Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2014
gepubliceerd op 16 juni 2014

Koninklijk besluit betreffende de schadevergoeding tot herstel bedoeld in artikel 11bis van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000434
pub.
16/06/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/25/2014000434/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de schadevergoeding tot herstel bedoeld in artikel 11bis van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973


VERSLAG AAN DE KONING Sire, I. ALGEMENE OPMERKINGEN Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Zijne Majesteit voor te leggen, stelt de te volgen procedureregels voor de Raad van State vast wanneer een verzoek tot schadevergoeding tot herstel aanhangig gemaakt wordt in toepassing van artikel 11bis ingevoegd in de gecoördineerde wetten op de Raad van State door artikel 6 van de wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Deze wet werd in het Belgisch Staatsblad op 31 januari 2014 gepubliceerd.

Deze bepalingen worden ingevoegd onder titel I "Verzoekschrift en onderzoek", waarvan zij een nieuw hoofdstuk vormen, met name hoofdstuk III, komende na de twee hoofdstukken waaruit deze titel momenteel bestaat en die respectievelijk de volgende titel hebben "Het verzoekschrift" en "Het Onderzoek".

II. ARTIKELGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1.Dit artikel voegt het nieuw hoofdstuk III onder titel I in, luidende "De schadevergoeding tot herstel".

Art. 2.De eerste drie leden van artikel 11bis bevatten reeds enkele procedureregels, in het bijzonder wat de termijnen betreft. Het verzoek tot schadevergoeding kan geformuleerd worden door een verzoekende of tussenkomende partij die "de nietigverklaring vordert" van een akte en "uiterlijk zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld" of, in geval van toepassing van de in artikel 38 van de gecoördineerde wetten bedoelde bestuurlijke lus, "waarbij de beroepsprocedure wordt afgesloten".

Het nieuw artikel 25/1 verduidelijkt de wettekst door drie mogelijke momenten te onderscheiden voor de indiening van het verzoek: - gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring; - tijdens de procedure tot nietigverklaring; - of nadat dit beroep afgesloten werd.

Dit artikel strekt er vooral toe de volgende artikelen gemakkelijker te kunnen begrijpen.

Art. 3.In zijn 2 paragrafen stelt artikel 25/2 verschillende regels vast naargelang het verzoek tot schadevergoeding in dezelfde akte als - of bij een afzonderlijke akte van - het beroep tot nietigverklaring geformuleerd wordt.

Het verzoek tot schadevergoeding dat gelijktijdig met het beroep ingediend wordt, wordt over het algemeen geformuleerd in hetzelfde verzoekschrift, waarvan de titel het verzoek tot schadevergoeding zal moeten vermelden. Het verzoekschrift moet de gevraagde vergoeding becijferen en deze motiveren.

Maar in het besluit staan geen overdreven vormvoorschriften waardoor een verzoek tot schadevergoeding dat gelijktijdig, maar in een apart verzoekschrift geformuleerd wordt, onontvankelijk zou zijn. Paragraaf 2 bepaalt de inhoud van het verzoekschrift tot schadevergoeding dat afzonderlijk van het beroep tot nietigverklaring ingediend is, ongeacht of het gelijktijdig of erna ingediend werd. Aangezien het verzoek tot schadevergoeding een bijkomende vordering vormt bij een beroep tot nietigverklaring, zal het kenmerk van dit beroep vermeld moeten worden. Dit gebeurt normaal door het rolnummer als het beroep tot nietigverklaring al is ingediend, en door de aanwijzing van de verzoekende partij en het onderwerp van het beroep tot nietigverklaring als het verzoekschrift tot schadevergoeding gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring, maar door een afzonderlijke akte, wordt ingediend.

In ieder geval worden de stukken bijgevoegd bij het verzoekschrift, samen met een inventaris. De inventaris kan specifiek zijn voor het verzoek tot schadevergoeding tot herstel of gemeenschappelijk met de inventaris van het beroep tot nietigverklaring, zodra men de ingeroepen stukken ter ondersteuning van de gevraagde schadevergoeding gemakkelijk kan identificeren.

Paragraaf 4 bepaalt het lot dat voorbehouden wordt aan de verzoeken die het voorschrift van dit nieuwe artikel 25/2 niet naleven. Artikel 3bis blijft van toepassing voor de verzoekschriften tot schadevergoeding tot herstel die in dezelfde akte opgenomen zijn als het beroep tot nietigverklaring. Voor degene die ingediend werden in een aparte akte, is eveneens een analoge bepaling voorzien wanneer de vermeldingen van artikel 25/2 niet nageleefd zijn of wanneer de inventaris van de stukken niet werd bijgevoegd.

Art. 4.In paragrafen 1, 2 en 4, verwijst artikel 25/3 naar de in artikel 25/1 bedoelde gevallen en past de procedure bijgevolg aan.

Volgens paragraaf 1, wanneer het verzoek tot schadevergoeding gelijktijdig met het beroep ingediend wordt, kan de met het dossier belaste auditeur, afhankelijk van de elementen van de zaak, beslissen om het gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring te behandelen of om het onderzoek ervan uit te stellen. Het onmiddellijke onderzoek zal aangewezen kunnen zijn wanneer de oplossing van het beroep tot nietigverklaring niet twijfelachtig lijkt en wanneer het onderzoek van het verzoek tot schadevergoeding eenvoudig is, dit het tegensprekelijk debat respecterend. Het meest duidelijke voorbeeld is dat van de aanbesteding, waar de onregelmatig uitgesloten inschrijver een forfaitaire schadevergoeding krijgt van 10 % van zijn inschrijving. In dat geval lijkt het onnodig om te wachten op het vernietigingsarrest om het onderzoek van het verzoek tot schadevergoeding op te starten.

Wanneer het onderzoek van het verzoek tot schadevergoeding daarentegen complexer lijkt, of als de oplossing van het geschil onzeker is, zou het een onnodig tijd- en energieverlies kunnen betekenen om het verzoek tot schadevergoeding te onderzoeken zonder te weten of de Raad de conclusie van het verslag over het vernietigingsberoep zal goedkeuren. Bovendien, en in het bijzonder rekening houdend met de mogelijkheid om een bestuurlijke lus te lanceren, kan de raming van het bedrag van het nadeel variëren naar gelang van de ontwikkelingen van de procedure. Ook daar is het aangewezen voorzichtig te zijn en te wachten tot men zekerheid heeft over het lot van het beroep tot nietigverklaring alvorens het verzoek tot schadevergoeding in te dienen. Dit is impliciet wat voorzien is in artikel 11bis, derde lid, dat, in geval van administratieve lus, de vereiste termijn om een uitspraak te doen over het verzoek tot schadevergoeding laat lopen vanaf "de bekendmaking van het arrest dat de beroepsprocedure afsluit".

In alle gevallen beheert de auditeur het dossier tot aan de neerlegging van zijn verslag. Onder de gevallen waarin "de auditeur meent in het bezit te zijn van alle nuttige gegevens" om het verzoek tot schadevergoeding in te dienen, bevindt zich het geval waarbij hij besluit tot de verwerping van het beroep tot nietigverklaring of tot de afwezigheid van enige onwettigheid, een conclusie die hem helpt tot het besluit van de verwerping van het verzoek tot schadevergoeding te komen.

Als de omstreden akte daarentegen vernietigd wordt of het arrest over het beroep tot nietigverklaring bepaalt dat er een onwettigheid plaatsvond (bijvoorbeeld indien zij hersteld werd naar aanleiding van een lus, of wanneer het arrest vaststelt dat de zaak zonder voorwerp is wegens de nietigverklaring van de omstreden akte door een arrest dat uitgesproken werd in verband met een ander beroep), zonder dat de auditeur overgegaan is tot het onderzoek van het verzoek tot schadevergoeding, gebeurt deze op dezelfde manier als wanneer het verzoek voorafgaandelijk aan het beroep tot nietigverklaring geformuleerd werd, dit wil zeggen dat het onderzoek ervan uitgesteld wordt tot na het arrest dat de onwettigheid definitief vaststelt.

Volgens paragraaf 2, is dezelfde procedure van toepassing wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel ingediend werd na het beroep tot nietigverklaring.

Volgens paragraaf 3, wanneer het verzoek tot schadevergoeding niet onderzocht werd of wanneer het tijdens de procedure tot nietigverklaring ingediend werd, en als het beroep tot nietigverklaring verworpen wordt zonder dat een onwettigheid vastgesteld werd, verwerpt de Raad van State het verzoek tot schadevergoeding bij hetzelfde arrest dat het beroep tot nietigverklaring afsluit.

Ten slotte, volgens paragraaf 4, wanneer het verzoek tot schadevergoeding onderzocht moet worden, volgt dezelfde procedure als die welke haar doeltreffendheid aangetoond heeft bij het contentieux van de nietigverklaring: memorie van antwoord van de verwerende partij, memorie van wederantwoord of toelichtende memorie, onderzoek en verslag van de auditeur, en laatste memories. Het besluit verwijst hier naar de artikelen van de algemene procedureregeling betreffende het beroep tot nietigverklaring, met uitzondering van de artikelen 14ter tot 14quinquies, die enkel zin hebben in het kader van een dergelijk beroep, en van artikel 15 dat handelt over de termijn om een uitspraak te doen; dit punt werd reeds geregeld door artikel 11bis, tweede lid, tweede zin, van de gecoördineerde wetten.

Art. 5 tot 7. De artikelen 40, 47 en 50bis zijn zo gewijzigd dat ze ook het arrest bedoelen dat uitgesproken werd in toepassing van artikel 11bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, over de verzoeken tot schadevergoeding tot herstel. Zoals het advies van de afdeling wetgeving aangeeft, sluiten de gecoördineerde wetten dit artikel 11bis immers niet uit van de hypotheses waarbij het verzet, het derden-verzet of het beroep tot herziening van toepassing zijn.

Deze artikelen worden eveneens aangevuld met een lid dat voorziet dat het verzet, het derden-verzet en het beroep tot herziening ambtshalve uitgebreid worden tot het arrest dat de verwerende partij veroordeelt tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel, als dit arrest gebaseerd is op de onwettigheid die vastgesteld is in het arrest waartegen deze beroepsmogelijkheden gericht zijn.

Art. 8.Dit artikel en artikel 9 worden ingevoegd om gevolg te geven aan de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State.

Naar het voorbeeld van de andere procedures die ingediend worden bij de Raad van State, waaronder de vordering tot schorsing, wordt immers voorzien dat de rechten bedoeld in artikel 70 van de algemene procedureregeling ook van toepassing zijn in geval van verzoeken tot schadevergoeding tot herstel of van verzoeken tot tussenkomst die ingediend werden in het kader van dergelijke verzoeken. De voorwaarden vastgelegd in het tweede en derde lid van artikel 70, § 1, zijn niet van toepassing op het verzoek tot schadevergoeding tot herstel zodra het voorwerp ervan fundamenteel verschilt van het beroep tot nietigverklaring, in tegenstelling tot de vordering tot schorsing die een voorlopig onderzoek van wat later te gronde onderzocht moet worden met zich mee brengt. Daarentegen wordt voorzien dat het recht dat betaald moet worden in geval van een verzoek tot schadevergoeding tot herstel of van een verzoek tot tussenkomst in dit geschil niet langer verschuldigd is als de afdeling bestuursrechtspraak beslist om dit verzoek te verwerpen, omwille van de reden dat ze geen onwettigheid vaststelt in de omstreden akte of het omstreden reglement, of in de stilzwijgend afwijzende beslissing. Deze maatregel is gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de schadevergoeding tot herstel niet onderzocht werd door de Raad van State, als er geen onwettigheid wordt vastgesteld.

Art. 9.Artikel 72 van de algemene procedureregeling wordt hersteld om de terugbetalingsmodaliteiten van het recht vast te leggen wanneer het nieuwe artikel 70, § 1, vijfde lid, of § 2, derde lid, toegepast worden.

Art. 10.Artikel 78 van de algemene procedureregeling wordt aangepast conform de opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State.

Art. 11.Dit artikel bepaalt de datum van de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit op 1 juli 2014, overeenkomstig de wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedvolle en getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

Advies 55.729/2 van 9 april 2014 van de Raad van State, afdeling Wetgeving, over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de schadevergoeding tot herstel bedoeld in artikel 11bis van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973' Op 14 maart 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eerste Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de schadevergoeding tot herstel bedoeld in artikel 11bis van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 9 april 2014. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE en Bernard BLERO, staatsraden, Christian BEHRENDT, assessor, en Colette GIGOT, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Florence PIRET, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 9 april 2014.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN De bepalingen van het ontwerp worden ingevoegd in titel I van de algemene procedureregeling, met als opschrift "Verzoekschrift en onderzoek", waarvan ze een nieuw hoofdstuk vormen, namelijk hoofdstuk III dat na hoofdstuk I, "Het verzoekschrift", en hoofdstuk II, "Het onderzoek", komt. Het voorliggende ontwerp regelt kwesties inzake het instellen en de inhoud van het verzoek om schadevergoeding tot herstel, alsook inzake het onderzoek van dat verzoek. Het bevat bijzondere bepalingen betreffende het verzoek om schadevergoeding tot herstel en verwijst voor bepaalde aspecten uitdrukkelijk naar de bepalingen van de eerste twee hoofdstukken van titel I van de algemene procedureregeling.

De bepalingen van de overige titels van de algemene procedureregeling (titel II, "De terechtzitting en de verwijzing naar de algemene vergadering van de afdeling", titel III, "De arresten", titel IV, "Betekening en uitvoering", titel V, "Verzet, derden-verzet en beroep tot herziening", titel VI, "De tussengeschillen", titel VII, "Kosten en `Pro Deo'", en titel VIII, "Algemene bepalingen") zijn van toepassing op de verzoeken om schadevergoeding tot herstel voor zover die verzoeken bij de bepalingen van die onderscheiden titels niet uitdrukkelijk of impliciet uit de werkingssfeer ervan worden uitgesloten.

In dat verband moeten drie opmerkingen worden gemaakt. 1. Daar de artikelen 40, 47 en 50bis van de algemene procedureregeling bepalen dat alleen de arresten gewezen op grond van de artikelen 14, §§ 1 en 3, en 16 van de gecoördineerde wetten vatbaar zijn voor verzet, voor derden-verzet of voor beroep tot herziening, moeten die artikelen eveneens worden gewijzigd teneinde melding te maken van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over de verzoeken om schadevergoeding tot herstel (artikel 11bis van de gecoördineerde wetten).(1) In de gecoördineerde wetten worden immers de gevallen aangegeven waarin het verzet, het derden-verzet en de herziening uitgesloten zijn. Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat tegen het arrest inzake een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen (2) of tegen de beschikking waarbij een cassatieberoep niet-toelaatbaar wordt verklaard (3) geen verzet noch derden-verzet kan worden ingesteld en dat ze evenmin vatbaar zijn voor herziening, maar de gecoördineerde wetten, vermelden niet of zulks ook zou gelden voor het arrest waarin uitspraak wordt gedaan over een verzoek om schadevergoeding tot herstel. In die context rijst tevens de vraag welk gevolg moet worden gegeven aan het arrest houdende veroordeling tot het betalen van een schadevergoeding tot herstel, indien de vaststelling van onwettigheid waarop het verzoek om schadevergoeding steunde, wordt ontkracht door een later arrest waarin uitspraak wordt gedaan over een verzet, een derden-verzet of een herziening en waarin alleen wordt verwezen naar het vernietigingsarrest of naar het arrest waarin de onwettigheid is vastgesteld. 2. In titel VII, "Kosten en `Pro Deo'", moet in artikel 78 van de algemene procedureregeling (4) ook artikel 11bis worden vermeld bij de bepalingen waarop de artikelen 667, 668 en 669 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing zijn.Alhoewel het indienen van een verzoek om schadevergoeding tot herstel geen aanleiding geeft tot het betalen van de rechten vermeld in artikel 70 van de algemene procedureregeling, zou de verzoekende partij immers in de loop van de procedure verplicht kunnen worden de honoraria en voorschotten van de deskundigen en het getuigengeld voor te schieten, met toepassing van artikel 68, eerste lid, van de algemene procedureregeling. 3. Een fundamentelere vraag van de afdeling Wetgeving is waarom het indienen van een verzoek om schadevergoeding tot herstel geen aanleiding geeft tot het betalen van de rechten vermeld in artikel 70 van de algemene procedureregeling.De steller van het ontwerp moet de verschillende behandeling kunnen rechtvaardigen die aldus ontstaat tussen de partij die om een schadevergoeding verzoekt en de partij die een van de in artikel 70 bedoelde processtukken indient.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF Het eerste tot het derde lid moeten worden vervangen door de volgende tekst: "Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 30, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten en gewijzigd bij de wetten van 18 april 2000, 6 januari 2014 en 20 januari 2014;". (5) DISPOSITIEF Artikel 3 (artikel 25/2 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) 1. In paragraaf 1 moeten de woorden ", vermeldt de titel van het verzoekschrift naast de vermeldingen voorgeschreven door artikel 2 van dit besluit en, in voorkomend geval, door artikel 8 van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State" worden vervangen door ", bevat de titel van het verzoekschrift bovendien".Het spreekt immers vanzelf dat, wanneer een verzoek om schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt in dezelfde akte als het beroep tot nietigverklaring, de regels voor het instellen van een beroep tot nietigverklaring en, in voorkomend geval, van een vordering tot schorsing, bovenop de regels komen die gelden voor het verzoek om schadevergoeding tot herstel. Het vermelden van artikel 2 van de algemene procedureregeling en van artikel 8 van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, kan de indruk wekken dat alleen die bepalingen van toepassing zijn, met uitsluiting van alle andere bepalingen. 2. Er wordt in overweging gegeven de woorden "een gepaste argumentatie", in de paragrafen 1 en 2, tweede lid, 4°, te vervangen door de woorden "een uiteenzetting die aantoont welk nadeel geleden wordt door de onwettigheid van de akte, het reglement of de stilzwijgend afwijzende beslissing".Die formulering heeft het voordeel dat ze nauwkeurig is, ze geeft artikel 11bis van de gecoördineerde wetten getrouw weer en stemt beter overeen met de bewoordingen die in andere procedurebesluiten worden gebezigd. (6) 3.1. Volgens het ontworpen artikel 25/2, paragrafen 1 en 2, moet het verzoek om schadevergoeding tot herstel verscheidene gegevens bevatten, zowel wanneer het in dezelfde akte als het beroep tot nietigverklaring wordt geformuleerd als wanneer het bij een afzonderlijke akte wordt geformuleerd. Wanneer het verzoek in dezelfde akte als het beroep tot nietigverklaring is geformuleerd, is artikel 2 van de algemene procedureregeling natuurlijk van toepassing, met de wijzigingen aangebracht bij het ontworpen artikel 25/2, paragraaf 1.

Het ontworpen artikel 25/2, paragraaf 2, schrijft de bijzondere inhoud van het verzoekschrift voor voor het geval dat het verzoek een afzonderlijke akte vormt. 3.2. De vraag rijst welk gevolg aan een dergelijk verzoek moet worden gegeven, als een van de aldus voorgeschreven gegevens niet in het verzoekschrift zou voorkomen, naargelang het al dan niet bij een afzonderlijk verzoekschrift is ingediend. 3.3. Een soortgelijke vraag rijst als er geen inventaris zou zijn van de stukken die bij het verzoek om schadevergoeding tot herstel zijn gevoegd, welke inventaris verplicht gesteld wordt bij het ontworpen artikel 25/2, paragraaf 3, ongeacht of dat verzoek in dezelfde akte als het beroep tot nietigverklaring dan wel in een afzonderlijke akte is geformuleerd. Zou het niet beter zijn om artikel 3bis van de algemene procedureregeling eveneens, geheel of gedeeltelijk, toepasselijk te maken op het verzoek om schadevergoeding tot herstel of om het ontworpen besluit aan te vullen met een specifieke bepaling dienaangaande, daar het indienen van een dergelijk verzoek zelfs indien het bij een afzonderlijk verzoekschrift geschiedt, geen aanleiding zou geven tot een inschrijving op de rol in de zin van dat artikel 3bis? In dat verband merkt de afdeling Wetgeving op dat de ontstentenis van een inventaris van de genummerde stukken die bij een verzoekschrift tot nietigverklaring moet worden gevoegd, de toepassing van artikel 3bis van de algemene procedureregeling meebrengt, terwijl het ontworpen besluit niets zegt over de eventuele gevolgen van het ontbreken van de inventaris die bij het afzonderlijk verzoekschrift inzake een verzoek om schadevergoeding tot herstel moet worden gevoegd. 3.4. Tevens rijst de vraag of bij een verzoekschrift tot nietigverklaring waarin een verzoek om schadevergoeding tot herstel wordt ingediend, twee afzonderlijke inventarissen moeten worden gevoegd naargelang van de inhoud ervan, dan wel of zowel de stukken betreffende het beroep tot nietigverklaring als de stukken betreffende het verzoek om schadevergoeding tot herstel in één enkele inventaris kunnen worden opgenomen en dus doorlopend kunnen worden genummerd. 3.5. Het ontworpen artikel 25/2 moet in het licht van de voorgaande opmerkingen opnieuw onderzocht worden en het verslag aan de Koning moet op dat punt hoe dan ook worden aangevuld.

Artikel 4 (artikel 25/3 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948) 1. Voorgesteld wordt om het tweede en het derde lid van paragraaf 1 samen te voegen tot een nieuw tweede lid dat als volgt zou luiden: "Als dit niet het geval is, wordt het onderzoek van dat verzoek uitgesteld tot aan het arrest waarbij definitief uitspraak wordt gedaan over dat beroep tot nietigverklaring.Indien het arrest een onwettigheid vaststelt, wordt gehandeld overeenkomstig paragraaf 4." Er mag immers niet over het hoofd gezien worden dat de "vaststelling van onwettigheid" tevens betrekking heeft op het geval van "de nietigverklaring". (7) Het is bijgevolg onnodig die twee gevallen te onderscheiden. 2. Voor paragraaf 3 wordt de volgende, vereenvoudigde formulering voorgesteld: "Indien geen onwettigheid wordt vastgesteld, wijst het arrest dat de procedure tot nietigverklaring afsluit, eveneens het verzoek om schadevergoeding tot herstel af". 3.1. In paragraaf 4, eerste lid, moeten de woorden "of als dit verzoek niet verworpen werd overeenkomstig paragraaf 3" duidelijkheidshalve worden vervangen door "of als het onderzoek van dat verzoek uitgesteld is en het verzoek niet afgewezen is overeenkomstig paragraaf 3". De ontworpen tekst heeft immers alleen betrekking op het geval waarin een arrest het verzoek om schadevergoeding tot herstel afwijst omdat geen onwettigheid is vastgesteld (ontworpen paragraaf 3), en niet op het geval (eveneens vermeld in de ontworpen paragraaf 1, eerste lid) waarin het verzoek om schadevergoeding tot herstel gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring onderzocht en beoordeeld is en geleid heeft tot een arrest waarin een onwettigheid wordt vastgesteld en waarin de steller van de handeling wordt veroordeeld tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel. 3.2. In de Nederlandse tekst van paragraaf 4, eerste lid, moet de term "griffie" tweemaal worden vervangen door "hoofdgriffier". Ook de Franse versie, waarin tweemaal het woord "greffier" in plaats van "greffier en chef" wordt gebruikt, moet worden gewijzigd. 3.3. Paragraaf 4, eerste lid, moet eveneens betrekking hebben op het geval - vermeld in paragraaf 1 - van het verzoek om schadevergoeding dat gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring is ingediend maar waarvan het onderzoek uitgesteld is omdat de auditeur van mening is dat hij niet over alle daartoe nuttige gegevens beschikt. In dat geval heeft de verwerende partij reeds kennis genomen van het verzoek om schadevergoeding tot herstel wanneer van het verzoekschrift tot nietigverklaring kennis is gegeven en hebben de partijen zich hierover reeds kunnen uitspreken in hun respectieve memorie. Er zou bijvoorbeeld kunnen worden bepaald dat de partijen op initiatief van de hoofdgriffier een nieuwe termijn krijgen om hun aanvullende opmerkingen kenbaar te maken. 4.1. In paragraaf 4, tweede lid, verwijst het ontwerp naar de artikelen 11 tot 14 en 16 tot 25 van de algemene procedureregeling.

De artikelen 11/1 tot 11/4 betreffende de "bijzondere regels van toepassing op de procedure tot nietigverklaring ingeval van vordering tot schorsing" moeten uit die lijst worden weggelaten, net zoals artikel 18, dat is opgeheven. (8) 4.2. In het verslag aan de Koning (bespreking van artikel 4, in fine), wordt opgemerkt dat de artikelen 14bis tot 14sexies niet worden vermeld, daar ze "enkel zin hebben in het kader van een (...) beroep [tot nietigverklaring]". Artikel 30, § 1, van de gecoördineerde wetten machtigt de Koning echter niet om alleen voor de procedure inzake de schadevergoeding tot herstel, van artikel 21 van diezelfde wetten af te wijken, en verschillende leden van dat artikel zijn op die procedure van toepassing. Dat geldt inzonderheid voor de sancties bepaald in het tweede en het zesde lid van dat artikel 21, te weten de vaststelling van het ontbreken van het vereiste belang wanneer de memorie van wederantwoord of de toelichtende memorie te laat is ingediend en het weren uit de debatten van de memorie van antwoord die te laat is ingediend. Daaruit vloeit voort dat de artikelen 14bis en 14sexies van de algemene procedureregeling eveneens moeten worden vermeld in paragraaf 4, tweede lid. 4.3. Voorts is er geen rechtsgrond voor het onweerlegbaar vermoeden van instemming met de conclusie van het verslag van de auditeur, waarin de ontworpen paragraaf 4, tweede lid, eveneens voorziet wanneer een partij nalaat haar laatste memorie in te dienen. In het verslag aan de Koning (bespreking van artikel 4, in fine) wordt de stelling verdedigd dat dit vermoeden van instemming mutatis mutandis overeenkomt met het vermoeden van afstand van geding, vermeld in artikel 21, zevende lid, van de gecoördineerde wetten, of met de uitspraak van de nietigverklaring, vermeld in artikel 30, § 3, van dezelfde wetten. Die stelling kan evenwel niet gevolgd worden. Die wettelijke bepalingen hebben immers geen betrekking op het geschil inzake de schadevergoeding tot herstel en kunnen niet als rechtsgrond dienen voor het vermoeden van instemming waarin het ontworpen besluit voorziet.

Daarentegen kan wel aanvaard worden dat de laatste memorie uit de debatten wordt geweerd wanneer de partijen ze niet indienen binnen de termijn van dertig dagen die in artikel 14 van de algemene procedureregeling wordt bepaald. 4.4. Ten slotte zou in de ontworpen paragraaf 4, tweede lid, uitdrukkelijk moeten worden aangegeven dat het verzoek tot voortzetting van de rechtspleging, vermeld in artikel 14 van de algemene procedureregeling, niet geldt voor de procedure inzake het verzoek om schadevergoeding tot herstel. Er kan immers geen sanctie worden verbonden aan het feit dat dit verzoek niet is ingediend, aangezien de artikelen 21, zevende lid, en 30, § 3, van de gecoördineerde wetten niet van toepassing zijn op het geschil inzake de schadevergoeding tot herstel, zoals reeds is opgemerkt.

De griffier, C. GIGOT De voorzitter, P. LIENARDY _______ Nota's (1) Pro memorie: luidens artikel 30, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten, bepaalt de algemene procedureregeling "de voorwaarden voor de uitoefening van de tussenkomsten, verzetten en derden-verzetten, alsook van de beroepen tot herziening".Artikel 31 van dezelfde wetten bepaalt het volgende: "Alleen arresten op tegenspraak zijn vatbaar voor herziening. Het beroep tot herziening is slechts ontvankelijk indien sinds de uitspraak van het arrest doorslaggevende stukken zijn teruggevonden die door toedoen van de tegenpartij waren achtergehouden of indien het arrest werd gewezen op als vals erkende of vals verklaarde stukken. De termijn van beroep gaat in de dag waarop ontdekt wordt dat het stuk vals is of dat het achtergehouden stuk bestaat". (2) Artikel 17, § 3, van de gecoördineerde wetten.(3) Artikel 20, § 3, vierde lid, van de gecoördineerde wetten.(4) De thans geldende versie van artikel 78 van de algemene procedureregeling vermeldt de artikelen 11, 14, §§ 1 en 3, 17 en 18 van de gecoördineerde wetten, alsook de vorderingen tot tussenkomst. (5) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbevelingen 22 e.v. (6) Artikel 8 van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State', zoals het is vervangen bij het koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten, vereist voor het instellen van een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen "4° een uiteenzetting van de feiten die volgens de verzoeker de spoedeisendheid van het bevelen van de gevraagde schorsing of voorlopige maatregelen rechtvaardigen".Luidens artikel 16, § 1, van hetzelfde besluit, zoals het is vervangen bij het koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten, dient de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen ingesteld volgens de procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid "5° indien het beroep tot nietigverklaring nog niet is ingediend, een uiteenzetting (te bevatten) van de feiten en middelen die de nietigverklaring van de akte of het reglement kunnen rechtvaardigen".

Volgens de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 2 april 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/04/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000142 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de dwangsom. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het bevel en de dwangsom', zoals ze zijn vervangen bij het koninklijk besluit van 28 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000083 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten, moeten het verzoekschrift tot bevel of het verzoekschrift tot dwangsom "3° (...) een uiteenzetting (bevatten) die aantoont dat een beslissings- of onthoudingsverplichting voortvloeit uit het vernietigingsarrest". (7) Zie advies 53.933/AV, op 27 augustus 2013 gegeven over een wetsvoorstel `met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet', waarin het volgende wordt opgemerkt: "3.3. Het voorstel verwijst, als schadeverwekkende gebeurtenis, naar een `arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld' en niet naar een vernietigingsarrest. De formulering is goed gekozen aangezien de bepaling ook van toepassing is op het geval waarbij verschillende beroepen tot de nietigverklaring van dezelfde handeling strekken en waarbij, eens de nietigverklaring in het als eerste onderzochte beroep uitgesproken is, de andere arresten oordelen dat er geen uitspraak over de andere beroepen gedaan moet worden, aangezien deze doelloos geworden zijn. De bepaling is ook van toepassing op het geval waarbij de onwettigheid van een verordening incidenteel vastgesteld wordt met toepassing van artikel 159 van de Grondwet. Er zou geen reden zijn om de partijen die de verzoeken indienden die tot één van deze resultaten geleid hebben, de mogelijkheid te ontzeggen om de schadevergoeding tot herstel aan de Raad van State te vragen".

De vaststelling van onwettigheid heeft trouwens ook betrekking op de onwettigheid die na de toepassing van de bestuurlijke lus wordt hersteld, zoals in de toelichting van artikel 4 in het verslag aan de Koning wordt opgemerkt. (8) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 78.

25 APRIl 2014. - Koninklijk besluit betreffende de schadevergoeding tot herstel bedoeld in artikel 11bis van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 30, § 1, eerste lid en tweede lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten en gewijzigd bij de wetten van 18 april 2000, 6 januari 2014 en 20 januari 2014;

Gelet op de wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, artikel 73;

Gelet op het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 februari 2014;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 26 februari 2014;

Gelet op de geïntegreerde impactanalyse;

Gelet op het advies 55.729/2 van de Raad van State, gegeven op 9 april 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in de Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In Titel 1 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wordt een hoofdstuk III ingevoegd luidende: "Hoofdstuk III. De schadevergoeding tot herstel".

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 25/1.Het in artikel 11bis van de gecoördineerde wetten bedoelde verzoek tot schadevergoeding tot herstel kan geformuleerd worden: 1° gelijktijdig met het beroep tot nietigverklaring;2° of tijdens de procedure tot nietigverklaring; 3° of ten laatste binnen de zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid of het herstel ervan bij toepassing van de bestuurlijke lus werd vastgesteld.".

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 25/2.§ 1. Wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt in dezelfde akte als het beroep tot nietigverklaring, bevat de titel van het verzoekschrift bovendien de vermelding "verzoek tot schadevergoeding tot herstel". Het verzoekschrift bevat het bedrag van de gevraagde vergoeding en een uiteenzetting die aantoont welk nadeel geleden wordt door de onwettigheid van de akte, het reglement of de stilzwijgend afwijzende beslissing. § 2. Wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt bij een afzonderlijke akte van het verzoekschrift tot nietigverklaring, wordt deze akte gedateerd en ondertekend door de partij of een advocaat die beantwoordt aan de in artikel 19, vierde lid, van de gecoördineerde wetten vastgelegde bepalingen.

In dit geval bevat het verzoekschrift tot schadevergoeding tot herstel bovendien: 1° de titel "verzoek tot schadevergoeding tot herstel";2° het kenmerk van het beroep tot nietigverklaring of van het desbetreffende arrest;3° de naam, hoedanigheid en woonplaats of zetel van de partij die de schadevergoeding aanvraagt, evenals de gekozen woonplaats bedoeld in artikel 84, § 2, eerste lid;4° het bedrag van de gevraagde vergoeding en een uiteenzetting die aantoont welk nadeel geleden wordt door de onwettigheid van de akte, het reglement of de stilzwijgend afwijzende beslissing. § 3. De stukken die het verzoek staven worden bijgevoegd bij het verzoekschrift, samen met een inventaris. Ze zijn alle overeenkomstig die inventaris genummerd. § 4. De artikelen 2, § 2, en 3, 4°, zijn van toepassing op het verzoekschrift tot schadevergoeding tot herstel.

Bovendien, onverminderd de toepassing van artikel 3bis, wordt dit verzoekschrift niet op de rol ingeschreven indien de vermeldingen bedoeld in paragrafen 1 en 2 er niet hernomen worden of indien er geen inventaris bedoeld in paragraaf 3 is bijgevoegd.

In geval van toepassing van het tweede lid, richt de hoofdgriffier aan de verzoekende partij een brief waarin meegedeeld wordt waarom het verzoekschrift niet is ingeschreven op de rol en waarbij die partij verzocht wordt binnen vijftien dagen haar verzoekschrift te regulariseren.

De verzoekende partij die haar verzoekschrift regulariseert binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in het derde lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan.

Een verzoekschrift dat niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.".

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 25/3 ingevoegd, luidende: «

Art. 25/3.§ 1. Wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt op hetzelfde moment als het beroep tot nietigverklaring, kan dit verzoek gelijktijdig met het beroep onderzocht en beoordeeld worden als het aangewezen lid van het auditoraat van mening is dat hij over alle hiertoe nuttige gegevens beschikt.

Als dit niet het geval is, wordt het onderzoek van dat verzoek uitgesteld tot aan het arrest waarbij definitief uitspraak wordt gedaan over dat beroep tot nietigverklaring. Indien het arrest een onwettigheid vaststelt, wordt gehandeld overeenkomstig paragraaf 4. § 2. Wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt tijdens de procedure tot nietigverklaring, wordt het onderzoek ervan uitgesteld tot aan het arrest dat een definitieve uitspraak doet over het beroep tot nietigverklaring. § 3. Indien geen onwettigheid wordt vastgesteld, wijst het arrest dat de procedure tot nietigverklaring afsluit, eveneens het verzoek om schadevergoeding tot herstel af. § 4. Wanneer het verzoek tot schadevergoeding tot herstel geformuleerd wordt binnen de zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid of het herstel ervan bij toepassing van de bestuurlijke lus werd vastgesteld, of als het onderzoek van dat verzoek uitgesteld is en het verzoek niet afgewezen is overeenkomstig paragraaf 3, stuurt de hoofdgriffier een kopie van het verzoek naar de verwerende partij. De verwerende partij heeft zestig dagen om een memorie van antwoord te sturen naar de griffie. De hoofdgriffier stuurt een kopie van de memorie van antwoord naar de partij die de vergoeding aanvraagt of deelt mee dat er geen memorie van antwoord is.

De partij die de vergoeding aanvraagt heeft zestig dagen om een memorie van wederantwoord of een toelichtende memorie aan de griffie te bezorgen. Een kopie hiervan zal door de hoofdgriffier naar de verwerende partij gestuurd worden.

Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig de artikelen 11, 12 tot 14bis, 14sexies, eerste en tweede streepje, 16, 17 en 19 tot 25. Het verslag over het verzoek tot schadevergoeding tot herstel wordt doorgestuurd naar de griffie binnen de maand van de dag waarop het aangewezen lid van het auditoraat in het bezit is van de memories en van het volledige dossier van de zaak. Het verzoek tot voortzetting van de procedure bedoeld in artikel 14 is niet van toepassing op de procedure van het verzoek tot schadevergoeding tot herstel. De laatste memorie die na de termijn van dertig dagen wordt ingediend wordt ambtshalve uit de debatten geweerd.".

Art. 5.In artikel 40 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juli 1956 en 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het cijfer "11bis," ingevoegd tussen het woord "artikelen" en het cijfer "14".2° dit artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: « Het verzet wordt ambtshalve uitgebreid tot het arrest dat de verwerende partij veroordeelt tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel, als dit arrest gebaseerd is op de onwettigheid die vastgesteld werd in het arrest waartegen het verzet gericht is.

Art. 6.In artikel 47 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juli 1956 en 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het cijfer "11bis," ingevoegd tussen het woord "artikelen" en het cijfer "14".2° dit artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: « Het derden-verzet wordt ambtshalve uitgebreid tot het arrest dat de verwerende partij veroordeelt tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel, als dit arrest gebaseerd is op de onwettigheid die vastgesteld werd in het arrest waartegen het derden-verzet gericht is. ».

Art. 7.In artikel 50bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 juli 1956 en 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het cijfer "11bis," ingevoegd tussen het woord "artikelen" en het cijfer "14".2° dit artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: « Het beroep tot herziening wordt ambsthalve uitgebreid tot het arrest dat de verwerende partij veroordeelt tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel, als dit arrest gebaseerd is op de onwettigheid die vastgesteld werd in het arrest waartegen het beroep tot herziening gericht is.».

Art. 8.In artikel 70, van hetzelfde besluit, hersteld door het koninklijk besluit van 30 januari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000096 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de reglementering betreffende de inning van de kosten voor de Raad van State sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid, 2°, aangevuld met de volgende woorden: « en de verzoeken tot een schadevergoeding tot herstel »;2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: « Wanneer de afdeling bestuursrechtspraak het verzoek tot schadevergoeding tot herstel verwerpt bij een arrest dat wordt gewezen in toepassing van artikel 25/3, § 3, is het verschuldigde recht op basis van de indiening van dit verzoek niet langer verschuldigd.». 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt: « Wanneer de afdeling bestuursrechtspraak het verzoek tot schadevergoeding tot herstel verwerpt bij een arrest dat wordt gewezen in toepassing van artikel 25/3, § 3, is het verschuldigde recht op basis van de indiening van het verzoek tot tussenkomst in dit geschil niet langer verschuldigd.».

Art. 9.Artikel 72 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 30/04/2007 numac 2007000357 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten, wordt als volgt hersteld: « In toepassing van artikel 70, §§ 1, vijfde lid, en 2, derde lid, verzoekt de auteur van het verzoek tot schadevergoeding tot herstel of van het verzoek tot tussenkomst in dit geschil, van de aangeduide dienst binnen de Federale Overheidsdienst Financiën, de terugbetaling van het verschuldigde recht op basis van de indiening van deze aanvraag of van dit verzoek.

De hoofdgriffier informeert de betrokken partijen over de modaliteiten van de terugbetaling van dit recht bij de kennisgeving van het in het vorige lid bedoelde arrest.

Elke aanvraag tot terugbetaling die gericht wordt aan de aangeduide dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën bevat de vereiste gestructureerde mededeling bij de betaling van het recht. ».

Art. 10.In artikel 78 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 december 1968, 17 februari 1997 en 25 april 2007, wordt het cijfer "11bis," ingevoegd tussen de cijfers "11," en "14".

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2014.

Art. 12.Onze minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET

^