Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 maart 1999
gepubliceerd op 03 april 1999

Koninklijk besluit tot wijziging in het kader van de activering van de werkloosheidsuitkeringen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's en van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012206
pub.
03/04/1999
prom.
26/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/26/1999012206/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging in het kader van de activering van de werkloosheidsuitkeringen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's en van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wet van 13 februari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op artikel 78quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingprogramma's;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat bepaalde verschillen in de toetredingsvoorwaarden voor de verschillende maatregelen ter activering van de werkloosheidsuitkeringen geen goed doen aan een doeltreffende toepassing van deze maatregelen en dat men bijgevolg zo veel als mogelijk en zonder verwijl deze voorwaarden dient te harmoniseren om tot een grotere doorzichtigheid te komen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, wordt aangevuld als volgt : « of van de gemeente, met inbegrip van de verbetering van de reinheid of van de veiligheid in de wijken . ».

Art. 2.Artikel 8, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Wordt beschouwd als een langdurig werkloze die kan worden tewerkgesteld in een erkende arbeidspost, de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die op het ogenblik van de indienstneming zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, sinds ten minste : 1° 24 kalendermaanden indien hij de leeftijd van 45 jaar niet heeft bereikt;2° 6 kalendermaanden indien hij de leeftijd van 45 jaar wel heeft bereikt. Worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met een periode van volledig vergoede werkloosheid : 1° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbespalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;2° de periodes van hechtenis of gevangenzetting, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;3° de periodes gedurende dewelke men in dienst is in een erkende arbeidspost in toepassing van dit besluit;4° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;5° de periodes van tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma gedurende dewelke de werknemer de uitkering genoot bedoeld in artikel 5, § 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid,m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's.6° de andere onderbrekende gebeurtenissen, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.Nochtans als de onderbrekende gebeurtenis enkel en volledig te wijten is aan een tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst in het kader van het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, mag de onderbreking maximum 6 volledige kalendermaanden bedragen.

Art. 3.In artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;»; 2° het 3°, wordt vervangen door volgende bepaling : « 3° de periodes van hechtenis of gevangenzetting, gelegen in een periode van volledige werkloosheid;»; 3° het 7e wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° de periodes van tewerkstelling onder arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra van maatschappelijk welzijn;8° de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma met genot van uitkeringen;9° de periodes van tewerkstelling in het kader van een erkende arbeidspost gedurende dewelke de werknemer de uitkering genoot bedoeld in artikel 8, § 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen.10° de andere onderbrekende gebeurtenissen, inzonderheid de periodes tijdens de welke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.».

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit van 9 juni 1997 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1998 wordt aangevuld met een § 4 luidend als volgt : « § 4. Wanneer de werkloze die in het verleden reeds was tewerkgesteld in het kader van een doorstromingpsrogramma, opnieuw wordt aangeworven in het kader van een dergelijk programma, wordt, voor wat betreft de toepassing van §3, steeds rekening gehouden met de maximumduur van 24 of 36 kalendermaanden zoals deze werd vastgesteld bij de aanvang van de eerste tewerkstelling in het kader van een doorstromingprogramma.

Art. 5.Artikel 78quinquies, eerste lid, 1°, van het voormeld besluit van 25 november 1991, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de werknemer is een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die op het ogenblik van de indienstneming sinds ten minste zestig kalendermaanden zonder onderbreking werkloosheidsuitkeringen of wachtuitkeringen geniet volgens het uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103. Voor de berekening van de voormelde werkloosheidsduur worden de periodes vermeld in artikel 8, §2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, gelijkgesteld met een periode van vergoede volledige werkloosheid. ».

Art. 6.In artikel 79, §4 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld door de volgende bepaling : « of die sinds ten minste 6 maand werkloosheidsuitkeringen geniet indien hij de leeftijd van 45 jaar bereikt heeft.». 2° het zesde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « In afwijking van de vorige leden, mag de werkloze jonger dan 45 jaar die de aanpassingstoeslag, voorzien in artikel 114, §2, ontvangt, de werkloze die als deeltijdse werknemer tewerkgesteld is, de werkloze die een conventioneel brugpensioen geniet of de werkloze die de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet, geen activiteiten verrichten overeenkomstig dit artikel.».

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999, met uitzondering van de artikelen 3 en 4, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 1998.

Art. 8.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.

Koninklijk besluit van 9 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 21 juni 1997.

Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997.

Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997.

^