Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 2014
gepubliceerd op 31 januari 2014

Koninklijk besluit houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2014014050
pub.
31/01/2014
prom.
28/01/2014
ELI
eli/besluit/2014/01/28/2014014050/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen wordt genomen krachtens artikel 8 van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

Zo brengt de Wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten (Belgisch Staatsblad 1 juli 2013) betreffende de gemeentelijke administratieve sancties in uitvoering van het Regeerakkoord aan het huidig toegepaste dispositief een aantal belangrijke veranderingen aan. Er wordt met name voorzien dat de gemeenten die dat wensen de gemeentelijke sancties zullen kunnen toepassen bij minderjarigen vanaf 14 jaar. Deze wetswijziging zal waarschijnlijk een belangrijke impact hebben op de uitvoering en de opvolging van de bemiddelingsprocedure aangezien de voorafgaandelijke bemiddelingsaanbod verplicht is voor minderjarigen.

Met betrekking tot wat precies onder de bemiddeling valt, voorziet artikel 8 van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten dat « de lokale bemiddeling wordt gevoerd door een bemiddelaar die beantwoordt aan de minimale voorwaarden die door de Koning worden bepaald, hierna genoemd de bemiddelaar, of door een gespecialiseerde en door de gemeente erkende bemiddelingsdienst, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels ».

De voorwaarden en modaliteiten van de bemiddeling dienden derhalve te worden bepaald.

De Raad van State heeft via haar advies 54.756/2 bepaalde bemerkingen gemaakt die in rekening werden gebracht en tot de wijziging van het besluit bij de gevraagde artikelen hebben geleid.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 definieert een aantal termen die in de tekst worden gebruikt.

In het bijzonder het 3e streepje, betreffende de sanctionerend ambtenaar verwijst naar artikel 6, § 3, van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten volgens dewelke de bemiddelaar en de sanctionerend ambtenaar niet dezelfde persoon kunnen zijn.

Het 5e streepje herneemt het feit dat de gespecialiseerde bemiddelingsdienst een vzw moet zijn die erkend is door een (of meerdere) gemeenten waarmee ze een (of meerdere) overeenkomsten afsluit.

In het 6e streepje wordt verduidelijkt dat als slachtoffer de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld wordt waarvan de belangen als geschaad werden beschouwd door de sanctionerend ambtenaar. Derhalve kan een gemeente bijvoorbeeld als benadeelde beschouwd worden. Ze zal zich, desgevallend, kunnen laten vertegenwoordigen in een bemiddelingsprocedure. Deze definitie is nuttig voor de interpretatie van de bepalingen over de bemiddeling voor meerderjarigen. De wet stelt inderdaad als voorwaarde voor de bemiddeling dat er een slachtoffer geïdentificeerd is.

Artikel 2 verduidelijkt dat de gemeenten de mogelijkheid hebben zich te organiseren om samen van dezelfde diensten van eenzelfde lokale bemiddelaar te genieten. Hiertoe kunnen ze onderling samenwerkingsovereenkomsten afsluiten. De gemeenten die een bemiddelaar aanwerven die voor andere gemeenten ter beschikking wordt gesteld zullen kunnen genieten van een subsidie van de GAS-task force van de POD Maatschappelijke Integratie.

Artikel 3 herneemt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten voor de bemiddelingsdiensten. Die beogen de garantie van het gespecialiseerde karakter van de bemiddelingsdienst, zijn onafhankelijkheid en het feit dat eens hij erkend is, hij de lokale bemiddeling zal kunnen waarborgen. De modaliteiten van de eventuele intrekking of vernieuwing van de erkenning worden ook bepaald.

Artikel 4 voorziet dat in geval de overtreder het bemiddelingsaanbod weigert, of dit aanbod nu facultatief is (voor de meerderjarigen) of verplicht (voor de minderjarigen), de sanctionerend ambtenaar hier de bemiddelaar over informeert.

Artikel 5 voorziet dat het evaluatieverslag verduidelijkt of de bemiddeling werd geweigerd, heeft gefaald of tot een akkoord heeft geleid. Een maatregel die onafhankelijk van de wil van de overtreder niet is uitgevoerd wordt bij het welslagen van een bemiddeling opgenomen. Deze elementen moeten doorgegeven worden aan de sanctionerend ambtenaar die op deze basis al dan niet een einde aan de procedure moet stellen. Ter herinnering: op basis van een vastgestelde geslaagde bemiddeling, moet de sanctionerend ambtenaar de procedure afsluiten. In geval van falen van de bemiddeling kan de sanctionerend ambtenaar de overtreder een gemeenschapsdienst voorstellen. De sanctionerend ambtenaar kan zich dan op het advies van de bemiddelaar ter zake beroepen. De bemiddelaar is inderdaad al met de partijen in contact geweest en kan in bepaalde gevallen oordelen dat een gemeenschapsdienst, door hem beschreven, nuttig zal als schadeloosstelling, zelfs symbolisch, van de geleden schade en een impact zal hebben, met name inzake recidive, die interessanter is dan de betaling van een administratieve boete.

Artikel 6 bepaalt de voorwaarden waaraan een bemiddelaar moet voldoen : naast geen enkele veroordeling tot een correctionele of strafrechtelijke straf - behalve voor kleine verkeersovertredingen - te hebben opgelopen, wordt een universitair of gelijkwaardig diploma vereist. Deze opleiding moet ten laatste twee jaar na de aanstelling van de bemiddelaar worden aangevuld door een opleiding die gericht is op de lokale bemiddeling beschreven in de tekst. Een relevante professionele ervaring gelijkwaardig aan drie jaar als voltijds bemiddelaar kan opgewaardeerd worden als diploma van universitair onderwijs of gelijkwaardig. Een dergelijke ervaring is nodig om de afwezigheid van een diploma te compenseren: het aantal en verscheidenheid van de reeds behandelde dossiers, betrekkingen met de andere organen en instellingen, kennis verworven op het terrein inzake wetgeving en reglementering,...

Artikel 7 lijst de voornaamste taken op van de bemiddelaar, waarvan de eerste de bemiddelingsprocedure is. De bemiddelaar moet echter ook, indien nodig, de modaliteiten bepalen van de gemeenschapsdienst uitgevoerd door de minderjarigen, deelnemen aan het lokale preventiebeleid, een verslag opstellen als evaluatie van het beroep op de bemiddeling in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties en de opvolging verzekeren van de initiatieven en de reglementeringen die een impact hebben op het preventiebeleid en het gemeentelijke veiligheidsbeleid.

Artikel 8 bepaalt dat, om zijn taak op strikt onafhankelijke wijze van de sanctionerend ambtenaar uit te voeren, de bemiddelaar zich niet onder leiding van de sanctionerend ambtenaar bevindt en niet door de sanctionerend ambtenaar geëvalueerd wordt.

Artikel 9 bepaalt enkele deontologische principes die elke lokale bemiddeling moet begeleiden en vergemakkelijken: vrije toestemming, vertrouwelijkheid, transparantie, neutraliteit en onafhankelijkheid.

Deze principes worden ingegeven door die bepaald in het artikel 3ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering. In dezelfde geest wordt verduidelijkt dat de gemeente, om de uitvoering van deze principes te vergemakkelijken, de bemiddelaar een aangepast lokaal ter beschikking moet stellen. Dit lokaal zal geen partijdigheid van de bemiddelaar mogen suggereren (bijvoorbeeld: zich niet in een politiecommissariaat bevinden) en zal bijdragen tot de vertrouwelijkheid van de procedure.

Artikel 10 geeft de datum van inwerkingtreding van het besluit, die identiek is aan die van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 11 bepaalt dat de Minister belast met Grote Steden en de Minister van Binnenlandse Zaken belast zijn met de uitvoering van dit besluit, elk voor wat hem betreft.

J.-P. LABILLE

RAAD VAN STATE Afdeling Wetgeving

Advies 54.756/2 van 8 januari 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de Wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)' Op 11 december 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Overheidsbedrijven verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de Wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)' .

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 8 januari 2014 . De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Yves De Cordt en Sébastien Van Drooghenbroeck, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Vagman, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 januari 2014.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. Verscheidene bepalingen van het ontwerpbesluit nemen de inhoud over van regels die al zijn opgenomen in de wet van 24 juin 2013 `betreffende de gemeentelijke administratieve sancties' (hierna de wet van 24 juin 2013) of brengen deze in herinnering. Dat geldt voor de hiernavolgende bepalingen: 1° artikel 1, derde streepje, in fine, dat een onverenigbaarheid in herinnering brengt waarin is voorzien bij artikel 6, § 3, van de wet van 24 juin 2013;2° artikel 2, § 1, dat een regel in herinnering brengt die is vastgelegd in artikel 8 van de wet;3° artikel 3, § 1, dat een voorwaarde in herinnering brengt die is vastgelegd in de artikelen 12, § 1, en 18, § 1, van de wet;4° artikel 3, § 2, dat een regel in herinnering brengt die is vastgelegd in artikel 18, § 2, van de wet;5° artikel 3, § 3, dat de voorwaarden in herinnering brengt die al zijn vastgelegd in artikel 12, § 1, 2° en 3° van de wet;6° artikel 8, dat een bepaling in herinnering brengt die al is vastgelegd in artikel 18, § 3, van de wet; Het aanhalen of parafraseren van wettelijke bepalingen in een tekst van reglementaire aard is niet toelaatbaar.

Een dergelijke werkwijze kan immers verwarring doen ontstaan omtrent het ware rechtskarakter van de betrokken regels. Wanneer bovendien de tekst van de reglementaire bepalingen verschilt van die van de wettelijke bepalingen, kan hij de strekking van die laatste bepalingen wijzigen en die bepalingen bijgevolg schenden.

De hiervoor opgesomde bepalingen dienen derhalve te worden geschrapt uit het ontwerp. 2. Artikel 8 van de wet van 24 juin 2013 is gesteld als volgt: « Art.8. De lokale bemiddeling wordt gevoerd door een bemiddelaar die beantwoordt aan de minimale voorwaarden die door de Koning worden bepaald, hierna genoemd de bemiddelaar, of door een gespecialiseerde en door de gemeente erkende bemiddelingsdienst, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels ».

Gelet op die bepaling geeft de ontwerptekst aanleiding tot de volgende opmerkingen. 2.1. Het verschil dat in de wettekst wordt gemaakt tussen de begrippen « bemiddelaar » en « bemiddelingsdienst » houdt in dat de bemiddelaar noodzakelijkerwijs een natuurlijk persoon zal zijn die beantwoordt aan « de minimale voorwaarden die door de Koning worden bepaald », en dat de « bemiddelingsdienst » noodzakelijkerwijs een « gespecialiseerde » instantie - of een gespecialiseerd orgaan - zal zijn die door de gemeente is erkend « overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels ».

Daaruit volgt dat artikel 1, vijfde streepje, van de ontwerptekst niet mag bepalen dat de « bemiddelingsdienst » een gemeentelijke dienst kan zijn.

De ontwerptekst dient dienovereenkomstig te worden herzien. 2.2. Artikel 8 van de wet belast inzonderheid de Koning met het bepalen van de « voorwaarden en [de] nadere regels » op basis waarvan een gespecialiseerde bemiddelingsdienst zal worden erkend door een gemeente.

Hoewel krachtens artikel 2, § 4, van het ontwerp ervan uitgegaan kan worden dat in het ontwerpbesluit bepaalde voorwaarden voor de erkenning van de gespecialiseerde bemiddelingsdiensten worden vastgelegd, kan men niet om de vaststelling heen dat in die ontwerptekst de « nadere regels » voor die erkenning niet worden bepaald. Gelet op de bewoordingen waarin de artikelen 5, 6 en 7 van het ontwerp zijn gesteld, zijn die artikelen bovendien, a priori, enkel bedoeld om toepassing te vinden op de bemiddelaars die natuurlijke personen zijn, en niet op de « bemiddelingsdiensten ». De Raad van State heeft bijgevolg vragen bij de voorwaarden die in de ontwerptekst zouden worden vastgelegd met het oog op het waarborgen van de bekwaamheid en van de « gespecialiseerde » aard van die dienst.

De ontwerptekst dient te worden herzien en aangevuld zodanig dat hij op duidelijke, coherente en volledige wijze het geheel van bepalingen omvat die de nadere regels en de voorwaarden vaststellen voor de erkenning van de « gespecialiseerde bemiddelingsdiensten ». 2.3. Artikel 8 van de wet machtigt de Koning enkel tot het bepalen van de « minimale voorwaarden » waaraan de « bemiddelaar » dient te beantwoorden, en van de « voorwaarden en [de] nadere regels » voor de erkenning van de bemiddelingsdienst door « de » gemeente.

Gelet op dat artikel 8, mag in artikel 2, § 2, van het ontwerpbesluit het gebruikmaken van de diensten van eenzelfde lokale bemiddelaar of van eenzelfde lokale bemiddelingsdienst niet afhankelijk gesteld worden van het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten.

Paragraaf 3 van hetzelfde artikel geeft aanleiding tot een soortgelijke opmerking.

Om dezelfde redenen mag in artikel 1, vijfde streepje, en in artikel 6, vierde streepje, geen gewag worden gemaakt van een erkenning door de « bovenlokale autoriteiten ».

Het ontwerpbesluit dient te worden herzien in het licht van die opmerking.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Het tweede lid dient gesteld te worden als volgt: « Gelet op de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, artikel 8;». 2. Het derde lid dient geschrapt te worden. Dispositief Artikel 5 1. Gelet op de omvang van de « gegevens betreffende beslissingen genomen in strafzaken of ter bescherming van de maatschappij » die, krachtens artikel 589, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering worden geregistreerd en bewaard in het centraal strafregister, luidens dezelfde bepaling « strafregister » genaamd, gelet op de doelstelling van dat register zoals bepaald bij het tweede lid van het voornoemde artikel 586, en gelet op het feit dat in ieder geval het recht op toegang tot het strafregister beperkt wordt bij de artikelen 593 en 594 van het voornoemde Wetboek, dient in de bepaling onder 1° van het ontwerpbesluit te worden verwezen naar het uittreksel uit het strafregister, dat wordt geregeld bij de artikelen 595 en 596 van hetzelfde Wetboek.Uit artikel 596, eerste lid, van het Wetboek volgt immers dat een overheid, in de gevallen zoals bedoeld in de voorliggende bepaling, via dat document toegang kan hebben tot limitatief vermelde gegevens van het strafregister. 2. Gelet meer bepaald op het gelijkheidsbeginsel is het voor de Raad van State niet duidelijk waarom alleen rekening wordt gehouden met de in België uitgereikte diploma's en getuigschriften en niet met de gelijkwaardige of als dusdanig erkende diploma's die behaald zijn in het buitenland, met name in een andere lidstaat van de Europese Unie of van de EER. Artikel 5, 2°, dient dienovereenkomstig herzien te worden. 3. Het ontwerpbesluit dient de voornaamste nadere regels en de minimale inhoud te bepalen van de opleiding bedoeld in artikel 5, 3°.4. De steller van het ontwerp dient te verantwoorden waarom een « voltijdse » tewerkstelling vereist is om de beroepsbekwaamheid van een bemiddelaar vast te stellen. Artikel 9 De vermelding « algemene principes bepaald in het artikel 3ter van de Voorafgaande titels van het Wetboek des strafvorderingen van 17 april 1878 » in de inleidende zin van artikel 9 hoort niet thuis in het dispositief en zou opgenomen moeten worden in het verslag aan de Koning.

Artikel 10 Deze bepaling, die het besluit met terugwerkende kracht in werking doet treden, lijkt geen nut te hebben en mag dus geschrapt worden.

Wetgevingstechnische slotopmerking Wanneer de onderverdeling van een artikel bestaat uit paragrafen met elk slechts een enkel lid, dan is de opdeling van het betrokken artikel in paragrafen nutteloos.

De artikelen 2, 3 en 4 mogen bijgevolg niet opgesplitst worden in paragrafen.

De griffier, Anne-Catherine Van Geersdaele De voorzitter, Yves Kreins

28 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de Wet betreffende de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, artikel 8;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 28 november 2013;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 29 oktober 2013;

Gelet op advies 54.756/2 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voorziet dat de Koning de minimale voorwaarden en modaliteiten voor de uitoefening van de lokale bemiddeling zal vastleggen;

Dientengevolge overwegende dat de opdrachten en de evaluatie van de lokale bemiddeling ook bepaald moeten worden;

Op de voordracht van Onze Minister belast met Grote Steden en van onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : - de Wet: de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties; - GAS: de gemeentelijke administratieve sancties zoals bepaald door de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties; - de sanctionerend ambtenaar: de persoon die de inbreuken vaststelt zoals bepaald in artikel 6 van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties; - de lokale bemiddelaar: de statutaire of contractuele beambte aangewezen door de gemeente die, in opdracht van de sanctionerend ambtenaar de verschillende stappen van de bemiddelingsprocedure inzake GAS uitvoert. De bemiddelaar kan de lokale autoriteit raad geven rond de uitwerking van een lokaal beleid ter preventie van overlast; - de bemiddelingsdienst: de vereniging zonder winstoogmerk gespecialiseerd inzake GAS-bemiddeling, erkend door de lokale autoriteiten die met de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten die de begeleiding van de lokale bemiddeling beoogt; - het slachtoffer: de natuurlijke of rechtspersoon waarvan de belangen als geschaad werden beschouwd door de sanctionerend ambtenaar.

Art. 2.De gemeenten kunnen samen genieten van de diensten van eenzelfde lokale bemiddelaar, die door een ervan wordt tewerkgesteld.

Om de uitvoering van de bemiddeling in het kader van de GAS te vergemakkelijken, sluit de dienst Grootstedenbeleid van de POD Maatschappelijke Integratie overeenkomsten af met gemeenten die een lokale bemiddelaar tewerkstellen waarvan de diensten ook andere gemeenten krachtens lid 1 ten goede komen.

Art. 3.Om erkend te worden door een gemeente en de lokale bemiddeling uit te voeren, moet de bemiddelingsdienst de volgende voorwaarden naleven: - zich richten naar de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen; - de lokale bemiddeling in zijn sociale doelstelling opnemen; - in haar midden of in het midden van haar organen niet de sanctionerend ambtenaar omvatten van een van de gemeenten waarbij ze een erkenning vraagt; - in haar midden de werknemers omvatten die beantwoorden aan de criteria bepaald in art. 6, 7 en 9 van dit besluit en de uitvoering van de lokale bemiddeling aan deze werknemers toevertrouwen; - een gedetailleerde raming hebben opgemaakt van de kost die de uitvoering van de lokale bemiddeling voor de gemeente met zich meebrengt en van de middelen die hiervoor tot haar beschikking staan; - zich ertoe verbinden de gemeente jaarlijks, ten laatste tegen de verjaardag van de erkenning, een activiteitenverslag te bezorgen dat ten minste het volgende beschrijft: het aantal behandelde dossiers in de betrokken gemeente, het detail van deze behandeling, de moeilijkheden in de behandeling van deze dossiers, suggesties voor verbeteringen rond de dossiers en rond de betrekkingen met de gemeente en de lokale diensten belast met de preventie en de veiligheid, voorstellen rond de strijd tegen overlast en de informatie van de burgers hierrond.

De vraag tot erkenning wordt per brief door de voorzitter van de bemiddelingsdienst geadresseerd aan het College van Burgemeester en Schepenen van de betrokken gemeente. In bijlage van deze vraag moeten de bewijzen zijn opgenomen van de naleving van de voornoemde voorwaarden voor de erkenning.

Na onderzoek van de naleving van de in lid 1 uitgevaardigde erkenningsvoorwaarden door de gemeentelijke diensten, kan de gemeente de bemiddelingsdienst een erkenning toekennen om haar de uitvoering van de lokale bemiddeling op haar grondgebied toe te vertrouwen.

Deze erkenning wordt schriftelijk aan de bemiddelingsdienst geadresseerd.

De erkenning geldt voor een maximale duur van vijf jaar en kan na een nieuwe aanvraag vernieuwd worden.

De gemeente kan de erkenning intrekken indien zou blijken dat de erkenningsvoorwaarden niet meer aanwezig zijn of dat de bemiddelingsdienst niet langer over de nodige materiële, menselijke en financiële middelen beschikt voor de uitoefening van de lokale bemiddeling. Deze beslissing tot intrekking wordt schriftelijk aan de bemiddelingsdienst meegedeeld.

Een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de bemiddelingsdienst kan een vergoeding voorzien voor de prestaties van de bemiddelingsdiensten evenals voor de betaalwijze hiervan.

Art. 4.In het geval van een facultatieve bemiddeling voorzien in artikel 12, § 1, 2° en 3° van de wet of van een verplichte bemiddeling voorzien in artikel 18, § 2 van de wet, indien de overtreder het bemiddelingsaanbod weigert, informeert de sanctionerend ambtenaar hier de bemiddelaar over, zodat deze weigering kan worden genoteerd.

Art. 5.Bij afsluiting van een bemiddeling in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties maakt de bemiddelaar of de bemiddelingsdienst een kort evaluatieverslag op voor de sanctionerend ambtenaar;

Dit evaluatieverslag verduidelijkt of de bemiddeling: 1° werd geweigerd 2° heeft gefaald 3° tot een akkoord heeft geleid Indien het aanbod wordt geweigerd of de bemiddeling faalt, kan het evaluatieverslag vermelden dat een gemeenschapsdienst echter gepast zou zijn en deze beschrijven; Indien er een akkoord werd bereikt, verduidelijkt het verslag het type akkoord dat bereikt werd en vermeldt het de al of niet uitvoering ervan;

Een geslaagde bemiddeling is gelijk aan een bemiddeling die tot een uitgevoerd akkoord heeft geleid, of tot een akkoord waarvan de niet-uitvoering niet toe te schrijven is aan de overtreder;

De sanctionerend ambtenaar wordt door het evaluatieverslag gehouden aan de vaststelling van de weigering van het aanbod, het falen of het slagen van de bemiddeling.

Art. 6.De bemiddelaar moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° geen enkele veroordeling hebben opgelopen, zelfs met uitstel, tot een correctionele of strafrechtelijke straf, bestaande uit een boete, een werkstraf of een gevangenisstraf, met uitzondering van veroordelingen voor inbreuken op de reglementering betreffende de politie over het wegverkeer andere dan die bestaande uit het verval van het recht tot sturen van een gemotoriseerd voertuig uitgesproken op andere gronden van het fysieke onvermogen;2° houder zijn van een diploma van licentiaat/master, arts, doctor, apotheker, geaggregeerde van het onderwijs, ingenieur, industrieel ingenieur, architect, meester (basisopleiding van de tweede cyclus), erkend en uitgereikt door de Belgische universiteiten en de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, voor zover de studies ten minste vier jaar hebben omvat, of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissies, ofwel getuigschrift uitgereikt aan de laureaten van de Koninklijke Militaire School en die gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat/master;of van gelijkwaardige diploma's en certificaten die als zodanig zijn erkend en die in het buitenland werden behaald, met name in een andere Lidstaat van de Europese Unie of de EER; 3° bovendien, ten laatste twee jaar na de indiensttreding een opleiding volgen van minimum 20 uur.De opleiding kan georganiseerd worden door de POD Maatschappelijke Integratie of gegeven worden door de provinciale of gewestelijke bestuursscholen, of door een opleidingsinstelling die erkend is door de Federale Bemiddelingscommissie. De opleiding zal vier modules omvatten: a) de algemene beginselen van het strafrecht b) de beginselen en de praktijk van de bemiddeling c) de wetgeving met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties, met bijzondere aandacht voor de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bemiddelaar, evenals voor de rechten en plichten van de burgers op openbare plaatsen.d) conflictbeheersing, met inbegrip van positief conflictbeheer met minderjarigen. De lokale bemiddelaars die voor 1 januari 2014 in dienst zijn, kunnen hun functie blijven uitoefenen. Ze moeten echter binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van de wet de hierboven voorziene opleiding volgen. Ze worden bovendien vrijgesteld van de module bedoeld in artikel 6, 3°, b). 4° indien hij niet beantwoordt aan het criterium betreffende het diploma geformuleerd in het artikel 6 2° : beschikken over een relevante professionele ervaring gelijkwaardig aan drie voltijdse jaren als bemiddelaar.

Art. 7.In het kader van zijn functie, voert de bemiddelaar de volgende taken uit: - de opstelling en de opvolging van alle stappen van de bemiddelingsprocedures, in opdracht van de sanctionerend ambtenaar; - de eventuele keuze en de bepaling van de modaliteiten van de gemeenschapsdienst uitgevoerd door de minderjarigen, in geval van weigering of falen van de bemiddeling; - deelnemen als bemiddelaar aan het lokale beleid rond overlastpreventie; - het opstellen van activiteitenverslagen op eigen initiatief of op vraag van de gemeentelijke autoriteiten. Deze verslagen, goedgekeurd door de gemeentelijke autoriteiten, zullen doorgegeven worden aan de Dienst Grootstedenbeleid van de POD Maatschappelijke Integratie; - de opvolging van acties, initiatieven en reglementeringen die een impact hebben op het preventie- en veiligheidsbeleid van de lokale en bovenlokale overheden.

Art. 8.De bemiddelaar voert op strikt onafhankelijke wijze van de sanctionerend ambtenaar alle taken uit die de functie van bemiddelaar eigen zijn.

De bemiddelaar bevindt zich niet onder leiding van de sanctionerend ambtenaar en wordt niet door de sanctionerend ambtenaar geëvalueerd.

Art. 9.De uitvoering van de bemiddeling is geïnspireerd op de volgende principes: - Vrije toestemming: voor de meerderjarigen berust de keuze om gevolg te geven aan het voorstel van bemiddeling volledig bij de partijen zelf. De betrokken partijen kunnen, in elke fase van de bemiddelingsprocedure beslissen om hier een einde aan te stellen; - Vertrouwelijkheid: de bemiddelaar moet op gepaste wijze en in overleg met de partijen gebruik maken van de informatie die tijdens een bemiddeling tevoorschijn komen; - Transparantie: de mogelijkheden en de beperkingen van de bemiddelingsprocedure worden aan de partijen in hun juridische context aangegeven. De rol van de bemiddelaar wordt aan de betrokken partijen verduidelijkt; - Neutraliteit en onafhankelijkheid: de bemiddelaar waakt bij de bemiddeling over het evenwicht tussen de partijen en houdt rekening met hun uiteenzettingen.

Om de uitvoering van deze principes te vergemakkelijken, zal de gemeente de bemiddelaar een aangepast lokaal ter beschikking stellen waarin hij zijn bemiddelingsgesprekken in optimale omstandigheden kan houden.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.De minister bevoegd voor Grootstedenbeleid en de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 januari 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister belast met Grote Steden, J.-P. LABILLE

^