Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juli 2018
gepubliceerd op 09 oktober 2018

Koninklijk besluit betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018013235
pub.
09/10/2018
prom.
30/07/2018
ELI
eli/besluit/2018/07/30/2018013235/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JULI 2018. - Koninklijk besluit betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit geeft uitvoering aan artikelen 472 en 504 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 dat aan de Koning de bevoegdheid verleent om: - het bewaren en bijhouden van de kadastrale bescheiden door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te regelen; - de regels en de tarieven vast te stellen voor het vervaardigen en het uitreiken van uittreksels of afschriften van de kadastrale bescheiden.

Het is belangrijk dat de wetgeving rekening houdt met de aan de gang zijnde modernisering en de nieuw ontwikkelde geautomatiseerde toepassingen. Dit alles met het oog op: - het vereenvoudigen en het uniformiseren van de werkprocessen; - het verkleinen van het risico op fouten; - een efficiënte en effectieve werking van de diensten; - een correcte en tijdige dienstverlening aan de burger, federale en regionale overheden en de voornaamste stakeholders actief in de onroerendgoedsector.

Dit nieuwe besluit beoogt aldus de vervanging van twee oude besluiten: - het Koninklijk besluit van 26 juli 1877 dat het reglement vaststelt voor de bewaring van het kadaster: deze tekst is zeer technisch van aard en behandelt tot in detail de wijze van kadastreren. Door de invoering van nieuwe werkmethoden, hoofdzakelijk gelinkt aan het dagdagelijks gebruik van informaticatoepassingen, zijn talrijke artikelen van dit koninklijk besluit volledig achterhaald. De tekst is bijgevolg onbegrijpelijk en ontoegankelijk geworden. Met het oog op meer transparantie is het opportuun deze regels te herschrijven zodat zij in overeenstemming zijn met de geïnformatiseerde werkmethoden die vandaag worden gebruikt en gebaseerd zijn op gedigitaliseerde documenten; - het Koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels: van bij de aanvang werd deze tekst aangenomen in het vooruitzicht dat hij zou ophouden van toepassing te zijn op 31 december 2006. Deze tekst vertrekt dus van het idee dat de erin bepaalde tarieven regelmatig zouden moeten worden herzien opdat zij zo goed mogelijk zouden overeenstemmen met de productiekosten. De toepassing van dit koninklijk besluit werd verlengd in de tijd, zonder evenwel te worden geactualiseerd. Het is vanzelfsprekend dat sedertdien de werkmethoden werden gemoderniseerd en het thans noodzakelijk is tarieven vast te stellen die beter afgestemd zijn op de reële kostprijs van het vervaardigen van de documenten die ter beschikking worden gesteld van het publiek. Ook de behoeften van het publiek zijn gewijzigd: een actualisering van de lijst van de beschikbare producten, meer duidelijk en verstaanbaar, is noodzakelijk. Bovendien is het wetgevend kader dat van invloed is, sterk geëvolueerd. Zo moet er rekening worden gehouden met de regelgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het hergebruik van overheidsinformatie, het ter beschikking stellen van geografische informatie en de openbaarheid van bestuur.

Dit nieuwe koninklijk besluit dat er in eerste instantie is op gericht de achterhaalde teksten te vervangen en de nieuwe werkmethoden te regulariseren, vormt een aanzet in afwachting van meer ingrijpende wijzigingen in de reglementering op het vlak van de patrimoniumdocumentatie. Aldus voorziet het regeerakkoord van 10 oktober 2014 in de opstelling van een Wetboek van de Patrimoniumdocumentatie. De overheidsopdracht hiertoe is lopende maar het project zal wellicht, gelet op zijn omvang, niet meer kunnen worden gefinaliseerd binnen de huidige legislatuur. De privacy problematiek is in dat kader een essentieel onderdeel dat wettelijk dient te worden verankerd. Het huidige koninklijk besluit is alvast een tussenstap in dit verdere traject.

Ook wordt benadrukt dat dit koninklijk besluit enkel betrekking heeft op de "kadastrale" documentatie. De kadastrale documentatie bestaat uit het geheel van de documenten, stukken, plannen, databanken en informatie waarover de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) beschikt in het kader van de haar, in uitvoering van Titel IX van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgedragen taken. Deze documentatie moet worden onderscheiden van de informatie die wordt afgeleverd door de Administratie Rechtszekerheid op grond van de Hypotheekwet, het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten of het Wetboek der successierechten.

Het besluit is onderverdeeld in vier delen en een bijlage: Titel I: Algemene bepalingen en definities;

Titel II: Het aanleggen en bijwerken van de kadastrale documentatie;

Titel III: Het afleveren van kadastrale uittreksels;

Titel IV: Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen;

Bijlage: tabel tot bepaling van de verschuldigde retributies voor het afleveren van kadastrale uittreksels.

Titel I Enerzijds is het noodzakelijk bepaalde concepten te moderniseren, inzonderheid ingevolge de invoering van de transversale behandeling van de mutatieve akten tussen de Administratie Rechtszekerheid en de Administratie Opmetingen en Waarderingen via de geautomatiseerde toepassing STIPAD (Système de Traitement Intégré Patrimonium Documentatie).

Anderzijds is de noodzaak tot het herdefiniëren van een reeks begrippen een vereiste opdat deze op een uniforme en duidelijke wijze zouden worden geïnterpreteerd door de personeelsleden van de beide voormelde administraties. Ook naar derden toe en om redenen van rechtszekerheid dringt zich een duidelijke definiëring op van de begrippen die worden gehanteerd.

Titel II Dit deel heeft als doel de vervanging van het Koninklijk besluit van 26 juli 1877 dat het reglement vaststelt voor de bewaring van het kadaster. De modernisering van deze tekst is noodzakelijk, gelet inzonderheid op de nieuwe werkmethoden die werden ingevoerd: 1. De transversale behandeling van de mutatieve akten tussen de Administratie Rechtszekerheid en de Administratie Opmetingen en Waarderingen via de geautomatiseerde toepassing STIPAD. Door de invoering van deze transversale werkmethode, is het meer dan noodzakelijk gebleken: - te beschikken over een coherente identificatie van de goederen en dit inzonderheid wat de privatieve delen betreft vermeld in basisakten; - de verschillende statussen te definiëren van de kadastrering van percelen; - het onderscheid te maken tussen kadastrale percelen en niet kadastreerbare objecten; - de informatiebronnen die aan de basis liggen van de kadastrale documentatie te actualiseren en te herdefiniëren. 2. De inwerkingtreding van het Koninklijk besluit van 18 november 2013 tot aanvulling van de identificatieregels van onroerende goederen in een aan de hypothecaire openbaarmaking onderworpen akte of stuk, en tot regeling van de voorafgaande neerlegging van een plan bij de AAPD en van de aflevering door die algemene administratie van een nieuwe identificatie (Precad). Dit besluit bepaalt de modaliteiten die moeten worden nageleefd voor de eenduidige aanduiding van een perceel dat in een akte of document voorwerp van de hypothecaire bekendmaking, nieuw wordt gecreëerd. Het organiseert eveneens de voorafgaandelijke neerlegging van een plan bij de AADP alsook de regels die moeten worden gevolg voor de aflevering door de AAPD van een nieuwe identificatie.

Door de toekenning van deze perceelsidentificatie engageert de AAPD zich ertoe dit perceel later ook effectief te creëren. Om dit te kunnen doen moet zij zich er van verzekeren over alle noodzakelijke informatie te beschikken vereist voor deze creatie. Aldus wordt voorafgaandelijk aan de mededeling van de perceelsidentificatie, de aanlevering geëist van een plan van afbakening.

Aan externe landmeters wordt dus gevraagd om hun kadastrale projecten voor te stellen rekening houdende met bepaalde modaliteiten. Om hun werk te vergemakkelijken is het noodzakelijk de regels zoals initieel gedefinieerd in het Koninklijk besluit van 26 juli 1877, te vereenvoudigen.

Titel III Dit deel beoogt de vervanging van het Koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels.

Bij de redactie van deze titel werd rekening gehouden met de gecombineerde toepassing van de regels en beginselen die gelden op het vlak van de privacy of die er onrechtstreeks op van invloed zijn, zoals onder andere bepaald bij: - de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; - de wet van 15 december 2011 tot omzetting van de Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE); - de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de FOD Financiën in het kader van zijn optreden; - de wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren; - de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG); - de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie.

Op basis van de voormelde reglementering wordt, zonder enige afbreuk te doen aan het begrip persoonsgegeven, de terbeschikkingstelling van de kadastrale documentatie afgestemd op de taak van algemeen belang die zij vervult in de democratische samenleving (onderscheid tussen artikel 38 en 40). De eenduidige identificatie van een onroerend goed en zijn ligging met het oog op meer rechtszekerheid vormt in dit kader een essentieel aspect.

De geografische component van kadastrale documentatie wordt ondergebracht in artikel 40, hetgeen moet toelaten te voldoen aan de verplichtingen opgelegd in het kader van de INSPIRE wetgeving, de regelgeving inzake hergebruik van overheidsinformatie en de verplichting om de informatie als authentieke bron ter beschikking te stellen van andere instanties. De publieke terbeschikkingstelling van de bedoelde geografische gegevens dient het algemeen belang, terwijl de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokken natuurlijke personen gering zijn.

De Federale Overheidsdienst Financiën is overeenkomstig art. 2 van de voormelde wet van 3 augustus 2012 de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens.

De gegevens beoogd in de artikelen 38 en 40 zullen niettemin worden onderworpen aan een gegevensbeschermingseffectbeoordeling zoals bedoeld in artikel 35 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (AVG).

In vergelijking met het Koninklijk besluit van 20 september 2002 dat wordt opgeheven, wordt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de persoonsgegevens sterk verhoogd. De motieven op grond waarvan derden kadastrale uittreksels kunnen verkrijgen, worden aanzienlijk beperkt en de finaliteiten van de (nu sterk beperkte) openbaarheid van de kadastrale documentatie worden reglementair vastgelegd. Met het oog op de rechtszekerheid drong de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer er meerdere malen op aan om de doelstellingen van de openbaarheid van de kadastrale documentatie in een regelgevende tekst vast te leggen (advies 32/2001).

De kadastrale documentatie kan slechts op grond van artikel 36, 12° en artikel 50 ter beschikking worden gesteld na een gemotiveerd verzoek aan de bevoegde administratie van de AAPD, teneinde haar en, in voorkomend geval, de instantie binnen de Federale Overheidsdienst Financiën bevoegd voor privacy in staat te stellen het verzoek voorafgaandelijk te controleren.

De vaststelling van de lijst van de producten die worden afgeleverd op basis van de kadastrale documentatie en van het tarief van de verschuldigde retributies, worden hernomen in de tabel in de bijlage bij het koninklijk besluit.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen in het advies 63.731/3 van 16 juli 2018 van de Raad van State, behalve wat de opmerking in verband met het artikel 9 betreft.

Het is heden ten dage niet meer mogelijk om een coherent systeem te onderhouden zonder het mechanisme van inlichtingen verstrekt door de gemeentebesturen.

Bovendien voert het systeem voorzien in artikel 9 geen nieuwe verplichtingen voor de gemeentebesturen in, maar wordt het systeem dat al voorzien is in artikel 17 van het koninklijk besluit van 26 juli 1877, dat door dit besluit wordt opgeheven, hernomen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Raad van State, afdeling wetgeving Advies 63.731/3 van 16 juli 2018 over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels" Op 13 juni 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 17 juli 2018, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 3 juli 2018 . De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 16 juli 2018. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de regelgeving betreffende het aanleggen en het bijhouden van de kadastrale documentatie en het ter beschikking stellen van kadastrale uittreksels te vervangen. Het ontworpen koninklijk besluit is onderverdeeld in vier titels.

Terwijl in titel 1 algemene bepalingen en definities zijn opgenomen en in titel 4 de overgangs-, opheffings- en slotbepalingen zijn samengebracht, handelt titel 2 over het aanleggen en bijwerken van de kadastrale documentatie en titel 3 over het ter beschikking stellen van kadastrale uittreksels.

De geldende regeling, opgenomen in het koninklijk besluit van 26 juli 1877 "betreffende het reglement voor de bewaring van het kadaster' en in het koninklijk besluit van 20 september 2002 `tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen", wordt opgeheven (artikelen 61 en 62 van het ontwerp).

Rechtsgrond 3. In het kader van het belasten van inkomsten uit onroerende goederen voorziet het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92) in het vaststellen van een kadastraal inkomen, d.i. "het gemiddeld normaal netto-inkomen van één jaar" (artikel 471 van het WIB 92); voor gebouwde percelen gebeurt dit op grond van de normale netto-huurwaarden (1) op een bepaald referentietijdstip en in principe door middel van vergelijking met referentiepercelen in de gemeente of in de naburige gemeenten (artikel 477, § 1, van het WIB 92).

Het kadastraal inkomen wordt per kadastraal perceel bepaald, en daartoe gaat de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (afgekort: AAPD) over tot de schatting van de percelen (artikel 472, § 1, van het WIB 92).

Om de tien jaar gaat de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie over tot een algemene perequatie van de kadastrale inkomens (artikel 487, § 1, van het WIB 92).

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie staat in voor het bewaren en het bijhouden van de kadastrale bescheiden (artikel 504, eerste lid, van het WIB 92). 4. Luidens de vermelding in de aanhef van het ontworpen besluit wordt de rechtsgrond gezocht in artikel 108 van de Grondwet (algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning), gelezen in samenhang met artikel 504 van het WIB 92.Dat laatste artikel luidt: "De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie staat in voor het bewaren en het bijhouden van de kadastrale bescheiden volgens de regelen die de Koning bepaalt.

Enkel de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is ertoe gemachtigd, volgens de regels en de tarieven bepaald door de Koning, uittreksels of afschriften van de kadastrale bescheiden te vervaardigen en uit te reiken.

Behoudens uitdrukkelijke toestemming van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, is de nadruk van voormelde uittreksels of afschriften verboden, evenals de verwerking ervan volgens een op informatica gebaseerde of andere werkwijze." 4.1. Voor titel 2 van het ontwerp kan in beginsel rechtsgrond worden gevonden in het eerste lid van artikel 504 van het WIB 92. De gemachtigde deelde in dit verband nog het volgende mee: "Volgens artikel 504 WIB92 verzekert de AAPD de bewaring en de bijwerking van de kadastrale documenten. Het kadastraal perceel is een integrerend deel van de kadastrale documentatie en de regels betreffende vorming/creatie van percelen waren reeds opgenomen in het KB van 26 juli 1877. Bij lezing van de verschillende artikelen van het WIB92 begrijpt men dat de kadastrale legger is opgericht met fiscale doeleinden. Het gaat om de vaststelling van een kadastraal inkomen rekening houdend met de aard van het goed en het eigendomsrecht. Per definitie is een perceel een samenhangend deel van het grondgebied en toebehorend aan eenzelfde eigenaar. Deze combinatie van eigendomsrecht en aard van het goed is uniek. Ze bestaat bijvoorbeeld niet in urbanistische bepalingen. Het kadastraal perceel is dus een bijzonder gegeven dat eigen is aan de kadastrale documentatie en waarvan de bewaring door artikel 504 is toevertrouwd aan de AAPD, en aan de Administratie Opmetingen en Waarderingen in het bijzonder." Inzake de rechtsgrond voor sommige bepalingen van titel 2 zijn in het bijzonder de volgende kanttekeningen te maken. 4.1.1. Het is onduidelijk wat de rechtsgrond is voor artikel 9 van het ontwerp, dat de gemeentebesturen verplicht kennis te geven van de veranderingen die zich in de eigendommen op hun grondgebied hebben voorgedaan ingevolge bepaalde situaties. Daaromtrent om uitleg verzocht, antwoordde de gemachtigde het volgende: "Deze tekst werd overgenomen uit het oude KB van 26 juli 1877 dat steunt op het oude KB van 22 maart 1845 in uitvoering van de wet van 10 oktober 1860 betreffende de herziening van de kadastrale inkomens en de wet van 5 juli 1871 die wijzigingen aanbracht aan diverse belastingwetten. Het thans voorgestelde KB is grotendeels gesteund op artikel 504 WIB92. Ook de argumentatie bij vraag 4 [zie het vorig citaat] is hier deels van toepassing." Uit artikel 6, § 1, VIII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 "tot hervorming der instellingen" blijkt dat onder meer de federale overheid de gemeentelijke overheden met de uitvoering van wetten en besluiten of met andere opdrachten kan belasten. Opdat de federale overheid aldus taken in het kader van het zogenaamde medebewind aan de gemeenten kan opleggen, is een wettelijke grondslag vereist. Tenzij ervoor een specifieke rechtsgrond kan worden aangeduid, dient artikel 9 uit het ontwerp weggelaten te worden. 4.1.2. De vraag rijst of artikel 504 van het WIB 92, eventueel gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet, de Koning toelaat om de bewijswaarde te bepalen van de kadastrale documentatie. Zo wordt in artikel 27 van het ontwerp bepaald dat de op het kadastraal percelenplan weergegeven grenzen van de kadastrale planpercelen indicatief zijn. Uit artikel 35 van het ontwerp blijkt dan weer dat de databank van de plannen van afbakening als een authentieke bron moet worden beschouwd voor de afbakening van de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van de plannen.

Daarover om uitleg verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Art. 27: Dit artikel heeft als doel informatie te verstrekken omtrent de hoedanigheid van de kadastrale grenzen op het kadastraal perceelplan. Het wil vermijden dat de externe gebruiker buitensporig gebruik maakt van het plan zonder de minimale vanzelfsprekende voorzorgen te nemen.

Artikel 35: de afbakeningsplannen zijn gegroepeerd in een databank in functie van de besluiten PRECAD (18/11/2013 en 12/5/2015). Deze besluiten zijn gesteund op artikel 141 van de Hypotheekwet." Voor artikel 27 wordt geen andere rechtsgrond vooropgesteld. Voor artikel 35 wordt verwezen naar artikel 141 Hypotheekwet, maar ook die bepaling bevat geen concrete machtiging ter zake. Artikel 504 van het WIB 92 - zelfs gelezen in samenhang met de algemene uitvoeringsbevoegdheid - is een onvoldoende grondslag voor de uitvoerende macht om de bewijswaarde van de kadastrale documentatie te bepalen. Dat is immers in beginsel een zaak van de wetgever. Indien geen andere rechtsgrondbepalingen voorhanden zijn, dienen deze bepalingen weggelaten te worden uit het ontwerp.

Dat geldt overigens evenzeer voor artikel 54, derde lid, van het ontwerp, dat deel uitmaakt van titel 3 en waarin wordt bepaald dat de door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie verstrekte informatie in geen geval tot bewijs strekt van het bestaan of de draagwijdte van de rechtshandelingen en feiten die eraan ten grondslag liggen. 4.1.3. Voor de artikelen 33 en 39 van het ontwerp vormt artikel 472 van het WIB 92 de rechtsgrond. Uit deze bepaling volgt dat de Koning de regels en de vormen voor de schatting door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de kadastrale percelen dient vast te stellen.

In de aanhef moet derhalve eveneens van deze bepaling melding gemaakt worden. 4.1.4. Voor artikel 5 van het ontwerp biedt artikel 504 van het WIB 92 eveneens rechtsgrond, doch voor zover rekening gehouden wordt met het voorbehoud geformuleerd in opmerking 5. 4.2. Voor titel 3 van het ontwerp kan in beginsel rechtsgrond worden gevonden in het tweede lid van artikel 504 van het WIB 92.

Dat is echter niet het geval voor artikel 55 van het ontwerp. In dat artikel wordt bepaald dat de aanvrager verantwoordelijk is voor het rechtmatig gebruik van de hem verstrekte kadastrale documentatie (eerste lid) en dat de aanvrager verplicht is om de FOD Financiën of de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te vrijwaren voor de aanspraken van anderen, voortvloeiende uit of verband houdende met de al dan niet onrechtmatige wijze waarop hij de verstrekte informatie gebruikt (tweede lid).

Het gaat hier immers niet om een regeling inzake het vervaardigen of het uitreiken van uittreksels of afschriften van kadastrale bescheiden, maar om een regeling van aansprakelijkheid waarvoor in beginsel de wetgever bevoegd is.

Algemene opmerkingen 5. In artikel 5 van het ontwerp wordt bepaald dat de kadastrale documentatie wordt bijgewerkt op basis van "1° "juridische" mutaties als gevolg van wijzigingen aan de eigendomstoestand;2° "fysische" mutaties als gevolg van wijzigingen bedoeld in artikel 494 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992; 3° door de AAPD op eigen initiatief uitgevoerde kwalitatieve verbeteringsoperaties." Daarmee wordt de bij de wet voorgeschreven tienjaarlijkse bijwerking veronachtzaamd. Artikel 487, § 1, van het WIB 92 schrijft die algemene perequatie van de kadastrale inkomens immers verplicht voor. In die zin strijdt het ontwerp met de rechtsgrond.

Alhoewel uit artikel 487, § 1, van het WIB 92 volgt dat de kadastrale inkomens om de tien jaar moeten worden herijkt, heeft er geen algemene perequatie van de kadastrale inkomens meer plaatsgehad sedert 1975, toen de kadastrale inkomens opnieuw zijn vastgesteld met als referentietijdstip 1 januari 1975.

Bij artikel 45, § 4, van de wet van 19 juli 1979 "houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, op het stuk van onroerende fiscaliteit" werd aanvankelijk bepaald: "Een nieuwe algemene perequatie der kadastrale inkomens zal zo worden verricht dat haar resultaten van toepassing zijn vanaf 1 januari 1986." Naderhand werd die datum verschoven tot 1 januari 1991 en tot 1 januari 1992 (2), doch uiteindelijk werd die bepaling opgeheven(3).

Bij artikel 30 van de wet van 28 december 1990 `betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen' werd het referentietijdstip voor de toepassing van de "volgende" algemene perequatie van de kadastrale inkomens vastgesteld op 1 januari 1994.

Dit gebeurde "[o]pdat de administratie van het Kadaster de schattingswerkzaamheden in verband met de nieuwe kadastrale inkomens kan aanvangen" (4). In afwachting van die "volgende" perequatie werden de bestaande kadastrale inkomens vanaf 1991 geïndexeerd (5).

In antwoord op een parlementaire vraag heeft de Minister van Financiën in 2016 meegedeeld dat een traditionele perequatie volgens de huidige stand van zaken niet meer haalbaar is (6).

In artikel 108 van de Grondwet wordt bepaald dat de Koning de verordeningen maakt en de besluiten neemt die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn, "zonder ooit de wetten zelf te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen". Het staat derhalve niet aan de Koning om van de wet af te wijken.

Indien wordt geoordeeld dat de tienjaarlijkse algemene perequatie niet meer haalbaar is, dient de wet te worden aangepast, inzonderheid door artikel 487 van het WIB 92 op te heffen. Zolang dat niet is gebeurd, moet die wettelijke bepaling worden nageleefd en zal er in artikel 5 van het ontwerp ook melding dienen te worden gemaakt van de bijwerking van de kadastrale documentatie ingevolge de tienjaarlijkse algemene perequatie bedoeld in artikel 487 van het WIB 92. 6. In het verslag aan de Koning wordt voorgehouden dat het ontwerp geen fiscale implicaties heeft. De gemachtigde licht dit als volgt toe: "Het voorgelegde KB legt thans de nadruk op de documentaire basis, omdat die ruimer is dan enkel het fiscaal aspect. De bepalingen van het WIB92 zijn in wezen fiscaal en deze gegevens zijn beschermd door het fiscaal geheim. Niettemin laat artikel 504 WIB92 toe om, door de aflevering van kadastrale uittreksels, kadastrale inlichtingen te verspreiden met een ander doel dan enkel fiscaliteit. Artikel 504 WIB92 kan dus in die zin begrepen worden als een uitzondering op het zuiver fiscaal gebruik van de kadastrale inkomens en het kadastraal perceel. Het is dit aspect van gebruik, voor niet-fiscale doeleinden, dat in het besluit wordt verduidelijkt. Uiteraard blijft ook het fiscaal aspect belangrijk." Hieruit blijkt dat het ontwerp wel degelijk fiscale implicaties heeft.

Dat blijkt ook uit artikel 29 dat bepaalt dat de kadastrale aard van een kadastraal patrimoniumperceel wordt vastgesteld door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie in functie van het in de artikelen 477 tot 485 van het WIB 92 gemaakte onderscheid. Daarnaast bepaalt artikel 39 hoe de schattingsdocumentatie wordt aangelegd en bijgewerkt, wat in sommige gevallen van doorslaggevend belang kan zijn voor de effectieve fiscale schatting. Het verslag aan de Koning moet dan ook worden aangepast om de indruk weg te nemen dat er geen fiscale implicaties zouden zijn.

Onderzoek van de tekst Aanhef 7. In het achtste lid van de aanhef dient de specifieke formule voor de verwijzing naar een advies van de afdeling Wetgeving op dertig dagen te worden gebruikt (7). Artikel 6 8. Op de vraag waarom in artikel 6, 3°, van het ontwerp geen melding wordt gemaakt van koninklijke of reglementaire besluiten (8), antwoordde de gemachtigde het volgende: "Hier worden de overdrachten van eigendom tussen openbare diensten bedoeld (onteigening, overdrachten in het kader van de Staatshervorming, enz.). Volgens onze administratie zijn er geen overdrachten bij KB, welke steeds handelen in uitvoering van een wet.

Voor de volledigheid kunnen KB's en reglementaire beslissingen echter wel worden toegevoegd aan het artikel." Met deze conclusie kan worden ingestemd. In artikel 6, 3°, van het ontwerp kan dan worden geschreven: "3° regelgeving in het algemeen".

Artikel 7 9. Gevraagd waarom er geen fysieke mutaties kunnen gebeuren op basis van informatie bedoeld in artikel 475, 1°, van het WIB 92, luidde het antwoord van de gemachtigde als volgt: "Het punt 1° betreft inlichtingen verstrekt door de eigenaar of de huurder over de staat van de goederen.In principe wordt de eigenaar, als hij werken aangeeft, reeds door artikel 473 WIB92 verplicht om een aangifte te verstrekken. Artikel 473 WIB92 dekt o.i. dus de inlichtingen verstrekt in het kader van artikel 475,1° WIB92." Artikel 12 10. Overeenkomstig artikel 12, § 4, van het ontwerp kan de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie naast de statussen "gereserveerd", "gekadastreerd", "niet afgebakend" en "passief", nog andere statussen bepalen om technische, fiscale of juridische redenen. De toekenning van regelgevende bevoegdheid aan een administratie die geen politieke verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van een democratisch verkozen vergadering, is in principe ontoelaatbaar, omdat afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de eenheid van verordenende macht en aan het beginsel van de politieke verantwoordelijkheid van de ministers. Enkel wanneer het gaat om maatregelen die een beperkte en technische draagwijdte hebben, kan een dergelijke delegatie worden aanvaard. De bijkomende statussen die op grond van deze delegatie worden uitgewerkt, kunnen dan ook hooguit beperkte en louter technische gevolgtrekkingen inhouden voor de kadastrale documentatie en uittreksels, van bestaande, al dan niet fiscale rechtsregels.

Artikel 19 11. In artikel 19, 4°, van het ontwerp wordt bepaald dat ongebouwde onroerende goederen die deel uitmaken van het openbaar domein "in principe" niet geïdentificeerd worden onder de vorm van een kadastraal patrimoniumperceel. De draagwijdte van de vermelding "in principe" is onduidelijk en vormt aldus een rechtsonzeker element. Dat dient te worden verholpen.

De toepassing van deze bepaling mag overigens niet tot gevolg hebben dat fiscale vrijstellingen worden verleend. De afdeling Wetgeving heeft daar echter geen zicht op en kan dit punt derhalve niet nader beoordelen.

Artikel 23 12. In artikel 23 van het ontwerp wordt bepaald dat de "kadastrering van gebouwen, [van] gronden en van materieel en outillage, die wegens (...) [de] bijzondere aard of bestemming [ervan] niet kan gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 18, 19 en 20, wordt bepaald door de AAPD". Uit het advies van de Inspectie van Financiën blijkt dat het bijvoorbeeld gaat om gevallen (vakantiedomeinen, industriële complexen, hospitalen, ...) die omwille van hun complexiteit of bijzondere bestemming een specifieke behandeling vereisen.

Het is niet mogelijk om ter zake reglementaire bevoegdheid aan de administratie toe te kennen. Er zal daarom in artikel 23 dienen te worden verduidelijkt dat het om een individuele beslissingsbevoegdheid gaat.

Indien de stellers van het ontwerp toch een meer algemene beoordelingswijze beogen, zullen ze moeten nagaan of het niet mogelijk is om in dat artikel een aantal algemene krijtlijnen uit te werken aan de hand waarvan de administratie de bedoelde gevallen zal dienen te beoordelen.

Artikel 41 13. Het bepaalde in artikel 41, § 1, van het ontwerp zal gelden "onverminderd de toepassing van de [w]et van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens".Een verwijzing naar de algemene verordening gegevensbescherming (9) ontbreekt, maar eigenlijk kan de "onverminderd"-verwijzing beter in haar geheel weggelaten worden. Bij koninklijk besluit kan immers geen afbreuk worden gedaan aan hogere regelgeving. Het is dan ook onnodig een regel te formuleren en erbij te vermelden dat ermee geen afbreuk wordt gedaan aan die hogere regelgeving.

Artikel 51 14. In artikel 51, § 2, van het ontwerp dienen de woorden "bij voorkeur" geschrapt te worden.Die woorden ontnemen aan de betrokken bepaling haar normatief karakter, vermits het niet om een verplichting, maar louter om een aanbeveling gaat.

Artikel 56 15. Artikel 56 van het ontwerp bepaalt dat de Minister van Financiën (lees: de minister bevoegd voor Financiën) de lijst vaststelt van de afschriften en uittreksels die op beperkte wijze of publiekelijk ter beschikking worden gesteld uit de kadastrale documentatie evenals de lijst van de tarieven van de retributies die ervoor verschuldigd zijn. Nog afgezien van de vraag of de ontworpen bepaling spoort met artikel 32 van de Grondwet inzake de openbaarheid van bestuur - het lijkt immers te gaan om een onbeperkte beoordelingsvrijheid die aan de minister bevoegd voor Financiën wordt gegeven -, moet worden opgemerkt dat overeenkomstig artikel 173 van de Grondwet de wetgever bij het invoeren van een retributie in elk geval de gevallen moet bepalen waarin ze verschuldigd is, alsook de heffingplichtigen en de eventuele vrijstellingen. Artikel 504, tweede lid, van het WIB 92 bevat die elementen. Het vaststellen van het bedrag van een retributie kan in het licht van dit gematigde legaliteitsbeginsel worden overgelaten aan de Koning. De Koning kan die beoordeling echter niet overlaten aan de Minister van Financiën, vermits het niet om een uitvoeringsmaatregel van bijkomstige of detailmatige aard gaat.

De retributietarieven die nu zijn vervat in het ontwerp van ministerieel besluit (10) dat samen met dit ontwerp van koninklijk besluit is voorgelegd, zullen daarom in het te nemen koninklijk besluit opgenomen dienen te worden.

Artikel 57 16. Artikel 57 van het ontwerp strekt ertoe de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te machtigen om in het kader van zijn opdracht tot het verstrekken van kadastrale informatie bijzondere overeenkomsten te sluiten met derden, met het oog op een efficiënte en voor de administratie kostenbesparende werkwijze.Dergelijke overeenkomsten kunnen afwijken van de in het te nemen besluit opgenomen regels en van de retributies zoals die zijn vastgesteld.

Vermits deze delegatie de administratie een ongelimiteerde bevoegdheid geeft, kan ze niet worden aanvaard. Enkel voor bijkomende maatregelen zou in een delegatie kunnen worden voorzien.

Het tweede lid van artikel 57 dient te vervallen.

Slotopmerking 17. Op een aantal punten zijn de wetgevingstechnische voorschriften niet gevolgd, wat dient te worden verholpen. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de eigenaardige en onlogische structuur van artikel 11 van het ontwerp. Het artikel is onderverdeeld in paragrafen, maar het eerste lid ervan valt buiten de indeling in paragrafen. De eerste drie paragraafaanduidingen zijn gebruikt om onderdelen van een opsomming aan te geven, terwijl de overige paragraafaanduidingen zijn gebruikt voor leden die eigenlijk onder het derde onderdeel van de opsomming ("eigenaarsgegevens") vallen.

De griffier, A. Truyens De voorzitter J. Baert _______ Nota's (1) Onder normale netto-huurwaarde dient te worden verstaan het normaal bruto-inkomen, nl.het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen, verminderd met één tiende wegens onderhouds- en herstellingskosten (artikelen 477, § 3, en 479, § 2, van het WIB 92). (2) Zie respectievelijk artikel 37 van de wet van 27 december 1984 "houdende fiscale bepalingen" en artikel 12 van de wet van 22 december 1989 "op de bescherming van de gezinswoning".(3) Artikel 28 van de wet van 28 december 1990 "betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen". (4) Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1366/3, 9; Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1366/6, 54-55 en 57. (5) Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1366/3, 8. Bij de bespreking van dit regeringsamendement in de commissie werd ervoor gewaarschuwd dat "we in een systeem van automatische jaarlijkse indexering van de kadastrale inkomens terechtkomen die niet meer met de werkelijke marktsituatie overeenstemmen" en dat "een dergelijk systeem ongunstige gevolgen [heeft], omdat het [niet] beantwoordt aan de evolutie van de vastgoedmarkt" (Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1366/6, 56). Ook het Europees Hof van Justitie heeft intussen meermaals vastgesteld dat het huidige kadastraal inkomen geen betrouwbare maatstaf is voor de reële huurwaarde (HvJ 11 september 2014, Verest en Gerards v. België, C-489/13, ECLI:EU:C:2014:2210, punt 22; HvJ 12 april 2018, Commissie v. België, C-110/17, ECLI:EU:C:2018:250, punten 41 tot 45 en 49).(6) Vr.en Antw. Kamer 2015-16, 15 februari 2016, nr. 62, 346 (Vr. nr. 685 D. Senesael). (7) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, formule F 3-5-2, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be), met dien verstande dat thans moet worden verwezen naar artikel 84, § 1, eerste lid, 2° (niet: 1° ), van de wetten op de Raad van State. (8) Zo is krachtens artikel 12 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 een koninklijk besluit vereist om de onroerende goederen die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten in hun patrimonium over te dragen (A. Vranckx, H. Coremans en J. Dujardin, Beheer over de onroerende goederen van openbare rechtspersonen, Brugge, die Keure, 2005, 53). (9) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 "betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG". (10) En waarover de Raad van State op 16 juli 2018 advies 63.732/3 heeft gegeven.

30 JULI 2018. - Koninklijk besluit betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen, inzonderheid op de artikelen 472 en 504;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 juli 1877 waarbij het reglement tot bewaring van het kadaster werd vastgesteld;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 december 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juli 2017 en 23 maart 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 9 oktober 2017;

Gelet op het advies nr. 29/2018 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 21 maart 2018;

Gelet op het advies 63.731/3 van de Raad van State, gegeven op 16 juli 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit regelt: 1° de wijze waarop de kadastrale documentatie wordt aangelegd en bijgewerkt;2° het uitreiken van afschriften, uittreksels en informatie uit deze documentatie. HOOFDSTUK 2. - Definities en begrippen

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° AAPD: de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;2° de kadastrale documentatie: het geheel van de documenten, stukken, plannen, databanken en informatie waarover de AAPD beschikt in het kader van de haar, in uitvoering van Titel IX van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgedragen taken;3° het kadastraal patrimoniumperceel: een onroerend goed of onroerend recht dat in hoofde van één of meerdere titularissen van een zakelijk recht onderworpen is aan een bepaald eigendomsstatuut.Het betreft het kadastraal perceel zoals bedoeld in artikel 472 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in hoofde waarvan het kadastraal inkomen wordt vastgesteld; 4° het kadastraal planperceel: een gedeelte van het Belgische grondgebied, geografisch afgebakend en geïdentificeerd door de AAPD op het kadastraal percelenplan, dat overstemt met het grondoppervlak van een of meerdere kadastrale patrimoniumpercelen;5° het patrimoniumobject: een object dat in de kadastrale patrimoniumdocumentatie om documentaire redenen wordt geïdentificeerd doch dat geen afzonderlijk kadastraal patrimoniumperceel vormt;6° het kadastraal percelenplan: de grafische voorstelling en samenstelling op een plan van alle kadastrale planpercelen van het Belgische grondgebied;7° de eigendomstoestand: de toestand van een kadastraal patrimoniumperceel op een bepaald ogenblik, gelet op de zakelijke rechten die er worden op uitgeoefend, hun titularissen en zijn kadastrale kenmerken;8° de kadastrale legger: bestand bevattende de op 1 januari van het aanslagjaar gekadastreerde actieve kadastrale patrimoniumpercelen met vermelding van hun eigendomstoestand, hun fiscale gegevens en sommige technische gegevens;9° de mutatieschets: grafische voorstelling die de toestand van een kadastraal planperceel weergeeft vóór en na een wijziging;10° de databank van de plannen van afbakening: de databank bedoeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 18 november 2013 tot uitvoering van artikel 5 van het koninklijk besluit van 18 november 2013 tot aanvulling van de identificatieregels van onroerende goederen in een aan de hypothecaire openbaarmaking onderworpen akte of stuk, en tot regeling van de voorafgaande neerlegging van een plan bij de AAPD en van de aflevering door die algemene administratie van een nieuwe identificatie;11° een plan van afbakening: een plan dat toelaat de grenzen te bepalen van een onroerend goed dat het voorwerp is van een akte, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 18 november 2013 tot aanvulling van de identificatieregels van onroerende goederen in een aan de hypothecaire openbaarmaking onderworpen akte of stuk, en tot regeling van de voorafgaande neerlegging van een plan bij de AAPD en van de aflevering door die algemene administratie van een nieuwe identificatie;12° de schattingsdocumentatie: het geheel van de documenten en technische informatie dat wordt aangelegd met het oog op de vaststelling van het kadastraal inkomen en de waardebepaling van een kadastraal patrimoniumperceel. TITEL 2. - HET AANLEGGEN EN BIJWERKEN VAN DE KADASTRALE DOCUMENTATIE HOOFDSTUK 1. - De kadastrale documentatie

Art. 3.De kadastrale documentatie bevat onder gematerialiseerde of gedematerialiseerde vorm, inzonderheid: 1° de kadastrale patrimoniumpercelen;2° het kadastraal percelenplan;3° de mutatieschetsen;4° de kadastrale legger;5° de databank van de plannen van afbakening;6° de patrimoniumobjecten;7° de schattingsdocumentatie;8° de archieven.

Art. 4.De documentatie bedoeld in artikel 3, 1°, 2°, 3°, 5° en 7° wordt voortdurend bijgewerkt en verbeterd.

Art. 5.De kadastrale documentatie wordt bijgewerkt op basis van: 1° "juridische" mutaties als gevolg van wijzigingen aan de eigendomstoestand;2° "fysische" mutaties als gevolg van de toepassing van artikel 487, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of als gevolg van wijzigingen bedoeld in artikel 494 van hetzelfde Wetboek;3° door de AAPD op eigen initiatief uitgevoerde kwalitatieve verbeteringsoperaties.

Art. 6.De juridische mutaties gebeuren uitsluitend op basis van: 1° geregistreerde akten, verklaringen, vonnissen en arresten en hun bijlagen, waaronder geregistreerde concessieovereenkomsten;2° akten en stukken onderworpen aan de hypothecaire publiciteit;3° regelgeving in het algemeen.

Art. 7.De fysische mutaties gebeuren uitsluitend op basis van: 1° de aangiften ontvangen op grond van artikel 473 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;2° de inlichtingen, de plannen en de erbij behorende stukken bedoeld in artikel 475, 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;3° de verrichtingen uitgevoerd op grond van artikel 476 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;4° de inlichtingen verkregen in het kader van de schattingswerkzaamheden tot vaststelling van de kadastrale inkomens verricht op grond van het koninklijk besluit van 10 oktober 1979 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen op het stuk van onroerende fiscaliteit.5° de inlichtingen verschaft door de gemeenten op grond van artikel 9.

Art. 8.De verbeteringen van de kwaliteit van de kadastrale documentatie gebeuren op basis van alle informatie en technieken die de AAPD nuttig acht.

Art. 9.De gemeentebesturen geven kennis van de veranderingen die zich in de eigendommen op hun grondgebied hebben voorgedaan, ingevolge: 1° nieuwe opbouw, gehele of gedeeltelijke heropbouw, verhoging, vergroting, gehele of gedeeltelijke afbraak en aanzienlijke beschadiging van gebouwen;2° elke wijziging waarvan zij in het kader van de stedenbouwwetgeving kennis hebben;3° wijzigingen aan banen, wegen, paden, kanalen;4° rechttrekking van rivieren en beken;5° het belastbaar worden van voorheen onbelastbare eigendommen en vrijstelling van vroeger belastbare eigendommen;6° elke wijziging die als aanzienlijk wordt beschouwd in de zin van artikel 494, § 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. HOOFDSTUK 2. - De kadastrale patrimoniumpercelen Afdeling 1. - Identificatie, inhoud en status

Art. 10.Het kadastraal patrimoniumperceel wordt door de AAPD op een duidelijke en uniforme manier geïdentificeerd door een perceelnummer.

Art. 11.Het kadastraal patrimoniumperceel bevat de volgende technische, fiscale en eigenaarsgegevens: 1° De technische gegevens, te weten: de ligging, de oppervlakte, de kadastrale aard, het kadastraal perceelnummer en in voorkomend geval de constructiecode die verwijst naar de bouwtechnische kenmerken van het gebouw;2° De fiscale gegevens, te weten: het bedrag van het kadastraal inkomen, het kadastraal inkomen per hectare voor ongebouwde percelen, de kadastrale aard, de nuttige oppervlakte en, in voorkomend geval, het toepasselijk federaal fiscaal regime en in zoverre de federale overheid nog de dienst van de belasting inzake de onroerende voorheffing verzekert, het fiscaal regime inzake de onroerende voorheffing;3° De eigenaarsgegevens van de titularissen van de zakelijke rechten die er worden op uitgeoefend, te weten: - de naam, voornamen, geboortedatum en het adres van de woonplaats als het een natuurlijke persoon betreft.De personen die beschikken over een rijksregisternummer of aan wie een identificatienummer in het bisregister werd toegekend in uitvoering van artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, worden tevens met dit nummer vermeld; - de maatschappelijke benaming, het ondernemingsnummer en het adres van de zetel als het een rechtspersoon betreft.

In voorkomend geval worden de eigenaarsgegevens aangevuld met de identificatiegegevens van de beherende overheidsdienst.

In voorkomend geval worden de eigenaarsgegevens aangevuld met de identificatiegegevens van de concessiehouder voor zover het concessiecontract is geregistreerd en een zakelijk recht creëert in hoofde van de concessionaris.

Art. 12.§ 1. Het kadastraal patrimoniumperceel heeft een van de volgende statussen: 1° de status "gereserveerd": een kadastraal patrimoniumperceel met een gereserveerde perceelidentificatie zoals bedoeld in art.1, § 1, 3° van het koninklijk besluit van 18 november 2013 tot aanvulling van de identificatieregels van onroerende goederen in een aan hypothecaire openbaarmaking onderworpen akte of stuk, en tot regeling van de voorafgaande neerlegging van een plan bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie en van de aflevering door die algemene administratie van een nieuwe identificatie.

Een kadastraal patrimoniumperceel met deze status is nog niet gekadastreerd; 2° de status "gekadastreerd": een kadastraal patrimoniumperceel waarvoor de technische, fiscale en eigenaarsgegevens met in voorkomend geval de aanvullende identificatiegegevens bedoeld in art.11, § 4, volledig zijn en waarvoor de kadastrale documentatie is bijgewerkt; 3° de status "niet afgebakend": een gekadastreerd kadastraal patrimoniumperceel dat niet wordt geïdentificeerd als een afzonderlijk planperceel omwille van het ontbreken van een plan van afbakening of van overtuigende aanwijzingen op het terrein die toelaten de precieze ligging er van te bepalen.Een perceel met deze status wordt niet afgebeeld op het kadastraal percelenplan; 4° de status "passief": een kadastraal patrimoniumperceel waarvan de toestand zoals deze zich voordeed op een bepaald moment, is achterhaald. § 2. De kadastrale patrimoniumpercelen met de status "gekadastreerd" en "niet afgebakend" worden voor de toepassing van dit besluit aangemerkt als "actieve" kadastrale patrimoniumpercelen. § 3. De historiek van een kadastraal patrimoniumperceel wordt gevormd door de opeenvolging van zijn passieve statussen. § 4. De AAPD kan andere statussen bepalen om technische, fiscale of juridische redenen. Afdeling 2. - Het kadastreren van patrimoniumpercelen

Onderafdeling 1. - Definities

Art. 13.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder: 1° Kadastreren: het identificeren, lokaliseren en opnemen in de kadastrale documentatie van een onroerend goed of recht met zijn eigenaarsgegevens, fiscale en technische gegevens. De onroerende goederen die deel uitmaken van een patrimoniumperceel worden gekadastreerd als gebouwde of ongebouwde onroerende goederen of als materieel en outillage naar het in het 2° tot het 5° van dit artikel gemaakte onderscheid. 2° Gebouw: een duurzaam bouwsel, vast met het aardoppervlak verbonden, onroerend door zijn aard volgens artikel 517 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.3° Gebouwde aanhorigheid: een constructie van bijkomend belang, maar dikwijls onmisbaar, die zijn reden van bestaan vindt in een hoofdgebouw, hetzij door het verhogen van het gebruiksgemak, hetzij door het mogelijk maken van het gebruik voor een welbepaalde bestemming.Zonder de aanhorigheid verliest het hoofdgebouw aan verkoop- en/of huurwaarde.

De voornaamste bestemming van het hoofdgebouw voor een welbepaald doel bepaalt de kadastrale aard toe te kennen aan het kadastraal patrimoniumperceel. 4° Ongebouwde aanhorigheid: een aanhorigheid van het gebouwd geheel, zoals tuinen, binnenplaatsen, parken, doorgangen, beplante of beboste gronden, die er samen een geheel mee vormen.5° Materieel en outillage: er wordt verwezen naar de definities van materieel en outillage zoals bepaald in artikel 471, § 3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en de artikelen 9 en 10 van het koninklijk besluit van 17 augustus 1955 betreffende de bewaring van het kadaster en de perceelsgewijze schattingen. Onderafdeling 2. - Vorming van de kadastrale patrimoniumpercelen

Art. 14.Gebouwde onroerende goederen worden gekadastreerd als volgt: 1° Op voorwaarde van identieke zakelijke rechten, wordt een gebouw bestaande uit één enkele woon- of exploitatie-eenheid, geïdentificeerd als één kadastraal patrimoniumperceel samen met de eraan grenzende gebouwde en ongebouwde aanhorigheden;2° Een gebouw dat niet het voorwerp uitmaakt van een basisakte als bedoeld in art.577-4 van het Burgerlijk Wetboek, bestaande uit verschillende woon- of exploitatie-eenheden die aan een dezelfde eigenaar toebehoren, wordt geïdentificeerd door evenveel kadastrale patrimoniumpercelen als er door de AAPD te onderscheiden woon- of exploitatie-eenheden zijn. De grond en de gemeenschappelijke delen worden samen gekadastreerd als een afzonderlijk kadastraal patrimoniumperceel zonder kadastraal inkomen; 3° Een gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een basisakte als bedoeld in art.577-4 van het Burgerlijk Wetboek wordt geïdentificeerd door evenveel kadastrale patrimoniumpercelen als er in de basisakte geïdentificeerde privatieve delen zijn. De grond en de gemeenschappelijke delen worden samen gekadastreerd als een afzonderlijk kadastraal patrimoniumperceel zonder kadastraal inkomen; 4° Een gebouw dat zich schrijlings op de grens van twee of meer gemeenten bevindt, wordt territoriaal opgedeeld in zoveel kadastrale patrimoniumpercelen als er onderscheiden gemeenten zijn waarop zijn ligging betrekking heeft;5° Een gebouw of gedeelte er van, opgericht op basis van een accessoir opstalrecht, kan voor de duur van dit recht een afzonderlijk kadastraal patrimoniumperceel vormen op naam van de titularis van dit recht op voorwaarde dat: a) de titularis van het accessoir opstalrecht en de titularis van het recht dat er aan de oorsprong van ligt, hierom gezamenlijk verzoeken;b) de akte die het accessoir opstalrecht doet ontstaan werd geregistreerd en in het verzoek melding wordt gemaakt van het registratierelaas;c) het beoogde goed afdoende kan worden geïdentificeerd en door de AAPD belangrijk genoeg wordt geacht om afzonderlijk te worden gekadastreerd.

Art. 15.Ongebouwde onroerende goederen worden gekadastreerd als volgt: 1° Op voorwaarde van identieke zakelijke rechten, vormen aanpalende ongebouwde onroerende goederen, met dezelfde kadastrale aard, andere dan de ongebouwde aanhorigheden, samen een zelfde kadastraal patrimoniumperceel;2° In afwijking van artikel 14, 1° en op voorwaarde van identieke zakelijke rechten, worden ongebouwde aanhorigheden met een oppervlakte van minstens 50 aren afzonderlijk gekadastreerd, behalve indien het binnenplaatsen, doorgangen en moes- of siertuinen betreft;3° Ongebouwde onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van een verkavelingsakte, worden in evenveel kadastrale patrimoniumpercelen verdeeld als er loten zijn, op voorwaarde dat de te verkavelen kadastrale patrimoniumpercelen aan dezelfde eigenaar toebehoren;4° Ongebouwde onroerende goederen die deel uitmaken van het openbaar domein, worden niet geïdentificeerd onder de vorm van een kadastraal patrimoniumperceel behalve wanneer ze het voorwerp hebben uitgemaakt van een geregistreerde concessieovereenkomst die een zakelijk recht creëert in hoofde van de concessionaris.

Art. 16.Op voorwaarde van identieke zakelijke rechten, wordt het materieel en outillage samen gekadastreerd met het gebouwd of ongebouwd kadastraal patrimoniumperceel waarvan het deel uitmaakt.

Art. 17.De artikelen 14 tot en met 16 zijn niet van toepassing op een kadastraal patrimoniumperceel met de status `niet afgebakend'. De kadastrale patrimoniumpercelen waarop het voormeld perceel betrekking heeft, behouden hun oorspronkelijke technische en fiscale gegevens.

Art. 18.§ 1. De gebouwen evenals het materieel en outillage opgericht op het openbaar domein, die het voorwerp uitmaken van een geregistreerde concessieovereenkomst die een zakelijk recht creëert in hoofde van de concessionaris, worden gekadastreerd als twee of meer afzonderlijke kadastrale patrimoniumpercelen. § 2. In afwijking van artikel 15, 4° wordt de grond waarop een gebouw of materieel en outillage is opgericht en dat het voorwerp uitmaakt van een geregistreerde concessieovereenkomst die een zakelijk recht creëert in hoofde van de concessionaris, gekadastreerd volgens zijn ongebouwde aard.

Art. 19.De kadastrering van gebouwen, gronden en van materieel en outillage die wegens hun bijzondere aard, bestemming of complexiteit niet kan gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 14 tot en met 16, wordt geval per geval bepaald door de AAPD. HOOFDSTUK 3. - Het kadastraal percelenplan

Art. 20.Het kadastraal patrimoniumperceel met de status "gekadastreerd" maakt het voorwerp uit van een kadastraal planperceel dat wordt geïdentificeerd en weergegeven op het kadastraal percelenplan.

Art. 21.§ 1. Wanneer een kadastraal planperceel betrekking heeft op slechts één kadastraal patrimoniumperceel, geeft het kadastraal planperceel de omtrek weer op het grondniveau van dit kadastraal patrimoniumperceel. § 2. Wanneer een kadastraal planperceel betrekking heeft op meerdere, al dan niet boven elkaar gebouwde, kadastrale patrimoniumpercelen, geeft het kadastraal planperceel de omtrek weer van de grond van het kadastrale patrimoniumperceel dat de gegevens van de grond bevat.

Art. 22.Een kadastraal planperceel kan zich niet uitstrekken over het grondgebied van meer dan één gemeente. HOOFDSTUK 4. - De mutatieschetsen

Art. 23.§ 1. Wijzigingen aan het kadastraal percelenplan maken het voorwerp uit van een mutatieschets die de toestand weergeeft van de betrokken planpercelen voor en na een bepaalde wijziging. § 2. In afwijking van § 1 kan van het opmaken van een mutatieschets worden afgezien in het geval de wijziging betrekking heeft op: 1° een op eigen initiatief aangebrachte verbetering van het kadastraal percelenplan als bedoeld in artikel 5, 3° van dit besluit;2° de gegevens afgebeeld op het kadastraal percelenplan andere dan de configuratie en identificatie van de planpercelen. HOOFDSTUK 5. - De technische, fiscale en eigenaarsgegevens van de kadastrale patrimoniumpercelen

Art. 24.De kadastrale aard van een kadastraal patrimoniumperceel wordt vastgesteld door de AAPD in functie van het in de artikelen 477 tot en met 485 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gemaakte onderscheid.

Art. 25.De eigenaarsgegevens van een kadastraal patrimoniumperceel worden ontleend aan de in artikel 6 bedoelde documenten en stukken zoals zij zijn opgeslagen in de databank van de patrimoniumdocumentatie.

Art. 26.De oppervlakte van een kadastraal patrimoniumperceel wordt vastgesteld op basis van: 1° de plannen en de processen-verbaal van afbakening gevoegd bij of naar waar wordt verwezen in de documenten en stukken bedoeld in artikel 6;2° de oppervlakten opgemeten door de AAPD;3° de oppervlakten vermeld in de stukken en inlichtingen verkregen op grond van de artikelen 6 tot en met 9;4° de grafische oppervlakten resulterend uit de voorstelling van de kadastrale planpercelen op het kadastraal percelenplan.

Art. 27.De kadastrale ligging van een patrimoniumperceel wordt bepaald op basis van de straatnamen en de huisnummers toegekend door de gemeenten en de plaatsnamen die worden gebruikt door de AAPD.

Art. 28.De fiscale gegevens van een kadastraal patrimoniumperceel worden overeenkomstig de artikelen 472 tot en met 485 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaald en bijgewerkt op basis van de schattingsdocumentatie. HOOFDSTUK 6. - De kadastrale legger

Art. 29.De kadastrale legger wordt samengesteld op basis van de op 1 januari van ieder aanslagjaar bestaande actieve kadastrale patrimoniumpercelen zoals verwerkt en opgeslagen in de databank van de patrimoniumdocumentatie op datum van de jaarlijkse afsluiting vastgesteld door de AAPD. HOOFDSTUK 7. - De databank van de plannen van afbakening

Art. 30.De databank van de plannen van afbakening bevat alle plannen waarover de AAPD beschikt en die dienstig kunnen zijn voor de bepaling van de eigendomsgrenzen van een onroerend goed, waaronder: 1° de plannen van afbakening;2° de processen-verbaal van afpaling;3° de technische plannen opgemaakt door de bevoegde diensten van de AAPD of door andere overheden;4° de plannen van afbakening van de rijksgrenzen of administratieve grenzen;5° de inplantingsplannen van constructies gecertificeerd door de gemeente. HOOFDSTUK 8. - Het patrimoniumobject

Art. 31.Het patrimoniumobject wordt uitsluitend gebruikt om, in de akten en stukken bedoeld in artikel 6, 2°, de onroerende goederen van het niet-gekadastreerd domein te identificeren.

Art. 32.Het patrimoniumobject wordt gecreëerd op basis van een plan van afbakening waarnaar het refereert. HOOFDSTUK 9. - De schattingsdocumentatie

Art. 33.De schattingsdocumentatie wordt aangelegd en bijgewerkt: 1° op basis van de inlichtingen en plannen verstrekt door de belastingplichtige;2° bij ontstentenis van de inlichtingen en plannen bedoeld onder 1°, op basis van de inlichtingen en plannen verstrekt door de gemeentelijke administraties op grond van artikel 9;3° bij ontstentenis van de inlichtingen en plannen bedoeld onder 1° en 2°, op basis van de vaststellingen ter plaatse gedaan door de ambtenaren van de AAPD. HOOFDSTUK 1 0. - De archieven

Art. 34.De archieven omvatten het geheel van de onder artikel 3, 1° tot 7° van dit besluit bedoelde gegevens, documenten, stukken en plannen die niet meer actueel zijn en de historiek weergeven van de opeenvolgende kadastrale mutaties.

TITEL 3. - HET AFLEVEREN VAN KADASTRALE UITTREKSELS HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Art. 35.Deze titel is van toepassing op de kopieën, uittreksels en informatie die worden verstrekt uit de kadastrale documentatie.

Deze titel is niet van toepassing op kadastrale documentatie: 1° die onvolledig of onafgewerkt is;2° waarvan de intellectuele eigendomsrechten bij derden berusten. HOOFDSTUK 2. - Doeleinden waarvoor de kadastrale documentatie ter beschikking wordt gesteld.

Art. 36.De kadastrale documentatie wordt voor de volgende doeleinden ter beschikking gesteld: 1° om te kunnen voldoen aan een door de aanvrager nader te specificeren wettelijke of reglementaire verplichting;2° met het oog op het beheer van een bepaald onroerend goed waarop de aanvrager een zakelijk of persoonlijk recht uitoefent;3° met het oog op het beheer van een onroerende mede-eigendom als bedoeld in de artikelen 577-2 en 577-3 van het Burgerlijk Wetboek;4° wanneer de gevraagde informatie betrekking heeft op een onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst waarbij de aanvrager betrokken partij is;5° om te dienen als essentiële informatie vereist voor de afhandeling van een bepaald dossier waarmee de aanvrager, beoefenaar van een gereglementeerd beroep, gebonden door het in dat kader opgelegde beroepsgeheim, is belast;6° voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering in een gerechtelijke, administratieve of buitengerechtelijke procedure;7° met het oog op het verzamelen van geografische gegevens en het verstrekken van diensten met betrekking tot geografische gegevens;8° om te worden gebruikt door een openbare overheid of een ministeriële ambtenaar in de zin van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer de informatie noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag;9° met het oog op de strafrechtelijke opsporing en vervolging van misdaden, wanbedrijven en overtredingen; 10° met het oog op het opmaken van algemene en naamloze statistieken door FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 11° voor wetenschappelijke, statistische, historische of opvoedkundige doeleinden of voor een erkend algemeen belang zonder winstoogmerk;12° om te voldoen aan een door de aanvrager ingeroepen gerechtvaardigd belang, mits het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene op grond van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, niet zwaarder doorwegen.

Art. 37.In afwijking op artikel 36, wordt de publieke toegang tot de verzamelingen geografische gegevens en diensten met betrekking tot geografische gegevens beperkt overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 4 van de wet van 15 december 2011 tot omzetting van de Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE). HOOFDSTUK 3. - Kadastrale documentatie die op beperkte wijze ter beschikking wordt gesteld van het publiek

Art. 38.Gegevens met betrekking tot: 1° het kadastraal patrimoniumperceel en zijn fiscale gegevens;2° de eigendomstoestand;3° de eigenaarsgegevens;4° de kadastrale legger, worden enkel ter beschikking gesteld van de natuurlijke personen en de rechtspersonen waarop de informatie betrekking heeft, behoudens de hierna vermelde uitzondering. Deze gegevens kunnen aan derden worden meegedeeld op grond van de doeleinden en rekening houdend met de beperkingen, respectievelijk bepaald in de artikelen 35 tot en met 37 van dit besluit.

Art. 39.Het afleveren of het gebruik van de in artikel 38 van dit besluit bepaalde kadastrale informatie voor commerciële, politieke of verkiezingsdoeleinden is verboden. HOOFDSTUK 4. - Kadastrale documentatie die ter beschikking wordt gesteld van het publiek

Art. 40.Worden, rekening houdend met de beperkingen bepaald in artikel 37 van dit besluit, publiekelijk ter beschikking gesteld: 1° het kadastraal percelenplan;2° de mutatieschetsen;3° de lijst van de coördinaten van trigonometrische punten (x, y, z) of van de hoekpunten van een planperceel;4° de kadastrale historiek van een bepaald plan- of patrimoniumperceel;5° de documenten aangelegd ter gelegenheid van een hermeting of een ruilverkaveling (coördinatenlijst - ruilverkaveling);6° de processen-verbaal van grensbepaling van een gemeentegrens. HOOFDSTUK 5. - De aanvraag

Art. 41.De aanvraag wordt ingediend bij de bevoegde dienst van de AAPD, gebruikmakend van de daartoe door de AAPD ter beschikking gestelde formulieren en kanalen.

De door de aanvrager ingeroepen motivatie moet toelaten na te gaan of de aanvraag beantwoordt aan de doelstellingen waarvoor de kadastrale documentatie ter beschikking wordt gesteld zoals bepaald in artikel 36.

Art. 42.In afwijking op art. 41, tweede lid, moet de aanvrager zijn aanvraag niet motiveren wanneer de informatie die wordt opgevraagd zijn eigen goederen betreft of goederen van een derde in wiens naam en voor wiens rekening hij optreedt.

Hetzelfde geldt voor de notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten, architecten, landmeters-experten en vastgoedmakelaars die optreden voor de in het eerste lid vermelde personen.

In de gevallen beoogd in het eerste en het tweede lid moet in de aanvraag opgave worden gedaan van de identiteit en het rijksregisternummer, bisregisternummer of ondernemingsnummer van degene in wiens naam en voor wiens rekening wordt opgetreden.

Art. 43.In de gevallen dat de kadastrale documentatie rechtstreeks kan worden bevraagd via web-services, zijn enkel gerichte zoekopdrachten toegelaten rekening houdend met de beperkte toegangsmogelijkheden in functie van de toegelaten doeleinden als bedoeld in artikel 36 en in voorkomend geval onder de voorwaarden van de machtiging aan de aanvrager verleend in gecombineerde toepassing van de regels en beginselen die gelden op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 44.De uitgevoerde raadplegingen en afleveringen van gegevens worden bijgehouden in een register met vermelding van de identiteit of maatschappelijke benaming van degene aan wie de informatie werd verstrekt, de doeleinden op grond waarvan de inlichtingen werden ter beschikking gesteld of verstrekt, de datum waarop dit is gebeurd en een overzicht van de gegevens die werden geraadpleegd of afgeleverd. HOOFDSTUK 6. - De aflevering van de informatie

Art. 45.§ 1. De informatie wordt ter beschikking gesteld of verstrekt in de vorm en de taal waarin zij voorhanden is.

De AAPD is niet verplicht de informatie aan te leveren in de door de aanvrager gewenste vorm wanneer de aanpassing een onevenredig grote inspanning vereist die verder gaat dan een eenvoudige handeling. § 2. De aflevering van massale gegevens gebeurt, indien mogelijk, in open en digitaal leesbare formaten vergezeld van hun metagegevens.

Deze formaten en metagegevens beantwoorden aan formele open standaarden.

Art. 46.De kopieën, uittreksels en informatie die elektronisch of online kunnen worden verkregen, hebben hetzelfde officiële karakter als deze die door de administratie op aanvraag worden afgeleverd op voorwaarde dat is voldaan aan de bepalingen van artikel 9, § 1 van de wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren.

Art. 47.De elektronische mededelingen van persoonsgegevens die gebeuren in het kader van de aflevering van "kadastrale uittreksels online" zijn vrijgesteld van enige machtiging van de Functionaris voor gegevensbescherming en dit in de mate dat de bepalingen van Titel 3 van dit besluit, in het bijzonder de bepalingen van de hoofdstukken 2, 5 en 6 worden nageleefd.

Art. 48.De door de AAPD verstrekte kadastrale informatie wordt ontleend aan de akten, aangiften, verklaringen, plannen, opmetingen en andere stukken die zijn verwerkt in haar documentatie met het oog op het vervullen van haar wettelijke opdracht.

De AAPD waarborgt dat de afgeleverde informatie overeenstemt met de stukken die verwerkt zijn in de kadastrale documentatie.

Art. 49.De retributies verschuldigd voor het afleveren van kadastrale uittreksels worden vastgesteld volgens de tabel die als bijlage gevoegd is bij dit besluit.

Art. 50.De administrateur-generaal van de AAPD is gemachtigd om in het kader van de terbeschikkingstelling of de aflevering van kadastrale informatie bijzondere overeenkomsten af te sluiten met derden, met het oog op een efficiënte en voor de administratie kostenbesparende werkwijze.

Dergelijke overeenkomsten kunnen afwijken van de in dit besluit bepaalde modaliteiten en van de retributies opgenomen als bijlage bij dit besluit. Deze overeenkomsten zijn onderworpen aan een voorafgaandelijk advies van de Inspectie van Financiën.

Art. 51.De invordering van de retributies die bij toepassing van dit besluit aan de Staat verschuldigd zijn, wordt vervolgd door de algemene administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.

TITEL 4. - OVERGANGS-, OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 52.Dit besluit doet geen afbreuk aan de wijze waarop reeds bestaande kadastrale percelen werden gekadastreerd. De kadastrering van deze percelen zal worden herzien ter gelegenheid van de eerstvolgende mutatie als bedoeld in artikel 5.

Art. 53.In artikel 6, 5° van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën worden de woorden: "en de uitvoering van het koninklijk besluit van 26 juli 1877 inhoudende het reglement voor de bewaring van het kadaster", geschrapt.

Art. 54.Het reglement voor de bewaring van het kadaster vastgesteld bij het koninklijk besluit van 26 juli 1877 wordt opgeheven.

Art. 55.Het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen wordt opgeheven.

Art. 56.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op de maand van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 57.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te l'le-d'Yeu, 30 juli 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels

Uittreksel uit de eigenaarsgegevens

Prijs (€)

Prijs via MyMinfin (€)

Medeëigenaars in een appartementsgebouw

40

10

Eigenaarsgegevens van een bepaald patrimoniumperceel (zonder vermelding van het kadastraal inkomen)

20

5

+ eigenaarsgegevens van de aanpalende patrimoniumpercelen

40

10

+ eigenaarsgegevens van de patrimoniumpercelen in een straal van 50 m

40

10

+ eigenaarsgegevens van de patrimoniumpercelen in een straal van 100 m

60

15

+ eigenaarsgegevens van de patrimoniumpercelen in een straal van 200 m

130

32,5

+ eigenaarsgegevens van de patrimoniumpercelen in een straal van 500 m

190

47,5


Uittreksel uit de kadastrale perceelgegevens betreffende een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon

Prijs (€)

Prijs via MyMinfin (€)

Volledige lijst van de goederen van de aanvrager met vermelding van het kadastraal inkomen

20

0

Volledige lijst van de goederen van de aanvrager zonder vermelding van het kadastraal inkomen

20

0

Gedeeltelijke lijst van de goederen van de aanvrager met vermelding van het kadastraal inkomen

20

0

Gedeeltelijke lijst van de goederen van de aanvrager zonder vermelding van het kadastraal inkomen

20

0

Volledige lijst van de goederen van een derde met vermelding van het kadastraal inkomen

20

5

Volledige lijst van de goederen van een derde zonder vermelding van het kadastraal inkomen

20

5

Gedeeltelijke lijst van de goederen van een derde met vermelding van het kadastraal inkomen

20

5

Gedeeltelijke lijst van de goederen van een derde zonder vermelding van het kadastraal inkomen

20

5

Attest van het kadastraal inkomen voor vermindering van de registratierechten

20

5

Attest van het kadastraal inkomen voor gedeeltelijke teruggave van registratierechten

20

5

Attest van het kadastraal inkomen voor overdracht van een nieuw gebouw onder BTW regime

20

5

Attest dat het kadastraal inkomen nog niet is vastgesteld

20

5


Diversen

Prijs (€)

Prijs via MyMinfin (€)

Schattingsfiche

0

-

Mutatieschets, per schets

110

-

Historiek van een kadastraal plan- of patrimoniumperceel op basis van mutatieschetsen

150

-

Lijst van de coördinaten van een ruilverkaveling

190

-

Proces-verbaal van afpaling van gemeentegrenzen

190

-


Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 juli 2018 betreffende het aanleggen en bijhouden van de kadastrale documentatie en tot vaststelling van de modaliteiten voor het afleveren van kadastrale uittreksels.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^