Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 september 2004
gepubliceerd op 03 november 2004

Koninklijk besluit houdende organisatie van het administratief en financieel beheer van de Regie van de gevangenisarbeid als staatsdienst met afzonderlijk beheer

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2004009726
pub.
03/11/2004
prom.
28/09/2004
ELI
eli/besluit/2004/09/28/2004009726/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende organisatie van het administratief en financieel beheer van de Regie van de gevangenisarbeid als staatsdienst met afzonderlijk beheer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de programmawet van 30 december 2001, inzonderheid op de artikelen 141 tot 143;

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikelen 6 en 10;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau, inzonderheid op artikel 2;

Overwegende dat de organieke voorschriften dienen te worden vastgesteld voor het administratief en financieel beheer van de Regie van de gevangenisarbeid die, bij voornoemde programmawet van 30 december 2001, als Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht werd;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juli 2001, 17 december 2001, 30 oktober 2002 en 28 november 2002;

Gelet de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 maart 2003;

Gelet de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 16 mei 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat de Regie van de gevangenisarbeid en de zelfstandige landbouwexploitaties momenteel zonder correcte wettelijke basis functioneren wat betreft hun statuut;

Overwegende dat in de bovengenoemde programmawet van 30 december 2001, de wetgever, na de dringende noodzaak te hebben onderstreept om deze wettelijke leemte op te vullen, bepalingen heeft voorzien die hieraan tegemoet komen waar aan de Koning wordt opgedragen hun inwerkingtreding vast te stellen.

Overwegende dat het wenselijk is dat deze corrigerende wettelijke bepalingen zo spoedig mogelijk in werking treden;

Overwegende dat de bovengenoemde wettelijke bepalingen de actuele Regie van gevangenisarbeid en de zelfstandige landbouw exploitaties in één dienst onderbrengen, opgericht in een staatsdienst met afzonderlijk beheer;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt een staatsdienst met afzonderlijk beheer onderworpen aan bepalingen die door de Koning moeten vastgesteld worden; dat het wenselijk is om deze bepalingen zonder verwijl op te nemen teneinde de Regie van gevangenisarbeid toe te laten snel en volledig operationeel te worden in haar nieuwe statuut.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder : - "Regie" : de Regie van de gevangenisarbeid; - "minister" : de Minister van Justitie; - "Directoraat-generaal" : het Directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen; - "leidend ambtenaar" : het hoofd van de Regie van de gevangenisarbeid. HOOFDSTUK II.- Het beheer Afdeling 1. - Algemeen principe

Art. 2.Het beheer van de Regie wordt opgedragen aan een beheerscommissie en aan een leidend ambtenaar. Afdeling 2. - De beheerscommissie

Art. 3.De beheerscommissie is samengesteld als volgt : a) met beslissende stem, 1° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal die de commissie voorzit;2° twee personeelsleden van het Directoraat-generaal, aangewezen door de directeur-generaal;3° twee personeelsleden van het Directoraat-generaal, aangewezen door de minister;b) met raadgevende stem, de leidend ambtenaar. Het mandaat van de in 3° genoemde leden wordt verleend voor een termijn van vier jaar en is hernieuwbaar; hij die aangesteld wordt om een lid gedurende de uitoefening van het mandaat te vervangen, voleindigt het onderbroken mandaat.

Het mandaat van de in 3° genoemde leden neemt een einde wanneer zij op pensioen worden gesteld.

Art. 4.De voorzitter duidt een secretaris aan onder de personeelsleden van het Directoraat-generaal.

De secretaris is niet stemgerechtigd.

Art. 5.Op verzoek van één van de leden van de beheerscommissie kan de voorzitter andere personen uitnodigen om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de beheerscommissie, teneinde advies uit te brengen omtrent een punt van de dagorde.

Zij hebben geen stemrecht.

De Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Federale Overheidsdienst Justitie, mag iedere beheerscommissie-vergadering bijwonen. Hij heeft een raadgevende stem.

Art. 6.De beheerscommissie bepaalt het huishoudelijk reglement dat wordt onderworpen aan de goedkeuring van de minister.

Art. 7.De leden van de beheerscommissie nemen hun ambt gratis waar.

Art. 8.De beheerscommissie is belast met : 1° het vastleggen van het kaderprogramma van de activiteiten van de Regie;2° het jaarlijks opmaken van het begrotingsontwerp van de Regie;3° het opstellen van het jaarlijks investeringsprogramma;4° het in dienst nemen binnen de perken van de beschikbare geldmiddelen en losstaand van het personeel ten laste van de algemene uitgavenbegroting, van het vereiste contractuele personeel voor de uitvoering van specifieke taken van de Regie;5° het goedkeuren van de staten van ontvangsten en uitgaven en de vermogensrekeningen van het afgelopen dienstjaar;6° het goedkeuren van de balans, van het resultatenrekening en van het rekening van uitvoering van de begroting;7° het goedkeuren van het jaarlijks activiteitenverslag. Afdeling 3. - De leidend ambtenaar

Art. 9.De door de minister aangewezen leidend ambtenaar is belast met het dagelijks beheer. Dit houdt met name in : 1° het voorbereiden van de vergaderingen en het uitvoeren van de beslissingen van de beheerscommissie;2° het vaststellen van de rechten ten bate van de Regie;3° het verslag uitbrengen omtrent de activiteiten van het in artikel 8, 1°, bedoelde kaderprogramma;4° het verrichten van iedere uitgave ten laste van de begroting van de Regie voor zover die past in het in artikel 8, 1°, bedoelde kaderprogramma;5° het verrichten van iedere niet in 4° bedoelde uitgave ten laste van de begroting van de Regie voorzover die vooraf toegestaan werd, naargelang het geval, door de minister of door de beheerscommissie. De minister bepaalt de voorwaarden waaraan men moet voldoen om aangewezen te worden in de hoedanigheid van leidend ambtenaar.

Art. 10.De beheerscommissie kan de in artikel 8, 4°, bedoelde taken overdragen aan de leidend ambtenaar.

Art. 11.Na instemming van de beheerscommissie kan de leidend ambtenaar, onder zijn verantwoordelijkheid, bepaalde taken bedoeld in artikel 9, overdragen. Afdeling 4. - De rekenplichtigen

Art. 12.Op voorstel van de leidend ambtenaar stelt de minister in elke strafinrichting waar de Regie activiteiten heeft, alsook in het Centraal Bestuur rekenplichtigen aan die belast zijn met de verrichtingen inzake ontvangsten en uitgaven.

De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtigen zijn belast met : 1° het registreren van de vastgestelde rechten en het verrichten van de betalingen;2° de behandeling en de bewaring van de gelden en waarden;3° het opstellen en bewaren van de bescheiden met betrekking tot de begrotingen en rekeningen, alsmede van ieder bewijsstuk;4° het bijhouden van de boekhouding en de inventaris van het vermogen. Bij hun ambtsneerlegging maken de rekenplichtigen dezelfde comptabiliteit-bescheiden op zoals die in artikel 25 vermeld worden. Afdeling 5. - Diverse bepalingen

Art. 13.De minister kan, met goedvinden van de Minister van Financiën, leningen aangaan voor de eigen behoeften van de Regie.

Art. 14.De Regie mag contracten en overeenkomsten sluiten of aanbestedingen aangaan die een uitvoeringstermijn van meer dan twaalf maanden vergen. HOOFDSTUK III. - Begroting

Art. 15.De begroting bevat de uitgaven en de ontvangsten.

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art. 16.De ontvangsten van de Regie bestaan uit : 1° de opbrengst van haar activiteiten;2° dotaties of fondsen die ter haar beschikking gesteld worden voor de realisatie van programma's;3° verschillende of toevallige inkomsten. Deze inkomsten kunnen zonder onderscheid aangewend worden om alle uitgaven te dekken.

Art. 17.De begroting wordt onderverdeeld als volgt : 1. Ontvangsten 1.1. Saldo op 1 januari 1.2. Dotaties of fondsen 1.3. Functionele en exploitatie-ontvangsten 1.4. Voorschotten van de Schatkist 1.5. Ontvangsten voor orde 2. Uitgaven 2.1. Bezoldigingen 2.2. Exploitatiekosten 2.3. Investeringen 2.4. Stortingen aan de Schatkist 2.5. Uitgaven van orde 3. Saldo op 31 december. De uitgaven mogen de beschikbare geldmiddelen niet overschrijden. De limitatieve kredieten mogen niet overgeschreden worden.

De bij het verstrijken van het begrotingsjaar beschikbare geldmiddelen mogen vanaf het begin van het volgend jaar gebruikt worden.

Art. 18.De ontvangsten wegens levering van goederen of diensten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de levering geschiedt.

De andere ontvangsten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de rechten ten gunste van de Staat zijn vastgesteld.

Art. 19.De uitgaven wegens levering van goederen of diensten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de levering geschiedt.

De andere uitgaven worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de verbintenissen ten laste van de Staat zijn vastgesteld.

Art. 20.De begroting mag niet-limitatieve kredieten bevatten. Deze worden als zodanig in de tekst van het krediet vermeld.

Art. 21.Het begrotingsontwerp wordt door de minister overgemaakt aan de minister die de Begroting in zijn bevoegheid heeft, tegelijk met het ontwerp van algemene uitgavenbegroting van de Federale Overheidsdienst Justitie.

Art. 22.Het begrotingsontwerp van de Regie wordt toegevoegd aan het ontwerp van algemene uitgavenbegroting. De begroting van de Regie is goedgekeurd zodra de wet houdende de algemene uitgavenbegroting is afgekondigd. Als die goedkeuring vóór de aanvang van het begrotingsjaar niet is geschied, mogen dezelfde verrichtingen als die die in de vorige begroting zijn toegestaan, uitgevoerd worden vanaf 1 januari. HOOFDSTUK IV. - Boekhouding en aflegging van de rekeningen

Art. 23.De verrichtingen van de Regie worden samengebracht in een dubbele boekhouding, van het commerciële type, ingericht door de minister.

Art. 24.Volgende reserves worden aangelegd : 1° wettelijke reserves met een afhouding van 5 % op de nettowinst totdat deze 10 % van het kapitaal bedraagt;2° beschikbare reserves met een afhouding op de nettowinst berekend op grond van de aanschaffingswaarde van de kapitaalgoederen.De minister bepaalt de berekeningsmodaliteiten hieromtrent.

Art. 25.Op het einde van ieder jaar worden een balans, een resultaatrekening en een rekening van uitvoering van de begroting opgesteld.

Ze worden vervolgens door de beheerscommissie overgemaakt aan de minister, die ze vóór 1 juli zal overmaken aan de Minister van Financiën en aan het Rekenhof.

De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 26.De winst van de Regie wordt aan de Schatkist gestort na de afhoudingen die dienen om de in artikel 24 bedoelde reserves te voorzien.

Art. 27.Wanneer de beschikbare middelen van de Regie tijdelijk ontoereikend zijn, kan de minister van Financiën voorschotten verlenen, voor een termijn van hoogstens een jaar, ten laste van de algemene thesauriemiddelen, om de dringende uitgaven te dekken waarin haar begroting voorziet.

Art. 28.De beschikbare gelden van de Regie worden geplaatst op een rekening die op haar naam bij een financiële instelling wordt geopend. HOOFDSTUK V. - Respectievelijke lasten van de Regie en het Directoraat-generaal

Art. 29.De Regie betaalt de arbeidslonen van de gedetineerden.

Het Directoraat-generaal betaalt aan de Regie : 1° de arbeidslonen van de gedetineerden 2° de werken, leveringen en diensten die verbonden zijn aan het onderhoud en de werking van de infrastructuren van de strafinrichtingen terug. De bedragen van de arbeidslonen worden vastgesteld door de minister.

Art. 30.De Regie neemt de exploitatie van de werkplaatsen op zich.

Art. 31.Het bij de Regie aangewezen personeel is ten laste van de algemene uitgavenbegroting.

Het in artikel 8, 4°, bedoelde personeel is ten laste van de begroting van de Regie.

Art. 32.De minister bepaalt het door de Regie te dragen aandeel in de kosten die de Regie en het Directoraat-generaal gemeenschappelijk ten laste hebben.

Art. 33.Indien de invordering van de facturen, ten laste van de Rijksbegrotingen niet kon geschieden binnen drie maanden na hun inlevering, kan de Regie haar betalingen aan de Schatkist schorsen ten belope van een som gelijk aan hun bedrag, doch slechts tot de datum van de invordering. De Minister van Financiën moet zeker van dit uitstel verwittigd worden.

Art. 34.De Regie is vrijgesteld van alle belastingen of taksen ten voordele van de provinciën en de gemeenten. HOOFDSTUK VI. - Controle

Art. 35.De minister richt de controle op de comptabiliteit van de Regie in.

Art. 36.Het Rekenhof kan de comptabiliteit ter plaatse controleren en mag te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen opvragen betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.

Elk origineel stuk wordt ter plaatse bewaard.

De uitgaven van de Regie worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof.

Art. 37.De Regie wordt onderworpen aan de administratieve en begrotingscontrole zoals voorzien in het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole. HOOFDSTUK VII. - Overheidsopdrachten

Art. 38.§ 1. Voor zover het voorwerp van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten vooraf goedgekeurd werd door de minister, is de beheerscommissie gemachtigd de wijze te bepalen waarop de opdracht gegund wordt, het bijzonder bestek of de als zodanig geldende bescheiden vast te stellen, de procedure in te zetten en de opdracht te gunnen voor de behoeften van de Regie, op voorwaarde dat het geschatte bedrag van de opdracht, zonder belasting op de toegevoegde waarde, minder bedraagt dan : - 500.000 EUR voor een opdracht die volgens de procedure van de openbare aanbesteding of een algemene offerteaanvraag gegund wordt; - 250.000 EUR voor een opdracht die volgens de procedure van de beperkte aanbesteding of van de beperkte offerteaanvraag gegund wordt; - 125.000 EUR voor een onderhandelingsprocedure met of zonder publiciteit in de gevallen bedoeld in de artikel 17, § 2, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. § 2. Na het gunnen van een in § 1 bedoelde opdracht waarvan het bedrag, zonder belasting op de toegevoegde waarde, 125.000 EUR overschrijdt, kan van de bepalingen en voorwaarden van de opdracht niet worden afgeweken en kunnen de boeten niet worden kwijtgescholden, dan bij een met redenen omklede beslissing van de minister.

Art. 39.§ 1. Voorzover het voorwerp van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten past in het kaderprogramma zoals bedoeld in artikel 8, 1°, is de leidend ambtenaar gemachtigd de wijze te bepalen waarop de opdracht gegund wordt, het bijzonder bestek of de als zodanig geldende bescheiden vast te stellen, de procedure in te zetten en de opdracht te gunnen voor de behoeften van de Regie, op voorwaarde dat het geschatte bedrag van de opdracht, zonder belasting op de toegevoegde waarde, minder bedraagt dan : - 250.000 EUR voor een opdracht die volgens de procedure van de openbare aanbesteding of van de algemene offerteaanvraag gegund wordt; - 125.000 EUR voor een opdracht die volgens de procedure van de beperkte aanbesteding of van de beperkte offerteaanvraag gegund wordt; - 62.500 EUR voor een onderhandelingsprocedure met of zonder publiciteit in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, § 2, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. § 2. Na het gunnen van een in § 1 bedoelde opdracht waarvan het bedrag, zonder belasting op de toegevoegde waarde, 62.500 EUR overschrijdt, kan van de bepalingen en voorwaarden van de opdracht niet worden afgeweken en kunnen de boeten niet worden kwijtgescholden, dan bij een met redenen omklede beslissing van de minister. § 3. Indien het voorwerp van een overheidsopdracht niet past in het kader van het in artikel 8, 1°, bedoelde kaderprogramma, is de voorafgaande goedkeuring door de beheerscommissie vereist.

Art. 40.Voor de uitvoering van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen en diensten staat de leidend ambtenaar in. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 41.De Regie maakt een voorlopige openingsbalans op op 1 januari 2003. Deze voorlopige openingsbalans bestaat uit de fusie op 31 december 2002 van de voorlopige afsluitingsbalansen van de Regie en van de landbouwexploitaties. Zodra de voorlopige afsluitingsbalansen op 31 december 2002 definitief zijn opgemaakt, goedgekeurd door de Minister van Financiën en gefusioneerd, worden zij de definitieve openingsbalans van de Regie op 1 januari 2003.

Art. 42.Het koninklijk besluit van 3 november 1931 genoemd "Regie van den gevangenisarbeid - Organiek koninklijk besluit" wordt opgeheven.

Art. 43.De artikelen 141 tot 143 van de programmawet van 30 december 2001 treden in werking de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 44.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 45.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^