Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 maart 2010
gepubliceerd op 12 april 2010

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2010014060
pub.
12/04/2010
prom.
25/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/25/2010014060/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996, 27 november 1996, en bij koninklijk besluit van 20 juli 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;

Gelet op het advies van de Raadgevende Commissie « Administratie - Nijverheid », gegeven op 23 juli 2009;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies nr. 47.604/4 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/89/EG van de Commissie van 24 september 2008 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 76/756/EEG van de Raad betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan.

Art. 2.Artikel 28 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 december 1975 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 augustus 1976, 11 maart 1977, 21 december 1979, 16 november 1984, 13 september 1985, 9 mei 1988, 23 september 1991, 10 april 1995, 17 maart 2003 en 13 september 2004, wordt gewijzigd als volgt : 1° Aan paragraaf 1, « Definities » wordt een punt 25° toegevoegd, luidende als volgt : « 25° « dagrijlicht » : een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het rijden overdag beter zichtbaar te maken.» 2° In paragraaf 2, 1°, a), wordt punt 1.vervangen door de volgende bepaling : « 1. De voertuigen moeten altijd de in bijlage 6 bij dit besluit vermelde lichten en reflectoren voeren en voldoen aan de voorschriften die erin zijn gesteld evenals aan die welke gesteld zijn in paragraaf 3.

Een uitzondering kan worden gemaakt voor de dagrijlichten : - voor elk voertuig van de categorieën M1 en N1 waarvan de goedkeuringsdatum 7 februari 2011 voorafgaat; - voor elk voertuig van alle andere categorieën dan de categorieën M1 en N1 waarvan de goedkeuringsdatum 7 augustus 2012 voorafgaat.

Bovendien mogen de in bijlage 7 vermelde lichten en reflectoren op de voertuigen gemonteerd worden indien ze voldoen aan de voorschriften die in die bijlage zijn gesteld, evenals aan de voorschriften van paragraaf 3 van voormeld artikel 28.

Lichten en reflectoren welke niet zijn genoemd in de bijlagen 6 en 7 mogen niet op de voertuigen worden aangebracht.

Een uitzondering kan worden gemaakt voor lichten en reflectoren bestemd voor bijzonder gebruik, zoals bepaald in § 2, 1°, c) van voormeld artikel 28. » 3° Aan paragraaf 2, 1°, (a), 6., wordt een lid toegevoegd, luidende als volgt : « De elektrische installatie moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de dagrijlichten automatisch worden ingeschakeld wanneer de inrichting waarmee de motor wordt aangezet en/of afgezet zich in een zodanige stand bevindt dat de motor in werking kan zijn.

De dagrijlichten moeten automatisch worden gedoofd wanneer de mistvoorlichten of de koplichten worden ontstoken, behalve wanneer deze laatste worden gebruikt om met korte tussenpozen onderbroken lichtsignalen te geven. Het door de dagrijlichten uitgestraalde licht is wit van kleur.

Daarenboven mogen de stand- en achterlichten, de omtreklichten en de eventuele zijmarkeringslichten evenals de kentekenplaatverlichting niet kunnen worden ontstoken wanneer de dagrijlichten branden. » 4° In paragraaf 2, 2°, a), 1 wordt in de tabel een laatste regel in de volgende volgorde toegevoegd : « dagrijlichten;400; 1 200 ». 5° In paragraaf 3, 2°, wordt een punt 15 toegevoegd, luidende als volgt : « 15.Dagrijlicht.

De dagrijlichten moeten naar voren gericht zijn en zich aan de voorkant van het voertuig bevinden, dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan indien het direct uitgestraalde of indirect via de achteruitkijkspiegels en/of andere weerkaatsende oppervlakken van het voertuig weerkaatste licht de bestuurder niet hindert.

Een inschakelverklikkerlicht is facultatief. »

Art. 3.In de tabel van bijlage 6 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 17 maart 2003, wordt een laatste kolom in de volgende volgorde toegevoegd : « dagrijlichten (10); 2; 2; 2; - (8); W; 40 (9); 25; 150 ».

De voetnoot wordt aangevuld met drie nieuwe punten 8), 9) en 10) die luiden als volgt : « 8) Verboden op aanhangwagens en opleggers. 9) De binnenranden van het zichtbare vlak in de richting van de referentieas liggen ten minste 600 mm uit elkaar.Deze afstand mag worden beperkt tot 400 mm wanneer de totale breedte van het voertuig minder dan 1 300 mm bedraagt. 10) Verplicht voor alle voertuigen van de categorieën M1 en N1 waarvan de goedkeuring dateert van na 6 februari 2011.Verplicht voor alle voertuigen van alle andere categorieën dan de categorieën M1 en N1 waarvan de goedkeuring dateert van na 6 augustus 2012. Voor deze data zijn dagrijlichten facultatief. »

Art. 4.De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^