeelt dat de ATC voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, stelt hij de korpscommandant van betrokkene in kennis van dit advies, met het oog op de behandeling van de zaak door de MCGR. In het geval bedoeld in het eerste lid, betekent hij eveneens aan betrokkene het feit dat zijn zaak zal behandeld worden door de MCGR. In het geval dat de hoofdgeneesheer van het CME-CLG of de GCGLuD oordeelt dat betrokkene voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, beslist de GCBGLuD pas over een eventueel beroep na de beslissing van de MCGR en in voorkomend geval na de beslissing van de MCBGR voor zover een van deze laatste commissies geen definitieve beslissing tot ongeschiktheid voor elke militaire dienst heeft genomen.

Art. 40.De hoofdgeneesheer van het CME-CLG houdt een geactualiseerde lijst bij van de geneesmiddelen waarvan de inname automatisch leidt tot tijdelijke medische ongeschiktheid om de functie uit te oefenen voor de duur van de behandeling.

De lijst bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis gebracht van de betrokken militairen volgens de nadere regels vastgesteld door de onderstafchef welzijn. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 41.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Art. 42.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende het statuut en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders 1. De medische geschiktheid van de kandidaat ATC.a. De kandidaat ATC moet vrij zijn van de gebreken en ziekten die leiden tot de ongeschiktheid voor de militaire dienst.b. De kandidaat moet voldoen aan de hierna vermelde geschiktheidscriteria met betrekking tot het gezichtsvermogen.(1) Er mogen geen functionele afwijkingen ter hoogte van de ogen en hun adnexa voorkomen die de veiligheid van het luchtverkeer in het kader van de uitoefening van de functie in gevaar brengen en dit ongeacht de aard van deze afwijkingen.(2) De gezichtsscherpte voor ver, eventueel met een optische correctie moet minimaal 7/10 bedragen voor elk oog en 10/10 met beide ogen samen.De refractieafwijking mag niet meer bedragen dan +3D en -3D. (3) In voorkomend geval mogen een astigmatisme en een anisometropie niet meer bedragen dan 2 D.(4) Een ingreep of behandeling die tot doel heeft de refractietoestand van het oog te veranderen, is niet toegestaan.(5) De gezichtsscherpte voor dichtbij moet steeds aan de volgende criteria voldoen : (a) een tekst type PARINAUD 2 moet op een afstand van 30 tot 50 cm kunnen gelezen worden, al dan niet met optische correctie;(b) een tekst type PARINAUD 5 moet op een afstand van 50 tot 80 cm kunnen gelezen worden, al dan niet met optische correctie.(6) Betreffende het testen van het kleurenzicht moet de Ishiharatest foutloos worden afgelegd.Bij onderzoek met de anomaloscoop van Nagel moet het anomaalquotiënt (quotiënt van Raileight) tussen 0,63 en 1,30 begrepen zijn. (7) Het binoculair zicht moet normaal zijn (Worth 4 dot test).(8) Het perifeer en het centraal gezichtsveld moeten normaal zijn.(9) Een manifest strabisme is niet toegelaten.Diplopie leidt tot ongeschiktheid. Betreffende de spierbalans mogen volgende waarden, uitgedrukt in prismadioptrie, niet worden overschreden : (a) voor het vertezicht op 6 meter : ESO 6 - EXO 8 - HYPER 1;(b) voor het zicht van dichtbij op 30 cm : ESO 6 - EXO 10 - HYPER 1.c. Met betrekking tot de spraak moeten de kandidaten ATC voldoen aan de volgende specifieke criteria : (1) afwezigheid van iedere functionele of anatomische afwijking van de neus, de mond, de keelholte en de larynx waardoor de spraak kan worden gehinderd;(2) afwezigheid van elke vorm van spraakgebrek.d. Betreffende het gehoor gelden de volgende specifieke criteria : (1) de kandidaat mag maximaal 20 dB verlies vertonen voor elk van de frequenties van 250, 500, 1000, 2000 en 3000 Hz en dit voor ieder oor;(2) de som van de verliezen voor de twee meest aangetaste frequenties, gekozen onder de frequenties van 4000, 6000 en 8000 Hz voor het linkeroor, vermeerderd met de som van de verliezen voor de twee meest aangetaste frequenties, gekozen onder de frequenties van 4000, 6000 en 8000 Hz voor het rechteroor, mag maximaal 160 dB bedragen.2. De medische geschiktheid van de ATC.a. De voorwaarden voor de verdere uitoefening van de functie ATC zijn dezelfde zoals bepaald voor de kandidaten ATC, met uitzondering van volgende bepalingen.b. De refractieafwijking mag niet meer bedragen dan +5D en -8D.De anisometropie mag niet meer bedragen dan 3D. Het astigmatisme mag niet meer bedragen dan 3D. c. Een afwijking van het kleurenzicht wordt toegestaan op voorwaarde dat een lantaarntest (volgens Beyne of volgens Holmes & Wright) correct wordt afgelegd.d. Betreffende het gehoor gelden de volgende specifieke criteria : (1) Voor het beste oor is er slechts een maximum verlies van 20 dB toegestaan voor elk van de frequenties van 250, 500, 1000, 2000 en 3000 Hz.(2) Voor het slechtste oor is er slechts een maximum verlies toegelaten van 20 dB voor de frequenties van 250 en 500 Hz en van 40 dB voor de frequenties van 1000, 2000 en 3000 Hz.(3) De som van de verliezen voor de twee meest aangetaste frequenties, gekozen onder de frequenties van 4000, 6000 en 8000 Hz voor het linkeroor, vermeerderd met de som van de verliezen voor de twee meest aangetaste frequenties, gekozen onder de frequenties van 4000, 6000 en 8000 Hz voor het rechteroor, mag maximaal 160 dB bedragen.(4) Indien betrokken militair niet aan deze medische voorwaarden voldoet, zal een spraakaudiometrie worden afgenomen.Per oor, zullen 30 woorden aan 70 dB HL (hearing level) worden aangeboden met een homolaterale ruis aan dezelfde intensiteit. Deze woorden dienen te worden herhaald en het foutenpercentage mag maximaal 10 % bedragen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^