Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 maart 1999
gepubliceerd op 12 juni 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" moet voldoen om te worden erkend

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022310
pub.
12/06/1999
prom.
26/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/26/1999022310/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De twee ontwerpen van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, beogen een aantal fundamentele wijzigingen van enerzijds het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" moet voldoen om erkend te worden, en anderzijds het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend. Deze wijzigingen betreffen in essentie de leiding van de beide functies en de medische permanentie.

De "ratio legis" van deze wijzigingen bevindt zich in het feit dat de hierboven geciteerde erkenningsnormen voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" op 1 december 1998 in werking zijn getreden en de erkenningsnormen voor de functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) op 1 mei 1999 in werking treden; dat de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" krachtens het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van gemeenten als centra voor de dringende geneeskundige hulpverlening, met ingang van 1 november 1999 een noodzakelijke voorwaarde zal zijn voor de bestemming van de patiënten waarvoor een beroep moet worden gedaan op de dringende geneeskundige hulpverlening; voor het bereiken van de doelstellingen van de dringende geneeskundige hulpverlening is het derhalve absoluut noodzakelijk dat er van beide bedoelde functies een voldoende aantal kan worden erkend, teneinde in een voldoende dekking te kunnen voorzien van het volledige territorium van het Rijk.

De oorspronkelijke versie van de erkenningsnormen voorziet voor de beide functies de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde als voorwaarde voor de leiding van de beide functies; voor de medische permanentie, onafgezien van een overgangsbepaling voor reeds erkende geneesheren-specialisten, is het noodzakelijk om hetzij houder te zijn van deze bijzondere beroepstitel of de opleiding te volgen om deze bijzondere beroepstitel te behalen, hetzij de opleiding te hebben gevolgd die bedoeld is in artikel 5, § 2, 2°, b), van het ministerieel besluit van 12 november 1993 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, alsook van de stagemeesters en stagediensten in de urgentiegeneeskunde.

De diensthoofden van hoger genoemde functies moeten, krachtens de huidige normen, een geneesheer-specialist, houder van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde zijn. Bij onderhavige ontwerpen van koninklijk besluit wordt ter zake een afwijking voorzien voor de overige geneesheren-specalisten, in de disciplines die in aanmerking komen voor het behalen van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde en die voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit tot vaststelling van de normen van de betrokken functie, tenminste vijf jaar ervaring hadden als diensthoofd van een spoedgevallendienst. De mogelijkheid tot cumulatie van de functie van diensthoofd van de beide functies, wordt uitdrukkelijk voorzien.

Gedurende een overgangstermijn van twee jaar (tot 1 december 2000 voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" en 1 mei 2001 voor de functie "mobiele urgentiegroep"), kan het diensthoofd een geneesheer-specialist zijn in hoger vermelde disciplines.

Met betrekking tot de medische permanentie, zijn de mogelijkheden als volgt uitgebreid : a) naast de geneesheer-specialist, houder van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, komt ook de geneesheer-specialist, houder van de bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg in aanmerking;b) de geneesheer-specialist in opleiding om de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde te behalen, was reeds in de norm voorzien;c) de geneesheer die de opleiding heeft gevolgd zoals bedoeld in artikel 5, § 2, 2°, b), van het koninklijk besluit van 12 november 1993 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, houders van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, wordt uitgebreid tot de geneesheren-specialisten die worden beschouwd deze opleiding gevolgd te hebben;dit laatste element wordt vastgesteld bij het ministerieel besluit van 12 februari 1999 tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 november 1993 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, alsook van de stagediensten in de urgentiegeneeskunde; bedoelde wijziging impliceert dat artsen die vóór 1 december 2000 (twee jaar na de inwerkingtreding van de erkenningsnormen voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg") erkend zijn in één van voornoemde specialiteiten en via een attest vanwege de hoofdgeneesheer, aantonen dat zij op multidisciplinaire en bekwame wijze hebben deelgenomen aan de permanentie in de spoedgevallendienst, kunnen deelnemen aan de medische permanentie; d) een volgende categorie wordt hierbij gevoegd, met name de geneesheren-specialisten in één van voornoemde disciplines, of een kandidaat-geneesheer-specialist in opleiding in één van deze disciplines, van zodra in de opleiding is voldaan aan de minimale criteria inzake urgentiegeneeskunde welke zullen worden bepaald bij ministerieel besluit in uitvoering van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen;terzake zal in de schoot van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en huisartsen een commissie ad hoc worden opgericht, welke paritair zal zijn samengesteld, voor de helft uit geneesheren-specialisten in één van de hierboven geciteerde disciplines en voor de helft uit houders van de bijzondere beroepstitel; het voorstel van deze Commissie zal via hoger vermelde Hoge Raad worden overgemaakt aan de Minister van Volksgezondheid.

Bij de overgangsbepalingen inzake de medische permanentie, was aanvankelijk in het koninklijk besluit van 27 april 1998 voorzien dat de medische permanentie gedurende hoger vermelde overgangstermijn kan worden waargenomen door geneesheren-specialisten in hoger vermelde disciplines.

Hieraan wordt door onderhavig ontwerp toegevoegd dat, gedurende dezelfde overgangstermijn, een kandidaat-geneesheer-specalist in opleiding in één van voornoemde disciplines, de permanentie mag waarnemen, voor zover deze tenminste twee jaar opleiding heeft genoten, dat de dienst waarin hij de permanentie waarneemt, is opgenomen in het stageprogramma en dat zijn stageprogramma aan diverse voorwaarden voldoet; in dit geval dient een geneesheer-specialist oproepbaar te zijn.

Een aantal preciseringen worden ingevoegd met betrekking tot de cumulatie van de medische permanenties. De cumul tussen de medische permanenties van de functies "mobiele urgentiegroep", "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" en met de functie voor intensieve zorg, is verboden. De cumul met de verplichte permanente aanwezigheid van de geneesheer in het ziekenhuis is wel toegelaten, evenals de cumul met de verplichte permanentie van een geneesheer-specialist in de anesthesie-reanimatie in de functie "chirurgische daghospitalisatie", zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 25 november 1997 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "chirurgische daghospitalisatie" moet voldoen om erkend te worden.

Gedurende een overgangstermijn van twee jaar, kan echter, in het geval een mobiele urgentiegroep maandelijks niet meer dan 55 oproepen van het eenvormig oproepstelsel van de dringende geneeskundige hulpverlening ontvangt, tussen 22 uur en 6 u. 30 m. de medische permanentie van de functies "mobiele urgentiegroep" en "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" worden gecumuleerd, voor zover zich op de vestigingsplaats van de vertrekplaats daarenboven nog een erkende functie voor intensieve zorg bevindt. Niettemin moet een geneesheer die in aanmerking komt om de permanentie te vervullen, gedurende deze tijdsspanne permanent oproepbaar zijn en zich binnen de 10 minuten vanaf de oproep tot een interventie van de mobiele urgentiegroep, ter plaatse bevinden. Via de Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening zal de toepassing van deze afwijking op permanente wijze worden geëvalueerd, inzonderheid met het oog op het beoordelen van de eventuele noodzaak van een verlenging van deze overgangsbepaling.

Tenslotte, wordt nog verduidelijkt dat zowel gegadueerde als gebrevetteerde verpleegkundigen in aanmerking komen voor de minimale verpleegkundige permanentie voor zover zij - voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" op 1 december 1998 en voor de functie "mobiele urgentiegroep » op 2 september 1998 - ten minste vijf jaar ervaring hebben in een spoedgevallendienst of een dienst intensieve zorg en derhalve terzake worden gelijkgesteld met de houders van de bijzondere beroepstitel van gegradueerde verpleger of gegradueerde verpleegster in intensieve zorg en spoedgevallenzorg.

Wij hebben de eer U te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaars, De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 16 februari 1999 door de Minister van Volksgezondheid verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie « mobiele urgentiegroep » (MUG) moet voldoen om te worden erkend", heeft op 18 februari 1999 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd : « door het feit dat de erkenningsnormen voor de functie « mobiele urgentiegroep » op 1 mei 1999 in werking treden en dat het aantal geneesheren, houder van de bijzondere beroepstitel of welke een andere opleiding hebben gevolgd welke voorzien is in kwestieuze reglementering, te beperkt is om, in samenhang met de functies « gespecialiseerde spoedgevallenzorg », een voldoende aantal diensthoofden en permanenties te waarborgen; dat het noodzakelijk is om, mits vrijwaring van de waarborgen inzake kwaliteit van de gezondheidszorg, het aantal geneesheren dat voldoet aan de voorwaarden voor zowel het hoofd van de functie als de permanenties, onverwijld te verruimen; dat tevens om redenen van rechtszekerheid, bepaalde modaliteiten inzake permanentie onverwijld dienen te worden gepreciseerd; dat alle betrokkenen, met het oog op de voorbereiding en organisatie van de te erkennen functies « mobiele urgentiegroep », bij hoogdringendheid duidelijkheid moeten verkrijgen van de aangebrachte wijzigingen".

Met toepassing van artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft de afdeling wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot "het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan".

Dat onderzoek noopt tot het maken van de volgende opmerkingen.

Vormvereisten Luidens artikel 68, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 - welke bepaling mede de rechtsgrond biedt voor het onderhavig ontwerp - moeten de ziekenhuizen de normen naleven welke worden bepaald door de Koning, na advies van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen, afdeling erkenning, te hebben ingewonnen.

In het vierde lid van de aanhef wordt verwezen naar adviezen die die Raad gegeven heeft op 19 mei 1994, 10 juli 1997 en 9 juli 1998. Die adviezen blijken evenwel geen betrekking te hebben op het onderhavige ontwerp. Om te voldoen aan het vereiste bepaald in het voornoemde wetsartikel, dient de regering het advies van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen dan ook alsnog in te winnen.

Onderzoek van de tekst Aanhef In het tweede lid van de aanhef zou inzonderheid verwezen kunnen worden naar artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie « mobiele urgentiegroep ». Het is immers bij dat artikel dat artikel 68 van de wet op de ziekenhuizen van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op de hiervoren bedoelde functie.

De kamer was samengesteld uit : De heren : W. Deroover, kamervoorzitter;

D. Albrecht, P. Lemmens, staatsraden;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer D. Albrecht.

Het verslag werd uitgebracht door de heer B. Seutin, auditeur. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Vanherck, referendaris.

De griffier, F. Lievens.

De voorzitter, W. Deroover.

26 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 68 en op artikel 69, 3°, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de functie « mobiele urgentiegroep » inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om erkend te worden;

Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, uitgebracht op 19 mei 1994, 10 juli 1997 en 11 maart 1999;

Gelet op het verzoek tot spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat de erkenningsnormen voor de functie "mobiele urgentiegroep" op 1 mei 1999 in werking treden en dat het aantal geneesheren, houder van de bijzondere beroepstitel of welke een andere opleiding hebben gevolgd welke voorzien is in kwestieuze reglementering, te beperkt is om, in samenhang met de functies "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", een voldoende aantal diensthoofden en permanentjes te waarborgen; dat het noodzakelijk is om, mits vrijwaring van de waarborgen inzake kwaliteit van de gezondheidszorg, het aantal geneesheren dat voldoet aan de voorwaarden voor zowel het hoofd van de functie als de permanenties onverwijld te verruimen; dat tevens om redenen van rechtszekerheid, bepaalde modaliteiten inzake permanentie onverwijld dienen te worden gepreciseerd; dat alle betrokkenen, met het oog op de voorbereiding en organisatie van de te erkennen functies « mobiele urgentiegroep » bij hoogdringendheid duidelijkheid moeten verkrijgen, nogens de aangebrachte wijzigingen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 februari 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om te worden erkend, wordt aangevuld met een tweede en derde lid, luidend als volgt : « In afwijking van het eerste lid, kan een geneesheer-specialist in een van de disciplines bedoeld in artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 12 november 1993 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, houders van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, alsook van de stagemeesters en stagediensten in de urgentiegeneeskunde, die geen houder is van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, doch op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit tenminste 5 jaar ervaring heeft als diensthoofd van een spoedgevallendienst die beantwoordt aan de omschrijving van de in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst, zoals bedoeld in artikel 6bis, § 2, 6°bis, van de wet op de ziekenhuizen, de leiding van de functie hebben voor zover deze beantwoordt aan één van de kwalificaties bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid.

De geneesheer die de leiding van de functie heeft, zoals bedoeld in dit artikel, kan tegelijkertijd het geneesheer-diensthoofd van de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" zijn, zoals bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 april 1998 tot vaststelling van de normen waaraan een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" moet voldoen om erkend te worden. ».

Art. 2.Artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) moet voldoen om erkend te worden, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De medische permanentie wordt waargenomen door minstens één, minstens halftijds aan het ziekenhuis verbonden, geneesheer met één van de volgende kwalificaties : 1° een geneesheer-specialist, houder van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde of houder van de bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg;2° een geneesheer-specialist in opleiding om de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde te behalen;3° een geneesheer die hetzij de opleiding, bedoeld in artikel 5, § 2, 2°, b), van het ministerieel besluit van 12 november 1993 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de urgentiegeneeskunde, alsook van de stagemeesters en stagediensten in de urgentiegeneeskunde gevolgd heeft, hetzij wordt beschouwd deze opleiding gevolgd te hebben, zoals bedoeld in artikel 6, § 4, van hetzelfde ministerieel besluit;4° een geneesheer-specialist in een van de disciplines bedoeld in artikel 2, § 1, van voornoemd ministerieel besluit van 12 november 1993, of een kandidaat-geneesheer-specialist in opleiding in één van deze disciplines, voor zover in hun opleiding is voldaan aan minimale criteria inzake multidisciplinaire urgentiegeneeskunde, bepaald bij ministerieel besluit in uitvoering van het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen. De in deze paragraaf bedoelde geneesheren die de permanentie waarnemen, moeten voortdurend hun kennis en kunde handhaven en ontwikkelen overeenkomstig de evolutie van de wetenschap.

De in deze paragraaf bedoelde geneesheren verzekeren de medische permanentie in de functie « mobiele urgentiegroep" (MUG) en kunnen tegelijkertijd geen andere medische permanentie in het ziekenhuis uitvoeren, zoals bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg" moet voldoen om erkend te worden en in artikel 14 van het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie voor intensieve zorg moet voldoen om te worden erkend.

De in deze paragraaf bedoelde geneesheren mogen evenwel simultaan de permanente aanwezigheid vervullen, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van ziekenhuisgroeperingen en bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen of, indien de permanentie wordt waargenomen door een geneesheer-specialist in de anesthesie-reanimatie, de permanentie bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 25 november 1997 houdende vaststelling van de normen waaraan de functie "chirurgische daghospitalisatie" moet voldoen om te worden erkend.

De in deze paragraaf bedoelde geneesheren moeten tijdens de permanentie aanwezig zijn op de vestigingsplaats waar de vertrekplaats zich bevindt en onmiddellijk inzetbaar zijn voor de functie "mobiele urgentiegroep" (MUG).

De geneesheren die aan de medische permanentie deelnemen mogen niet langer dan 24 uur na elkaar een medische permanentie in een ziekenhuis vervullen.

In het geval de permanentie wordt waargenomen door een geneesheer welke niet een geneesheer-specialist is zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van voormeld ministerieel besluit van 12 november 1993 en er op de vestigingsplaats waar de vertrekplaats zich bevindt, zich eveneens een erkende functie voor intensieve zorg bevindt, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie voor intensieve zorg moet voldoen om erkend te worden, dient een geneesheer-specialist, bedoeld in artikel 2, § 1, van hoger vermeld ministerieel besluit, aanwezig te zijn op bedoelde vestigingsplaats. » .

Art. 3.In artikel 8 van hoger vermeld koninklijk besluit van 10 augustus 1998 worden de woorden "tenzij hij kan bewijzen" vervangen door de woorden "tenzij hij als gegradueerde of gebrevetteerde verpleegkundige kan bewijzen".

Art. 4.Artikel 18 van hoger vermeld koninklijk besluit van 10 augustus 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.§ 1. Gedurende twee jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, kan de in artikel 5 bedoelde geneesheer die de leiding over de functie heeft, ook een geneesheer-specialist zijn, bedoeld in artikel 2, § 1, van voormeld ministerieel besluit van 12 november 1993. § 2. Gedurende de in § 1, bedoelde periode kan de in artikel 6 van dit besluit bedoelde medische permanentie ook worden waargenomen door een geneesheer-specialist bedoeld in artikel 2, § 1, van hoger vermeld ministerieel besluit van 12 november 1993. § 3. Gedurende de in § 1, bedoelde periode mag de medische permanentie eveneens worden waargenomen door een kandidaat-geneesheer-specialist in opleiding, bedoeld in artikel 2, § 1, van hoger vermeld ministerieel besluit van 12 november 1993, voor zover dat deze tenminste twee jaar opleiding heeft genoten, dat de dienst waarin hij de permanentie waarneemt opgenomen is in zijn stageprogramma en dat hij in een spoedgevallendienst vertrouwd werd gemaakt met alle aspecten van de reanimatie en de dringende medische behandeling.

Indien de permanentie wordt waargenomen door een in deze paragraaf bedoelde kandidaat-geneesheer-specialist in opleiding, dient een geneesheer-specialist oproepbaar te zijn.

Zolang de minimale criteria bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 4°, niet zijn bepaald, wordt de overgangstermijn bedoeld in het eerste lid, telkens met een jaar verlengd. § 4. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft kan de in §§ 1, 2, en 3 bedoelde overgangstermijnen verlengen voor zover bij het verstrijken ervan, zou blijken dat nog niet voldoende artsen zouden voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 5 en 6, § 2. § 5. Voor zover op de vestigingsplaatsen waar een vertrekplaats van de functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) zich bevindt, zich eveneens een erkende functie voor intensieve zorg en een erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" bevinden, kan, gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, in afwijking van artikel 6, § 2, derde lid, telkens van 22 u tot 6 u 30 m de geneeskundige permanentie tegelijkertijd worden waargenomen voor de functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) en de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", zolang voor bedoelde functie "mobiele urgentiegroep" (MUG) het maandelijks niveau van 55 oproepen van het eenvormig oproepstelsel van de dringende geneeskundige hulpverlening niet overschreden wordt.

Indien de afwijking bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast, moet een geneesheer, zoals bedoeld in artikel 6, § 2, eerste lid, permanent oproepbaar zijn en zich telkens binnen de tijdsspanne van 10 minuten vanaf de oproep tot interventie van de functie "mobiele urgentiegroep" (MUG), ter plaatse te bevinden.

De toepassing van de afwijking, bedoeld in het eerste lid, evenals het aantal oproepen tot interventie, dienen te worden medegedeeld aan de overheid, bevoegd voor de erkenning van de functie en aan de Commissie(s) voor dringende geneeskundige hulpverlening, bevoegd voor de interventiezone(s) van de functie. ».

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1999, met uitzondering van het bij artikel 2, ingevoegde artikel 6, § 2, zevende lid, dat in werking treedt op 1 mei 2001.

Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^