Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2014
gepubliceerd op 14 mei 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot het vaststellen van het maximumbedrag van de vrijstelling inzake het sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2014003210
pub.
14/05/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/25/2014003210/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot het vaststellen van het maximumbedrag van de vrijstelling inzake het sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carensdag en begeleidende maatregelen voert onder meer een fiscale vrijstelling "sociaal passief" in. Hierbij kunnen werkgevers per werknemer die een bepaalde anciënniteit (5 jaar) in het eenheidsstatuut heeft bereikt, een bepaald deel van hun winsten of baten vrijstellen van belasting. Dat deel wordt vastgesteld op het loon van drie weken per begonnen jaar en op het loon van 1 week vanaf 20 jaar anciënniteit in het eenheidsstatuut.

Het vrijgestelde bedrag wordt echter terug aan de winsten of baten toegevoegd op het ogenblik dat de betrokken werknemer het bedrijf om gelijk welke reden verlaat. Aangezien de vrijstelling pas na 5 jaar anciënniteit in het eenheidsstatuut start, heeft de maatregel slechts een concrete fiscale impact vanaf 2019.

Omdat de vrijstelling algemeen van toepassing is, wordt aan de Koning de bevoegdheid toegekend om het loon dat als basis voor de vrijstelling dient, te beperken.

De vaststelling van dat maximum basisloon maakt het voorwerp uit van onderhavig koninklijk besluit.

Dit besluit legt het voormelde maximum basisloon vast.

Bij de opbouw van het sociaal passief zal tot een bruto maandloon van 1.500 EUR het volledig maandloon in ogenschouw worden genomen. Vanaf dan zal tot een bruto maandloon van 2.600 EUR het sociaal passief worden opgebouwd door het gedeelte van 1.500 EUR integraal in rekening te brengen en voor het deel gelegen in het interval 1.501 EUR ? X ? 2.600 EUR slechts 30 pct. van deze loonschijf. Voor de loonschijf gelegen boven de 2.600 EUR zou er geen bijkomend deel van het loon in aanmerking worden genomen om te voorzien in de opbouw van het sociaal passief.

Het aldus vastgestelde maximum basismaandloon kan vanaf 2018 worden aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, de evolutie van de lonen en de eventuele wijzigingen van de fiscale wetgeving, en in overleg met de sociale partners, met dien verstande dat de kost in 2019 maximum 250 miljoen euro zal zijn. De aanpassingsvariabele om binnen deze enveloppe te blijven, die wordt geïndexeerd vanaf 2020, is de coëfficiënt van 30 pct. Deze coëfficiënt zal jaarlijks door de Koning worden vastgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS

ADVIES 55.666/3 VAN 8 APRIL 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KB/WIB 92 INGEVOLGE DE INVOERING VAN HET EENHEIDSSTATUUT VOOR ARBEIDERS EN BEDIENDEN' Op 7 maart 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 8 april 2014, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het KB/WIB 92 ingevolge de invoering van het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 1 april 2014.

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Kaat Leus, staatsraden, Jan Velaers en Johan Put, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jan Smets, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 april 2014. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt er in hoofdzaak toe om, ter uitvoering van artikel 67quater, derde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 92), een maximum te bepalen voor het bedrag aan bezoldigingen dat in aanmerking mag worden genomen voor de belastingvrijstelling "Sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut". Die belastingvrijstelling is ingevoerd bij de wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten `betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen'. Het betrokken artikel 67quater van het WIB 92, dat op 1 januari 2014 in werking is getreden, luidt : "Winsten en baten worden van belasting vrijgesteld tot beloop van een bepaald bedrag aan bezoldigingen toegekend aan werknemers die bij de betrokken belastingplichtige minimaal 5 dienstjaren hebben na 1 januari 2014.

Het vrij te stellen bedrag van de winsten of baten bedraagt 3 weken bezoldiging per begonnen dienstjaar vanaf het 6de dienstjaar na 1 januari 2014. Vanaf het 21ste dienstjaar na 1 januari 2014 bedraagt de belastingvrijstelling 1 week bezoldiging per bijkomend begonnen dienstjaar.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een maximumbedrag invoeren met betrekking tot de bezoldiging als beoogd in § 2 [lees : het tweede lid] waarop de vrijstelling wordt berekend. Hij zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van dit lid genomen besluiten.

Wanneer de betrokken werknemer de onderneming verlaat, moet het totale voor deze werknemer reeds vrijgestelde bedrag worden opgenomen in de winsten en baten van het belastbaar tijdperk waarin de tewerkstelling een einde neemt.

Ten aanzien van de belastingplichtigen betrokken bij verrichtingen als bedoeld in de artikelen 46 en 211, blijven de bepalingen van dit artikel van toepassing alsof die verrichtingen niet hadden plaatsgevonden.

De Koning regelt de wijze van uitvoering van dit artikel.". 3. Het ontwerp bevat twee artikelen tot invoeging van twee nieuwe artikelen in het koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I sluiten `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna : KB/WIB 92) (zie de artikelen 1 en 2 van het ontwerp) en ook een autonoom artikel waarin een mechanisme tot aanpassing van het maximum is opgenomen (artikel 3).De nieuwe regels zullen van toepassing zijn vanaf 1 januari 2019 (artikel 4). 4. De nieuwe regels laten zich als volgt samenvatten. 4.1. In de eerste plaats wordt bepaald tot welk bedrag de bezoldiging in aanmerking mag worden genomen om de vrijstelling te berekenen (artikel 1 van het ontwerp - ontworpen artikel 46ter van het KB/WIB 92). Het gaat niet om een absoluut maximum, maar om een bedrag dat varieert naargelang de hoogte van de bezoldiging : voor de eerste schijf tot 1.500 euro mag het volledige bedrag van de bezoldiging in aanmerking worden genomen, terwijl voor de tweede schijf tot 2.600 euro slechts 30 % van het bedrag in aanmerking mag worden genomen. 4.2. In de tweede plaats wordt als voorwaarde voor het genieten van de vrijstelling gesteld dat de belastingsplichtigen een lijst met bepaalde gegevens ter beschikking van de administratie moeten houden (artikel 2 van het ontwerp - ontworpen artikel 46quater van het KB/WIB 92). De rechtsgrond hiervoor dient echter niet te worden gezocht in artikel 67quater, derde lid, van het WIB 92, doch in het zesde lid van dat artikel (zie ook sub 5). 4.3. Ten slotte wordt ook voorzien in een mechanisme tot aanpassing van het in het ontworpen artikel 46ter van het KB/WIB 92 bedoelde maximum (artikel 3 van het ontwerp). Er wordt bepaald dat de kostprijs van de vrijstelling in 2019 (1) ten hoogste 250 miljoen euro mag bedragen en dat, om binnen deze budgettaire marge te blijven (2), het maximum vanaf 2019 kan worden aangepast. Die aanpassing gebeurt door de 30 %-grens voor de tweede schijf te vermenigvuldigen met een aanpassingsvariabele (in het ontwerp ook genoemd : coëfficiënt),die jaarlijks door de Koning wordt bepaald. Het spreekt voor zich dat, gelet op het effect ervan voor het maximumbedrag, ook dergelijke koninklijke besluiten tot vaststelling van de coëfficiënt, op grond van artikel 67quater, derde lid, tweede zin, van het WIB 92, aan bekrachtiging zijn onderworpen. De ontworpen bepaling houdt bovendien de verplichting in te overleggen met "de sociale partners".

Algemene opmerkingen 5. Gelet op het bepaalde in artikel 67quater, derde lid, tweede zin, van het WIB 92 is het te nemen besluit - minstens ten dele - onderworpen aan bekrachtiging door de wetgever.Die bekrachtigingsvereiste is echter uitsluitend gekoppeld aan het invoeren van een maximumbedrag met betrekking tot de bezoldiging waarop de vrijstelling wordt berekend.

Niet enkel artikel 1 van het te nemen besluit zal derhalve moeten worden bekrachtigd door de wetgever, doch ook artikel 3 dat voorziet in een mechanisme tot aanpassing van het maximum en bijgevolg reeds in een zekere mate de evolutie van het maximumbedrag bepaalt.

Artikel 2 van het ontwerp is evenwel geen uitvoering van artikel 67quater, derde lid, eerste zin, van het WIB 92, doch van het zesde lid van dat artikel. Het gaat immers niet om het vastleggen van het maximumbedrag, maar van de voorwaarden voor de belastingplichtigen om het belastingvoordeel te kunnen genieten, die op zich geen verband houden met het maximumbedrag.

Met het oog op de transparantie van de rechtsorde en op de rechtszekerheid, dient een vermenging van te bekrachtigen en niet te bekrachtigen bepalingen - en dus van wetskrachtige en niet-wetskrachtige bepalingen - in één normatieve tekst te worden vermeden. Het ontwerp zal derhalve dienen te worden opgesplitst in twee besluiten, namelijk een eerste besluit met de bepalingen die moeten worden bekrachtigd en dat steunt op artikel 67quater, derde lid, van het WIB 92, en een tweede besluit met de bepalingen die niet moeten worden bekrachtigd en dat steunt op artikel 67quater, zesde lid, van het WIB 92. Om dezelfde redenen (transparantie en rechtszekerheid) is het af te raden te bekrachtigen bepalingen in te voegen in het KB/WIB 92, zodat beter wordt gewerkt met een autonome bepaling.

Onderzoek van de tekst Aanhef 6. Gelet op artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021141 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' dient in de aanhef van het te nemen besluit melding te worden gemaakt van de uitgevoerde impactanalyse.7. Aan het einde van de aanhef (van het besluit met te bekrachtigen bepalingen) dient de formule te worden gebruikt voor koninklijke besluiten vastgesteld na overleg in de Ministerraad (3).Artikel 67quater, derde lid, van het WIB 92 legt dit overleg immers op.

Artikel 1 8. Aangezien artikel 67quater van het WIB 92 niet is ingedeeld in paragrafen, dient in het ontworpen artikel 46ter van het KB/WIB 92 te worden verwezen naar "artikel 67quater, tweede lid" (niet : "artikel 67quater, § 2").9. In de ontworpen bepaling wordt gewag gemaakt van "inkomensschijf", terwijl het voor de betrokken belastingplichtige niet om een inkomen gaat, maar om bezoldigingen toegekend aan werknemers.De term "schijf" lijkt dan ook meer op zijn plaats. 10. Uit de ontworpen bepaling zelf blijkt niet duidelijk dat het om het vaststellen van een maximum gaat.Enkel door die bepaling te lezen in samenhang met de rechtsgrond biedende bepaling kan worden afgeleid dat het gaat om het vaststellen van het maximumbedrag aan bezoldigingen dat in aanmerking mag worden genomen bij het bepalen van de vrijstelling. De ontworpen bepaling dient op dit punt te worden aangepast.

Artikel 2 11. In het ontworpen artikel 46quater van het KB/WIB 92 wordt melding gemaakt van "bezoldigingen (...), in voorkomend geval te beperken tot het bedrag vastgelegd in artikel 46ter van het KB/WIB 92". Het lijkt niet te stroken met de bedoeling van de stellers van het ontwerp om slechts te verwijzen naar het maximumbedrag bedoeld in (het ontworpen) artikel 46ter van het KB/WIB 92 en geen melding te maken van de aanpassingsvariabele bedoeld in artikel 3 van het ontwerp die een invloed kan hebben op het maximumbedrag. Op dit punt dient het ontwerp te worden herbekeken.

Artikel 3 12. Artikel 3 van het ontwerp is, in tegenstelling tot de eerste twee artikelen ervan, een autonome bepaling.De woorden "Het aldus vastgestelde maximum basismaandloon" waarmee dat artikel aanvangt, moeten dus worden vervangen door een verwijzing naar artikel 46ter van het KB/WIB 92 (4). 13. Uit het tweede lid van artikel 3 van het ontwerp volgt dat de kostengrens voor 2019 van 250 miljoen euro vanaf 2020 wordt geïndexeerd.Er wordt echter niet bepaald hoe die indexering dient te gebeuren, terwijl artikel 178 van het WIB 92 niet van toepassing lijkt aangezien in die bepaling wordt verwezen naar "[d]e bedragen die in deze titel en in de desbetreffende bijzondere wetsbepalingen zijn uitgedrukt in euro" en dus niet naar het KB/WIB 92. Op dit punt is het ontwerp aan aanvulling toe. 14. De bepaling dat er "overleg met de sociale partners" dient te zijn, is opgenomen in het eerste lid en niet in het derde lid van artikel 3 van het ontwerp.Daardoor kan er twijfel rijzen waarover overlegd dient te worden (over de vraag of er überhaupt een aanpassing nodig is of over het bepalen van de coëfficiënt). Ook wat onder de notie "sociale partners" dient te worden begrepen, is niet helemaal duidelijk. Een verduidelijking van de tekst is dan ook wenselijk.

Artikel 4 15. De gemachtigde heeft bevestigd dat artikel 4 van het ontwerp overbodig is en derhalve zal worden geschrapt.Daarmee kan worden ingestemd. (1) De enveloppe van 250 miljoen euro wordt vanaf 2020 geïndexeerd. (2) Bij die beoordeling dient rekening te worden gehouden "met de gezondheidsindex, (...) de evolutie van de lonen en de eventuele wijzigingen van de fiscale wetgeving". (3) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, formule F 3-9-1, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (4) Ook het waarom van het gebruik van de term "basismaandloon" is trouwens niet duidelijk. De griffier, A. Goossens.

De voorzitter, J. Baert.

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met betrekking tot het vaststellen van het maximumbedrag van de vrijstelling inzake het sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 67quater, derde lid, ingevoegd bij de wet van 26 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013012289 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet betreffende de invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden inzake de opzeggingstermijnen en de carenzdag en begeleidende maatregelen sluiten;

Gelet op het KB/WIB 92;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 7 januari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 8 januari 2014;

Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies nr. 55666/3 Raad van State, gegeven op 8 april 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk I van het KB/WIB 92, wordt een afdeling XVter ingevoegd die het artikel 46ter bevat, luidende : "Afdeling XVter. - Sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 67quater)

Art. 46ter.Het maximumbedrag van de in artikel 67quater, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde bezoldiging wordt bepaald op : - 100 pct. van de schijf van 0,01 EUR tot 1.500,00 EUR; - 30 pct. van de schijf van 1.500,01 EUR tot 2.600,00 EUR. Het aldus vastgestelde maximumbedrag kan, in overleg met de vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, vanaf 2018 worden aangepast, rekening houdend met de gezondheidsindex, de evolutie van de lonen en de eventuele wijzigingen van de fiscale wetgeving, en met dien verstande dat de kost in 2019 maximum 250 miljoen euro zal zijn.

Om binnen de in het tweede lid genoemde enveloppe te blijven, die vanaf 2020 wordt geïndexeerd, wordt zo nodig de coëfficiënt van 30 pct. aangepast. Met het oog op die indexatie wordt de genoemde enveloppe gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van januari 2019.

Het geïndexeerde bedrag van de enveloppe wordt afgerond op het hoger of lager veelvoud van een miljoen euro naargelang het cijfer van de honderdduizendtallen al dan niet 5 bereikt.

Deze coëfficiënt zal jaarlijks na overleg met de vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties door Ons worden bepaald.".

Art. 2.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

^