Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 maart 2003
gepubliceerd op 31 maart 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003188
pub.
31/03/2003
prom.
25/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/25/2003003188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Met het voorliggend koninklijk besluit in ontwerpvorm wordt artikel 45, § 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten ten uitvoer gelegd. Aldus wordt het mogelijk om, in aansluiting op de filosofie die ten grondslag ligt aan de hervorming die werd verwezenlijkt met de voormelde wet van 2 augustus 2002, concreet gestalte te geven aan de toenadering tussen de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en de Controledienst voor de Verzekeringen, twee instellingen die het toezicht op de financiële sector waarnemen.

De keuzemogelijkheid waarvoor werd geopteerd in dit besluit om een rationalisering van de toezichtsstructuren van de financiële sector door te voeren, bestaat erin de Controledienst voor de Verzekeringen te integreren in de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

Ingevolge deze overdracht wordt de naam van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen omgevormd tot « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen », verkort « CBFA ».

Op het vlak van de bevoegdheden komt deze integratie neer op een uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, vastgelegd in artikel 45, § 1, van de voormelde wet van 2 augustus 2002, met de bevoegdheden die tot op vandaag worden waargenomen door de Controledienst. Hoewel artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 (die de machtigingsbepaling bevat voor het nemen van het voorliggende ontwerp van besluit) uitsluitend voorziet in de mogelijkheid om de bevoegdheden van de Controledienst voor de Verzekeringen over te dragen die vervat zijn in artikel 81 van de wet van 2 augustus 2002, is het evenwel zo dat deze machtigingsbepaling, zoals de Raad van State opmerkt, tot doel heeft de overdracht van alle bevoegdheden van de CDV mogelijk te maken. Met de overdracht van het toezicht op de naleving van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4, van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen, overschrijdt het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit, volgens een teleologische interpretatie van artikel 45, § 2 van de wet van 2 augustus 2002, geenszins de machtiging die aan Uwe Majesteit is verleend, aangezien dit een bevoegdheid van de Controledienst is die voortvloeit uit een wet die dateert van na de wet van 2 augustus 2002.

Wat de organen betreft, worden de bepalingen van de voormelde wet van 2 augustus 2002 aangepast, meer bepaald met het oog op de integratie van de huidige leden van de overeenstemmende organen van de Controledienst. Zo is in het bij artikel 6 van dit besluit gewijzigde artikel 49 van de voormelde wet, het aantal leden van het directiecomité uitgebreid tot 6 leden, naast de voorzitter. Deze zelfde benadering (gebaseerd op een zogenaamde « minimalistische » samenstelling van de huidige organen van de twee betrokken instellingen) werd mutatis mutandis toegepast voor de overige organen van de CBFA. Met de aldus verwezenlijkte integratie worden tevens de ministeriële instructies opgevolgd die van belang waren bij de installatie van de beheersorganen van de CBF en van de CDV, met name, gouvernementele maatregelen voorstellen ter bevordering van de operationele integratie van de diensten van de CBF en van de CDV met ingang van 1 januari 2004. Daartoe voorziet artikel 42 van dit besluit in de oprichting van een integratiecomité zodra het besluit is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad .Dit integratiecomité wordt belast met de voorbereiding, op zeer korte termijn, van de integratie van de diensten van de CDV in de CBFA, alsook met de uitbreiding van het takenpakket van deze laatste instelling door de integratie van de opdrachten van de Controledienst (de bepalingen die betrekking hebben op deze integratie en deze uitbreiding treden, overeenkomstig artikel 47 van het voorliggend besluit in werking op 1 januari 2004). Dit integratiecomité zal zijn samengesteld uit de leden van het directiecomité van de CBF en van de CDV en zal beslissen bij consensus.

Wat het personeel van de Controledienst voor de Verzekeringen betreft, doen de bepalingen van dit besluit geenszins afbreuk aan de rechten van de personeelsleden. Zo behouden zij, ook al worden zij ter beschikking gesteld van de CBFA, al hun rechten inzake hun administratief statuut en hun bezoldigings- en pensioenregeling.

Indien deze personeelsleden van de Controledienst de arbeidsovereenkomst die hun zal worden aangeboden door de CBFA niet aanvaarden, zullen zij, gedurende hun volledige verdere loopbaan, hun rechten behouden inzake administratief statuut en bezoldigings- en pensioenregeling die golden bij de Controledienst voor de Verzekeringen.

In zijn advies vermeldt de Raad van State dat hij de bepalingen over de nadere regels voor de overdracht van de personeelsleden van de Controledienst niet heeft onderzocht aangezien de terzake geldende formaliteiten voor deze bepalingen niet zijn vervuld, te weten de onderhandeling met de vakorganisaties als voorgeschreven door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. In dit verband wordt er, zoals hierboven reeds vermeld, enerzijds op gewezen dat de personeelsleden van de CDV al hun rechten inzake administratief statuut en bezoldigings- en pensioenregeling behouden, ook al worden zij ter beschikking gesteld van de CBFA. Volgens de jurisprudentie van de Raad van State vormt de wet van 19 december 1974 « een rem op het normale spel van de wet van de verandering », één van de beginselen van de openbare dienst, en mag zij bijgevolg niet op extensieve wijze worden geïnterpreteerd (R.v.S., Godard, nr. 32.667 van 31 mei 1989;

Mousset, nr. 37.816 van 9 oktober 1991 en Mousset, nr. 39.176 van 7 april 1992). Hieruit kan worden geconcludeerd dat een wijziging van de werkgever (die geen verandering inhoudt van het administratief statuut van het personeel, noch van de bezoldigings- en pensioenregeling) op zich geen wijziging vormt van « het administratief statuut, met inbegrip van de vakantie- en verlofregeling » in de zin van artikel 2, § 1, 1°, a) van de wet van 19 december 1974, met dien verstande dat deze bepaling moet worden begrepen als betrekking hebbend op het « administratief statuut van het personeel ». Anderzijds is een wijziging van het administratief statuut, de bezoldigings- en pensioenregeling, en dus de overgang van dit statuut naar een contractuele overeenkomst met de CBFA, krachtens het koninklijk besluit, zoals dit ter advies is voorgelegd aan de Raad van State, enkel mogelijk met de individuele en vrijwillige instemming van elk personeelslid van de CDV aan wie de CBFA een arbeidsovereenkomst zal aanbieden. Maar, zoals de Raad van State opmerkt (R.v.S., Duchesne, nr. 25.734 van 16 oktober 1985; Lamborelle, nr. 35.513 van 18 september 1990), zijn de individuele beslissingen niet onderworpen aan een raadplegingsprocedure als voorgeschreven door de wet van 19 december 1974. Tot slot, ook al zouden de formaliteiten die zijn opgelegd door de wet van 19 december 1974 van toepassing zijn, wat wordt ontkend, wordt gepreciseerd dat het besluit in ontwerpvorm, overeenkomstig artikel 45, § 2, tweede lid van de wet van 2 augustus 2002, binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding ervan bij wet moet worden bekrachtigd. Aldus krijgt het betrokken koninklijk besluit door de bekrachtiging bij wet (wettelijke ratificatie), kracht van wet, waardoor alle nog bestaande onzekerheid over de toepassing van de wet van 19 december 1974 wordt weggewerkt.

Het voorliggend besluit schrijft, in artikel 41, de overdracht voor van de rechten en verplichtingen gekoppeld aan de overgedragen taken van de Controledienst voor de Verzekeringen. De financiering van het deel van de aldus naar de CBFA overgehevelde opdrachten, blijft evenwel enkel, op een gescheiden wijze, gewaarborgd door de inkomsten afkomstig van de ondernemingen die voorheen werden gecontroleerd door de Controledienst voor de Verzekeringen.

Wat de rechtsgrond van de financiering van de Controledienst voor de Verzekeringen betreft, wordt gepreciseerd dat artikel 36 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen moet worden beschouwd als impliciet opgeheven door artikel 92 van de wet van 2 augustus 2002. Het feit dat de programmawet (I) van 24 december 2002 naderhand nog een wijziging heeft aangebracht in het betrokken artikel 36, valt uitsluitend te verklaren door het parallelle bestaan van twee parlementaire procedures waarvan de ene pas later haar beslag heeft gekregen zonder rekening te houden met deze impliciete opheffing.

Wat de opmerking betreft van de Raad van State over de eventuele ongrondwettigheidsproblemen die de financieringswijze van de CBF en de CDV met zich brengt - een opmerking die overigens niet rechtstreeks betrekking heeft op het doel van dit ontwerp van koninklijk besluit - wordt verwezen naar de uitgebreide toelichting die in de parlementaire voorbereiding van de wet van 2 augustus 2002 is gewijd aan deze problematiek waar de Raad van State herhaaldelijk heeft op gewezen (Parl. St., Kamer, zitting 2001-2002, nr.1842/001 - 1843/001, pp. 86-90).

Hoofdstuk III van het voorliggend besluit bevat een reeks wijzigingsbepalingen die de verschillende wettelijke en reglementaire verwijzingen naar de Controledienst voor de Verzekeringen vervangen door een verwijzing naar de CBFA. Het betreft a minima wijzigingen die moeten worden gelezen in het licht van het volledige besluit waaronder artikel 26. De overdracht van de bevoegdheden van de Controledienst voor de Verzekeringen aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, die wordt omgevormd tot de CBFA, noodzaakt een reeks impliciete wijzigingen die inherent zijn aan het statuut van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Aangezien het statuut van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op dit ogenblik geen kenmerken bezit die gelijkaardig zijn aan de specifieke bestuursrechtelijke kenmerken van het juridisch statuut van de Controledienst voor de Verzekeringen, vervallen deze laatste.

Tot slot realiseert het voorliggend koninklijk besluit de desbetreffende beslissingen van de ministerraad door concreet gestalte te geven aan de grondgedachte van de hervorming van de voormelde wet van 2 augustus 2002, met name het oprichten en inrichten van een onafhankelijke administratieve autoriteit die beslast is met het toezicht op de financiële sector, meer bepaald de CBFA. Het betreft een autonome instelling waarvan de opdrachten zijn gedefinieerd in artikel 45 van dezelfde wet en die is onderworpen aan een bijzondere voogdijregeling. Overeenkomstig artikel 2, 19° van de voormelde wet is de minister die een dergelijke voogdij waarneemt, onder voorbehoud van specifieke bepalingen, de minister van Financiën, met dien verstande dat de verschillende bevoegde ministers voor de materieelrechtelijke aangelegenheden bedoeld in de bijzondere wetten van de diverse gecontroleerde sectoren daarvoor bevoegd blijven. Aldus wordt op passende wijze tegemoetgekomen aan de opmerking terzake van de Raad van State.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 35.057/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 13 maart 2003 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten », heeft op 18 maart 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt die motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : « ... par la nécessité de procéder, dans les meilleurs délais et conformément à la loi du 2 août 2002, à la rationalisation de la structure de surveillance de secteur financier et à l'optimisation de son efficacité tout en veillant à ne pas en augmenter le coût à charge des différents secteurs visés.

Il convient par ailleurs de souligner que les pouvoirs accordés au Roi par l'article 45 expirent le 30 juin 2003.

La mise en oeuvre rapide de cet arrêté permettra également de respecter les instructions ministérielles ayant prévalu lors de l'installation des organes de gestion de la CBF et de l'OCA, à savoir : veiller à proposer les mesures gouvernementales à même de favoriser l'intégration opérationnelle des services de la CBF et de l'OCA à partir du premier janvier 2004. Dans cette perspective, l'arrêté en projet prévoit, en son article 42, la mise sur pied, dès la publication de l'arrêté au Moniteur belge , d'un comité d'intégration chargé de préparer à très court terme l'intégration des services de l'OCA dans la CBF et l'élargissement des missions de la CBFA, par intégration des missions de l'OCA (les dispositions afférentes à cette intégration et à cet élargissement étant appelées, quant à elles et conformément à l'article 47 de l'arrêté en projet, à entrer en vigueur le premier janvier 2004). Ce comité d'intégration sera composé des membres des comités de direction de la CBF et de l'OCA et arrêtera ses décisions par consensus. ».

Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, bepaalt de Raad van State, afdeling wetgeving, zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Gezien het zeer korte tijdsbestek waarover de Raad van State beschikt en het aantal spoedeisende zaken waaromtrent hij geadieerd is, beperkt de Raad zich tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten 1. In artikel 40 van het voorliggende ontwerpbesluit worden de nadere regels vastgelegd voor de overheveling van de personeelsleden van de Controledienst voor de Verzekeringen (hierna genoemd CDV) naar de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (hierna genoemd CBF), die de Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen wordt (hierna genoemd CBFA). Over die overhevelingsregels is niet onderhandeld met de vakbonden.

Zulke onderhandelingen waren echter vereist voor de regels betreffende het administratief statuut, de bezoldigingsregeling en de pensioenregeling, overeenkomstig artikel 2, § 1, eerste lid, 1°, a), b) en c) , van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel (1). De Raad van State heeft bijgevolg de bepalingen betreffende de rechten van de overgehevelde personeelsleden niet onderzocht. 2. Bij verscheidene bepalingen van het ontwerp wordt aan verschillende ministers een voordrachtsbevoegdheid toegekend (zie bijvoorbeeld artikel 6, 2°, van het ontwerp, artikel 43, § 2, eerste lid, van het ontwerp, enz.).

Bovendien heeft het ontwerp in hoofdzaak betrekking op de CDV, die onder toezicht staat van de Minister van Economie.

Daaruit volgt dat het voorliggende ontwerp ook voorgedragen en ondertekend moet worden door de betrokken ministers.

Rechtsgrond 1. Luidens de aanhef van het ontwerpbesluit vindt dit zijn rechtsgrond in de artikelen 45, § 2, en 148 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna genoemd de wet van 2 augustus 2002). Artikel 45, § 2, van de genoemde wet van 2 augustus 2002 bepaalt het volgende : « Teneinde de structuren inzake het toezicht op de financiële sector te rationaliseren en de efficiëntie ervan te verhogen, kan de Koning - onverminderd de bevoegdheden toegewezen aan de voor Economie bevoegde Minister - door middel van een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, alle nodige maatregelen nemen teneinde : 1° het takenpakket van de CBF uit te breiden door daarin de in artikel 81 bedoelde taken geheel of ten dele op te nemen;2° de overdracht aan de CBF te regelen van de CDV-personeelsleden die belast zijn met de naar de CBF overgehevelde taken, zonder op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de voor die personen inzake werkzekerheid, bezoldiging en pensioen geldende rechten;3° te voorzien in de overdracht, aan de CBF, van de aan de CDV behorende goederen, alsmede van de voor de CDV geldende rechten en verplichtingen die toegewezen zijn aan of verband houden met de naar de CBF overgehevelde taken;4° de naam van de CBF te wijzigen en de structuur en de samenstelling van de organen ervan, op grond van de haar aldus overgedragen taken aan te passen. De met toepassing van het eerste lid genomen besluiten kunnen de vigerende wetsbepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.

Ze verliezen alle uitwerking zo ze uiterlijk twaalf maanden na de datum van de inwerkingtreding ervan, niet bij wet worden bekrachtigd.

De bekrachtiging heeft terugwerkende kracht tot de datum van inwerkingtreding van de besluiten. De door deze paragraaf aan de Koning verleende bevoegdheden verstrijken op 30 juni 2003. » 2. Krachtens artikel 45, § 2, eerste lid, 1°, van de genoemde wet van 2 augustus 2002 kan de Koning alle maatregelen nemen die dienstig zijn om het takenpakket van de CBF uit te breiden door daarin de in artikel 81 van dezelfde wet genoemde taken geheel of ten dele op te nemen. Die machtiging lijkt uitdrukkelijk beperkt tot de taken die bij artikel 81 van de genoemde wet van 2 augustus 2002 aan de CDV worden toevertrouwd.

Het ontworpen artikel 45, § 1, 11° (artikel 3 van het ontwerpbesluit) vertrouwt de CBFA evenwel de taak toe « het toezicht op de naleving van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen te verzekeren (2) ». Die taak staat evenwel niet in artikel 81 van de genoemde wet van 2 augustus 2002. Dat die taak aan de CDV wordt toevertrouwd, is eigenlijk het gevolg van artikel 58 van de programmawet (I) van 24 december 2002.

Wanneer artikel 45, § 2, eerste lid, 1°, letterlijk opgevat wordt, zou er dan ook van uitgegaan moeten worden dat het ontwerpbesluit de aan de Koning verleende machtiging overschrijdt door aan de CBFA de taak toe te vertrouwen om toe te zien op de naleving van de bepalingen betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen, bepalingen die staan in titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4, van de programmawet (I) van 24 december 2002.

Die interpretatie moet echter plaats ruimen voor een teleologische interpretatie, waarbij meer gelet wordt op het doel dat wordt nagestreefd door de genoemde wet van 2 augustus 2002, namelijk de overheveling mogelijk maken van alle taken van de CDV naar de CBF, die de CBFA wordt. Het genoemde artikel 81 van de wet van 2 augustus 2002 heeft immers betrekking op alle opdrachten die destijds aan de CDV zijn toevertrouwd, en moet gelezen worden in samenhang met de uitdrukkelijk genoemde opdracht in artikel 58 van de programmawet (I) van 24 december 2002.

Kortom, het ontworpen artikel 45, § 1, 11°; moet geacht worden de machtiging die bij artikel 45, § 2, eerste lid, 1°, van de genoemde wet van 2 augustus 2002 aan de Koning wordt verleend, niet te overschrijden. 3. De regeling voor de financiering van de werkingskosten van enerzijds de CDV en de CBF en anderzijds de CBFA, zoals ze wordt bepaald bij de artikelen 42, § 1, en 43, § 1, derde lid, van het ontwerp van besluit, is niet duidelijk. De steller van het ontwerp dient een duidelijk onderscheid te maken tussen de regels die toepasselijk zijn tijdens de periode van integratie van de diensten van de CDV in de CBF, tot 1 januari 2004 (3), en die welke na deze datum van toepassing zijn op de CBFA. Hij dient daarenboven met de beide volgende gegevens rekening te houden : a) artikel 92 van de voormelde wet van 2 augustus 2002 bepaalt de regels voor de dekking van de werkingskosten van de CDV.Artikel 36 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, dat dezelfde strekking heeft, is evenwel niet opgeheven en is zelfs aangevuld bij artikel 69 van de programmawet (I) van 24 december 2002; b) in haar advies 33.182/2, gegeven op 29 april 2002, over een voorontwerp van wet « betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten », dat de voornoemde wet van 2 augustus 2002 (4) geworden is, heeft de afdeling wetgeving grondwettigheidsbezwaren geuit ten aanzien van de nadere regels voor de financiering van de CBF en de CDV.Deze bezwaren gelden nog altijd wat betreft de wijze van financiering waarin het ontwerp van besluit voor de CBFA voorziet. 4. Krachtens artikel 45, § 2, tweede lid, van de voormelde wet van 2 augustus 2002 dient het ontwerp van besluit bij wet te worden bekrachtigd.Hieruit volgt dat de door het ontwerp van besluit aangebrachte wijzigingen die bekrachtigd zullen zijn, in dat geval de waarde van een wet zullen hebben en dat de betrokken bepalingen daarna alleen door de wetgever zullen kunnen worden gewijzigd.

In dit verband dienen de artikelen van het ontwerp van besluit zo te worden geredigeerd dat wijzigingen van wetsbepalingen duidelijk worden onderscheiden van wijzigingen van verordeningsbepalingen, waarbij alleen de eerste ter bekrachtiging aan de wetgever hoeven te worden voorgelegd.

Artikel 33 van het ontwerp van besluit dient bijgevolg te worden aangepast, waarbij er bovendien op moet worden toegezien dat de wetten en besluiten waarop de voorgenomen wijziging betrekking heeft duidelijk worden aangegeven, zodat voldaan wordt aan de vereisten van de rechtszekerheid. 5. Omwille van diezelfde rechtszekerheid wordt de steller van het ontwerp verzocht inzonderheid met de volgende opmerkingen rekening te houden : - de datum van de wet inzake de aanvullende pensioenen dient te worden aangegeven in artikel 3 van het ontwerp en er dient te worden nagegaan of de verwijzingen in artikel 32 van het ontwerp naar de artikelen 3, 68 en 69 van diezelfde wet juist zijn; - de wijziging die bij artikel 4 van het ontwerp wordt aangebracht in de Franse versie van artikel 46 van de voormelde wet van 2 augustus 2002 is niet duidelijk; - de in artikel 8 van het ontwerp vermelde verwijzingen (ontworpen artikel 54, tweede en derde lid) zijn onjuist en dienen te worden rechtgezet; - de redactie van artikel 13 van het ontwerp dient te worden herzien om overeenstemming te bereiken met de Nederlandse versie van het ontworpen artikel 64, tweede lid; - in artikel 17 van het ontwerp dient te worden aangegeven dat hoofdstuk IV, dat de artikelen 80 tot 116 bevat, wordt opgeheven; - in artikel 31 van het ontwerp dient te worden verwezen naar artikel 42, 12°, van de voormelde programmawet (I) van 24 december 2002, in plaats van naar artikel 42, 20°, van diezelfde wet.

De kamer was samengesteld uit : de heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

Mevrn. J. Jaumotte, Baguet, staatsraden; de heer B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd opgesteld door de H. J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd uitgebracht door de H. P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) De regeling die bij die wet is ingevoerd, is van toepassing op de personeelsleden van de Controledienst voor de Verzekeringen krachtens artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.De Controledienst wordt immers uitdrukkelijk genoemd in bijlage I bij dat besluit, waarnaar het genoemde artikel 3 verwijst.

Zie ook meer in het bijzonder artikel 3, 9°, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. In dat artikel staat uitdrukkelijk dat de regeling inzake overplaatsing van personeelsleden beschouwd wordt als een grondregeling in verband met het administratief statuut waarover met de vakbonden moet worden onderhandeld. (2) Lees programmawet (I) van 24 december 2002.(3) Deze datum wordt eventueel vervangen door 30 juni 2004, overeenkomstig artikel 47, eerste lid, van het ontwerp van besluit.(4) Zie Gedr.St., Kamer, zitting 2001-2002, nr. 1842/1, blz. 249-250.

25 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op de artikelen 45, § 2 en 148;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Artikel 1.In de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten worden de woorden « Commissie voor het Bank- en Financiewezen » vervangen door de woorden « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen » en wordt de afkorting « CBF » vervangen door de afkorting « CBFA ».

Art. 2.In artikel 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 18° worden de woorden « , de CBF of de CDV » vervangen door de woorden « of de CBFA » en de woorden « , de CBF of de CDV » door de woorden « of van de CBFA »;2° in punt 19° vervallen de woorden « en, wat de hoofdstukken IV en VII betreft, de Minister bevoegd voor Economie »;3° in punt 21° worden de woorden « Kommission für das Bank- und Finanzwesen » vervangen door de woorden « Kommission für das Bank-, Finanz- und Versicherungswesen »;4° punt 22° wordt geschrapt.

Art. 3.In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 5° het toezicht op de ondernemingen onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen te verzekeren; 6° het toezicht op de ondernemingen en de instellingen, alsook op de verrichtingen bedoeld in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen te verzekeren;7° het toezicht op de naleving van de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst te verzekeren;8° het toezicht op de ondernemingen en de verrichtingen bedoeld in de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet te verzekeren;9° het toezicht op de naleving van de bepalingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen te verzekeren;10° het toezicht op de maatschappijen voor onderlinge borgstelling met toepassing van artikel 57 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap te verzekeren;11° het toezicht op de naleving van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen te verzekeren;12° het toezicht op de naleving van de bepalingen van de wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, te verzekeren.»; 2° er wordt een § 3 toegevoegd, luidende : « § 3.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder « ondernemingen » alle ondernemingen, instellingen en personen verstaan die onder het toezicht van de CBFA staan. »

Art. 4.In artikel 46 van dezelfde wet worden de woorden « een kredietinstelling of een beleggingsonderneming » vervangen door de woorden « een onderneming » en de woorden « de kredietinstelling of beleggingsonderneming » door de woorden « de onderneming ».

Art. 5.In artikel 48 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden « de voorzitter en acht leden » vervangen door de woorden « de voorzitter en tien tot twaalf leden » en de woorden « Vijf leden » door de woorden « Zeven tot negen leden »;2° in § 2, tweede lid, wordt het woord « eventueel » ingevoegd tussen de woorden « Franstalige leden, » en de woorden « met uitzondering van ».

Art. 6.In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van § 6 wordt vervangen als volgt : « Het directiecomité bestaat, naast de voorzitter, uit zes leden.»; 2° § 6 wordt aangevuld met de volgende leden : « De Koning stelt, op de voordracht van de Minister bevoegd voor Economie, de twee leden aan om de operationele taken uit te voeren bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 12°, van wie één een lid is als bedoeld in artikel 49, § 6, vierde lid. De Koning stelt, onder de leden van het directiecomité die geen lid zijn van het directiecomité van de NBB, twee ondervoorzitters aan die de voorzitter vervangen wanneer hij verhinderd is, één van hen, op de voordracht van de minister, voor de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 1° tot 4°, de andere, op de voordracht van de Minister bevoegd voor Economie, voor de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 12°.

Het directiecomité wijst uit zijn midden of onder de personeelsleden een vertegenwoordiger aan die met raadgevende stem zitting heeft in het beheerscomité en in bepaalde technische comités van het Fonds voor Arbeidsongevallen. Evenzo wijst het beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen een vertegenwoordiger aan die zitting heeft in één van de adviescomités als bedoeld in artikel 69 die belast zijn met de behandeling van dossiers die betrekking hebben op de arbeidsongevallenverzekering. »

Art. 7.In artikel 50, § 1 van dezelfde wet worden de woorden « de ondervoorzitter » vervangen door de woorden « de ondervoorzitter die bevoegd is voor de betrokken materie ».

Art. 8.Artikel 54 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende leden : « Het organogram bepaalt dat het directiecomité een persoon benoemt voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, die onder het gezag van het directiecomité en onverminderd de bevoegdheden van de secretaris-generaal, instaat voor de operationele leiding van een dienst die belast is met het toezicht op de naleving van de wetten bedoeld in artikel 45, § 1, 11° en 12°.

Zijn statuut, zijn bezoldiging en zijn pensioen worden, op voorstel van het directiecomité, door de Koning bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 43, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van artikel 45, § 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

Wanneer dossiers worden behandeld die betrekking hebben op de materies bedoeld in het derde lid, wordt hij door het directiecomité uitgenodigd om de zittingen ervan met raadgevende stem bij te wonen. »

Art. 9.In artikel 55, tweede lid van dezelfde wet worden de woorden « de NBB, het Rentenfonds en de CDV » vervangen door de woorden « de NBB en het Rentenfonds ».

Art. 10.Artikel 57, eerste lid van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « , onverminderd de vereiste wijzigingen ingevolge de specifieke aard van haar activiteiten, haar bevoegdheden en haar statuut, die door de Koning worden vastgesteld op advies van de CBF. ».

Art. 11.Artikel 59 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « In het inrichtingsreglement van de CBFA wordt de operationele leiding van diensten van de CBFA uitgesplitst onder de leden van het directiecomité, met dien verstande dat deze verdeling van de individuele taken die betrekking hebben op de voorbereiding, follow-up en uitvoering van de beslissingen van het directiecomité, alsook op het onderhouden van de courante externe relaties aangaande de betrokken materies, geen afbreuk doet aan de collegialiteit van het directiecomité. »

Art. 12.In artikel 61, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden « de ondervoorzitter » vervangen door de woorden « de ondervoorzitter die bevoegd is voor de betrokken materie ».

Art. 13.In artikel 64, tweede lid van dezelfde wet worden de woorden « Overeenkomstig de procedure van de open raadpleging kan de CBF » vervangen door de woorden « Zonder afbreuk te doen aan de raadpleging waarin in andere wetten of reglementen is voorzien, kan de CBFA overeenkomstig de procedure van de open raadpleging ».

Art. 14.Artikel 72, § 4 van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden « en in artikel 26 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen ».

Art. 15.In artikel 75 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 5° wordt gewijzigd als volgt : « aan de bevoegde autoriteiten van andere Lidstaten van de Europese Economische Ruime die één of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die als bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 12°, alsook aan de bevoegde autoriteiten van derde Staten die één of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die als bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 12°, en waarmee de CBFA een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van informatie heeft gesloten;»; 2° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 17° binnen de grenzen van de Europese richtlijnen, aan de van de ondernemingen onafhankelijke actuarissen die krachtens de wet een opdracht vervullen waarbij zij controle uitoefenen op die ondernemingen, alsook aan de instanties die met het toezicht op die actuarissen zijn belast;18° aan het Fonds voor Arbeidsongevallen.»; 3° in § 2 worden de woorden « in 7°, 9° en 12° van § 1 » vervangen door de woorden « in 7°, 9°, 10°, 12° en 17° van § 1 » en de woorden « in 4°, 5°, 6° en 13° van § 1 » door de woorden « in 4°, 5°, 6°, 10° en 13° van § 1 ».

Art. 16.In artikel 77, § 1 van dezelfde wet vervallen de woorden « en artikel 81 ».

Art. 17.Hoofdstuk IV van dezelfde wet, dat de artikelen 80 tot 116 bevat, wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel 117 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 vervallen de woorden « , de CDV »;2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Er wordt een « raad van toezicht van de Overheid der Financiële Diensten » opgericht, samengesteld uit de leden van de raad van toezicht van de CBFA en de leden van de Regentenraad van de NBB die geen lid zijn van het directiecomité van de NBB, met uitzondering van de gouverneur. De raad van toezicht van de Overheid der Financiële Diensten wordt voorgezeten door de gouverneur van de NBB. De voorzitter van de CBFA bekleedt het ondervoorzitterschap. De raad van toezicht van de Overheid der Financiële Diensten is bevoegd om, op vraag van de betrokken ministers of uit eigen beweging, advies te verlenen over alle vragen aangaande de organisatie, de werking en de coördinatie van de werking van de financiële markten en van de financiële instellingen, zowel wat de particuliere als wat de overheidssector betreft. Hij zet de dialoog en het overleg tussen de CBFA en de NBB op. »; 3° § 3, eerste lid wordt vervangen als volgt : « De kwesties van gemeenschappelijk belang voor de CBFA en de NBB worden behandeld in een Comité voor financiële stabiliteit, samengesteld uit de leden van het directiecomité van de CBFA en van de NBB.Het Comité voor financiële stabiliteit wordt voorgezeten door de gouverneur van de NBB. De voorzitter van de CBFA bekleedt het ondervoorzitterschap. »; 4° in § 3, tweede lid, 5° worden de woorden « minstens twee van de drie instellingen » vervangen door de woorden « beide instellingen »;5° in § 3, tweede lid, 7° vervalt het woord « drie »;6° in § 3, tweede lid, 8° worden de woorden « ten minste twee van de drie instellingen » vervangen door de woorden « de twee instellingen »;7° in de eerste zin van § 3, derde lid worden de woorden « van de NBB, van de CBF en van de CDV » vervangen door de woorden « van de NBB en van de CBFA »;8° in § 3, derde lid, 2° worden de woorden « meerderheden die in de directiecomités van de CBF en van de CDV moeten worden behaald, zullen de leden van die directiecomités » vervangen door de woorden « meerderheid die in het directiecomité van de CBFA moet worden behaald, zullen de leden van dat directiecomité »;9° in § 5, eerste lid worden de woorden « De directiecomités van de CBF en van de CDV bepalen, op advies van hun raad van toezicht, de modaliteiten van de werking van de deelname van de CBF en van de CDV » vervangen door de woorden « Het directiecomité van de CBFA bepaalt, op advies van haar raad van toezicht, de modaliteiten van de werking van de deelname van de CBFA ».

Art. 19.Artikel 119, § 1 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 121, § 1, 4°, van dezelfde wet worden de woorden « artikel 82, § 1, eerste lid van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, » ingevoegd tussen de woorden « bemiddelaars en beleggingsadviseurs, » en « alsook met toepassing van ».

Art. 21.Artikel 122 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 11° door de aanvrager van een toelating, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 3 van de voormelde wet van 9 juli 1975; 12° door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling, tegen de beslissingen tot uitbreiding van het verzoek om inlichtingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 21, § 1bis , van de voormelde wet van 9 juli 1975;13° door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling, tegen de beslissingen tot tariefverhoging die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 21octies van de voormelde wet van 9 juli 1975;14° door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 26, § 2 en § 4, 2°, 3° en 4°, van de voormelde wet van 9 juli 1975;15° door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling, tegen de beslissingen tot intrekking van de toelating die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 43 van de voormelde wet van 9 juli 1975;16° door de verzekeringsonderneming, tegen de beslissingen tot verzet die de CBFA heeft genomen krachtens de artikelen 51 en 58 van de voormelde wet van 9 juli 1975, of wanneer de CBFA geen beslissing heeft meegedeeld binnen de termijn vastgelegd in artikel 51, tweede lid, van dezelfde wet;17° door de hypothecaire onderneming, tegen de beslissingen tot weigering van inschrijving, tot intrekking van de inschrijving en tot verzet, die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 43, §§ 1, 3 en 6 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;18° door de hypothecaire onderneming, tegen de beslissingen tot verbod die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 43bis , § 3 van de voormelde wet van 4 augustus 1992;19° door de verzekeringstussenpersoon, tegen de beslissingen tot inschrijving of tot weigering van inschrijving in een categorie van het register van de tussenpersonen, tot schrapping of wijziging van de inschrijving en tot waarschuwing die de CBFA heeft genomen krachtens artikelen 5, 8, 9 en 13 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.».

Art. 22.Het opschrift van hoofdstuk VII van dezelfde wet wordt geschrapt.

Art. 23.De artikelen 125, 126 en 128 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 24.In het eerste lid van artikel 127 van dezelfde wet worden de woorden « tweede en derde zin » ingevoegd tussen de woorden « 26, § 2, tweede lid, » en « en § 4, tweede lid ».

Art. 25.Artikel 148 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 148.Behoudens andersluidende bepaling in deze wet, neemt de Koning de besluiten die Hij dient te nemen ter uitvoering van deze wet, op voorstel van : - de Minister van Financiën voor de bepalingen van de hoofdstukken V en VI, voor zover deze bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 1° tot 4°; - de Minister bevoegd voor Economie voor de bepalingen van de hoofdstukken V en VI, voor zover deze bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 10°, alsook voor de artikelen 135, 146, tweede zin en 147, § 2; - de Minister bevoegd voor Pensioenen voor de bepalingen van de hoofdstukken V en VI, voor zover deze bepalingen betrekking hebben op de materies bedoeld in artikel 45, § 1, 11° en 12°; - de Minister van Financiën voor alle andere bepalingen ». HOOFDSTUK II. - Diverse wijzigingsbepalingen

Art. 26.In de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en in haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen », « Controledienst » en « Dienst » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 2, § 6, 13° dat wordt vervangen als volgt : « 13° « de CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. »

Art. 27.In de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en in haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen », « Controledienst » en « Dienst » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 38 dat wordt vervangen als volgt : «

Art. 38.De controle wordt uitgeoefend door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, verkort CBFA genoemd. »

Art. 28.In de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wordt artikel 140 vervangen als volgt : «

Art. 140.De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. »

Art. 29.In de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen en in haar uitvoeringsbesluiten worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen » en « Controledienst » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 13, eerste lid dat wordt vervangen als volgt : « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt belast met de controle op de naleving van de bepalingen van deze wet. »

Art. 30.In het koninklijk besluit van 30 april 1999 betreffende het statuut en de controle der maatschappijen voor onderlinge borgstelling worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen » en « Controledienst » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 1, 3° dat wordt vervangen als volgt : « 3° de controlerende instelling : de instelling die de controle uitoefent op de maatschappij, namelijk de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. »

Art. 31.In titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen, worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 42, 12° dat wordt vervangen als volgt : « 12° « de CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. »

Art. 32.§ 1. In de wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en haar uitvoeringsbesluiten worden de woorden « Controledienst voor de Verzekeringen » vervangen door « CBFA », behalve in artikel 3, § 1, 20° dat wordt vervangen als volgt : « 20° « de CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. » § 2. De artikelen 68 tot 70 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 33.In de andere wetten en besluiten dan bedoeld in de artikelen 1 tot 24 en 34 tot 43 wordt de benaming « Controledienst voor de Verzekeringen » vervangen door « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ». HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 34.De leden van de raad van toezicht van de CBF, die zijn benoemd krachtens artikel 48, § 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, blijven lid van de raad van toezicht van de CBFA voor de verdere duur van hun mandaat, en de leden van de raad van toezicht van de CDV, die zijn benoemd krachtens artikel 84, § 6 van dezelfde wet, worden lid van de raad van toezicht van de CBFA voor de verdere duur van hun mandaat.

Art. 35.De leden van het directiecomité van de CBF die zijn benoemd krachtens artikel 49, § 6 van dezelfde wet blijven lid van het directiecomité van de CBFA tot 31 oktober 2008 en de leden van het directiecomité van de CDV die zijn benoemd krachtens artikel 85, § 6, van dezelfde wet worden lid van het directiecomité van de CBFA tot 31 oktober 2008.

Art. 36.Op de datum van inwerkingtreding van dit artikel worden het statuut, de bezoldiging en het pensioen van de leden van het directiecomité van de CDV die geen lid zijn van het directiecomité van de NBB, gelijkgesteld met het statuut, de bezoldiging en het pensioen van de leden van het directiecomité van de CBF die geen lid zijn van het directiecomité van de NBB.

Art. 37.De voorzitter en de ondervoorzitter van de CBF die in functie zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 40, worden de voorzitter en één van de ondervoorzitters van de CBFA voor de verdere duur van hun lopend mandaat op het ogenblik dat dit artikel in werking treedt.

Art. 38.Bij de eerste aanstelling van de ondervoorzitters krachtens artikel 49, § 6, van dezelfde wet, wordt één van hen aangesteld onder de leden van het directiecomité van de CDV, onverminderd de eerste benoemingsbesluiten bedoeld in artikel 49, § 6 van dezelfde wet die vóór de inwerkingtreding van dit artikel genomen zijn.

Art. 39.§ 1. De secretaris-generaal van de CBF, die is benoemd krachtens artikel 51, § 3, van dezelfde wet, blijft secretaris-generaal van de CBFA. § 2. De secretaris-generaal van de CDV, die is benoemd krachtens artikel 87, § 3 van dezelfde wet, wordt voor de resterende duur van zijn mandaat benoemd tot vice-secretaris-generaal van de CBFA onder het collegiale gezag van het directiecomité. Hij staat de secretaris-generaal van de CBFA bij, meer bepaald voor het beheer van de integratie van de diensten van de CDV in de CBFA. Hij woont de vergaderingen van het directiecomité en van de kamers bij met raadgevende stem wanneer dossiers worden behandeld over de materies als bedoeld in artikel 45, 5° tot 12°, van dezelfde wet.

Zijn statuut, zijn bezoldiging en zijn pensioen worden door de Koning bepaald conform artikel 51, § 3, van dezelfde wet.

Art. 40.De personeelsleden van de CDV worden ter beschikking gesteld van de CBFA conform de desbetreffende bepalingen en de voorwaarden.

De statutaire personeelsleden van de CDV behouden hun statuut, hun wijze van bezoldiging, hun voordelen in natura en hun pensioenstelsel tot een arbeidsovereenkomst met de CBFA in werking treedt.

De CBFA biedt deze statutaire personeelsleden vóór 31 december 2005 een arbeidsovereenkomst aan die hun pecuniaire voorwaarden waarborgt die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die zij bij de CDV genoten.

Aan deze arbeidsovereenkomst zullen de bij de CBFA geldende aanwervings-, evaluatie- en bevorderingscriteria verbonden zijn die in een overgangsplan zijn goedgekeurd door het integratiecomité, en die rekening houden met de bij de CBF geldende criteria.

Indien zij de aangeboden arbeidsovereenkomst niet aanvaarden, behouden de personeelsleden van de CDV, gedurende hun volledige verdere loopbaan, hun rechten inzake administratief statuut, bezoldigings- en pensioenregeling die golden krachtens artikel 91 van dezelfde wet.

Het overgangsplan bedoeld in het vierde lid bepaalt dat de statutaire personeelsleden van de CDV verlof voorafgaand aan de pensionering kunnen aanvragen, ten laste van de instelling die hen heeft aangeworven en overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de Koning.

Het overgangsplan bedoeld in het vierde lid moet een verantwoording bevatten voor het feit dat het jaarlijkse budget dat nodig is om de tenuitvoerlegging van het vierde tot het zesde lid te financieren, moet worden gedragen door de ondernemingen die onder het toezicht van de CBFA staan of waarvan de verrichtingen onder het toezicht van de CBFA staan, conform artikel 45, § 1, 5° tot 12° van dezelfde wet.

Art. 41.De CDV draagt aan de CBFA zijn goederen en zijn rechten en verplichtingen over die verbonden zijn aan of verband houden met de aan de CBFA overhevelde taken.

Art. 42.§ 1. Tot de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 40 zorgen de CBF en de CDV voor de financiering van hun eigen werkingskosten, conform de respectievelijk voor hen geldende regels als bedoeld in de artikelen 56 en 92 van dezelfde wet. § 2. De eventuele opbrengst van de patrimoniale goederen die verworven zijn door de CDV wordt aangewend voor de financiering van de werkingskosten van de CBFA die betrekking hebben op de uitoefening van de opdrachten van de CBFA bedoeld in artikel 45, § 1, 5° tot 12°, van dezelfde wet.

Art. 43.§ 1. Tot de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 41 is het integratiecomité belast met de voorbereiding van de integratie van de diensten van de CDV in de CBFA, en van de uitbreiding van de opdrachten van de CBFA door de integratie van de opdrachten van de CDV, en inzonderheid met de voorbereiding van de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 1 tot 43.

Het integratiecomité kan zich door elk van de betrokken instellingen alle informatie en gegevens laten verstrekken die nuttig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die hem zijn toevertrouwd conform het eerste lid.

De raden van toezicht van de CBF en van de CDV stellen aan de Koning, op voorstel van het integratiecomité, afzonderlijke reglementen voor die het mogelijk maken om, met ingang van de inwerkingtreding van dit artikel, de werkingskosten van de CBFA te laten dragen door de ondernemingen die aan haar toezicht zijn onderworpen of waarvan de verrichtingen aan haar toezicht zijn onderworpen, en dit op een afzonderlijke en gescheiden manier naargelang de kosten betrekking hebben op de bevoegdheden bedoeld in artikel 45, 1° tot 4°, van dezelfde wet, enerzijds, en op de bevoegdheden bedoeld in artikel 45, 5° tot 12° van dezelfde wet, anderzijds.De voorzitters van de CBF en van de CDV nemen niet deel aan de beraadslagingen noch aan de beslissingen over deze voorstellen.

Het integratiecomité, in voorkomend geval bijgestaan door een onafhankelijke deskundige, moet vóór 1 januari 2004 een evaluatieverslag over de hem conform het eerste lid toevertrouwde opdrachten overleggen aan de minister van financiën, aan de ministers bevoegd voor economie en voor pensioenen, aan het Comité voor financiële stabiliteit en aan de raad van toezicht van de Overheid der financiële Diensten. Dat verslag omvat het overgangsplan bedoeld in artikel 40. § 2. Op de voordracht van de minister bevoegd voor pensioenen, werft de CDV de persoon aan bedoeld in artikel 8 die belast wordt met de concrete uitvoering van de operationele leiding van de dienst bedoeld in artikel 54, derde lid, van dezelfde wet en wiens prestaties beëindigd worden op de datum van inwerkingtreding van artikel 47, eerste lid.

Zijn statuut, zijn bezoldiging en zijn pensioen worden door de Koning bepaald op voorstel van het integratiecomité.

Voor de behandeling van de dossiers met betrekking tot de materies bedoeld in het eerste lid wordt hij door de directiecomités van de CDV en van de CBF uitgenodigd om hun zittingen met raadgevende stem bij te wonen. § 3. Het integratiecomité is samengesteld uit de leden van de directiecomités bedoeld in de artikelen 49, § 6 en 85, § 6, van dezelfde wet en neemt zijn beslissingen bij consensus. De secretarissen-generaal van de CBF en van de CDV, die zijn benoemd conform de artikelen 51, § 3 en 87, § 3 van dezelfde wet, wonen de vergaderingen van het integratiecomité met raadgevende stem bij.

Art. 44.De Koning kan de leden van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, aan het einde van hun mandaat bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, toestaan de eretitel van hun functie te voeren.

Art. 45.De Koning kan de leden van de Raad van de Controledienst voor de Verzekeringen, aan het einde van hun mandaat bedoeld in artikel 32 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen toestaan de eretitel van hun functie te voeren.

Art. 46.De Koning kan de voorzitter en de leden van marktautoriteit, aan het einde van hun mandaat als bedoeld in artikel 15 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, toestaan de eretitel van hun functie te voeren.

Art. 47.De artikelen 1 tot 9, 11 tot 35, 37 tot 41 en 47 treden in werking op 1 januari 2004. Na eensluidend advies van het Comité voor financiële stabiliteit en de raad van toezicht van de Overheid der financiële Diensten die kennis hebben genomen van het evaluatieverslag van het integratiecomité, kan de Koning de inwerkingtreding van de hoofdstukken I en II van dit besluit uitstellen voor een termijn van zes maanden, indien de integratie van het toezicht op de verschillende categorieën van ondernemingen als bedoeld in artikel 45 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, het algemeen belang in het gedrang zou kunnen brengen.

De inwerkingtreding van artikel 11 mag geen afbreuk doen aan de operationele taken die in voorkomend geval werden toegewezen door de eerste benoemingsbesluiten genomen bij de inwerkingtreding van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, op grond van haar artikelen 49, § 6 en 85, § 6.

De artikelen 36 en 45 hebben uitwerking met ingang van 1 december 2002.

De artikelen 42 en 43 treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

De artikelen 10 en 44 hebben uitwerking met ingang van 1 november 2002.

Artikel 46 treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 140, § 3, 1° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 september 1976 tot vaststelling van het statuut van de Voorzitter van de Raad van de Controledienst voor de Verzekeringen, eindigt de opdracht van de voorzitter van de CDV bedoeld in artikel 86 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten op de in het eerste lid bedoelde datum.

Art. 48.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 25 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^