Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 december 2009
gepubliceerd op 07 januari 2010

Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen , inzonderheid de artikelen 30, 32, 40, 41 en 45

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2009003484
pub.
07/01/2010
prom.
30/12/2009
ELI
eli/besluit/2009/12/30/2009003484/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), inzonderheid de artikelen 30, 32, 40, 41 en 45


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De Kamer en de Senaat hebben respectievelijk op 3 en 14 juli 2008 het ontwerp van wet houdende diverse bepalingen (I) gestemd.

De wet werd afgekondigd op 24 juli 2008 en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op 7 augustus 2008.

Hoofdstuk V van de wet, dat de artikelen 23 tot 52 omvat, handelt over de slapende rekeningen, safes en verzekeringsovereenkomsten.

Heel wat van deze artikelen verlenen uitdrukkelijk aan de Koning de bevoegdheid om bepaalde aspecten van de wet uit te voeren.

De uitvoeringsbesluiten werden in verschillende fases genomen. Een eerste besluit werd genomen op 14 november 2008. Het bevat de bepalingen inzake gegevens van het Rijksregister en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid die dienden te worden genomen, ten einde de instellingen-depositaris, de instellingen- verhuurder en de verzekeringsondernemingen in staat te stellen de opsporingen naar de houders, huurders en begunstigden van de slapende rekeningen, safes en verzekeringsovereenkomsten die de wet hen oplegt, uit te voeren.

Er werd op 14 november 2008 ook een tweede besluit genomen. Dit regelt de overdracht van de gegevens, de tegoeden en de verzekerde prestaties van de instellingen-depositaris, de instellingen- verhuurder en de verzekeringsondernemingen naar de Deposito- en Consignatiekas.

Een derde besluit is noodzakelijk. Het regelt inzonderheid de toegang van de betrokkenen en de andere personen die een wettig belang aantonen tot het register van de slapende rekeningen, het register van de slapende safes en het register van enerzijds de verzekerde prestaties die de verzekeringsondernemingen aan de Kas hebben overgedragen en die zij voor rekening van de begunstigde in de zin van artikel 23, 12°, van de wet van 24 juli 2008 bijhoudt en anderzijds de gegevens bedoeld in artikel 38, eerste lid, van diezelfde wet. Deze drie registers worden door de voornoemde Kas bijgehouden. Het besluit bepaalt wie toegang heeft tot de gegevens en onder welke voorwaarden.

Het regelt tevens verschillende aspecten verbonden aan het beheer en teruggave van de slapende tegoeden en verzekerde prestaties.

Er is rekening gehouden met de opmerkingen die de Raad van State in zijn advies 47.242/2 heeft gemaakt, tenzij hierna is uitgelegd waarom dit niet het geval is. 1. Het ontworpen artikel 1 kan zich beperken tot de definitie van de « wet », van de « registers » en van « betrokkene », aangezien artikel 23 van de wet een lijst met definities bevat die ook van toepassing zijn op de uitvoeringsbesluiten.2. Op advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt in het ontworpen artikel 2 de Deposito- en Consignatiekas aangewezen als de voor de verwerking verantwoordelijke voor wat betreft de drie registers.Het is deze verantwoordelijke die luidens artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens het doel en de middelen voor deze verwerking bepaalt. 3. Krachtens het ontworpen artikel 3 zullen de betrokkenen en de andere personen die een wettig belang aantonen, toegang hebben tot de registers. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer merkt terecht op dat er geen overeenstemming is tussen de Nederlandse term « wettig belang » (in het Frans « intérêt légal ») en de Franse term « intérêt légitime » (in het Nederlands « gerechtvaardigd belang »).

Nochtans zijn het deze termen die zijn gebruikt in de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) en om deze reden worden ze ook behouden in het ontworpen artikel 3.

Zoals de Commissie aanraadt, wordt hierna aan de hand van enkele voorbeelden toegelicht welke personen het vereiste belang hebben om opsporingen te doen of door de Kas te laten doen in de registers : - de titularissen van eventuele slapende tegoeden en hun erfgenamen; - de personen die begunstigde in de zin van artikel 23, 12°, van de wet van 24 juli 2008, van een slapende levensverzekerings-overeenkomst zijn; - de schuldeisers, als zij een vonnis hebben dat uitvoerbaar is tegen hun schuldenaars die recht zouden kunnen hebben op slapende tegoeden of verzekerde prestaties; - de advocaten of gerechtsdeurwaarders die uitvoerend beslag willen laten leggen op eventuele slapende tegoeden of verzekerde prestaties (om te vermijden dat als die tegoeden of verzekerde prestaties niet zouden bestaan, er nodeloze kosten voor het leggen van het beslag zouden worden gemaakt).

Personen die wetenschappelijk onderzoek over slapende tegoeden of verzekerde prestaties doen, zullen de opsporingen door de Kas moeten laten doen. Zij zullen enkel anonieme gegevens krijgen vanwege de Kas.

De toegang tot de registers zal voor de betrokkenen en de andere personen die een wettig belang aantonen (uitgezonderd personen die wetenschappelijk onderzoek doen) rechtstreeks mogelijk worden gemaakt via de internetsite MyMinFin, zijnde de informaticatoepassing die het voor het publiek mogelijk zal maken om onder bepaalde voorwaarden online opzoekingen te doen. Het is de bedoeling het publiek aan te sporen om zoveel mogelijk gebruik te maken van deze wijze van toegang.

Niettemin zal wie die er geen gebruik van wenst te maken, wel nog over de mogelijkheid beschikken om aan de Kas te vragen opzoekingen in de registers te doen.

Om redenen van vertrouwelijkheid en het respect voor de privacy zal de Kas geen gevolg geven aan aanvragen die telefonisch bij haar zouden worden ingediend. 4. Het ontworpen artikel 4 bepaalt de wijze waarop de identiteit van een persoon met zekerheid kan worden vastgesteld opdat opzoekingen in de registers kunnen worden uitgevoerd. De identiteit van een betrokkene of van een andere persoon die een wettig belang aantoont, wordt geacht zeker te zijn : - wanneer hij zelf opsporingen doet en hij zich via zijn electronische identiteitskaart en zijn PIN-code of via een « token » toegekend door de bevoegde federale overheid toegang tot de informaticatoepassing van deze registers verschaft. Ten einde de wijze van identificatie soepel te kunnen aanpassen aan de technologische evolutie, wordt aan de Minister van Financiën de bevoegdheid verleend om andere modaliteiten voor de certificering van de identiteit vast te stellen; - wanneer hij de Kas opsporingen laat doen en haar een kopie van zijn identiteitsbewijs (of als er twijfel zou ontstaan bij de Kas over de echtheid hiervan, zijn originele identiteitsbewijs) bezorgt. 5. Wie gegevens over een derde wenst in te kijken, dient daarenboven enerzijds, te zorgen voor een verklaring op eer over de hoedanigheid die hem een wettig belang verleent om de opsporing te doen (bijvoorbeeld : erfgenaam) en, anderzijds, ofwel de naam, voornaam en geboortedatum van de derde, ofwel het rijksregisternummer van de derde mee te delen (zie het ontworpen artikel 5). Om de privacy van de derde te beschermen, wordt er vereist dat deze laatste gegevens, alsook de verklaring op eer ondertekend worden door degene die de opsporingen wenst te doen, met andere woorden een loutere bewering van zijnentwege dat hij een wettig belang heeft, volstaat niet. 6. Het ontworpen artikel 6 duidt aan wie op welke informatie recht heeft. Een betrokkene zal toegang hebben tot alle gegevens die in de registers beschikbaar zijn en die hem rechtstreeks aanbelangen. Indien een andere persoon die een wettig belang aantoont informatie over een derde zoekt, zal hij, al naar gelang het register waarin de opsporing wordt verricht, in kennis worden gesteld van volgende gegevens voor zover ze beschikbaar zijn : het bestaan van slapende tegoeden, slapende safes of slapende verzekerings-overeenkomsten. 7. Het ontworpen artikel 7 bepaalt dat artikel 13, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934 niet van toepassing is op de slapende tegoeden in deviezen. Dit artikel bepaalt dat de ontvangsten en de uitgaven betreffende de deposito's in specie, andere dan de gerechtelijke consignatiën, geschieden door middel van de ten name van de Deposito- en Consignatiekas bij DE POST geopende rekening. Welnu, voor deviezen is het niet mogelijk te werken met de rekening bij DE POST. Er zal dus een procedure voor het gunnen van een overheidsopdracht gevolgd worden om de kredietinstelling waar de slapende tegoeden in deviezen zullen worden gedeponeerd, aan te duiden. 8. Het ontworpen artikel 8 bepaalt dat de Kas voorafgaandelijk vergoed wordt, door diegene die de tegoeden opeist, voor alle beheerskosten van derden die na de overdracht van de tegoeden werden gemaakt (zie ook de toelichting in punt 10). De derden die belast worden met het beheer van de effecten en deviezen moeten de kosten die zij aan de Kas aanrekenen, in euro uitdrukken. 9. Het ontworpen artikel 9 bevat de regels die de Kas moet volgen in verband met het beheer van effecten.Het derde lid van dit artikel strekt ertoe het probleem van de fracties van effecten op te lossen.

De Raad van State merkt over dit artikel op dat het geen wettelijke basis heeft in de in de aanhef aangehaalde artikelen 30, 32, vierde lid, 40, tweede lid, 41, vijfde lid, en 45, tweede lid, van de wet.

Dit is juist. Artikel 108 van de gecoördineerde Grondwet verleent evenwel aan de Koning een algemene bevoegdheid om de wetten uit te voeren. Derhalve is de aanhef aangevuld geworden met een verwijzing naar dit Grondwetsartikel. Dit geldt eveneens voor de ontworpen artikelen 10 en 11. 10. Het ontworpen artikel 10 bepaalt dat wie de teruggave van tegoeden in deviezen en/of effecten vraagt, de kosten betaalt die gemaakt worden voor deze teruggave.De beheerskosten beoogd in artikel 8 zijn verschillend van de teruggavekosten beoogd in dit artikel. De beheerskosten worden betaald aan de Kas omdat zij ze voorafgaandelijk betaald heeft aan de derde-beheerder, terwijl de teruggavekosten rechtstreeks verrekend worden tussen degene die de slapende tegoeden terugkrijgt, zijn bank en de derde-beheerder. In geen geval kunnen deze teruggavekosten verhaald worden op de Kas. 11. Het ontworpen artikel 11 bepaalt dat de Kas de documenten zal moeten vaststellen die nodig zijn om haar te overtuigen van de hoedanigheid van rechthebbende. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer adviseert dienaangaande om voor de teruggave van de slapende tegoeden en verzekerde prestaties de toegangsprocedure te bepalen en door middel van aanvullende controles van de Kas in een sterkere identificatieprocedure te voorzien dan voor de raadpleging van de registers. De Kas heeft meer dan zeventig jaar ervaring in de teruggave van de gelden van derden die bij haar in bewaring zijn gegeven en de controle van de identiteit van de personen die aanspraak maken op deze gelden. Het gaat om teruggaven zowel met als zonder « de visu » contact. De Kas kent dan ook het risico van identiteitsdiefstal waarvoor de Commissie waarschuwt. Om deze reden en ten einde de Kas in staat te stellen, zo nodig, haar identiteitscontroles vlot aan te passen in functie van de zich wijzigende praktijken op het gebied van identiteitsdiefstal, geeft de Regering er de voorkeur aan de door de Kas uit te voeren controles niet in een reglement vast te leggen, maar de aard van deze controles en de overtuigingsstukken door de Kas zelf te laten bepalen. 12. Het ontworpen artikel 12 voorziet in een procedure in geval verkeerde gegevens moeten worden verbeterd.De Kas kan niet aansprakelijk worden gesteld voor een teruggave op basis van foutieve gegevens die haar door de instellingen-depositaris en de verzekeringsondernemingen zijn verstrekt. De Kas deelt hen de identiteit mee van de persoon aan wie de teruggave verkeerdelijk werd gedaan opdat zij het onverschuldigde zouden kunnen terugvorderen 13. Luidens het ontworpen artikel 13 brengt de Kas de administraties van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de invordering, op hun verzoek, op de hoogte van de gegevens waarover zij beschikt met betrekking tot nog uit te voeren teruggaven van slapende tegoeden of verzekerde prestaties aan houders en begunstigden, ten einde hen in staat te stellen deze gegevens te gebruiken voor de invordering van eender welke door de Staat geheven belasting. Indien de Staat een schuldvordering heeft ten opzichte van een houder of begunstigde van slapende tegoeden of verzekerde prestaties, brengt de betrokken administratie de Kas er binnen vijf werkdagen van op de hoogte dat hij zinnens is deze in beslag te nemen. In dit geval blokkeert de Kas deze tegoeden of verzekerde prestaties gedurende een bijkomende termijn van dertig dagen ten einde deze administratie in staat te stellen eventueel de procedure voor derdenbeslag in werking te stellen.

De Raad van State stelt dat deze bepaling verder reikt dan hetgeen vervat is in de machtiging aan de Koning die is ingeschreven in de artikelen 30, 32, vierde lid, en 40, tweede lid van de wet van 24 juli 2008. Toch is ervoor gekozen de bepaling te behouden, omdat ze ondertussen haar wettelijk grondslag vindt in de in de aanhef van het besluit vermelde fiscale wetboeken, zoals gewijzigd door de programmawet van ........

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en trouwe dienaar, de Minister van Financiën, D. REYNDERS

30 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), inzonderheid de artikelen 30, 32, 40, 41 en 45 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), de artikelen 30, 32, vierde lid, 40, tweede lid, 41, vijfde lid, en 45, tweede lid;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 335, gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009;

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 93quaterdecies, § 3, gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009;

Gelet op het Wetboek diverse rechten en taksen, artikel 211, § 3, gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009;

Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, artikel 289, § 3, gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009;

Gelet op het Wetboek der successierechten, artikel 104bis, ingevoegd bij de programmawet van 23 december 2009 Gelet op de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, artikel 210, § 3, gewijzigd bij de programmawet van 23 december 2009;

Gelet op het advies nr 21/2009 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 2 september 2009;

Gelet op het advies 47.242/2 van de Raad van State, gegeven op 28 oktober 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I);2° registers : registers bedoeld in de artikelen 30, 32, vierde lid, en 40, tweede lid, van de wet;3° betrokkene : betrokkene bedoeld in artikel 10, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 2.De Kas wordt aangewezen als de voor de voor de verwerking verantwoordelijke bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, voor wat betreft de registers.

Art. 3.De betrokkenen en de andere personen die een wettig belang aantonen, hebben op de volgende wijzen toegang tot de registers : 1° zij mogen er zelf opsporingen in doen uitsluitend via een webstek die er specifiek aan is gewijd;2° zij mogen de Kas vragen er opsporingen in te doen.

Art. 4.§ 1. De identiteit van een betrokkene of van een andere in artikel 3 bedoelde persoon, wordt geacht zeker te zijn in geval hij toegang heeft tot de informaticatoepassing van de registers aan de hand van zijn elektronische identiteitskaart en zijn PIN-code (persoonlijke identificatiecode) of een « token » dat is afgeleverd door de bevoegde federale overheid.

De Minister van Financiën mag andere modaliteiten bepalen voor de certificering van de identiteit van een betrokkene of een andere in artikel 3 bedoelde persoon die in de registers opsporingen wenst te doen. § 2. In geval een betrokkene of een andere in artikel 3 bedoelde persoon, aan de Kas vraagt opsporingen te doen, wordt zijn identiteit geacht zeker te zijn indien hij haar een kopie van zijn identiteitsbewijs voorlegt.

In geval van twijfel mag de Kas eisen dat haar het originele identiteitsbewijs wordt voorgelegd.

Art. 5.Een persoon die in de registers zelf opsporingen wenst te doen of te laten doen door de Kas naar gegevens over een derde dient : 1° op zijn eer te verklaren op grond van welke hoedanigheid hij een wettig belang heeft om deze opsporing te doen of te laten doen;2° volgende gegevens te verstrekken over deze derde : hetzij diens naam, voornaam en geboortedatum, hetzij diens rijksregisternummer. De verklaring op eer en de gegevens bedoeld in het eerste lid, dienen, al naargelang het geval, elektronisch of met de hand te worden ondertekend.

Art. 6.De betrokkenen die in de registers opsporingen doen of laten doen door de Kas, hebben toegang tot alle beschikbare gegevens die rechtstreeks op hen betrekking hebben.

De andere in artikel 3 bedoelde personen die in de registers opsporingen doen of laten doen door de Kas naar gegevens betreffende een derde, hebben toegang tot volgende gegevens voor zover ze beschikbaar zijn : 1° bij een opsporing in het register bedoeld in artikel 30 van de wet : het bestaan van tegoeden;2° bij een opsporing in het register bedoeld in artikel 32, vierde lid, van de wet : het bestaan van safes;3° bij een opsporing in het register bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de wet : het bestaan van een verzekeringsovereenkomst.

Art. 7.Artikel 13, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934 is niet van toepassing op de slapende tegoeden in deviezen.

Art. 8.Wie de teruggave van tegoeden in deviezen en/of effecten vraagt, betaalt aan de Kas een bedrag voor de vergoeding van de beheerskosten die haar worden aangerekend door de derden die instaan voor het beheer. Deze betaling geschiedt voorafgaandelijk aan deze teruggave, tenzij schuldvergelijking met terug te geven tegoeden in euro mogelijk is.

De derden die instaan voor het beheer van deviezen en/of effecten, drukken de kosten die zij aan de Kas aanrekenen, uit in euro.

Art. 9.In het raam van het beheer van de aan haar overgedragen effecten vraagt de Kas de betaling in speciën in geval de keuze wordt gelaten tussen een betaling in speciën of in effecten.

De effecten worden uitsluitend teruggegeven op een effectenrekening geopend bij een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die in de Europese Economische Ruimte de activiteit van effectenbeheer uitoefent.

Wie recht heeft op de teruggave van een fractie van een effect, kan de teruggave van het volledige effect bekomen mits betaling van het verschil tussen de marktwaarde van dit effect en de marktwaarde van de fractie op de datum van de aanvraag tot teruggave.

Art. 10.Wie de teruggave van tegoeden in deviezen en/of effecten vraagt, betaalt de eraan verbonden kosten.

Art. 11.De Kas bepaalt de aard en de vorm van de documenten die ter staving van een aanvraag tot teruggave moeten worden voorgelegd.

Art. 12.De Kas neemt in de registers de gegevens op die de instellingen-depositaris, de instellingen-verhuurder en de verzekeringsondernemingen haar onder hun verantwoordelijkheid meedelen aan de hand van een passend bericht. De Kas mag deze gegevens niet wijzigen zonder dat de betrokken instelling-depositaris, instelling-verhuurder of verzekeringsonderneming haar de reden van de wijziging aan de hand van een bericht van verbetering meedeelt.

In geval een instelling-depositaris, instelling-verhuurder of verzekeringsonderneming verkeerde gegevens aan de Kas heeft meegedeeld, heeft ze het recht deze te verbeteren.

In geval dat het in het eerste lid bedoelde bericht van verbetering in de registers wordt opgenomen nadat de Kas de tegoeden of verzekerde prestaties heeft teruggegeven aan de persoon die als rechthebbende in het oorspronkelijk bericht is vermeld, draagt de Kas geen enkele verantwoordelijkheid zowel ten opzichte van de betrokken instelling-depositaris of verzekeringsonderneming als ten opzichte van derden die recht op teruggave van dezelfde tegoeden of verzekerde prestaties hebben. De Kas brengt de betrokken instelling-depositaris of verzekeringsonderneming op de hoogte van de uitgevoerde teruggave en de identiteit van de persoon aan wie zij de tegoeden of verzekerde prestaties heeft teruggegeven op grond van het oorspronkelijk bericht.

Art. 13.Op verzoek van de administraties van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast zijn met de invordering van eender welke door de Staat geheven belasting, deelt de Kas hun de gegevens waarover zij beschikt met betrekking tot nog uit te voeren teruggaven mee.

Binnen vijf werkdagen dienen deze administraties hun bedoeling om alle of een deel van de terug te geven slapende tegoeden of verzekerde prestaties in beslag te nemen, mee te delen.

Vanaf de ontvangst van dit bericht kan de Kas de overeenkomstige tegoeden of verzekerde prestaties niet geldig vrijgeven dan na het verstrijken van een bijkomende termijn van dertig kalenderdagen.

Art. 14.De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 december 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^