Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 september 2008
gepubliceerd op 03 oktober 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2008003402
pub.
03/10/2008
prom.
28/09/2008
ELI
eli/besluit/2008/09/28/2008003402/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft inzonderheid tot doel de regels te bepalen volgens welke beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken, alsook te bepalen welke boekhoudkundige gegevens in België gevestigde bijkantoren van beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht openbaar moeten maken. Het besluit breidt daartoe het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen uit tot de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, brengt aan dit koninklijk besluit een aantal andere wijzigingen aan, en breidt het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken uit tot de bijkantoren van beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.

Artikel 2, lid 1, van de richtlijn 86/635/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen bepaalt dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om deze richtlijn toe te passen op andere financiële instellingen dan kredietinstellingen, waardoor deze andere financiële instellingen niet worden onderworpen aan de bepalingen van het gemeen boekhoudrecht' ingevoerd door de vierde richtlijn 78/660/EEG van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen. De Belgische wetgever heeft voor de beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, welke ondernemingen en vennootschappen als financiële instellingen moeten worden aangemerkt, van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt.

Wat de beleggingsondernemingen betreft, bepaalt artikel 15 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen dat de artikelen 5 en de artikelen 10, 11 en 12 tot 14, alsook de besluiten genomen ter uitvoering van artikel 4, zesde lid, en artikel 9, § 2, van de wet, niet van toepassing zijn op de beleggingsondernemingen. Artikel 92, § 3, van de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen bepaalt dat de door de Koning op grond van § 1 van dat artikel bepaalde waarderings- en boekingsregels niet gelden voor beleggingsondernemingen. Artikel 91, derde lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen stelt dat de Koning, na advies van de CBFA, de regels bepaalt volgens welke alle beleggingsondernemingen of bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken.

Wat de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging betreft, bepaalt artikel 185, derde lid, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles dat de Koning, na advies van de CBFA, de regels bepaalt volgens welke alle beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken. Hij kan daartoe de ter uitvoering van de wet van 17 juli 1975 genomen regels, alsook, onder de voorwaarden van de artikelen 122, eerste lid, en 123 van het Wetboek van vennootschappen, de ter uitvoering van de artikelen 92 en 117 van het Wetboek van vennootschappen genomen regels, aanpassen en vervolledigen.

Tot op heden zijn geen besluiten genomen tot uitvoering van deze wettelijke bepalingen, waardoor de betrokken instellingen in een juridisch vacuüm verkeren dat zo vlug mogelijk verholpen dient te worden. Het besluit dat ter ondertekening wordt voorgelegd, wordt genomen in uitvoering van hogergenoemde wettelijke bepalingen en voert voor deze instellingen een specifiek jaarrekeningrecht in.

Kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zijn alle bedrijvig in de financiële sector. Bedrijfseconomisch is de aard van hun bedrijvigheid nauw verwant. De voortschrijdende integratie en consolidatie van de financiële sector hebben er toe geleid dat deze instellingen steeds meer vergelijkbare en zelfs identieke producten en diensten aanbieden (als voorbeeld kan verwezen worden naar beleggingsdiensten). Bovendien zijn deze instellingen in toenemende mate bedrijvig binnen eenzelfde financiële groep. De toepassing van dezelfde of equivalente boekings- en waarderingsregels door de ondernemingen behorende tot eenzelfde groep, vergemakkelijkt in aanzienlijke mate de opstelling van de groepsrekeningen. Wat de geconsolideerde jaarrekeningen betreft, werd bij koninklijk besluit van 5 december 2004 en bij koninklijk besluit van 1 september 2006 het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen reeds uitgebreid tot de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.

Ook inzake prudentieel toezicht zijn kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging onderworpen aan vergelijkbare wettelijke statuten. Een efficiënt prudentieel toezicht vereist dan ook dat zij aan vergelijkbare waarderingsregels en rapporteringschema's worden onderworpen. Het onderwerpen van kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen van collectieve belegging aan dezelfde of vergelijkbare boekings-, waarderings- en bekendmakingsregels voor de jaarrekening, komt dan ook volledig tegemoet aan zowel een prudentiële als een bedrijfseconomische bekommernis.

Naast de uitbreiding van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, brengt het wijzigingsbesluit ook diverse technische wijzigingen aan. De belangrijkste wijzigingen worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

Wat de openbaar te maken boekhoudkundige gegevens betreft door in België gevestigde bijkantoren van beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, machtigen, respectievelijk, artikel 91, derde en vierde lid, van de hogergenoemde wet van 6 april 1995 (welk artikel van toepassing is verklaard door de artikelen 7 en 21 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen) en de artikelen 203 en 204 van de hogergenoemde wet van 20 juli 2004, de Koning de regels terzake vast te stellen. Tot op heden zijn geen dergelijke uitvoeringsbepalingen genomen.

De redenen die pleiten voor het onderwerpen van kredietinstellingen, beleggings-ondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan dezelfde boekings-, waarderings- en bekendmakingsregels, gelden mutatis mutandis om de in België gevestigde bijkantoren van beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht te onderwerpen aan dezelfde regels inzake de openbaar te maken boekhoudkundige gegevens als de bijkantoren van kredietinstellingen naar buitenlands recht.

Bepaalde posten van het balansschema, schema van de resultatenrekening en rubrieken van toelichting zijn zonder voorwerp voor bepaalde categorieën instellingen (zoals bijvoorbeeld de post gesegregeerde cliëntengelden' voor kredietinstellingen, en de subpost spaardeposito's' voor beleggings-ondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging).

Met toepassing van artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, zoals gewijzigd door dit besluit, zijn de betreffende instellingen alsdan gerechtigd deze posten uit de schema's weg te laten. Bovendien bepaalt het voorgelegd besluit dat de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging bepaalde vermeldingen niet moeten opnemen in de toelichting bij hun jaarrekening (zie de Bijlage bij het koninklijk besluit, hoofdstuk I, afdeling III).

Overeenkomstig artikel 44 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en artikel 185 van de wet van 20 juli 2004 werden de betrokken beroepsverenigingen geraadpleegd over de ontwerptekst. De bij artikel 91 van de hogergenoemde wet van 6 april 1995 voorgeschreven raadpleging van de effectenbeursvennootschappen is evenwel zonder voorwerp geworden. De in dat artikel bedoelde effectenbeursvennootschappen zijn immers opgeheven door de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. De beleggingsondernemingen werden geraadpleegd via hun beroepsvereniging.

Met het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State werd rekening gehouden, behalve met de tweede bemerking bij artikel 16 van het ontwerp : de wijzigingen betreffen de omschrijving van de posten en niet de posten zelf.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 van het besluit dat ter ondertekening wordt voorgelegd, wijzigt het opschrift van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen om rekening te houden met de uitbreiding van het toepassingsgebied ingevolge artikel 2 van het besluit.

Artikel 2 Artikel 2 van het besluit breidt het toepassingsgebied van hetzelfde koninklijk besluit uit tot de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, die in België werkzaam zijn. Zowel de ondernemingen naar Belgisch recht als de ondernemingen naar buitenlands recht vallen onder het toepassingsgebied.

Artikel 5 Artikel 5 van het besluit voegt in artikel 11bis, § 1, een nieuw tweede lid in dat de instellingen de mogelijkheid biedt om contantverrichtingen in uitvoering voortaan te boeken op datum van de verrichting ("transactiedatum"), in plaats van op datum van terbeschikkingstelling ("vereffeningsdatum").

Deze wijzigingsbepaling is in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen en is reeds van toepassing voor de prudentiële rapporteringsnormen op geconsolideerde basis. De Internationale Accounting Standard 39 ("Financiële instrumenten : opname en waardering") schrijft voor dat een aankoop of verkoop volgens standaardmarktconventies dient te worden opgenomen, hetzij op transactiedatum, hetzij op afwikkelingsdatum (zie IAS 39, alinea 38 en bijlage A, alinea's TL 53 t/m 56). De voorwaarden die de nieuwe bepaling van artikel 11bis, § 1, invoert om te kunnen boeken op datum van de verrichting, zijn eveneens conform de voormelde internationale boekhoudnormen : het moet gaan om verrichtingen die betrekking hebben op financiële activa en de methode dient consistent te worden toegepast op alle aankopen en verkopen die tot eenzelfde categorie van financiële activa behoren (zie inzonderheid IAS 32, alinea 11, en IAS 39, alinea 9 en bijlage A, alinea TL 53). Activa die deel uitmaken van de handelsportefeuille en activa die niet deel uitmaken van de handelsportefeuille worden daarbij beschouwd als behorend tot een verschillende categorie van financiële activa.

Artikelen 7 tot en met 10 De artikelen 7 tot en met 10 van het besluit voegen nieuwe artikelen 36ter, 36quater, 36quinquies en 36sexies in.

Deze artikelen bepalen hoe bestanddelen verworven in het kader van, respectievelijk, fusie door overneming, fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap, opsplitsing, en inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen, boekhoudkundig moeten verwerkt worden. De ingevoerde regeling is dezelfde als deze die geldt in het gemeen boekhoudrecht (artikelen 78 tot en met 81 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen). Met de invoering van deze expliciete bepalingen wordt beoogd de onzekerheid weg te werken die bestaat over de wijze waarop kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dergelijke verrichtingen boekhoudkundig moeten verwerken.

Artikel 12 Artikel 12 van het besluit wijzigt artikel 42. Het betreft geen inhoudelijke wijziging, maar een aanpassing van de verwijzingen in artikel 42 naar de gewijzigde wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Artikel 16 Artikel 16 van het besluit wijzigt de bijlage bij het hogergenoemde koninklijk besluit van 23 september 1992.

Artikel 16, 2°, vervangt het huidige balansschema door een nieuw schema.

Artikel 16, 3° en 4°, vervangt het huidige schema van de resultatenrekening door een nieuw schema.

De wijzigingen ten opzichte van het huidige schema betreffen een verdere uitsplitsing van de post IV. Ontvangen provisies. Het belang van ontvangen commissies in de resultatenrekening van de instellingen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Deze vergoedingen komen voort uit activiteiten van uiteenlopende aard, zodat een uitsplitsing van de commissies naar oorsprong de gebruiker van de jaarrekening een vollediger en juister beeld geeft van de aard en het belang van deze bedrijvigheid voor de instelling.

Artikel 16, 5°, voert in de toelichting bij de jaarrekening vooreerst in rubriek II een nieuwe subrubriek 4bis in, die voorziet in een uitsplitsing van de vorderingen naar de aard van de debiteuren van de instelling.

Artikel 16, 5°, voert in de toelichting ook een nieuwe rubriek in, Xbis. Gesegregeerde cliëntengelden. Met gesegregeerde cliëntengelden worden bedoeld, de cliëntengelden bedoeld bij artikel 77 van de wet van 6 april 1995.

Artikel 16, 5°, voert in de toelichting bij de jaarrekening verder een nieuwe rubriek in, XXX. Opgave van de posities in financiële instrumenten. In deze rubriek wordt een uitsplitsing gevraagd van de posities in financiële instrumenten op het einde van het boekjaar in "nog te ontvangen/nog te leveren", "in bewaring gegeven/ontvangen", en "in waarborg gegeven/ontvangen".

Het belang van de effectenverrichtingen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. De opname in de toelichting van specifieke informatie betreffende de effectenboekhouding van de instellingen geeft de gebruiker van de jaarrekening een vollediger en bijgevolg een juister beeld van de aard en het belang ervan voor de instelling.

Artikel 16, 9°, wijzigt de definitie van leasing en soortgelijke rechten, om deze in overeenstemming te brengen met de definitie in het gemeen boekhoudrecht (artikel 95, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, definitie van post III.D. Leasing en soortgelijke rechten). De gewijzigde definitie is conform de Europeesrechtelijke definitie van leasing.

Artikel 17 Artikel 17 van het besluit wijzigt het opschrift van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken, om rekening te houden met de uitbreiding van het toepassingsgebied ingevolge artikel 13 van het besluit.

Artikel 18 Artikel 18 van het besluit breidt het toepassingsgebied van hetzelfde koninklijk besluit uit tot de bijkantoren van beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, opgericht naar buitenlands recht.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

28 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op de artikelen 44, vierde lid, 72 en 80;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, inzonderheid op de artikelen 91, derde lid, 110 en 111;

Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op de artikelen 185, vierde lid, 203, § 1, en 204, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 22 april 2008;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 25 april 2008;

Gelet op de raadpleging van de beroepsverenigingen;

Gelet op het advies 44.641/2 van de Raad van State gegeven op 25 juni 2008 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat krachtens artikel 2, lid 1, van de richtlijn 86/635/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen, de lidstaten gerechtigd zijn ook financiële instellingen onder het toepassingsgebied te brengen van hun regelgeving houdende omzetting van de richtlijn 86/635/EEG;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen

Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ».

Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De bepalingen van dit besluit gelden voor : 1° de kredietinstellingen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 2, § 1, van de wet;2° de beleggingsondernemingen bedoeld bij artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 45 van de wet;3° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. Voor de toepassing van dit besluit worden de bijkantoren en centra van werkzaamheden in België van ondernemingen naar buitenlands recht samen als één instelling beschouwd.

De ondernemingen waarvoor het besluit geldt worden hierna « instellingen » genoemd. »

Art. 3.In de artikelen 3, 5, 7, 9, 10, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 22, 24, 25, 26, 27bis, 27ter, 28, 30, 34, 34bis, 35, 35bis, 35ter, 35quater, 36, 36bis, 39, 41, 42, 43, eerste en derde lid, 44, eerste lid en 45 van hetzelfde besluit worden de woorden « kredietinstelling » en « kredietinstellingen » respectievelijk vervangen door de woorden « instelling » en « instellingen ».

Art. 4.In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « De toelichting bevat eveneens de in hoofdstuk I, afdeling 4 of de in hoofdstuk II, afdeling 4 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 op de jaarrekening van de ondernemingen bepaalde gegevens en staten weergegeven volgens het schema van de sociale balans dat zich bevindt in het door de Nationale Bank van België met toepassing van artikel 9 § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 op de openbaarmaking van akten en stukken van vennootschappen en ondernemingen, ontworpen standaardformulier « Volledig schema » of « Verkort schema ». Artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 op de jaarrekening van de ondernemingen is van overeenkomstige toepassing voor het gebruik van het volledige of verkorte schema van de sociale balans. » vervangen door de woorden « De toelichting bevat eveneens de in boek II, Titel I, hoofdstuk III, afdeling II, onderafdeling III, punt B, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen bedoelde gegevens betreffende de sociale balans. »

Art. 5.In artikel 11bis, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Niettegenstaande het bepaalde bij het eerste lid kunnen de instellingen de vermogensbestanddelen en vermogensmutaties ingevolge verrichtingen die overeenkomstig de marktusanties op een latere datum uitgevoerd worden dan deze waarop ze zijn afgesloten, in de actiefrekeningen verwerken op de datum van het afsluiten van de verrichting, mits voldaan is aan de hiernavolgende voorwaarden : a) de verrichtingen hebben betrekking op activa die opgenomen worden in één van de volgende activaposten van de balans : I, II, III, IV, V, VI en VII;b) alle verrichtingen met betrekking tot activa behorende tot eenzelfde post moeten verwerkt worden op de datum van afsluiten; voor de toepassing van het voorgaande worden de activa behorend tot de handelsportefeuille als een afzonderlijke post beschouwd. »

Art. 6.In artikel 36, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « andere valuta dan de euro (hierna « vreemde valuta » genoemd) ».

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36ter ingevoegd, luidende : «

Art. 36ter.§ 1. Fusie door overneming, zoals gedefinieerd in artikel 671 van het Wetboek van vennootschappen, en de door artikel 676 van hetzelfde wetboek hiermee gelijkgestelde verrichtingen, worden in de boekhouding verwerkt volgens de bepalingen van §§ 2 tot 7. § 2. Alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen vennootschap, inclusief de verschillende bestanddelen van haar eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen en door haar gevormde voorzieningen, haar rechten en verplichtingen alsook haar opbrengsten en kosten van het boekjaar, worden, onverminderd §§ 3 tot 7, opgenomen in de boekhouding van de overnemende instelling tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen op het tijdstip als bedoeld in artikel 693, tweede lid, 5°, van het Wetboek van vennootschappen. § 3. Bij de fusie vervallen : 1° de eigen aandelen die de overgenomen vennootschap bezit en die krachtens artikel 703, § 2, 2°, van het Wetboek van vennootschappen niet mogen worden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende instelling;2° ten belope van de boekwaarde van deze eigen aandelen, de onbeschikbare reserve voor eigen aandelen die door de overgenomen vennootschap daartoe is gevormd;wanneer er geen reserve voor eigen aandelen werd gevormd, is artikel 623, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen van toepassing. § 4. Indien, rekening houdend met de ruilverhouding en de nominale of fractiewaarde van de als vergoeding toegekende aandelen, het bedrag, waarmee het kapitaal van de overnemende instelling wordt verhoogd groter is dan het kapitaal van de overgenomen vennootschap, wordt het verschil onttrokken aan de andere bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, volgens de regels vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit; in het tegenovergestelde geval wordt het verschil geboekt als een uitgiftepremie. § 5. Als de vennoten van de overgenomen vennootschap een opleg in geld verkrijgen, wordt die geacht te zijn onttrokken aan het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap.

Deze onttrekking aan het eigen vermogen gebeurt op de wijze vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit met naleving van de wettelijke en statutaire bepalingen.

Indien de algemene vergadering die tot fusie besluit, niet heeft beslist aan welke post van het eigen vermogen die opleg moet worden onttrokken, gebeurt dit in deze volgorde : aan de overgedragen winst, aan de beschikbare reserves en aan de andere reserves die volgens de wet of de statuten mogen worden uitgekeerd. § 6. Indien de overnemende instelling of een andere gelijktijdig overgenomen vennootschap aandelen bezat van de overgenomen vennootschap, worden deze aandelen bij de fusie ingetrokken en worden de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap in de boekhouding van de overnemende instelling slechts opgenomen ten belope van de fractie die overeenstemt met de aandelen van de overgenomen vennootschap die omgewisseld werden tegen aandelen van de overnemende instelling. In voorkomend geval wordt evenwel rekening gehouden met de ten gevolge van de fusie gewijzigde fiscale kwalificatie van de reserves bij de overgenomen vennootschap. § 7. Indien de aandelen van de overgenomen vennootschap, die met toepassing van artikel 703, § 2, 2°, van het Wetboek van vennootschappen niet werden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende instelling, in de boekhouding van de vennootschap die ze bezat waren opgenomen tegen een waarde die niet overeenstemt met de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, dan wordt het verschil verwerkt volgens zijn aard of zijn oorsprong : a) Wanneer de boekwaarde van de betrokken aandelen groter is dan de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, wordt dit verschil voor zover mogelijk toegerekend aan de actiefbestanddelen, inclusief de immateriële activa, met een grotere waarde dan het bedrag waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen.Voor zover dit verschil voortvloeit uit een overwaardering van de schulden of uit afschrijvingen, waardeverminderingen of voorzieningen die door de overgenomen vennootschap in resultaat waren genomen maar die niet langer dienstig dan wel overtollig zijn, dan worden die bij de fusie via de resultatenrekening teruggenomen dan wel gecorrigeerd ten belope van dit overschot.

Het verschil dat overblijft na deze toerekeningen wordt, naargelang van het geval, opgenomen in de post « Goodwill » of in resultaat genomen. b) In het tegenovergestelde geval wordt het verschil als volgt verwerkt : voor zover dit voortvloeit uit een overwaardering van activa of een onderwaardering van passiva door de overgenomen vennootschap, worden op het tijdstip van de fusie voor het desbetreffende bedrag in de resultatenrekening afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen en correcties geboekt. Het verschil dat overblijft na deze correctieboekingen wordt in resultaat genomen. »

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36quater ingevoegd, luidende : «

Art. 36quater.Fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap zoals gedefinieerd in artikel 672 van het Wetboek van vennootschappen, wordt in de boekhouding van de fuserende vennootschappen verwerkt overeenkomstig artikel 36ter.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke fuserende vennootschap beschouwd als overgenomen vennootschap en wordt de nieuw opgerichte vennootschap beschouwd als overnemende instelling. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36quinquies ingevoegd, luidende : «

Art. 36quinquies.Splitsing door overneming, door oprichting van nieuwe vennootschappen of gemengde splitsing zoals gedefinieerd in de artikelen 673, 674 en 675 van het Wetboek van vennootschappen, wordt in de boekhouding van de gesplitste instelling en van de instellingen waarin de inbreng ten gevolge van de splitsing gebeurt, naar gelang van het geval, verwerkt zoals bepaald in artikel 36ter of in artikel 36quater.

Voor elke instelling waarin een inbreng gebeurt, is artikel 36ter evenwel van toepassing op de ingebrachte activa en passiva, rechten en verplichtingen en op het ingebrachte deel van het eigen vermogen van de gesplitste instelling. »

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 36sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 36sexies.Bij inbreng van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfstak zoals gedefinieerd in de artikelen 678 en 679 van het Wetboek van vennootschappen, worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de instelling waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende vennootschap voorkwamen. »

Art. 11.Artikel 37, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Dit artikel is voor wat de in artikel 1, tweede lid, bedoelde instellingen naar buitenlands recht betreft, van toepassing op de gegevens die zij moeten neerleggen overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, openbaar moeten maken. »

Art. 12.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « autonoom pensioenfonds », « het autonome pensioenfonds », « het pensioenfonds » en « artikel 63, §§ 1 en 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsinstellingen, zoals toepasselijk verklaard op de private voorzorgsinstellingen bij artikel 20 van het koninklijk besluit van 14 mei 1985, tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van voornoemde wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsinstellingen » respectievelijk vervangen door de woorden « voorzorgsinstelling », « de voorzorgsinstelling », « de voorzorgsinstelling » en « artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, zoals het voor de voorzorgsinstellingen moet worden gelezen volgens artikel 20 van het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsinstellingen, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen »;2° § 3 wordt vervangen als volgt : « Voor de ondernemingen bedoeld in artikel 93, § 5, van de voormelde wet van 9 juli 1975, zoals het voor de voorzorgsinstellingen moet worden gelezen volgens artikel 20 van het voormelde koninklijk besluit van 14 mei 1985, wordt de datum van 1 januari 1986 bedoeld in §§ 1 en 2, vervangen door 1 januari 1993.»

Art. 13.Artikel 43, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Wanneer een kredietinstelling meerwaarden heeft geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 1992, dan mogen deze meerwaarden in Post XI « Herwaarderingsmeerwaarden » behouden blijven. Wanneer een beleggingsonderneming of een beheervennootschap voor collectieve belegging meerwaarden heeft geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 2009, dan mogen deze meerwaarden in Post XI « Herwaarderingsmeerwaarden » behouden blijven. »

Art. 14.In artikel 44 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden tussen de woorden « resultatenrekening » en « opgesteld » de woorden « die door een kredietinstelling wordt » ingevoegd;2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De toelichting bij de eerste balans en resultatenrekening die door een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt opgesteld overeenkomstig de schema's van hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit, hoeft geen vergelijkende cijfers te bevatten over het voorgaande boekjaar met betrekking tot vermeldingen die voor de eerste maal moeten worden opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar dat ingaat na 31 december 2009 ».

Art. 15.In artikel 45, § 4, van hetzelfde besluit wordt het woord « ondernemingen » vervangen door het woord « instellingen ».

Art. 16.In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift wordt vervangen als volgt : « Bijlage bij het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging »;2° in hoofdstuk I wordt afdeling I.Balansschema vervangen door het balansschema gevoegd als bijlage I bij onderhavig besluit; 3° in hoofdstuk I wordt afdeling II.Schema van resultatenrekening (voorstelling in staffelvorm) vervangen door het schema van resultatenrekening (voorstelling in staffelvorm) gevoegd als bijlage II bij onderhavig besluit; 4° in hoofdstuk I wordt afdeling IIbis.Schema van resultatenrekening (voostelling in scontrovorm) vervangen door het schema van resultatenrekening (voorstelling in scontrovorm) gevoegd als bijlage III bij onderhavig besluit; 5° in hoofdstuk I, afdeling III.« Vermeldingen op te nemen in de toelichting », worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in de rubrieken II, VI, XIII, XX (Nederlandse tekst) en XXIII wordt het woord « kredietinstelling » vervangen door het woord « instelling »; - in het eerste lid van rubriek II wordt een 4bis ingevoegd, luidende : « 4bis. de uitsplitsing van de vorderingen naar aard van de debiteuren, en wel als volgt : - vorderingen op de overheid, - vorderingen op particulieren, - vorderingen op ondernemingen; met « vorderingen op de overheid » worden de vorderingen op centrale, regionale en locale overheden bedoeld; met « vorderingen op particulieren » worden de vorderingen bedoeld die betrekking hebben op fysieke personen; met « vorderingen op ondernemingen » worden de vorderingen bedoeld op cliënten, andere dan de overheid en particulieren;"; - in het tweede lid van de rubriek II worden de woorden « sub nrs. 1, 2 en 3 » vervangen door de woorden « sub nrs. 1, 2, 3 en 4bis »; - in de subrubriek V.C. worden de woorden « Indien de instelling een moederonderneming is in de zin van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen door verwijzing naar artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen » vervangen door de woorden « Indien de instelling met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een moederonderneming is »; - in de rubrieken V en VI worden de woorden « het B.T.W.-nummer » vervangen door de woorden « het ondernemingsnummer, en bij ontstentenis van een ondernemingsnummer, het B.T.W.-nummer »; - in de rubriek VI worden de woorden « koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging »; - in de rubriek VI, § 1, eerste lid, wordt het woord « onderneming » vervangen door het woord « instelling »; - in de rubriek VI worden in § 1, derde lid, de woorden « koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen »; - er wordt een rubriek Xbis ingevoegd, luidende : « Xbis. Voor de in artikel 1, 2°, bedoelde instellingen, een staat met de herbelegging van gesegregeerde cliëntengelden.

Hier dient het totale bedrag aan activa te worden opgenomen die de herbelegging zijn, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 77, § 2, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen van deposito's bedoeld in artikel 77, § 1, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen. »; - in de rubriek XII wordt een 1bis ingevoegd, luidende : « 1bis. de uitsplitsing van de schulden naar aard van de schuldeisers, en wel als volgt : - schulden aan de overheid; - schulden aan particulieren; - schulden aan ondernemingen; voor de omschrijving van de begrippen overheid, particulieren en ondernemingen, wordt verwezen naar de omschrijving van deze begrippen in hoofdstuk I, afdeling III, rubriek II; de vergelijkende bedragen over het voorgaande boekjaar worden vermeld; »; - in de rubriek XVIII worden de woorden « artikel 51 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » en de woorden « dit artikel » respectievelijk vervangen door de woorden « artikel 479 of artikel 506 van het Wetboek van vennootschappen » en de woorden « een van deze artikelen »; - in de rubriek XIX worden na de woorden « totaal passief » de woorden « , indien groter dan 15 000 000 euro, » ingevoegd, en worden de woorden « munteenheden van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap of in munteenheden van Lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « andere valuta dan de euro »; - in de rubriek XXI wordt het onderdeel B opgeheven; - in de rubriek XXIII worden de woorden « zoals bedoeld door het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 » weggelaten, en worden de woorden « artikel 12, § 1 van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen » vervangen door de woorden « artikel 15, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen »; - er wordt een rubriek XXX ingevoegd, luidende : « XXX. Een opgave in euro van de volgende posities in financiële instrumenten in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, op het einde van het boekjaar : 1. Totaal door de instelling te ontvangen financiële instrumenten voor rekening van cliënten;2. Totaal door de instelling te leveren financiële instrumenten aan cliënten;3. Totaal door de instelling in bewaring ontvangen financiële instrumenten van cliënten;4. Totaal door de instelling in bewaring gegeven financiële instrumenten van cliënten;5. Totaal door de instelling in waarborg ontvangen financiële instrumenten van cliënten;6. Totaal door de instelling in waarborg gegeven financiële instrumenten van clienten »; - de afdeling III wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid worden de in artikel 1, 2° en 3°, bedoelde instellingen vrijgesteld van de verplichting tot opname in de toelichting van de hiernavolgende gegevens met betrekking tot de in het eerste lid bepaalde staten : 1. de gegevens bedoeld in I.B; 2. de gegevens bedoeld in II.4 t/m 7; 3. de gegevens bedoeld in III.1 t/m 4; 4. de gegevens bedoeld in IV.1 en 2; 5. de gegevens bedoeld in V.A.1. en V.B.1, tweede streepje, en 2; 6. de gegevens bedoeld in XI.B; 7. de gegevens bedoeld in XII.2 en 3; 8. de gegevens bedoeld in XIII.2; 9. de gegevens bedoeld in XX; 10. de gegevens bedoeld in XXIII.D; 11. de gegevens bedoeld in XXIV.»; 6° in hoofdstuk II, afdeling I, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in het eerste lid van de omschrijving van post III en in de omschrijving van de posten IV, VII, VIII (Nederlandse tekst) en IX.A. wordt het woord « kredietinstelling » vervangen door het woord « instelling »; - de omschrijving van de post IX.C. wordt vervangen als volgt : « C. leasing en soortgelijke rechten : 1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de instelling beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd;2° de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de instelling beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.

Met een prijs voor het lichten van de in het 2° bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van vijftien procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.

Met een in het 1° en 2° bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald : a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven.» ; 7° in hoofdstuk II, afdeling II, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in de omschrijving van de post II wordt de vierde alinea vervangen als volgt : « Als spaardeposito's worden bedoeld, de spaardeposito's die beantwoorden aan de vereisten bepaald bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992 »; - in de omschrijving van de post III en XII.C. wordt het woord « kredietinstelling » vervangen door het woord « instelling »; - in de omschrijving van de post XII.B. worden de woorden « artikel 52bis, § 2, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « de artikelen 622 en 623 van het Wetboek van Vennootschappen »; 8° in hoofdstuk II, afdeling III, wordt het woord « kredietinstelling » vervangen door het woord « instelling »;9° in hoofdstuk II, afdeling IV, wordt de omschrijving van de posten IV en V vervangen als volgt : « Onverminderd de voorschriften van dit besluit met betrekking tot de inachtneming van bijkomende kosten bij de bepaling van de aanschaffingswaarde van sommige categorieën van activa en onverminderd de omschrijving van de posten I.en II. Renteopbrengsten en -kosten en soortgelijke, moet onder « ontvangen/betaalde provisies » worden verstaan : de opbrengsten als vergoeding voor aan derden verstrekte financiële diensten, respectievelijk de kosten wegens betrokken financiële diensten.

Wat de post ontvangen provisies betreft, moet worden verstaan onder : makelaars- en commissielonen : de vergoeding voor tussenkomst bij dienstverlening in verband met de uitgifte en plaatsing van effecten, bij transacties op effecten en andere waarden voor rekening van derden en bij het opzetten van financiële transacties; vergoeding voor diensten van beheer, adviesverlening en bewaring : - vergoeding voor diensten van beheer en adviesverlening : de inkomsten uit het per cliënt op discretionaire basis beheren van beleggingsportefeuilles op grond van een door de beleggers gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer financiële instrumenten omvatten, zoals bedoeld bij artikel 46, 1°, 4 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, en de inkomsten uit beleggingsadvies verstrekt met betrekking tot één of meer financiële instrumenten, zoals bedoeld bij artikel 46, 1°, 5 van dezelfde wet; - vergoeding voor diensten van bewaring : de inkomsten uit de bewaarneming en administratie van één of meer financiële instrumenten, zoals bedoeld in artikel 46, 2°, 1, van de hiervoor genoemde wet van 6 april 1995 en artikel 3, § 2, 12 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; overige ontvangen provisies : de ontvangen provisies die niet worden opgenomen onder de hiervoor vermelde subposten; deze subpost omvat onder meer de vergoeding voor eventuele passiva (post I. Buitenbalanstelling), en de vergoeding voor tussenkomst bij andere dienstverlening van financiële aard, zoals de plaatsing van verzekeringscontracten »; 10° in hoofdstuk II, afdeling IV, wordt in de omschrijving van de post XV het woord « kredietinstellingen » vervangen door het woord « instellingen ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken

Art. 17.Het opschrift van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken, wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, openbaar moeten maken ».

Art. 18.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit gelden voor : 1° de bijkantoren van kredietinstellingen, bedoeld bij titel III en titel IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de bijkantoren van beleggings-ondernemingen, bedoeld bij Boek II, titel III en titel IV van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;3° de bijkantoren van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij Deel III, boek III en boek IV, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.»

Art. 19.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « met toepassing van artikel 12, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, van artikel 16, § 2, vierde lid, van de bepalingen betreffende de controle op de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967 of van artikel 8, eerste lid, van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden » weggelaten, worden de woorden « Koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen » vervangen door de woorden « Koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen voor instellingen voor collectieve belegging », en worden de woorden « artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen » vervangen door de woorden « artikel 15, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen ».

Hoofdstuk III. - Slotbepalingen

Art. 20.De voorschriften van dit besluit zijn voor het eerst van toepassing op de jaarrekening over het boekjaar dat aanvangt na 31 december 2009.

Art. 21.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage I bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken AFDELING I Balansschema Activa I. Kas, tegoeden bij centrale banken, postcheque- en girodiensten II. Bij de centrale bank herfinancierbaar overheidspapier III. Vorderingen op kredietinstellingen A. Onmiddellijk opvraagbaar B. Overige vorderingen (op termijn of met opzegging) IV. Vorderingen op cliënten V. Obligaties en andere vastrentende effecten A. van publiekrechtelijke emittenten B. van andere emittenten VI. Aandelen en andere niet-vastrentende effecten VII. Financiële vaste activa A. Deelnemingen in verbonden ondernemingen B. Deelnemingen in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat C. Andere aandelen die tot de financiële vaste activa behoren D. Achtergestelde vorderingen op verbonden ondernemingen en ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat VIII. Oprichtingskosten en immateriële vaste activa IX. Materiële vaste activa X. Eigen aandelen XI. Overige activa XII. Overlopende rekeningen Totaal activa Passiva I. Schulden aan kredietinstellingen A. Onmiddellijk opvraagbaar B. Mobiliseringsschulden wegens herdiscontering van handelspapier C. Overige schulden op termijn of met opzeg-ging II. Schulden aan cliënten A. Spaargelden / spaardeposito's B. Andere schulden 1. onmiddellijk opvraagbaar 2.op termijn of met opzegging 3. wegens herdiscontering van handelspapier III.In schuldbewijzen belichaamde schulden A. Obligaties en andere vastrentende effecten in omloop B. Overige schuldbewijzen IV. Overige schulden V. Overlopende rekeningen VI. A. Voorzieningen voor risico's en kosten 1. Pensioen- en soortgelijke verplichtingen 2.Belastingen 3. Overige risico's en kosten B.Uitgestelde belastingen VII. Fonds voor algemene bankrisico's VIII. Achtergestelde schulden Eigen vermogen IX. Kapitaal A. Geplaatst kapitaal B. Niet opgevraagd kapitaal (-) X. Uitgiftepremies XI. Herwaarderingsmeerwaarden XII. Reserves A. Wettelijke reserve B. Onbeschikbare reserves 1. voor eigen aandelen 2.andere C. Belastingvrije reserves D. Beschikbare reserves XIII. Overgedragen winst (overgedragen verlies) Totaal passiva Posten buiten-balanstelling I. Eventuele passiva A. Niet-genegocieerde accepten B. Kredietvervangende borgtochten C. Overige borgtochten D. Documentaire kredieten E. Activa bezwaard met zakelijke zekerheden voor rekening van derden II. Verplichtingen met een potentieel kredietrisico A. Vaste verplichtingen tot fondsenverstrekking B. Verplichtingen wegens contantaankopen van effecten en andere waarden C. Beschikbare marge op betekende kredietlijnen D. Verplichtingen tot vaste opneming en plaatsing van effecten E. Verplichtingen tot inkoop wegens onvolkomen cessie-retrocessie III. Aan de instelling toevertrouwde waarden A. Waarden gehouden onder fiducieregeling B. Open bewaring en gelijkgestelde IV. Te storten op aandelen Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 september 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage II bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken AFDELING II Schema van de resultatenrekening (voorstelling in staffelvorm) I. Rente-opbrengsten en soortgelijke opbrengsten waaronder : uit vastrentende effecten II. Rentekosten en soortgelijke kosten III. Opbrengsten uit niet-vastrentende effecten A. Aandelen en andere niet-vastrentende effecten B. Deelnemingen in verbonden ondernemingen C. Deelnemingen in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat D. Andere aandelen die tot de financiële vaste activa behoren IV. Ontvangen provisies A. Makelaars- en commissielonen B. Vergoeding voor diensten van beheer, adviesverlening en bewaring C. Overige ontvangen provisies V. Betaalde provisies VI. Winst (Verlies) uit financiële transacties A. Uit het wissel- en handelsbedrijf in effecten en andere financiële instrumenten B. Uit de realisatie van beleggingseffecten VII. Algemene beheerskosten A. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen B. Overige beheerskosten VIII. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa IX. Terugneming van waardeverminderingen (waardeverminderingen) op vorderingen en terugneming van voorzieningen (voorzieningen) voor de posten buiten-balanstelling "I. Eventuele passiva" en "II. Verplichtingen met een potentieel kredietrisico" X. Terugneming van waardeverminderingen (waardeverminderingen) op de beleggingsportefeuille in obligaties, aandelen en andere vastrentende of niet-vastrentende effecten XI. Besteding en terugneming van voorzieningen voor andere risico's en kosten dan bedoeld in de posten buiten-balansstelling "I. Eventuele passiva" en "II. Verplichtingen met een potentieel kredietrisico" XII. Voorzieningen voor andere risico's en kosten dan bedoeld in de posten buiten-balanstelling"I. Eventuele passiva" en "II. Verplichtingen met een potentieel kredietrisico" XIII. Onttrekking (Toevoeging) aan het fonds voor algemene bankrisico's XIV. Overige bedrijfsopbrengsten XV. Overige bedrijfskosten XVI. Winst (Verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting XVII. Uitzonderlijke opbrengsten A. Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa B. Terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa C. Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten D. Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa E. Andere uitzonderlijke opbrengsten XVIII. Uitzonderlijke kosten A. Uitzonderlijke afschrijvingen en waardever-minderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa B. Waardeverminderingen op financiële vaste activa C. Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten D. Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa E. Andere uitzonderlijke kosten XIX. Winst (Verlies) van het boekjaar vóór belasting XIXbis. A. Overboeking naar de uitgestelde belastingen B. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen XX. Belastingen op het resultaat A. Belastingen B. Regularisering van belastingen en terugneming van belastingvoorzieningen XXI. Winst (Verlies) van het boekjaar XXII. Overboeking naar (Onttrekking aan) de belastingvrije reserves XXIII. Te bestemmen winst (Te verwerken verlies) van het boekjaar Resultaatverwerking A. Te bestemmen winstsaldo (Te verwerken verliessaldo) 1. Te bestemmen winst (Te verwerken verlies) van het boekjaar 2.Overgedragen winst (Overgedragen verlies) van het vorige boekjaar B. Onttrekking aan het eigen vermogen : 1. aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies 2.aan de reserves C. Toevoeging aan het eigen vermogen 1. aan het kapitaal en de uitgiftepremie 2.aan de wettelijke reserve 3. aan de overige reserves D.Over te dragen resultaat 1. Over te dragen winst 2.Over te dragen verlies E. Tussenkomst van de vennoten in het verlies F. Uit te keren winst 1. Vergoeding van het kapitaal (a) 2.Bestuurders of zaakvoerders (a) 3. Andere rechthebbenden (a) Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 september 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage III bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken AFDELING IIbis Schema van de resultatenrekening (voorstelling in scontrovorm) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 september 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de boekhoudkundige gegevens over in België gevestigde bijkantoren die kredietinstellingen naar buitenlands recht openbaar moeten maken.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^