Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2007
gepubliceerd op 09 juli 2007

Koninklijk besluit tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003234
pub.
09/07/2007
prom.
26/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/26/2007003234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder (hierna « de wet » genoemd) organiseert de dematerialisatie van effecten die aan investeerders afgeleverd worden door Belgische emittenten, of ze nu behoren tot de openbare of de private sector, en door buitenlandse emittenten.

Rekening houdende met het feit dat de leningen van deze Belgische emittenten in het buitenland kunnen worden uitgegeven, en dat de vorm waarin deze effecten worden belichaamd, de goede afloop van de emissies moet toelaten, heeft de wetgever uitzonderingen aangenomen op het principe van de dematerialisatie, voor wat betreft de effecten aan toonder uitgegeven in het buitenland, onderworpen aan buitenlands recht of uitgegeven door een buitenlandse emittent. Deze uitzonderingen gelden echter enkel voor zover deze effecten in België niet feitelijk afgeleverd worden.

De dematerialisatie begint met een verbod op de uitgifte van bepaalde effecten aan toonder vanaf 1 januari 2008 en een verbod op de feitelijke aflevering van effecten aan toonder die op deze datum op een effectenrekening zijn ingeschreven.

Vervolgens komt er een verplichting om ten laatste op 31 december 2013 de omzetting van de effecten aan toonder in effecten op naam door inschrijving in een register bijgehouden door de emittent (het grootboek van de Staatsschuld voor wat betreft de federale Staat) en/of in gedematerialiseerde effecten die uitsluitend zijn ingeschreven op een rekening binnen een vereffeningsysteem, aan te vragen.

Na deze datum, organiseert de wet een speciale regeling voor de intrekking van alle door de wet beoogde effecten aan toonder.

Artikel 13, § 1 van de wet geeft de mogelijkheid aan de Koning om wetten geheel of gedeeltelijk aan te passen en/of op te heffen, om de overeenstemming ervan met de verschillende bepalingen inzake de dematerialisatie van de effecten aan toonder te bewerkstelligen.

Bovendien is de Koning, op basis van § 2 van hetzelfde artikel, gemachtigd, inzake de schuld van de Federale Staat, wijzigingen aan te brengen in de wetten en overeenkomsten van Belgisch recht die leningsovereenkomsten vormen die volledig of gedeeltelijk worden vertegenwoordigd door effecten aan toonder, teneinde de dematerialisatie van deze leningen mogelijk te maken, uiterlijk op 31 december 2013.

Uit de analyse van de teksten die gewijzigd dienen te worden zoals de wet het voorschrijft, blijken er diverse categorieën te bestaan : teksten waaraan nu al de noodzakelijke aanpassingen kunnen gebeuren, teksten die pas later kunnen aangepast worden aan de vereisten van de wet en tenslotte teksten waarvoor de noodzakelijke wijzigingen een grondige reflectie zullen vereisen, en fundamentele beslissingen aangaande de organisatie van de openbare dienst. Deze laatste teksten zullen dus pas later kunnen behandeld worden.

Vooraleer in te gaan op de wettelijke en reglementaire aanpassingen die uit de wet voortvloeien, dient erop gewezen te worden dat artikel 24 van dit ontwerp vermeldt dat artikel 35 van de wet in werking zal treden op 1 januari 2014, zoals voor de effecten van de private emittenten.

Artikel 43, derde lid van wet machtigt immers de Koning de inwerkingtreding te bepalen van de nieuwe versie van artikel 1 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld, die de verschillende vormen bepaalt van de effecten waarin de schuld is belichaamd van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, andere openbare lichamen, de instellingen van openbaar nut en de Nationale Bank van België, vanaf het moment dat de effecten aan toonder onderworpen aan Belgisch recht volledig gedematerialiseerd zullen zijn. Vermits de effecten aan toonder echter geldig zullen blijven bestaan tot en met 31 december 2013, moet de actuele formulering van het voormelde artikel 1 van kracht blijven tot op die datum. 1. De artikelen 1 tot 3 van het ontwerp : wijzigingen aan de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder. Artikel 24 van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder bepaalt dat de titel die in het Bulletijn der met verzet aangetekende waarden, gedurende een bepaalde termijn onafgebroken werd vermeld, behalve wanneer er tegenspraak is geweest, van rechtswege alle waarde verliest. Dit verlies van waarde brengt met zich mee ten gunste van degene die verzet heeft aangetekend, het recht tot de aflevering, op zijn verzoek en op zijn kosten, van een nieuwe titel met hetzelfde nummer als de oorspronkelijke titel. Deze nieuwe titel wordt met een overschrijving bekleed, die aanduidt dat het om een duplicaat gaat. (Tweede lid, 2°) Vanaf 1 januari 2014 zullen de effecten aan toonder omgezet moeten zijn in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten.

Derhalve zal de feitelijke aflevering van een nieuwe effect bekleed met de vermelding « duplicaat » niet langer mogelijk zijn. Een nieuw effect zal alleen op naam of in de gedematerialiseerde vorm afgeleverd kunnen worden.

Om diezelfde reden wordt er voorgesteld het vierde lid van voornoemd artikel 24 luidens hetwelk het duplicaat door een titel van dezelfde aard en dezelfde waarde vervangen kan worden, op te heffen.

Artikel 24bis, eerste lid, bepaalt dat de uitgevende instelling onder haar eigen verantwoordelijkheid aan hem die verzet heeft aangetekend, titels mag afleveren van dezelfde aard en van dezelfde waarde als de titels waartegen verzet is aangetekend, vooraleer ze hun waarde met toepassing van artikel 24 verliezen.

Artikel 31, eerste lid, bepaalt dat elke rechthebbende op een vernielde titel, mits hij bewijst dat deze titel vernield werd, van de uitgevende instelling, op zijn kosten, de aflevering van een titel geldende als duplicaat of van een titel van dezelfde aard en van dezelfde waarde kan eisen. Het tweede lid verleent hetzelfde recht voor de vervalste titels, op voorwaarde dat de vervalste titel vooraf nietig verklaard of vernietigd wordt.

Er wordt voorgesteld deze artikelen 24bis en 31 te wijzigen ten einde te verduidelijken dat vanaf 1 januari 2014 de effecten in kwestie alleen op naam of in de gedematerialiseerde vorm zullen mogen worden afgeleverd. 2. De artikelen 4 en 5 van het ontwerp : wijzigingen aan het koninklijk besluit nr.150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934.

Artikel 11 van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder bepaalt dat de effecten waarvan de rechthebbende ongekend blijft, vanaf 1 januari 2015, door de emittent te koop aangeboden worden.

De opbrengsten die volgen uit de verkoop worden gestort bij de Deposito- en Consignatiekas, totdat een persoon die op geldige wijze zijn hoedanigheid van rechthebbende heeft kunnen aantonen, de teruggave ervan vraagt.

Per jaar achterstand vanaf 31 december 2015 moet de Kas deze persoon een boete aanrekenen van 10 t.h. van het bedrag of de tegenwaarde van de effecten die het voorwerp zijn van de vraag om teruggave.

Door zo'n boete op te leggen wil de voornoemde wet van 14 december 2005 de rechthebbenden van effecten aan toonder ertoe aansporen deze onverwijld in gedematerialiseerde effecten of in effecten op naam te laten omzetten.

Met hetzelfde oogmerk wordt er voorgesteld de in artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 opgenomen lijst met de deposito's bij de Kas die geen rente opbrengen, aan te vullen met de deposito's in specie gedaan bij toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder.

Artikel 37 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 somt de gevallen op waarin een rekening bij de Deposito- en Consignatiekas geopend moet worden.

Omwille van praktische redenen wordt deze opsomming vervolledigd met de deposito's gedaan in uitvoering van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder.

Er wordt voorgesteld de wijzigingen aan het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 op 1 januari 2015 in werking te laten treden, daar vanaf deze datum de effecten aan toonder waarvan de rechthebbende ongekend blijft zullen mogen worden verkocht en de opbrengst van deze verkoop in de Deposito- en consignatiekas zal worden gestort. 3. De artikelen 6 en 7 van het ontwerp : aanpassingen aan het koninklijk besluit nr.62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, en aan het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten.

Artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, en artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten, bepalen de modaliteiten van teruggave van financiële instrumenten aan toonder die bij een vereffeningsinstelling in bewaring gegeven werden.

De ontworpen artikelen 6 en 7 willen verduidelijken dat de teruggave waarvan sprake dient te gebeuren met naleving van artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. Deze laatste bepaling verbiedt vanaf 1 januari 2008 de feitelijke aflevering van bepaalde effecten aan toonder in België. Het is dan ook op deze datum dat de ontworpen artikelen 6 en 7 in werking zullen treden. 4. Het artikel 8 van het ontwerp : wijzigingen aan de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen. De wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen bevat nieuwe maatregelen inzake de aankoop, verkoop en aflossing, door de federale Staat, van de schuld van de sector « Overheid », naar aanleiding van de ontbinding van de Amortisatiekas.

Vanaf 1 januari 2008 zal het geen zin meer hebben de aangekochte effecten aan toonder van de schuld van de federale Staat bij de Rijkskassier aan te houden om ze te bestemmen voor de omzettingen van inschrijvingen op naam of gedematerialiseerde effecten in effecten aan toonder, vermits vanaf die datum zulke omzettingen niet meer mogelijk zullen zijn. 5. De artikelen 9 tot en met 18 van het ontwerp : wijzigingen aan het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld. Artikel 2 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium geeft aan de Koning de machtiging de modaliteiten van de organisatie en het bijhouden van de grootboeken van de Staatsschuld te bepalen, en meer bepaald de wijze waarop inschrijvingen op naam kunnen worden omgezet in effecten van de Staatsschuld in een andere vorm.

Vanaf het verbod op de uitgifte van effecten aan toonder naar Belgisch recht, vastgelegd op 1 januari 2008 door artikel 3, § 1 van de wet, zullen de modaliteiten voor de omzetting tussen de verschillende vormen van effecten al fundamenteel gewijzigd worden.

Maar het definitief regime vastgesteld door het koninklijk besluit van 23 januari 1991 zal pas volledig in werking kunnen treden op 1 januari 2014, wanneer alle effecten aan toonder definitief uit omloop zullen zijn. Tot dan zal men erop moeten letten dat de effecten aan toonder omzetbaar blijven in gedematerialiseerde effecten of in effecten op naam.

De artikelen 9 tot en met 18 van dit ontwerp strekken ertoe het koninklijk besluit van 23 januari 1991 te wijzigen om het zijn definitieve vorm te geven na de volledige dematerialisatie van de effecten van de overheidsschuld. Hierbij zal echter in verschillende fases te werk gegaan worden, in functie van de gevolgen van de toepassing van de wet. Dit verantwoordt de verschillende data van inwerkingtreding, zoals bepaald in artikel 25 van dit ontwerp. 6. Artikelen 19 en 20 van het ontwerp : wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen. Net zoals voor de toepassing van de wet van 2 januari 1991, zullen de definitieve vormen van de thesauriebewijzen en de depositobewijzen zoals vastgesteld door artikel 38 van de wet, dat artikel 1, § 1, derde lid vervangt van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, pas in werking treden op 1 januari 2014.

Het huidige artikel 9 van het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen dat de modaliteiten vastlegt voor de inschrijving van effecten in een register bijgehouden door de emittent, is evenwel niet meer aangepast.

Het lijkt aangewezen om dit artikel in overeenstemming te brengen, in de mate van het mogelijke, met het register zoals het bijgehouden wordt in een grootboek van de Staatsschuld, conform de artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld. Om de omzetting van de effecten aan toonder in effecten op naam in dergelijke registers mogelijk te maken, moet de inhoud van die registers opnieuw vastgelegd worden vóór 1 januari 2008. 7. Artikel 21 van het ontwerp : wijziging aan het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten. De opheffing van het afleveren van bepaalde effecten aan toonder vanaf 1 januari 2008, sluit niet uit dat er na deze datum individuele of collectieve effecten aan toonder bestaan, voor zover dat de uitgifte ervan exclusief in het buitenland plaatsvond of ze onderworpen zijn aan een buitenlands recht. Niets belet dus dat deze laatste opgenomen blijven in het X/N stelsel van de Nationale Bank van België.

Evenwel dient de bepaling van artikel 13, 1° van het besluit van 26 mei 1994 die de vrijstelling van roerende voorheffing regelt bij het deponeren van nominatieve effecten voor de omzetting in effecten aan toonder uitgebreid te worden tot gedematerialiseerde effecten, vermits vanaf 1 januari 2008 effecten enkel nog door de emittent mogen uitgegeven worden in de vorm van effecten op naam of gedematerialiseerde effecten.

Deze bepaling mag onmiddellijk in werking treden. 8. Artikel 22 van het ontwerp : wijziging aan het koninklijk besluit van 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen. Zoals artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, en artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten, regelt artikel 7, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen, ook de teruggave van alle effecten en geldswaardige papieren aan toonder door de Deposito- en Consignatiekas aan de gerechtigde(n).

Het ontworpen artikel 22 wil ook verduidelijken dat de teruggave waarvan sprake dient te gebeuren met naleving van artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. Deze laatste bepaling verbiedt vanaf 1 januari 2008 de feitelijke aflevering van bepaalde effecten aan toonder in België. Het is dan ook op deze datum dat het ontworpen artikel 22 in werking zal treden. 9. Artikel 23.Opheffingen. - Het Comité voor nazicht van effecten, opgericht bij besluit van de Regent van 7 april 1949 betreffende het onwaarde maken van niet aangegeven Belgische effecten aan toonder, is belast met het toezicht op het naleven van de vormvoorschriften bepaald bij het hierna vermelde besluit. - Het koninklijk besluit van 3 december 2005 tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten betreft de effecten aan toonder, die uitsluitend worden uitgegeven in België alsook de effecten aan toonder uitgegeven in België en in een andere lidstaat van de Europese Unie door vennootschappen afkomstig uit België, en die toegelaten zijn tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.

Vanaf 1 januari 2014, dienen de papieren effecten omgezet te zijn in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten. Bijgevolg dienen de twee voornoemde besluiten opgeheven te worden.

De opheffing treedt in werking op 1 januari 2014. 10. Artikelen 24 en 25 van het ontwerp : inwerkingtredingen. Deze artikelen vragen niet om nadere toelichting vermits de inwerkingtreding toegelicht werd in de commentaren bij elk van de hoofdstukken die hierboven vermeld werden.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 42.229/2 VAN 28 FEBRUARI 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 1 februari 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder", heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking Overeenkomstig de wetgevingstechnische aanbevelingen « (moet) in een tekst die verschillende regelingen wijzigt, (...) zoveel mogelijk de tijdsorde worden gevolgd, te beginnen met de oudste regeling » (1).

Aangezien het ontwerp ertoe strekt om zowel wetgevings- als verordeningsbepalingen te wijzigen, is het bovendien noodzakelijk, om de hiërarchie van de rechtsnormen in acht te nemen, voordat de wijzigingen van verordeningsteksten genoemd worden, de wijzigingen van wetteksten te noemen. De volgorde van de eerste negen hoofdstukken moet derhalve dienovereenkomstig worden herzien.

Dezelfde regels moeten in acht worden genomen bij de redactie van de aanhef, met dien verstande bovendien dat eerst de rechtsgronden van de bepalingen van het ontwerp moeten worden vermeld, daarna de regelgevingen die het ontwerp beoogt te wijzigen of op te heffen.

Om evenwel te voorkomen dat de bijzondere opmerkingen die volgen te gecompliceerd worden, worden in de formulering ervan de aldus vereiste aanpassingen buiten beschouwing gelaten.

Bijzondere opmerkingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld 1. Naar dit koninklijk besluit wordt verwezen in de elfde aanhefverwijzing.In dit lid moeten de woorden "14 juni en" vervallen, en in de Franse tekst moet de datum "3 novembre 1997" worden vervangen door de datum "3 décembre 1997".

Volgens punt 1 van het verslag aan de Koning, dat bij het ontwerp is gevoegd, steunen de ontworpen wijzigingen van de artikelen 1 tot 5 en 17 op artikel 2 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, waarnaar in het zesde lid van de aanhef wordt verwezen. In dat lid moet dus de bijzondere verwijzing naar artikel 1 van deze wet, vervangen bij artikel 35 van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, vervallen. Doordat artikel 22 van het ontwerp de datum van de inwerkingtreding van dat artikel 35 bepaalt ter uitvoering van artikel 43, derde lid, van deze wet, behoeft dus alleen meer bepaald naar dat lid te worden verwezen in de eerste aanhefverwijzing. In die aanhefverwijzing moet dus worden geschreven "inzonderheid op de artikelen 13 en 43, derde lid,", veeleer dan "inzonderheid op de hoofdstukken II, IV en V" (2) (3). 2. Volgens de wetgevingstechnische aanbevelingen, « (moeten), wanneer alle artikelen van eenzelfde onderdeel (titel, hoofdstuk, enz.) door een kleiner aantal nieuwe artikelen moeten worden vervangen, (...) de niet vervangen artikelen uitdrukkelijk worden opgeheven » (4).

Bovendien « (wordt) bij wijziging van artikelen (...) de bestaande nummering in acht genomen. Dit geldt ook wanneer sommige bepalingen worden gewijzigd en andere opgeheven; in dat geval worden de opheffingsbepalingen dus niet achteraan in de tekst samengebracht. Als men anders te werk gaat, kan men de lezer die de logische volgorde van de wijzigingen volgt in de waan brengen dat een artikel ongewijzigd blijft, terwijl het opgeheven wordt » (5).

De bepalingen van de artikelen 1 tot 5 en 17 van het ontwerp moeten bijgevolg als volgt worden gesteld : «

Artikel 1.Het opschrift van hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld wordt vervangen door het volgende opschrift : « HOOFDSTUK I. - Individuele of verzameleffecten aan toonder die uitsluitend in het buitenland uitgegeven worden of die vallen onder een buitenlands recht. »

Art. 2.In hetzelfde hoofdstuk worden afdeling I, die artikel 1 omvat, en afdeling II, die artikelen 2 en 3 omvat, vervangen door de volgende bepalingen : « Afdeling I. - Vermeldingen op de effecten

Artikel 1.Individuele of verzameleffecten... of die vallen onder een buitenlands recht, dragen het naamstempel... alsmede dat... (...) Het uitgiftebesluit... dat de uit te geven effecten ondertekend zullen worden door... ».

Art. 3.In hetzelfde hoofdstuk wordt afdeling III, die de artikelen 4 tot 7 omvat, opgeheven.

Art. 4.(zoals in artikel 2 van het ontwerp).

Art. 5.(zoals in artikel 3 van het ontwerp).

Art. 6.Opgeheven worden in hetzelfde besluit : 1° artikel 23;2° artikel 24, derde lid;3° artikel 24, vierde lid.

Art. 7.(zoals in artikel 4 van het ontwerp).

Art. 8.(zoals in artikel 5 van het ontwerp, met dien verstande dat in 3°, het ontworpen lid, het woord "van" tussen de woorden "ontvangstbewijs" en "zodra" geschrapt moet worden).

Art. 9.Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt afdeling I, die de artikelen 51 tot 53 omvat, opgeheven. » De overige artikelen van het ontwerp moet dienovereenkomstig worden vernummerd, ook de verwijzingen in artikel 23 van het ontwerp moeten worden aangepast. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen Naar dit koninklijk besluit wordt verwezen in het twaalfde lid van de aanhef. In dat lid moet de opsomming van de wijzigingen die in dat besluit zijn aangebracht, vervallen en moet in de plaats daarvan worden geschreven "inzonderheid op de artikelen 9 en 10", aangezien artikel 6 van het ontwerp strekt tot vervanging van artikel 9 en artikel 18 ervan de opheffing van artikel 10, derde en vierde lid, tot doel heeft.

Bovendien moet om de reden die hierboven is aangegeven de opheffingsbepaling van dit artikel 18 in de vorm van een tweede artikel worden opgenomen in dit hoofdstuk, waarin de wijzigingen worden gebundeld die in hetzelfde koninklijk besluit worden aangebracht.

Die wijzigingen steunen op de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, waarnaar verwezen wordt in het zevende lid van de aanhef. In dat lid moet evenwel meer in het bijzonder verwezen worden naar die bepalingen van die wet welke een wettelijke grondslag bieden voor die wijzigingen, hetgeen niet het geval is met artikel 1, § 1, derde lid, ervan, vervangen bij artikel 38 van de voornoemde wet van 14 december 2005, welk artikel overigens pas in werking dient te treden op 1 januari 2014, overeenkomstig artikel 43, tweede lid, van die wet. De verwijzing naar dat artikel 1, § 1, derde lid, aan het slot van het zevende lid van de aanhef dient dus vervangen te worden door een verwijzing naar de wetsbepalingen waarop de artikelen 9 en 18 van het ontwerp steunen. Aldus dient er, wat artikel 9 van het ontwerp betreft, meer bepaald verwezen te worden naar artikel 6, vierde lid, van de voornoemde wet van 22 juli 199 1. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen Naar deze wet wordt verwezen in het negende lid van de aanhef. Dat lid dient, in fine, als volgt te worden gesteld : "inzonderheid op artikel 43".

De artikelen 7 en 19 dienen voorts te worden samengevoegd als volgt : « Art. (...). In artikel 43 van de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt opgeheven;2° de vermelding "§ 2" vervalt.» HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder Naar deze wet wordt verwezen in het tweede lid van de aanhef. Het slot van dat lid dient gesteld te worden als volgt : "(...) inzonderheid op artikel 24, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1991 en 22 maart 1995, artikel 24bis, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1991, en artikel 31, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1991;".

In dit hoofdstuk, dat de wijzigingen bevat van die wet van 24 juli 1921, behoort daarenboven de opheffingsbepaling die artikel 20 van het ontwerp vormt, in de vorm van een als volgt geredigeerd artikel ingevoegd te worden tussen de bepalingen die de huidige artikelen 8 en 9 vormen : « Art. (...) Artikel 24, vierde lid, van dezelfde wet wordt opgeheven. » HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten Naar dat koninklijk besluit wordt verwezen in het vierde lid van de aanhef. Aan het eind van dat lid, alsook in artikel 11 van het ontwerp, behoort te worden geschreven "gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998", aangezien de wijziging waarin voorzien wordt door artikel 43 van de wet van 10 maart 1999 tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, tot fiscale regeling van de verrichtingen van lening van aandelen en houdende diverse andere bepalingen, doelloos geworden is door de inwerkingtreding, op 4 september 2002, van artikel 8 van de wet van 15 juli 1998 tot wijziging van sommige wettelijke bepalingen inzake financiële instrumenten en effectenclearingstelsels.

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het gecoördineerde koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten Artikel 2 van de Franse versie van het koninklijk besluit van 27 januari 2004 tot coördinatie van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van financiële instrumenten (6) luidt als volgt : « La coordination portera l'intitulé suivant : « Arrêté royal n° 62 relatif au dépôt d'instruments financiers fongibles et à la liquidation d'opérations sur ces instruments ». » Dit opschrift dient dus te worden gebruikt in de Franse lezing van het vijfde lid van de aanhef, in het opschrift van het hoofdstuk en in artikel 12. In dat artikel behoort voorts melding te worden gemaakt van de bekrachtiging van de coördinatie bij de wet van 15 december 2004. Aangezien artikel 6 van de gecoördineerde tekst nog geen enkele wijziging heeft ondergaan, behoort daarentegen geen melding te worden gemaakt van de wijzigingen die bij de wet van 15 juli 1998 zijn aangebracht in artikel 4 van het voornoemde koninklijk besluit nr.62 van 10 november 1967. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het koninklijk besluit (van 10 januari 2002) betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen In de aanhef dient melding te worden gemaakt van - en daarvoor behoort er dan ook een aanvullend lid te worden ingevoegd - de rechtsgrond van de ontworpen wijziging, welke rechtsgrond vervat lijkt te zijn in artikel 34bis van de wet van 25 ventôse - 5 germinal jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, ingevoegd bij koninklijk besluit nr.213 van 13 december 1935 (7).

HOOFDSTUK X. - Opheffingen Van dit hoofdstuk blijven enkel nog de bepalingen van het huidige artikel 21 bestaan. Onderdeel 1° van dat artikel en het tiende lid van de aanhef dienen aangevuld te worden als volgt : "gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1978 en 19 november 1987".

Er dienen bovendien twee aanvullende leden te worden ingevoegd in de aanhef, teneinde daarin te verwijzen naar de rechtsgrond van beide opgeheven besluiten, namelijk enerzijds artikel 22 van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de telling van de Belgische en vreemde effecten, gewijzigd bij de wet van 10 november 1953, wat betreft het Regentbesluit van 7 april 1949 waarnaar verwezen wordt in artikel 21, 1°, van het ontwerp, en anderzijds artikel 467 van het Wetboek van Vennootschappen, wat betreft het koninklijk besluit van 3 december 2005, waarnaar verwezen wordt in onderdeel 2° van dat artikel.

HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding De verwijzingen in artikel 23 moeten aangepast aan de vernummering van de artikelen.

De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter, De heer P. Liénardy en Mevr. M. Baguet, staatsraden, De heer G. Keutgen, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) http://www.raadvst-consetat.be/pdf/wetgt_nl.pdf, blz. 48, 8.6.21. (2) En dit des te meer daar de inwerkingtreding van die wet geregeld wordt in een tweede hoofdstuk IV, in plaats van in een hoofdstuk V. (3) De aandacht van de steller van het ontwerp wordt gevestigd op het wetsontwerp houdende diverse bepalingen (IV) waarover de afdeling wetgeving van de Raad van State op 11 januari 2007 advies 41.920/2 heeft gegeven (Gedr. St., Kamer, 2006-2007, nr. 51-2873/001), welk wetsontwerp ertoe strekt de voormelde wet van 14 december 2005 te wijzigen. In voorkomend geval moet de verwijzing naar de laatstgenoemde wet worden aangevuld met de vermelding van de wijzigende wet. (4) Ibidem, blz.46, 8.6.9. (5) Ibidem, blz.47, 8.6.14. (6) Het coördinatiebesluit heft de gecoördineerde tekst niet op.(7) Dat artikel luidt als volgt : « De effecten en geldswaardige papieren aan toonder die aan de notaris zijn toevertrouwd naar aanleiding van een akte of een verrichting van zijn ambt, worden binnen drie maanden, voor rekening van de eigenaar, onder een afzonderlijke rubriek bij een openbare of particuliere instelling in open bewaring gegeven, overeenkomstig door de Koning te stellen regels.»

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, inzonderheid op artikelen 13 en 43, derde lid;

Gelet op de wet van 25 ventôse - 5 germinal jaar XI (16 maart 1803) tot regeling van het notarisambt, inzonderheid op artikel 34bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 213 van 13 december 1935;

Gelet op de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder, inzonderheid op artikel 24, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1991 en 22 maart 1995, artikel 24bis, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1991, en artikel 31, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, inzonderheid op artikel 19, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, en artikel 37;

Gelet op besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de telling van de Belgische en vreemde effecten, inzonderheid op artikel 22, gewijzigd bij de wet van 10 november 1953;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten, inzonderheid op artikel 4, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, inzonderheid op artikel 6, tweede lid, bekrachtigd bij de wet van 15 december 2004;

Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, inzonderheid op artikel 6, vierde lid;

Gelet op de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, inzonderheid op artikel 16;

Gelet op het Wetboek van Vennootschappen, inzonderheid op artikel 467;

Gelet op de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 43;

Gelet op het besluit van de Regent van 7 april 1949 betreffende het onwaarde maken van niet aangegeven Belgische effecten aan toonder, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1978 en 19 november 1987;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld, gewijzigd bij de besluiten van 22 juli 1991, 10 februari 1993, 16 november 1994, 30 september en 3 december 1997, 26 november 1998, 20 januari 1999, 11 juni 2001 en 5 maart 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, inzonderheid op artikelen 9 en 10;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, inzonderheid op artikel 13, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen, inzonderheid op artikel 7, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 2005 tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten en tot opheffing van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs;

Gelet op het advies van 42.229/2 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, van 12 januari 1973;

Overwegende dat artikel 13, § 1 en § 2, 1° van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder de Koning machtigt om : 1° de wetten die bepalingen bevatten inzake de effecten aan toonder volledig of gedeeltelijk te wijzigen en/of op te heffen teneinde de overeenstemming ervan met deze wet te bewerkstelligen;2° met betrekking tot de schuld van de federale Staat, wijzigingen aan te brengen in de wetten en overeenkomsten van Belgisch recht die leningsovereenkomsten vormen die volledig of gedeeltelijk worden vertegenwoordigd door effecten aan toonder, teneinde de dematerialisering van deze leningen mogelijk te maken, uiterlijk op 31 december 2013; Overwegende dat het dus aangewezen is om over te gaan tot een eerste reeks wijzigingen of opheffingen van wetten en reglementen om de voormelde doelstellingen te bereiken, meer bepaald inzake de effecten van de overheidsschuld;

Overwegende dat het aangewezen is om de bepalingen van dit besluit onverwijld ter kennis te brengen van de actoren op de effectenmarkten die de dematerialisatie voorbereiden, rekening houdend met het feit dat de inwerkingtreding van een aantal bepalingen van dit besluit gepland is op 1 januari 2008;

Overwegende bovendien dat de dematerialisatie van de effecten van de federale Staat van fundamenteel belang is voor het bijhouden van de grootboeken, en dat de in de toekomst nog toegelaten uitgifte van effecten aan toonder, indien zij uitsluitend worden uitgegeven in het buitenland of beheerst worden door een buitenlands recht, vereist dat de emittenten van dergelijke effecten zo snel mogelijk op de hoogte gebracht worden van de wijzigingen ingevoerd door de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder

Artikel 1.In artikel 24 van de wet van 24 juli 1921 op de ongewilde buitenbezitstelling van de titels aan toonder, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1991 en 22 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° het recht op de aflevering, op zijn verzoek en op zijn kosten, van een nieuw effect op naam of een nieuw gedematerialiseerd effect. »; 2° het vierde lid wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 24bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1991, wordt vervangen als volgt : « Onder haar eigen verantwoordelijkheid mag de uitgevende instelling effecten op naam of gedematerialiseerde effecten afleveren van dezelfde aard en van dezelfde waarde als de titels waartegen verzet is aangetekend, of aan hem die verzet heeft aangetekend alle intresten, dividenden of kapitaal op de titels waartegen verzet is aangetekend teruggeven, vooraleer ze hun waarde met toepassing van artikel 24 verliezen. »

Art. 3.In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1991, worden de eerste twee leden vervangen door de volgende leden : « Elke rechthebbende op een vernielde titel mag, mits hij bewijst dat deze titel vernield werd, van de uitgevende instelling, hetzij betaling van het opeisbaar geworden kapitaal, hetzij, op zijn kosten, de aflevering van een nieuw effect op naam of een nieuw gedematerialiseerd effect van dezelfde aard en van dezelfde waarde eisen.

Hetzelfde recht wordt verleend voor de vervalste titels. Voor het nieuwe effect wordt afgeleverd, wordt de vervalste titel nietig verklaard of vernietigd. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934

Art. 4.Artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt aangevuld als volgt : « 5° De deposito's in specie gedaan bij toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. »

Art. 5.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 7° Voor de deposito's gedaan in uitvoering van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder. » HOOFDSTUK III. - Wijziging aan het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten

Art. 6.In artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van de financiële instrumenten, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, worden de woorden « De vereffeningsinstelling heeft » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, heeft de vereffeningsinstelling ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten

Art. 7.In artikel 6, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, bekrachtigd bij de wet van 15 december 2004, worden de woorden « De vereffeningsinstelling heeft » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, heeft de vereffeningsinstelling ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen

Art. 8.In artikel 43 van de wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt opgeheven;2° de vermelding « § 2.» vervalt. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld

Art. 9.Het opschrift van hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld wordt vervangen door het volgende opschrift : « HOOFDSTUK I. - Individuele of verzameleffecten aan toonder die uitsluitend in het buitenland uitgegeven worden of die vallen onder een buitenlands recht. »

Art. 10.In hetzelfde hoofdstuk worden afdeling I die artikel 1 omvat, en afdeling II die artikelen 2 en 3 omvat, vervangen door de volgende bepalingen : « Afdeling I. - Vermeldingen op de effecten

Artikel 1.Individuele of verzameleffecten aan toonder die uitsluitend in het buitenland uitgegeven worden of die vallen onder een buitenlands recht, dragen het naamstempel van de Minister van Financiën, alsmede dat van de Administrateur-generaal van de algemene administratie van de Thesaurie en van de Administrateur van de administratie « Financiering van de Staat en Financiële Markten » van de algemene administratie van de Thesaurie. Zij zijn voorzien van het zegel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het visum van het Rekenhof. De coupons dragen de afdruk van de speciale controlestempel van de Staatsschuld.

De effecten vermelden de benaming van de lening die zij geheel of gedeeltelijk belichamen, het nominale bedrag, de rentevoet, het tijdstip en de plaats van betaling van de interesten en de aflossingvoorwaarden, alsmede, in voorkomend geval, het volgnummer.

Het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst kan bepalen dat de uit te geven effecten ondertekend zullen worden door de Minister van Financiën of door één of meer bevoegde ambtenaren. Afdeling II. - Betaling

Art. 2.Het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst stelt de betalingsmodaliteiten vast.

Art. 3.Tenzij anders bepaald in het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst verjaren de interesten na verloop van vijf jaar en het kapitaal na verloop van dertig jaar met ingang van de vervaldag. »

Art. 11.In hetzelfde hoofdstuk wordt afdeling III, die de artikelen 4 tot 7 omvat, opgeheven.

Art. 12.Het opschrift van hoofdstuk II, afdeling V, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Afdeling V. - Omzetting van op naam gestelde inschrijvingen in gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt. »

Art. 13.Artikel 22, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « De op naam gestelde inschrijvingen kunnen in gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt worden omgezet, tenzij het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst anders bepaalt. »

Art. 14.Opgeheven worden in hetzelfde besluit : 1° artikel 23;2° artikel 24, derde lid;3° artikel 24, vierde lid.

Art. 15.Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling IV, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Afdeling IV. - Omzetting van gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt in op naam gestelde inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld. »

Art. 16.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt kunnen in op naam gestelde inschrijvingen in een grootboek van de Staatsschuld worden omgezet, tenzij het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst anders bepaalt.»; 2° in het tweede lid vervallen de woorden «, indien de omzetting dient te gebeuren in een op naam gestelde inschrijving op een grootboek, »;3° het wordt aangevuld met het volgende lid : « De Rijkskassier verstrekt de eigenaar een ontvangstbewijs zodra deze debitering plaatsvindt.»

Art. 17.Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 18.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt afdeling I, die de artikelen 51 tot 53 omvat, opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen

Art. 19.Artikel 9 van het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.§ 1. Op de zetel van de emittent wordt een register gehouden van de nominatieve effecten die thesauriebewijzen en depositobewijzen vertegenwoordigen; elke belanghebbende kan er inzage van nemen.

Er wordt een register geopend per categorie van effecten met dezelfde kenmerken en waarvoor de uitgifteovereenkomst bepaalt dat zij de vorm van een nominatief effect aannemen of kunnen aannemen.

Een computerbestand kan een register uitmaken. § 2. Een register moet de volgende gegevens bevatten : 1° de benaming van de thesauriebewijzen of de depositocertificaten;2° de volgnummers van de nominatieve effecten;3° de identiteit van de inschrijvers of verwervers;4° het nominale bedrag van de nominatieve effecten;5° de wijze en de plaats van betaling van de interesten en het kapitaal;6° de pandrechten en de overige zakelijke rechten;7° de overdrachten met hun datum.»

Art. 20.In artikel 10 van hetzelfde besluit van worden opgeheven : 1° het derde lid;2° het vierde lid. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten

Art. 21.Artikel 13, 1° van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten wordt vervangen als volgt : « 1° een nominatieve obligatie, kasbon of andere soortelijke effecten betreft, of het gevolg is van een conversie van voornoemde effecten in een obligatie aan toonder of een gedematerialiseerde obligatie, indien de in het register van de nominatieve obligaties ingeschreven houder op het ogenblik van het deposito voldeed aan alle voorwaarden om voor de betrokken effecten volledige vrijstelling van roerende voorheffing te genieten; ». HOOFDSTUK IX. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen

Art. 22.In artikel 7, tweede lid, tweede zin van het koninklijk besluit van 10 januari 2002 betreffende het beheer van de door een notaris ontvangen sommen, effecten en geldswaardige papieren aan toonder en betreffende het toezicht op de boekhouding van de notarissen worden de woorden « Zij worden » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, worden zij ». HOOFDSTUK X. - Opheffingen

Art. 23.Worden opgeheven : 1° het besluit van de Regent van 7 april 1949 betreffende het onwaarde maken van niet aangegeven Belgische effecten aan toonder, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1978 en 19 november 1987;2° het koninklijk besluit van 3 december 2005 tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten en tot opheffing van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs. HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding

Art. 24.Artikel 35 van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 37 van dezelfde wet treedt in werking op 1 januari 2008.

Art. 25.Treden in werking : 1° de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, de artikelen 18 en 21;2° op 1 januari 2008, de artikelen 6 tot en met 8, 12 tot en met 14, 2°, 15 tot en met 17, 19, 20, 2° en 22;3° op 1 januari 2014, de artikelen 1 tot en met 3, 9 tot en met 11, 14, 3°, 20, 1° en 23;4° op 1 januari 2015, de artikelen 4 en 5. HOOFDSTUK XII. - Uitvoeringsbepaling

Art. 26.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^