Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 oktober 2001
gepubliceerd op 11 december 2001

Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001001130
pub.
11/12/2001
prom.
29/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/29/2001001130/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 6, § 1, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969 en artikel 17, § 2, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot regeling van het medisch toezicht op het personeel van sommige overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gegeven op 19 december 2000;

Gelet op het protocol nr. 99/2 betreffende de onderhandelingen die op 9 januari en 7 februari 2001 werden gevoerd in het sectorcomité I - Algemeen Bestuur;

Gelet op de wetten op de raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming dringend aangepast moeten worden om de aanwerving van zowel statutaire personeelsleden als van contractuelen mogelijk te maken; dat het immers van belang is om de continuïteit en de goede werking van de operationele diensten van de Civiele Bescherming niet in het gedrang te brengen;

Overwegende dat de wervingsreserve voor de Nederlandstalige operationele agenten volledig uitgeput is, en de geldigheidsduur van de Franstalige reserve verstreken is;

Overwegende dat er een nieuw wervingsexamen georganiseerd moet worden, in het reglement waarvan de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten vermeld moeten worden;

Overwegende dat de tekst van het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken een materiële fout bevat;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Niemand kan in de hiernavermelde graden bij de uitvoeringsdiensten waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt en bij de gewestelijke diensten van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken aangeworven worden indien hij niet slaagt in de tests inzake specifieke beroepsgeschiktheid bepaald in bijlage I van dit besluit : - industrieel ingenieur; - operationeel assistent; - operationeel agent. § 2. Elk personeelslid dat bij bevordering, mutatie, overplaatsing, beziging, reaffectatie of verandering van graad één van volgende graden verkrijgt, moet voorafgaandelijk slagen voor de tests inzake specifieke beroepsgeschiktheid bepaald in bijlage I van dit besluit : - industrieel ingenieur; - operationeel adjunct; - operationeel assistent; - operationeel brigadier; - operationeel agent.

Het personeelslid dat tijdens zijn loopbaan geslaagd is voor de tests inzake specifieke beroepsgeschiktheid waarvan sprake in het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken of in dit besluit, is ervan vrijgesteld.

Art. 2.De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn gemachtigde organiseert de tests inzake specifieke beroepsgeschiktheid bedoeld in artikel 1.

Hij stelt de commissie samen die belast is met de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaten.

Art. 3.De kandidaten moeten slagen voor de proeven waaraan geen punten worden toegekend en moeten voor de overige 8 proeven ten minste 60 % van de punten behalen over het geheel van deze proeven alsmede 50 % voor elke proef afzonderlijk.

Art. 4.Alvorens te mogen deelnemen aan de tests bedoeld in artikel 1 van dit besluit, moet de kandidaat een attest indienen zoals bepaald in bijlage II, waarin de behandelende geneesheer verklaart dat hij fysisch geschikt is om deel te nemen aan de testst bedoeld in artikel 1 van dit besluit.

Art. 5.De kandidaten voor werving, bevordering, mutatie, overplaatsing, reaffectatie of verandering van graad in de graden vermeld in artikel 1, met uitzondering van de industrieel ingenieurs en de operationele adjuncten die aan het hoofd van een interventie-eenheid staan, moeten in het bezit zijn van het rijbewijs C. De industrieel ingenieurs en de operationele adjuncten die aan het hoofd van een interventie-eenheid staan, moeten in het bezit zijn van het rijbewijs B.

Art. 6.Het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt wordt opgeheven, behalve wat de aanwerving van laureaten van de wervingsexamens voor operationele agenten vóór de inwerkingtreding van dit besluit betreft.

Art. 7.De personeelsleden die sinds 1 januari 1991 onafgebroken in continudienst tewerkgesteld zijn geweest in de Permanente Eenheden en Grote Wachten van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming en de titularissen van de graad van operationeel agent die sinds 1 januari 1991 onafgebroken in de Koninklijke School van de Civiele Bescherming tewerkgesteld zijn geweest, worden vrijgesteld van deelname aan de tests inzake specifieke beroepsgeschiktheid bepaald in bijlage I van dit besluit.

De personeelsleden van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming zijn eveneens van die tests vrijgesteld voor het verkrijgen van een bevordering door verhoging in graad.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministeie van Binnenlandse Zaken, wordt ingetrokken.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 september 2001.

Art. 10.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage I Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken De bijzondere toelaatbaarheidsvereisten omvatten 4 proeven waaraan geen punten worden toegekend en 8 proeven waaraan een totaal van 240 punten wordt toegekend.

De examencommissie bepaalt de volgorde van de proeven. 1. Voorligsteun Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 15 minuten. Steunend op handen en voeten moet het lichaam een rechte lijn vormen van de schouders tot de hielen, terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening, die onafgebroken moet verlopen, moet de borst 10 maal de grond licht aanraken. 2. Armbuiging Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 15 minuten. De kandidaat hangt met gestrekte armen aan een balk of brug met de handen in pronatie, d.w.z. de handpalm naar binnen. Het toestel wordt op zulke hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. De kin moet 4 maal boven de brug uitkomen. Na elke armbuiging dienen de armen opnieuw in de beginpositie gebracht te worden. 3. Evenwicht Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan.De tweede poging moet onmiddellijk volgen op de eerste.

Op een balk van 7 tot 10 cm breedte, 3,50 m lange, geplaatst op een hoogte van 1,20 m. Vrije manier van op- en afstijgen. Zodra de kandidaat zich recht-opstaand in evenwicht op de balk bevindt, wordt de proef gestart. De chronometer wordt stopgezet wanneer de kandidaat het einde van de balk bereikt heeft en voor hij van het toestel afstijgt.

Deze proef moet in 8 seconden worden afgelegd. 4. Dieptesprong De kandidaat springt rechtstaande en mag geen tussensteun hebben.Het neerkomen gebeurt op een tapijt. De kandidaat moet 2 m diep springen. 5. 4 meter touw klimmen Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 15 minuten. Het startsein wordt gegeven wanneer de kandidaat bij het touw staat, de armen gestrekt langs het lichaam.

Deze proef moet in maximum 15 seconden worden afgelegd. Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6. Beklimmen en afdalen van een luchtladder van 20 meter Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 15 minuten. De start gebeurt aan de voet van de ladder. De chronometer wordt gestopt als de kandidaat afgedaald is en de startpositie opnieuw heeft ingenomen.

De ladder heeft een helling van 70°, steunt nergens tegen en is niet gedraaid naar een muur of een gevel.

Deze proef moet in maximum 1 minuut 45 seconden afgelegd worden.

Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij de uitvoering van deze proef moeten de terzake van kracht zijnde veiligheidsnormen worden nageleefd. 7. Dragen van een mannequin over 50 m Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 30 minuten. De proef bestaat in het dragen van een mannequin van het eigen gewicht met een maximum van 75 kg. Hulpgreep bij een arm en een been. De start wordt gegeven als de kandidaat de mannequin heeft opgetild.

Deze proef moet in maximum 22 seconden afgelegd worden. Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8. Lengtesprong, zonder aanloop Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van maximum 5 minuten. De kandidaat start de proef met de voeten aaneengesloten achter de startlijn. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. De kandidaat moet minstens 2 m ver springen.

Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de lengte van de sprong.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 9. Zwemmen De kandidaat moet 50 m zwemmen in maximum 2 minuten. Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 10. Lopen De kandidaat moet 2 400 m afleggen in maximaal 12 minuten. Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 11. Steptest De kandidaat moet in maximaal 1 minuut met beide voeten een trede van 40 cm hoog 22 maal op- en afstappen.Hij mag de trede niet met beide voeten tegelijkertijd op- en afstappen.

Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 12. Claustrofobie-en oriëntatietest De kandidaat dient geblinddoekt, met een filtermasker, een parcours van ongeveer 50 m af te leggen. Onderstaande tabel geeft het aantal punten weer in functie van de tijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 29 oktober 2001 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage II Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 29 oktober 2001 tot vaststelling van de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voor sommige graden bij de Algemene Directie van de Civiele Bescherming.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^