Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 april 1999
gepubliceerd op 27 juli 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector

bron
ministerie van financien
numac
1999003300
pub.
27/07/1999
prom.
28/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/28/1999003300/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wordt genomen in uitvoering van artikel 34, § 2 van het koninklijk besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, dat aan de Koning de bevoegdheid verleent om de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenstelsels van de openbare sector te wijzigen.

Die wijziging strekt ertoe om sommige instellingen van openbaar nut die afhangen van de Gemeenschappen of de Gewesten deel te laten nemen aan de regeling ingesteld door voormelde wet van 14 april 1965.

Artikel 1, eerste lid, e) van de wet van 14 april 1965 maakt het mogelijk om bij koninklijk besluit de bepalingen van die wet toepasselijk te maken op openbare instellingen of instellingen van openbaar nut waarvan de pensioenregeling bestaanbaar is met de pensioenregelingen van andere door die wet bedoelde overheden of instellingen.

Sinds de staatshervorming valt het vaststellen van de pensioenregeling van publiekrechtelijke rechtspersonen die afhangen van de Gemeenschappen en de Gewesten onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschappen en de Gewesten. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 14 april 1965 uitsluitend op basis van het in artikel 1, eerste lid, e) van die wet bedoelde koninklijk besluit, zou een inbreuk vormen op die uitsluitende bevoegdheid.

Parallel aan de procedure die moet worden gevolgd in geval van aansluiting van instellingen van openbaar nut die afhangen van de Gemeenschappen en de Gewesten bij de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden, maakt dit besluit de uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet van 14 april 1965 afhankelijk van het feit dat die uitbreiding werd toegelaten door of krachtens een decreet of ordonnantie van de Gemeenschap of het Gewest in kwestie. Hetzelfde geldt voor instellingen van openbaar nut die afhangen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Franse Gemeenschapscommissie.

Aan dit besluit wordt terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 1987 omdat de eerste instellingen van openbaar nut afhangende van de Gemeenschappen en de Gewesten die van deze nieuwe regeling gebruik kunnen maken, op die datum opgericht werden.

Het niet-verlenen van terugwerkende kracht aan dit besluit zou nadelig zijn voor de betrokken ambtenaren aangezien het niet- uitbreiden van de wet van 14 april 1965 tot de door dit besluit bedoelde instellingen, zou meebrengen dat hun geen enig pensioen kan toegekend worden voor al hun diensten die gepresteerd werden bij de verschillende door voormelde wet bedoelde instellingen maar dat hun voor die diensten afzonderlijke pensioenen zouden dienen toegekend te worden waarvan het totaal bedrag lager zou liggen dan het bedrag van het enig pensioen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, M. COLLA

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 maart 1999 door de Minister van Pensioenen verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector", heeft op 24 maart 1999 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef De volgorde van het eerste en het tweede lid behoort te worden omgekeerd, ten einde eerst de rechtsgrond van het ontworpen besluit weer te geven.

In het eerste lid, dat het tweede lid wordt, moet alleen naar artikel 1, eerste lid, e), verwezen worden, en wel als volgt : « , inzonderheid op artikel 1, eerste lid, e);".

Het tweede lid, dat het eerste lid wordt, moet worden gesteld als volgt : « Gelet op de wet betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, inzonderheid op artikel 34, § 2;".

Vóór de verwijzing naar het advies van de Raad van State, behoort er een nieuw vijfde lid te worden ingevoegd, luidend als volgt : « Gelet op het besluit van de Ministerraad van 22 januari 1999 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; ».

Dispositief Artikel 2 De terugwerking geldt voor een bijzonder lange periode. Ze zou kunnen worden toegestaan, overeenkomstig de rechtspraak van de afdeling wetgeving, voor zover zij de regularisatie beoogt van de situatie waarin bepaalde personeelsleden van overheidsdiensten verkeren wat betreft hun pensioen, dat uit de aard der zaak beoordeeld wordt op basis van een zeker tijdsverloop.

De kamer was samengesteld uit : de heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;

Y. Kreins, P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperee, J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. P. Vandernacht, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De eerste voorzitter, J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

28 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, inzonderheid op artikel 34, § 2;

Gelet op de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, e);

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 23 december 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 22 januari 1999 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, eerste lid, e) van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector wordt aangevuld als volgt : « voor de openbare organismen die onder het toezicht van een Gemeenschap, een Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geplaatst zijn, gebeurt de aanwijzing na een machtiging gegeven door of krachtens een decreet of een ordonnantie;".

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1987.

Art. 3.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, M. COLLA

^