Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juli 1997
gepubliceerd op 20 augustus 1997

Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie

bron
ministerie van landsverdediging
numac
1997007162
pub.
20/08/1997
prom.
29/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/29/1997007162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JULI 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 december 1961 houdende statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 72;

Gelet op de wet van 12 juli 1973 houdende statuut van de vrijwilligers van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 22bis, ingevoegd bij de wet van 13 jull 1976;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikelen 2 en 3, 3bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;

Gelet op de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 3, 1, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op de artikelen 1, eerste lid, 4°, 3, 5, 2, eerste lid, 6, 1, 1°, 2 en 4, derde lid, 8, 2 en 3, 11, eerste lid, 4° 12, 14, 1 en 2, tweede lid, 17, 2 en 4, 24, 38, 40, 41 en 42;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, inzonderheid de artikelen 20ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juli 1996, en 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 246;

Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité, afgesloten op 23 april 1997;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 5 mei 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 mei 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 mei 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad op 16 mei 1997 over de vraag van advies binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 juni 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt de medische dienst als een krijgsmachtdeel beschouwd.

Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° 4/5en regeling : de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek;2° halftijdse regeling : de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap;3° koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaan-onderbreking, met toepassing van artikel 3, 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaiire Unie. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en aan de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap

Art. 2.De functies en eenheden of militaire organismen die uitgesloten zijn van de 4/5en en de halftijdse regeling zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

Art. 3.De 4/5en en de halftijdse regeling, alsook de wijzigingen bedoeld in de artikelen 9 en 18, beginnen steeds de eerste dag van een maand.

Art. 4.1. De aanvraag om prestaties te verrichten in de 4/5en regeling of de halftijdse regeling wordt ingediend met een formulier waarvan het model opgenomen is, volgens het geval, in bijlage 2 of 3 bij dit besluit. Een ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de militair die zijn aanvraag ingediend heeft.

De aanvraag wordt minstens drie maanden voor de gewenste inwerkingtreding ingediend bij de korpscommandant die de bevoegde overheid is om vast te stellen dat de voorwaarden om het recht te openen om prestaties te verrichten in de bedoelde werkregelingen vervuld zijn. De korpscommandant kan evenwel de hierboven bedoelde termijn verminderen indien de betrokken militair het vraagt, zonder nochtans af te wijken van artikel 3. 2. De militair die deel uitmaakt van een eenheid of militair organisme bedoeld in artikel 2 kan niettemin een aanvraag indienen met het oog op het verrichten van prestaties in de 4/5en regeling of in de halftijdse regeling. Voor zover de werking van de dienst en de kaderbehoeften het toelaten, kan de korpscommandant de betrokken militair toestaan prestaties te verrichten in de gevraagde regeling.

Wanneer de korpscommandant de betrokken militair niet toegelaten heeft prestaties te verrichten in de gevraagde regeling, wordt de aanvraag overgemaakt aan de stafchef van het krijgsmachtdeel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, 2, tweede en derde lid, of, naargelang het geval, van artikel 17, 1, tweede en derde lid.

Wanneer de stafchef van het krijgsmachtdeel het standpunt van de korpscommandant bevestigt, dan kan de betrokken militair binnen de vijftien werkdagen beroep aantekenen bij de minister van Landsverdediging. HOOFDSTUK III. - De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek Afdeling 1. - De procedure van aanvraag en van hernieuwing,

en de uitoefening van de 4/5en regeling

Art. 5.Deze regeling loopt ten einde op de laatste dag van een maand, behalve indien de regeling automatisch eindigt zonder opzegging, overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, 1, van het koninklijk besluit.

Art. 6.1. In zijn aanvraag preciseert de militair de dag van de week tijdens dewelke hij geen prestaties zal verrichten. Indien hij het wenst, kan hij verschillende dagen vermelden, met of zonder orde van voorkeur. Hij mag bij zijn aanvraag een document voegen dat de redenen preciseert waarom hij een bepaalde dag wenst of een eventuele orde van voorkeur. 2. Binnen de vijftien werkdagen die volgen op de indiening van de aanvraag, betekent de korpscommandant aan de betrokken militair zijn akkoord met de gevraagde dag of met een van de gevraagde dagen.Indien een orde van voorkeur werd vermeld en hiervan werd afgeweken, motiveert de korpscommandant zijn beslissing.

Indien binnen de termijn bepaald in het eerste lid, de korpscommandant niet akkoord kan gaan met de dag of een van de gevraagde dagen omwille van redenen verbonden aan de werking van de dienst of aan de kaderbehoeften en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord, dan maakt hij zonder verwijl de aanvraag direct over aan de stafchef van het krijgsmachtdeel en stelt hij de betrokken militair ervan op de hoogte. De betrokken militair en de korpscommandant mogen er een document aan toevoegen waarop alle nadere gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.

Binnen de vijftien werkdagen neemt de stafchef van het krijgsmachtdeel een van de volgende twee beslissingen : ofwel tegemoet komen aan de aanvraag van de betrokkene ofwel het standpunt van de korpscommandant bevestigen. In dit laatste geval kan de betrokken militair een van de oplossingen kiezen die door de korpscommandant voorgesteld worden of zijn aanvraag intrekken door hierop een handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen. Hij kan eveneens binnen de vijftien werkdagen beroep aantekenen bij de minister van Landsverdediging. 3. Na afloop van de procedure wordt een kopie van het aanvraagformulier overhandigd aan de betrokken militair.Op deze kopie worden uitdrukkelijk vermeld : 1° de begindatum van de 4/5en regeling;2° de dag van de week tijdens dewelke de prestaties niet verricht worden.

Art. 7.Indien de dag bedoeld in artikel 6, 3, 2°, samenvalt met een dag gedurende dewelke de eenheid van de betrokken militair een verkorte dienstregeling toepast, dan heeft deze militair recht op de overdracht van de vermindering van dienstregeling waarvan hij zou genoten hebben, indien hij voltijds had gewerkt, volgens nadere regels waarover moet overeengekomen worden bij de behandeling van de aanvraag om in de 4/5en regeling te werken.

Art. 8.De aanvraag tot hernieuwing van de regeling voor een nieuwe periode van een jaar volgt de regels vastgelegd in de artikelen 4 en 6. Zij wordt evenwel minstens twee maanden vooraleer ze in werking treedt ingediend.

Art. 9.Tijdens de uitvoering van de 4/5en regeling, kan zowel de begunstigde als de korpscommandant voorstellen de dag te wijzigen gedurende dewelke de prestaties niet verricht worden. Indien het voorstel uitgaat van de begunstigde en geen oplossing kan gevonden worden met beider akkoord, zijn de beschikkingen van artikel 6, 2, tweede en derde lid van toepassing.

De wijziging van de dag gedurende dewelke de prestaties niet verricht worden wordt geacteerd op het formulier waarvan het model opgenomen is in bijlage 2 bij dit besluit, waarvan een kopie overhandigd wordt aan de betrokkene. Dit fomlulier wordt eveneens gebruikt wanneer de stafchef van het krijgsmachtdeel moet gevat worden in uitvoering van artikel 6, 2, derde lid.

Art. 10.Het aantal dagen vakantieverlof waarop een militair in 4/5en regeling kan aanspraak maken, wordt verminderd met twintig percent.

Indien de dag bedoeld in artikel 6, 3, 2°, samenvalt met een feestdag of met een opgelegde compensatieverlofdag, wordt een overdracht uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 13. Afdeling 2. - De schorsing van de 4/5en regeling

Art. 11.De cursussen of professionele examens bedoeld in artikel 6, 1, 1°, van het koninklijk besluit zijn : 1° de cursussen waarvoor een officier zich vrijwillig inschrijft.2° de cursus staftechniek : 3° de cursus voor kandidaat-hoofdofficier en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van maJoor;4° de taalcursussen tot voorbereiding op het examen over de wezenlijke kennis van de tweede landstaal voor de bevordering tot de graad van majoor;5° de cursussen of vormingen in het kader van de overgang van aanvullingsmilitairen in de hoedanigheid van beroepsmilitair binnen dezelfde personeelscategorie;6° de cursussen of vormingen in het kader van de sociale promotie van beroepsmilitairen in de hoedanigheid van aanvullingsmilitair in de onmiddellijk hogere personeelscategorie;7° de cursussen die voorbereiden op de toegangsproef tot de graad van eerste sergeant-majoor of op het vergelijkend kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef.

Art. 12.De korpscommandant is de overheid die bevoegd is om de 4/5en regeling op te schorten overeenkomstig de bepalingen van artikelen 5, 2 en 6, 2, van het koninklijk besluit.

De opzeggingstermijn van drie maanden begint met de kennisgeving door de korpscommandant.

Art. 13.De overdracht bedoeld in artikel 6, 4, derde lid, van het koninklijk besluit wordt uitgevoerd per volledige dag of per halve dag in de loop van de beschouwde maand of van de volgende maand, zelfs na de afloop van de 4/5en regeling.

De betrokken militair en de korpscommandant, of de militaire overheid die hij hiertoe machtigt, leggen met beider akkoord de datum vast waarop de overdracht plaats heeft. In geval van onenigheid, kan de militair beroep aantekenen bij de minister van Landsverdediging. Afdeling 3. - Geldelijke bepalingen

Art. 14.Het bedrag van het weddecomplement bedoeld in artikel 8, 2, eerste lid, van het koninklijk besluit wordt bepaald op 2 829 frank per maand en is gebonden aan de spilindex 138,01.

Voor de toepassing van de artikelen 2 en 5 van het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, wordt de verminderde wedde beschouwd als een volle wedde.

Art. 15.1. In afwijking van artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, wordt de periode gedurende dewelke de militair verminderde prestaties verricht in aanmerking genomen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen. Voor de duur van de periode van verminderde prestaties, worden de tussentijdse verhogingen toegekend alsof het volledige prestaties betrof. Bij afloop van de periode van verminderde prestaties blijven deze tussentijdse verhogingen verworven. 2. Indien de 4/5en regeling ten einde loopt of opgeschort wordt, wordt de wedde voor voltijdse prestaties voor een onvolledige maand in dertigsten verdeeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 4 juli 1994. De wedde aan tachtig percent voor dezelfde maand wordt eveneens in dertigsten verdeeld. Het aantal verschuldigde dertigsten is gelijk aan het verschil tussen het aantal dagen van de beschouwde maand en het aantal dagen dat voltijds bezoldigd werd. De in artikel 14, eerste lid, bedoelde weddecomplement wordt in dezelfde mate in dertigsten verdeeld als de wedde van tachtig percent. 3. In afwijking van de artikelen 20ter en 28 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, is de in aanmerking te nemen wedde de volle brutojaarwedde. HOOFDSTUK IV. - De halftijdse vervroegde uitstap Afdeling 1. - De aanvraagprocedure en de uitvoeringvan de halftijdse

regeling

Art. 16.1. In zijn aanvraag stelt de militair een vaste verdeling voor over de dag, de week of de maand. De verdeling van de prestaties geschiedt in volledige of halve dagen, overeenkomstig de bepalingen van 2. 2. Volgens het gebruikte verdeelsysteem is de tijdseenheid om het werkschema op te stellen ofwel de dag, ofwel de week ofwel de maand. Het werkschema wordt herhaald per beschouwde tijdseenheid.

In de vaste verdeling over de dag bevat het werkschema een halve dag, hetzij de voormiddag, hetzij de namiddag. Deze halve dag verschilt niet van dag tot dag.

In de vaste verdeling over de week bevat het werkschema hetzij een halve dag per dag, hetzij twee volledige dagen en een halve dag, al dan niet opeenvolgend. Een afwisseling om de twee weken is evenwel toegelaten, zodat het werkschema van een van de twee weken twee volledige dagen en dat van de andere week drie volledige werkdagen telt.

In de vaste verdeling over de maand bevat het werkschema tien volledige dagen te verdelen over vier weken.

Art. 17.1. Binnen de vijftien werkdagen volgend op het indienen van de aanvraag, moet de verdeling bedoeld in artikel 16 vastgelegd worden met wederzijdse akkoord van de betrokken militair en de korpscommandant.

Indien geen akkoord gevonden is in de termijn bepaald in het eerste lid, maakt de korpscommandant de aanvraag rechtstreeks over aan de stafchef van het krijgsmachtdeel en stelt hij de betrokken militair ervan op de hoogte. De betrokken militair en de korpscommandant mogen er een document aan toevoegen waarop alle nadere gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.

Binnen de vijftien werkdagen neemt de stafchef van het krijgsmachtdeel een van de volgende twee beslissingen : ofwel tegemoet komen aan de aanvraag van de betrokkene ofwel het standpunt van de korpscommandant bevestigen. In dit laatste geval kan de betrokken militair een van de oplossingen kiezen die door de korpscommandant voorgesteld worden of zijn aanvraag intrekken door hierop een handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen. Hij kan eveneens binnen de vijftien werkdagen beroep aantekenen bij de minister van Landsverdediging. 2. Na afloop van de procedure wordt een kopie van het aanvraagformulier overhandigd aan de betrokken militair.Op deze kopie worden uitdrukkelijk vermeld : 1° de datum waarop de halftijdse regeling begint;2° het werkschema.

Art. 18.Tijdens de uitvoering van de halftijdse regeling kan zowel de begunstigde als de korpscommandant een wijziging voorstellen van de verdeling bedoeld in artikel 17, 2, 2°, voor zover prestaties verricht zijn overeenkomstig deze verdeling gedurende minstens een jaar. Indien het voorstel uitgaat van de begunstigde en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord, zijn de bepalingen van artikel 17, 1, tweede en derde lid, van toepassing.

De wijziging van de verdeling wordt geacteerd op het formulier waarvan het model opgenomen is in bijlage 3 bij dit besluit, waarvan een kopie overhandigd wordt aan de betrokkene. Dit formulier wordt eveneens gebruikt wanneer de stafchef van het krijgsmachtdeel moet gevat worden in uitvoering van artikel 17, 1, derde lid.

Art. 19.Het aantal dagen vakantieverlof waarop een militair kan aanspraak maken in de halftijdse regeling wordt verminderd met vijftig percent.

Indien een dag tijdens dewelke geen prestaties moeten verricht worden, samenvalt met een feestdag of een opgelegde compensatieverlof, wordt een overdracht uitgevoerd overeenkomstig de beschikkingen van artikel 21. Afdeling 2. - De schorsing van de halftijdse regeling

Art. 20.De korpscommandant is de overheid die bevoegd is om de halftijdse regeling op te schorten overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, 1, tweede lid, van het koninklijk besluit.

De opzeggingstermijn van drie maanden begint bij de kennisgeving door de korpscommandant.

Art. 21.De overdracht bedoeld in artikel 14, 2, tweede lid, van het koninklijk besluit wordt uitgevoerd per volledige dag of per halve dag in de loop van de beschouwde maand of van de volgende maand.

De bepalingen van artikel 13, tweede lid, zijn toepasselijk. Afdeling 3. - Geldelijke bepalingen

Art. 22.Het bedrag van de maandelijkse toelage bedoeld in artikel 17, 2, eerste lid, van het koninklijk besluit wordt bepaald op 11 940 frank en is gebonden aan de spilindex : 138,01.

Voor de toepassing van de artikelen 2 en 5 van het koninklijk besluit van 23 maart 1961 betreffende de toelage aan militairen die de opleiding tot parachutist hebben ontvangen, dient de wedde aan 50 % te worden beschouwd als volle wedde.

Art. 23.1. In afwijking van artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dierstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, wordt de periode gedurende dewelke de militair halftijdse prestaties verricht in aanmerking genomen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen. De periode van halftijdse prestaties wordt in beschouwing genomen als een periode van voltijdse prestaties voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen. Bij afloop van de periode van halftijdse prestaties blijven deze tussentijdse verhogingen verworven. 2. Indien de halftijdse regeling ten einde loopt of opgeschort wordt, wordt de wedde voor voltijdse prestaties voor een onvolledige maand in dertigsten verdeeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van het voornoemde koninklijk besluit van 4 juli 1994. De wedde aan vijftig percent voor dezelfde maand wordt eveneens in dertigsten verdeeld. Het aantal verschuldigde dertigsten is gelijk aan het verschil tussen het aantal dagen van de beschouwde maand en het aantal dagen dat voltijds bezoldigd werd. De in artikel 22, eerste lid, bedoelde toelage wordt in dezelfde mate in dertigsten verdeeld als de wedde van vijftig percent. 3. In afwijking van de artikelen 20ter en 28 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, is de in aanmerking te nemen wedde de volle brutojaarwedde. HOOFDSTUK V. - De tijdelijke aanpassing van de bepalingen tot regeling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking

Art. 24.1. De aanvraag tot tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 20, 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit, wordt ingediend en afgehandeld op de wijze voorzien voor elke aanvraag tot tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking. Zij moet evenwel uitdrukkelijk verwijzen naar het voormelde artikel 20 en er wordt geen duur op vermeld.

De tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking begint steeds de eerste dag van een maand. 2. De aanvraag tot tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in artikel 22 van het koninklijk besluit, wordt ingediend en afgehandeld op de wijze voorzien voor elke aanvraag tot tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden. Zij moet evenwel uitdrukkelijk verwijzen naar artikel 22 van het koninklijk besluit. Een maximale duur van vier jaar, uitgedrukt per volledige trimester. mag gevraagd worden.

Art. 25.De aanvraag tot heropneming in werkelijke dienst, bedoeld in artikel 23, 1, van het koninklijk besluit moet ingediend worden minstens drie maand voor de gevraagde datum. De heropneming heeft steeds plaats de eerste dag van de maand.

Op aanvraag van de betrokken militair kan de minister van Landsverdediging evenwel de termijn van drie maanden bedoeld in het eerste lid verminderen.

Art. 26.In afwijking van artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier, wordt de periode gedurende dewelke de militair zich bevindt in een tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit in aanmerking genomen voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen. Bij afloop van deze periode blijven deze tussentijdse verhogingen verworven. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen

Art. 27.Een titel IVbis, dat de artikelen 30bis en 30ter omvat, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 4 juli 1994 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het aktief kader beneden de rang van officier ingevoegd : « Titel IVbis. Bepalingen betreffende de onderbrekingsuitkering toegekend aan de militair in nonactiviteit ten gevolge van een tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking

Art. 30bis.1. Een onderbrekingsuitkering van 10 096 frank per maand wordt toegekend aan het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt. 2. Het bedrag van de uitkering wordt evenwel tot 11 075 frank per maand verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een tweede kind waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt. Het bedrag van de uitkering wordt evenwel tot 12 018 frank per maand verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.

De bedragen voorzien in het eerste of tweede lid blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt of, in geval van adoptie, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand gedurende dewelke de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte wordt bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende loopbaanonderbrekingsperiode of tot dat het kind de leeftijd van drie jaar zou hebben bereikt of tot de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte zou bereikt worden.

Indien een personeelslid tijdens een lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde uitkering zoals voorzien in het eerste of het tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. 3. Wanneer de in de vorige paragrafen voorziene uitkeringen niet voor een volledige maand verschuldigd zijn, worden ze verminderd naar verhouding van de werkelijke duur van de loopbaanonderbreking voor die maand.4. De in dit artikel bedoelde uitkeringen worden betaald door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, behalve wanneer het personeelslid een beroepsactiviteit uitoefent, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht.Wanneer de beroepsactiviteit evenwel een zelfstandige activiteit is, blijft de onderbrekingsuitkering betaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gedurende de eerste twaalf maanden van deze activiteit. 5. De bedragen bepaald in dit artikel blijven echter slechts verworven gedurende de eerste twaalf maanden van de loopbaanonderbreking.Na deze periode worden ze verminderd met vijf percent.

Art. 30ter.De onderbrekingsuitkeringen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Wanneer het overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, berekend bedrag der onderbrekingsuitkering een frankgedeelte bevat, wordt het tot de hogere of lagere frank afgerond naargelang het al dan niet 50 centimes bereikt. »

Art. 28.In artikel 246 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Onder gecontroleerde werkloosheid bedoeld in artikel 32, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wet, wordt eveneens verstaan, de periode gedurende dewelke de in artikel 32, eerste lid, 1°, van de genoemde gecoördineerde wet bedoelde werknemer, zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken in toepassing van artikel 14, 1°, van de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de land-, de lucht-, de zeemacht en de medische dienst en der reserveofficieren van alle krijgsmachtdelen en van de medische dienst, artikel 16, 1°, van de wet van 27 december 1961 houdende statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst en artikel 10, 1°, van de wet van 12 juli 1973 houdende statuut van de vrijwilligers van het actief kader der land-, lucht-, en zeemacht en van de medische dienst en een onderbrekingstoelage geniet waarvoor hem een bewijs van rechthebbende op een onderbrekingsuitkering wordt uitgereikt als bedoeld in artikel 281, 3.

Voor de werknemer die voor de onderbreking van zijn beroepsloopbaan niet beschouwd werd als een in artikel 86, 1, van de gecoördineerde wet bedoelde uitkeringsgerechtigde, blijft de werkingssfeer van deze bepaling evenwel beperkt tot de sector van de geneeskundige verzorging. Die gelijkstelling wordt bovendien niet in aanmerking genomen voor het verlengen van de nabevallingsrust met toepassing van arti-kel 114, tweede lid, van de gecoördineerde wet. » HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 29.De militair die in tijdelijke ambtsontheffing is wegens persoonlijke aangelegenheden op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en die op zijn aanvraag voortijdig heropgenomen wordt in werkelijke dienst, kan geen tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit bekomen, voor de datum die oorspronkelijk bepaald was voor de afloop van zijn tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden.

Art. 30.Het koninklijk besluit van 24 juli 1997 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, met toepassing van artikel 3, 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 32.Onze Ministers van Tewerkstelling en Arbeid, van Sociale Zaken en van Landsverdediging zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 29 juli 1997 Lijst met functies en eenheden of militaire organismen die uitgesloten worden van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap 1. Uitgesloten functies a.in de landmacht : de onderrichters in de scholen die afhangen van de gevechtssteundivisie; de onderrichters in de compagnieën "scholing" en de compagnieën "instructie" van de 1ste en de 7e gemechaniseerde brigade; b. in de luchtmacht : de commandofuncties in de smaldelen, groepen, korpsen en grote eenheden; de commandofuncties in de stafsecties; c. in de medische dienst : het personeel 1ste en 2e echelon; het personeel dat nodig is voor de medische steun bij oefeningen, kampen en maneuvers; d. in het territoriaal intermachtencommando : de ontmijners; de bedienaars van het materieel. 2. Uitgesloten militaire eenheden en organismen in de landmacht : de 1ste gemechaniseerde brigade; de 7e gemechaniseerde brigade; de 17e gemechaniseerde brigade; de brigade paracommando; de groepering licht vliegwezen; de steuntroepen van de gemechaniscerde divisie; het 29ste bataljon logistiek.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 29 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 29 juli 1997 Aanvraag tot opening - tot hernieuwing (1) van het recht om prestaties te verrichten in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek 1. Identiteit van de aanvrager Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.Elementen van de aanvraag Gewenste inwerkingtreding : 01........................... (steeds de eerste dag van een maand).

Dag(en) van de week waarop de prestaties niet zullen verricht worden : ................................................................ (Indien een volgorde gewenst wordt, de dagen aanduiden in de orde van voorkeur en het hiernavolgende vakje aankruisen |B&).

Ik voeg een - geen (1) document bij dat de redenen preciscert waarom een bepaalde dag of een orde van voorkeur gewenst wordt. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Overmaking aan de korpscommandant ontvangstbewijs Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant op ...................................................

Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde en gehandtekende kopie van dit formulier). 4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de datum vermeld in punt 3). Openen van het recht.

De dag waarop de prestaties niet zullen verricht worden is de : De arbeidsregeling begint op ............................................ en loopt twaalf maanden later ten einde, indien niet hernieuwd.

Motivering in geval van wijziging aangebracht aan de eventuele orde van voorkeur gepreciseerd in punt 2.

Onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier. (1) schrappen wat niet past Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde dag(en) en gezien geen oplossing kon gevonden worden met beider akkoord, maak ik het dossier over aan de stafchef van het krijgsmachtdeel.Ik stel de volgende dag(en) voor, in de volgende orde van voorkeur : Motivering : AanwijzerNr en datum van overmaking aan de stafchef van het krijgsmachtdeel : De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op .................................................... door de overhandiging van een kopie van dit formulier. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Korpscommandant 5. Beslissing van de stafchef van het krijgsmachtdeel (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de ontvangst van het formulier op de hierna vermelde datum : ........................................) Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.

Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6. Vervolg van de procedure na de beslissing van de stafchef van het krijgsmachtdeel Openen van het recht. De dag waarop de prestaties niet verricht zullen worden is de : ...................................................................

De werkregeling begint op ............................................... en loopt twaalf maanden later ten einde, indien niet hernieuwd.

De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen. 7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op................................................., na afloop van de procedure. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Korpscommandant Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 29 juli 1997 Aanvraag tot opening - tot wijziging (na minstens een jaar) (1) van het recht prestaties te verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap 1. Identiteit van de aanvrager Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.Elementen van de aanvraag Gewenste inwerkingtreding : 01 .................................... (steeds de eerste dag van een maand).

Vastlegging van het werkschema (een enkel systeem mag gekozen worden). |B&In het kader van een vaste verdeling over de dag wens ik geen prestaties te verrichten : 's voormiddags 's namiddags In het kader van een vaste verdeling over de week wens ik geen prestaties te verrichten : ofwel twee volledige dagen en een halve dag, opeenvolgend of niet (5 kruisjes aanduiden in het rooster hieronder. Opgelet, slechts 3 dagen mogen 1 of 2 kruisjes bevatten) ofwel een halve dag per dag, waarbij naar keuze de voor- en namiddagen afwisselen (slechts een enkel kruisje plaatsen voor elke dag in het rooster hieronder) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) schrappen wat niet past ofwel door 2 opeenvolgende weken af te wisselen zodat de prestaties niet verricht worden op twee volledige dagen van de ene week en op drie volledige dagen van de andere week (2 kruisjes plaatsen in een van de onderstaande roosters en 3 in het andere) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In het kader van een vaste verdeling over de maand, wens ik geen prestaties te verrichten op de volgende volledige dagen (in het totaal 10 kruisjes aanduiden) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Handtekening : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.Overmaking aan de korpscommandant - ontvangstbewijs Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant ...................................................

Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde en gehandtekende kopie van dit formulier). 4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laastste 10 werkdagen na de datum vermeld in punt 3) Openen van het recht, zoals bepaald in punt 2 van dit formulier.De arbeidsregeling begint op ............................................

In dit geval, onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier.

Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde verdeling en gezien geen oplossing kon gevonden worden met wederzijds akkoord, maak ik het dossier over aan de stafchef van het krijgsmachtdeel. Ik stel de volgende verdeling voor : Motivering : AanwijzerNr en datum van overmaking aan de stafchef van het krijgsmachtdeel : ........................................

De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op ............................................. door de overhandiging van een kopie van dit formulier. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Korpscommandant Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.

Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6. Vervolg van de procodure na de beslissing van de stafchef van het krijgsmachtdeel Openen van het recht.Een nieuw formulier gebruiken, in punt 2 hiervan de verdeling aanduiden waartoe besloten werd en dit dokument voegen bij dit formulier.

De arbeidsregeling begint op ..................................

De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen. 7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op ..........................................., na afloop van de procedure. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Korpscommandant Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET

^