Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juli 2018
gepubliceerd op 07 augustus 2018

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018031644
pub.
07/08/2018
prom.
30/07/2018
ELI
eli/besluit/2018/07/30/2018031644/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 JULI 2018. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003391 bron ministerie van financien Wet tot aanvulling, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de CBF, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de CBF en van de CDV voor de strafgerechten, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot wijziging van verschillende andere wetsbepalingen sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, artikel 64;

Gelet op de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten type wet prom. 18/09/2017 pub. 13/03/2019 numac 2019040504 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. - Duitse vertaling sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, de artikelen 33, § 1, derde lid, en 86, § 1;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 3 juli 2018 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme wordt goedgekeurd.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te l'Ile-d'Yeu, 30 juli 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018 tot goedkeuring van het reglement van 3 juli 2018 van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme Reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, Gelet op de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003391 bron ministerie van financien Wet tot aanvulling, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de CBF, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de CBF en van de CDV voor de strafgerechten, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot wijziging van verschillende andere wetsbepalingen sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, artikel 64;

Gelet op de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten type wet prom. 18/09/2017 pub. 13/03/2019 numac 2019040504 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. - Duitse vertaling sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, de artikelen 33, § 1, derde lid, en 86, § 1, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1° "de wet": de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten type wet prom. 18/09/2017 pub. 13/03/2019 numac 2019040504 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. - Duitse vertaling sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;2° "de FSMA": de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;3° "onderworpen entiteit": een onderworpen entiteit als bedoeld in artikel 5, § 1, 11° tot 20°, van de wet;4° "persoon die de functie van AMLCO uitoefent": de perso(o)n(en) die de in artikel 9, § 2, van de wet bedoelde functie uitoefen(t)(en);5° "gereglementeerde activiteit": een activiteit die door een onderworpen entiteit wordt verricht en onder de toezichtsbevoegdheden van de FSMA valt krachtens artikel 85, § 1, 4°, van de wet;6° "occasionele verrichting": een verrichting als bedoeld in artikel 21, § 1, 2°, a) of b), van de wet;7° "atypische verrichting": een verrichting die niet strookt met de kenmerken van de cliënt, met het doel en de aard van de zakelijke relatie of van de betrokken verrichting, of met het risicoprofiel van de cliënt, en die hierdoor verband zou kunnen houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme;8° "genummerde overeenkomst": een overeenkomst waarvan de omschrijving de identiteit van de cliënt niet vermeldt, of die door de onderworpen entiteit in haar databank is geregistreerd zonder vermelding van die identiteit;9° "professionele tegenpartij": een cliënt die een professionele cliënt is in de zin van artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003391 bron ministerie van financien Wet tot aanvulling, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de CBF, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de CBF en van de CDV voor de strafgerechten, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot wijziging van verschillende andere wetsbepalingen sluiten betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, zoals verduidelijkt in de bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2017 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, of die een in aanmerking komende tegenpartij is in de zin van artikel 2, eerste lid, 30°, van voornoemde wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003392 bron ministerie van financien Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 02/08/2002 pub. 14/06/2018 numac 2018012337 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Deel I type wet prom. 02/08/2002 pub. 04/09/2002 numac 2002003391 bron ministerie van financien Wet tot aanvulling, inzake de verhaalmiddelen tegen de beslissingen van de minister, de CBF, de CDV en de marktondernemingen, alsook inzake de tussenkomst van de CBF en van de CDV voor de strafgerechten, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot wijziging van verschillende andere wetsbepalingen sluiten, zoals verduidelijkt in artikel 3 van voornoemd koninklijk besluit van 19 december 2017. De in dit reglement gebruikte termen die niet in dit reglement worden gedefinieerd, hebben dezelfde betekenis als in de wet. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit reglement is van toepassing op de onderworpen entiteiten als bedoeld in artikel 5, § 1, 11° tot 20°, van de wet waarvoor de FSMA bevoegd is krachtens artikel 85, § 1, 4°, van de wet.

TITEL 2. - Algemene risicobeoordeling en risicoclassificatie HOOFDSTUK 1. - Algemene risicobeoordeling door de onderworpen entiteiten

Art. 3.De in artikel 16 van de wet bedoelde algemene risicobeoordeling voldoet aan de volgende vereisten: 1° zij wordt uitgevoerd: - als de onderworpen entiteit een rechtspersoon is, onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, en door de effectieve leiding is goedgekeurd;of - als de onderworpen entiteit een natuurlijk persoon is, onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, en, als die persoon niet de onderworpen entiteit is, door laatstgenoemde is goedgekeurd; 2° zij heeft betrekking op de gereglementeerde activiteiten van de onderworpen entiteit in België, alsook op diezelfde activiteiten verricht in het kader van het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat of in een derde land, en strookt, in voorkomend geval, met de andere activiteiten die zij verricht;3° zij is onderworpen aan een specifieke procedure die de modaliteiten ervan bepaalt, waaronder de modaliteiten voor de in artikel 17 van de wet bedoelde bijwerking ervan.De beoordeling moet worden bijgewerkt telkens er zich een gebeurtenis voordoet die een significante invloed kan hebben op één of meerdere risico's. Daarenboven verifieert de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, minstens jaarlijks of de risicobeoordeling nog actueel is en vermeldt hij zijn bevindingen en, in voorkomend geval, de te verrichten bijwerkingen in het in artikel 8 bedoelde verslag.

Art. 4.Met het oog op de toepassing van waakzaamheidsverplichtingen die in verhouding staan tot de risico's, stellen de onderworpen entiteiten, onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, risicocategorieën vast. Daartoe gaan zij uit van de risico's die bij de in artikel 16 van de wet bedoelde algemene risicobeoordeling worden geïdentificeerd, en bundelen binnen eenzelfde categorie de situaties waarvoor identieke waakzaamheidsmaatregelen moeten worden genomen.

De onderworpen entiteiten zien erop toe dat de in het eerste lid bedoelde risicocategorieën zo worden gedefinieerd dat zij het, in voorkomend geval, bij de individuele risicobeoordeling die conform artikel 19, § 2, van de wet zal worden uitgevoerd, mogelijk maken een cliënt (gelet op de specifieke kenmerken van de betrokken zakelijke relatie of occasionele verrichting) in een andere risicocategorie onder te brengen dan die waarin hij theoretisch zou moeten worden ondergebracht op basis van de algemene risicobeoordeling die conform artikel 16 van de wet wordt uitgevoerd. De definitie van die risicocategorieën maakt het voor de onderworpen entiteiten ook mogelijk om rekening te houden met de in de artikelen 37 tot 39 en 41 van de wet bedoelde gevallen van verhoogde waakzaamheid.

Art. 5.De onderworpen entiteiten leggen schriftelijk, op papier of via een elektronische informatiedrager vast op welke wijze de WG/FT-risico's die zij met toepassing van artikel 16 van de wet hebben geïdentificeerd en beoordeeld, in aanmerking worden genomen in het kader van de gedragslijnen, waaronder het in titel 3 van dit reglement bedoelde cliëntacceptatiebeleid, van de procedures en van de internecontrolemaatregelen die zij vaststellen in overeenstemming met artikel 8 van de wet. Zij houden dit geschrift ter beschikking van de FSMA, teneinde te voldoen aan de vereiste van artikel 17, tweede lid, van de wet. HOOFDSTUK 2. - Risicobeoordeling op groepsniveau

Art. 6.De onderworpen entiteiten die dochterondernemingen of bijkantoren hebben in een andere lidstaat of in een derde land, of die dochterondernemingen hebben die in België onderworpen entiteiten zijn, nemen gepaste maatregelen om te verzekeren dat deze bijkantoren en dochterondernemingen, elk wat hen betreft, een algemene risicobeoordeling verrichten van de WG/FT-risico's waaraan zij in hun land van vestiging zijn blootgesteld, en dat zij deze algemene risicobeoordeling aan hen overmaken.

TITEL 3. - Organisatie en interne controle HOOFDSTUK 1. - Organisatie en interne controle binnen de onderworpen entiteiten Afdeling 1. - Compliancefunctie

Art. 7.Wanneer de onderworpen entiteit een rechtspersoon is, maakt de hooggeplaatste leidinggevende die conform artikel 9, § 1, eerste lid, van de wet is aangesteld, deel uit van het orgaan dat met de effectieve leiding van de onderworpen entiteit is belast, als een dergelijk orgaan bestaat. Zo niet, wordt die persoon aangesteld onder de leden van het wettelijk bestuursorgaan van de onderworpen entiteit.

Art. 8.De persoon die de functie van AMLCO uitoefent, stelt minstens eenmaal per jaar een activiteitenverslag op en bezorgt dit aan de effectieve leiding en het wettelijk bestuursorgaan. Dit verslag moet de effectieve leiding in staat stellen om kennis te nemen van de ontwikkeling van de WG/FT-risico's waaraan de onderworpen entiteit is blootgesteld, en om het passend karakter te waarborgen van de gedragslijnen, procedures en internecontrolemaatregelen die ten uitvoer zijn gelegd met toepassing van artikel 8 van de wet.

Wanneer de onderworpen entiteit een natuurlijk persoon is, wordt het in het vorige lid bedoelde activiteitenverslag opgesteld door de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, en, als die persoon niet de onderworpen entiteit is, wordt dat verslag aan de ontworpen entiteit overgemaakt. Aan de hand van dat activiteitenverslag kan de onderworpen entiteit nagaan of de met toepassing van artikel 8 van de wet ten uitvoer gelegde gedragslijnen, procedures en internecontrolemaatregelen passend zijn.

Er wordt systematisch een kopie van het jaarlijks activiteitenverslag aan de FSMA en, in voorkomend geval, aan de commissaris, erkend revisor van de onderneming voorgelegd. De in artikel 5, § 1, 19°, van de wet bedoelde instellingen zijn weliswaar vrijgesteld van deze verplichting om hun jaarlijks activiteitenverslag over te maken, maar zij moeten hun jaarverslagen niettemin gedurende de in artikel 60 van de wet bedoelde termijn ter beschikking houden van de FSMA en haar die onverwijld overmaken, als zij daarom verzoekt. Afdeling 2. - Interne procedures

Onderafdeling 1. - Cliëntacceptatiebeleid

Art. 9.§ 1. De onderworpen entiteiten dienen een cliëntacceptatiebeleid uit te stippelen en ten uitvoer te leggen dat is aangepast aan hun gereglementeerde activiteiten en aan de WG/FT-risico's waaraan zij zijn blootgesteld, en dat hen in staat stelt om, bij het aanknopen van een zakelijke relatie met cliënten of bij het uitvoeren van occasionele verrichtingen voor cliënten, een voorafgaand onderzoek te verrichten naar de WG/FT-risico's die aan het profiel van de cliënt en aan de aard van de zakelijke relatie of de gewenste occasionele verrichting zijn verbonden, alsook om passende waakzaamheidsmaatregelen te nemen in het licht van de geïdentificeerde risico's. § 2. Het cliëntacceptatiebeleid stelt de onderworpen entiteiten met name in staat hun volledige medewerking te verlenen aan de voorkoming van WG/FT via een passende kennisname en een passend onderzoek van de kenmerken van hun cliënteel, van de door hen aangeboden producten, diensten of verrichtingen, van de betrokken landen of geografische gebieden en van de leveringskanalen waarop een beroep wordt gedaan.

In hun cliëntacceptatiebeleid verdelen de onderworpen entiteiten hun cliënten over de in artikel 4 bedoelde risicocategorieën. § 3. Het cliëntacceptatiebeleid maakt het ook mogelijk om Bindende bepalingen betreffende financiële embargo's ten uitvoer te leggen.

Art. 10.Het cliëntacceptatiebeleid van de onderworpen entiteiten bepaalt dat cliënten die mogelijk een specifiek risico vormen, pas als cliënt worden aanvaard na een passend onderzoek en nadat ter zake op een geschikt hiërarchisch niveau een beslissing is genomen. Hieronder ressorteren onder meer diegenen: 1° in verband met wie, met toepassing van artikel 19, § 2, van de wet wordt vastgesteld dat zij een hoog risico inhouden, en ten minste diegenen die in de artikelen 37 tot 39 en 41 van de wet worden bedoeld;2° die vragen om de afsluiting van genummerde overeenkomsten als bedoeld in artikel 11. In het cliëntacceptatiebeleid wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met het feit dat er geen relevante informatie kon worden ingewonnen over het adres van de cliënt die een natuurlijke persoon is, of, in voorkomend geval, over de geboorteplaats en -datum van de uiteindelijke begunstigde(n) van de cliënt, teneinde te bepalen of de in het eerste lid bedoelde maatregelen ten aanzien van de betrokken cliënt moeten worden genomen.

Onderafdeling 2. - Genummerde overeenkomsten

Art. 11.Een onderworpen entiteit mag enkel een genummerde overeenkomst afsluiten op voorwaarde dat de interne procedures die zij met toepassing van artikel 8 van de wet heeft vastgesteld: 1° voorzien in de voorwaarden waaronder deze overeenkomsten mogen worden afgesloten;2° voorzien in de modaliteiten voor de werking van deze overeenkomsten;3° bepalen dat deze voorwaarden en modaliteiten geen afbreuk mogen doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 8, § 1, 1° en 3°, van de wet bedoelde bepalingen en uit de bepalingen van dit reglement. Onderafdeling 3. - Verzameling, verificatie en bijwerking van de identificatiegegevens

Art. 12.Indien wordt betwijfeld of de persoon die een verrichting wenst uit te voeren in het kader van een voorheen aangegane zakelijke relatie, wel degelijk de in dit kader geïdentificeerde cliënt of zijn gemachtigde en geïdentificeerde lasthebber is, identificeren en verifiëren de onderworpen entiteiten de identiteit van de cliënt overeenkomstig de artikelen 26 tot 32 van de wet.

Art. 13.De door de onderworpen entiteiten met toepassing van artikel 8 van de wet vastgestelde interne procedures voorzien daarnaast in: 1° precieze regels met betrekking tot de bewijsstukken of de betrouwbare en onafhankelijke informatiebronnen die overeenkomstig artikel 27, § 1, van de wet door de onderworpen entiteit worden aanvaard om de identiteitsverificatie uit te voeren.Hierbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de betrokken personen, met de individuele risicobeoordeling die met toepassing van artikel 19, § 2, van de wet wordt uitgevoerd, en met de risicoclassificatie die met toepassing van artikel 4 van dit reglement wordt uitgevoerd.

Voor de identiteitsverificatie kan specifieke identificatietechnologie worden aanvaard als een bewijsstuk of als een betrouwbare en onafhankelijke informatiebron in de zin van voornoemd artikel 27, § 1, van de wet, indien een analyse van de betrouwbaarheid van deze technologie dit rechtvaardigt; 2° indien uit de overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, van de wet uitgevoerde individuele risicobeoordeling blijkt dat het aan de cliënt en de zakelijke relatie of aan de occasionele verrichting verbonden risico laag is: a) de informatie die, overeenkomstig artikel 26, § 3, van de wet, niet moet worden ingewonnen door de onderworpen entiteit;b) de informatie die, overeenkomstig artikel 27, § 3, van de wet, niet moet worden geverifieerd;3° indien uit de overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, van de wet uitgevoerde individuele risicobeoordeling blijkt dat het aan de cliënt en de zakelijke relatie of aan de occasionele verrichting verbonden risico hoog is: a) de informatie waarvan de onderworpen entiteit overeenkomstig artikel 26, § 4, van de wet oordeelt dat deze haar in staat stelt de betrokken persoon op onbetwistbare wijze te onderscheiden van elke andere persoon, alsook de bijkomende informatie die, indien nodig, daartoe moet worden ingewonnen;b) de maatregelen die de onderworpen entiteit moet nemen om zich er met verhoogde aandacht van te vergewissen dat de documenten of informatiebronnen waarop zij een beroep doet om deze informatie te verifiëren, haar overeenkomstig artikel 27, § 4, van de wet een hoge mate van zekerheid verschaffen over haar kennis van de betrokken persoon;4° de maatregelen die de onderworpen entiteit moet nemen voor de identificatie van de lasthebber(s) van een cliënt overeenkomstig artikel 22 van de wet, of van de vertegenwoordiger(s) van een cliënt, alsook voor de verificatie van hun identiteit, teneinde zich te vergewissen van de vertegenwoordigingsbevoegdheden van de betrokken perso(o)n(en);5° de maatregelen die de onderworpen entiteit moet nemen om, met toepassing van artikel 23, § 1, tweede lid, van de wet, inzicht te verkrijgen in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt of lasthebber die een vennootschap, rechtspersoon, stichting, fiducie, trust of soortgelijke juridische constructie is;6° de maatregelen die de onderworpen entiteit moet nemen voor de identificatie en de verificatie van de identiteit van de uiteindelijke begunstigden van haar cliënten, van de lasthebbers van haar cliënten of van de begunstigden van levensverzekeringsovereenkomsten, in voorkomend geval, ter aanvulling van de raadpleging van de in artikel 29 van de wet bedoelde registers.

Art. 14.Onverminderd de identificatie en de verificatie van de identiteit van de cliënten die professionele tegenpartijen zijn, en van hun uiteindelijke begunstigden conform de artikelen 21, 23 en 26 van de wet en de bepalingen van dit reglement, en voor zover de onderworpen entiteiten die een relatie met deze tegenpartijen aanknopen of verrichtingen met hen uitvoeren, zich ervan vergewissen dat die tegenpartijen en hun verrichtingen geen hoge WG/FT-risico's inhouden, kunnen de onderworpen entiteiten de identificatie van de werknemers van de cliënt die door hem zijn gemachtigd om in zijn naam verrichtingen uit te voeren, laten slaan op de naam, de voornaam, de geboortedatum en -plaats en de hiërarchische graad of de functies van die werknemers binnen het organigram van de cliënt, maar niet op hun adres.

De interne procedures van de onderworpen entiteiten die gebruikmaken van de in het eerste lid geboden mogelijkheid, bevatten een limitatieve opsomming van de categorieën van professionele tegenpartijen, alsook van de categorieën van zakelijke relaties of verrichtingen waarop de specifieke regels inzake identificatie en verificatie van de identiteit van de lasthebbers van de cliënten kunnen worden toegepast.

Art. 15.De onderworpen entiteiten die gebruikmaken van de in artikel 31 van de wet bepaalde mogelijkheid tot afwijking, en die de identiteit van de in de artikelen 21 tot 24 van de wet bedoelde personen tijdens de zakelijke relatie verifiëren, leggen in hun interne regels passende maatregelen vast die garanderen dat aan de in voornoemd artikel 31 gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Art. 16.Wanneer de onderworpen entiteiten niet kunnen voldoen aan hun verplichtingen tot identificatie en verificatie van de identiteit van een cliënt, zijn lasthebbers of zijn uiteindelijke begunstigden binnen de termijnen omschreven in de artikelen 30 en 31 van de wet, of aan hun verplichtingen tot bijwerking van deze identificatiegegevens, in overeenstemming met de wet, mogen zij, in plaats van een reeds aangeknoopte zakelijke relatie te beëindigen zoals wordt vereist in artikel 33, § 1, eerste lid, van wet, alternatieve beperkende maatregelen nemen indien de zakelijke relatie betrekking heeft op een leningsovereenkomst waarvan de eenzijdige beëindiging de onderworpen entiteit aan een ernstig en onevenredig nadeel zou blootstellen. In dat geval weigert de onderworpen entiteit het geleende bedrag te verhogen en beëindigt zij de zakelijke relatie zo spoedig mogelijk.

In de in het eerste lid bedoelde gevallen leggen de onderworpen entiteiten overeenkomstig artikel 19, § 2, van de wet ten aanzien van de zakelijke relatie een waakzaamheid aan de dag die evenredig is met het opnieuw beoordeelde risiconiveau, rekening houdend met het feit dat deze zakelijke relatie niet is beëindigd. Daarnaast weigeren de onderworpen entiteiten om andere zakelijke relaties aan te knopen met de betrokken cliënt en om occasionele verrichtingen uit te voeren voor die cliënt.

Onderafdeling 4. - Onderzoek van de verrichtingen 1. Opsporing van atypische verrichtingen Art.17. De onderworpen entiteiten brengen de volgende elementen schriftelijk ter kennis van hun aangestelden die rechtstreeks in contact staan met de cliënten of die met de uitvoering van hun verrichtingen zijn belast: 1° de passende criteria die hen in staat moeten stellen atypische verrichtingen op te sporen;2° de te volgen procedure om deze verrichtingen te onderwerpen aan een specifieke analyse onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent overeenkomstig de artikelen 45 en 46 van de wet, teneinde te bepalen of van deze verrichtingen kan worden vermoed dat zij verband houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.

Art. 18.De onderworpen entiteiten maken gebruik van een toezichtssysteem voor de opsporing van atypische verrichtingen die, in voorkomend geval, mogelijk niet werden opgespoord door hun aangestelden, lasthebbers of onderaannemers als bedoeld in artikel 20, die rechtstreeks in contact staan met de cliënten of die met de uitvoering van hun verrichtingen zijn belast.

Dat toezichtssysteem moet: 1° betrekking hebben op alle overeenkomsten en verrichtingen van de cliënten die respectievelijk via de onderworpen entiteit zijn gesloten of uitgevoerd;2° gebaseerd zijn op nauwkeurige en relevante criteria die door elke onderworpen entiteit afzonderlijk worden vastgesteld, waarbij voornamelijk rekening wordt gehouden met de kenmerken van haar cliënteel, met de door haar aangeboden producten, diensten of verrichtingen, met de betrokken landen of geografische gebieden, en met de leveringskanalen waarop zij een beroep doet, en voldoende verfijnd zijn om atypische verrichtingen effectief te kunnen opsporen;3° een snelle opsporing van dergelijke verrichtingen mogelijk maken om te verifiëren of deze verrichtingen stroken met de kenmerken van de cliënt, het doel en de aard van de zakelijke relatie of de voorgenomen verrichting en met het risicoprofiel van de cliënt;4° geautomatiseerd zijn, behalve als de onderworpen entiteit kan aantonen dat dit niet vereist is gezien de aard, het aantal en het volume van de verrichtingen waarop toezicht moet worden gehouden;5° eerst aan een valideringsprocedure worden onderworpen en daarna geregeld opnieuw op zijn relevantie worden onderzocht, zodat het, indien nodig, kan worden aangepast aan de ontwikkeling van het cliënteel waarop de onderworpen entiteit zich richt, van de door haar aangeboden producten, diensten of verrichtingen, van de betrokken landen en geografische gebieden, en van de leveringskanalen waarop zij een beroep doet. De in het tweede lid, 2°, bedoelde criteria houden met name rekening met het specifieke WG/FT-risico dat verbonden is aan de verrichtingen die worden uitgevoerd door cliënten van wie de acceptatie aan striktere regels is onderworpen krachtens het in titel 3 bedoelde cliëntacceptatiebeleid. 2. Analyse van de atypische verrichtingen Art.19. Conform artikel 8, §§ 1 en 2, van de wet stellen de onderworpen entiteiten passende procedures vast om zo snel mogelijk, naar gelang van de omstandigheden, een analyse te verrichten van de atypische verrichtingen, teneinde overeenkomstig de artikelen 45 en 46 van de wet te bepalen of er, met toepassing van artikel 47 van de wet, een vermoeden moet worden gemeld aan de CFI. Onderafdeling 5. - Nakoming van de verplichtingen inzake de voorkoming van WG/FT door lasthebbers, onderaannemers of derde zaakaanbrengers

Art. 20.Onderworpen entiteiten die, voor het aanknopen of onderhouden van zakelijke relaties met cliënten of voor het uitvoeren van occasionele verrichtingen voor cliënten, een beroep doen op lasthebbers of op onderaannemers die volgens hun instructies, alsook onder hun toezicht en verantwoordelijkheid handelen, dienen aan deze tussenkomende personen schriftelijk te laten weten welke procedure zij, met inachtneming van de wet en dit reglement, bij de identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënten moeten volgen. Daarnaast moeten deze instellingen toezien op de naleving van deze procedures.

Art. 21.De onderworpen entiteiten brengen de volgende elementen schriftelijk ter kennis van hun in artikel 20 bedoelde lasthebbers en onderaannemers die rechtstreeks in contact staan met de cliënten of die met de uitvoering van hun verrichtingen zijn belast: 1° de passende criteria die hen in staat moeten stellen atypische verrichtingen op te sporen;2° de te volgen procedure om deze verrichtingen te onderwerpen aan een specifieke analyse onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent overeenkomstig de artikelen 45 en 46 van de wet, teneinde te bepalen of van deze verrichtingen kan worden vermoed dat zij verband houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.

Art. 22.Wanneer een onderworpen entiteit, overeenkomstig artikel 42 van de wet, een beroep doet op een derde zaakaanbrenger, moeten de interne procedures van de betrokken onderworpen entiteit bepalen dat: 1° de onderworpen entiteit vooraf moet verifiëren of de derde zaakaanbrenger voldoet aan de voorwaarden van artikel 43, § 1, 3°, en § 2, tweede lid, van de wet, en dat zij de documenten waarop zij zich hiervoor heeft gebaseerd, moet bewaren;2° de derde zaakaanbrenger er zich vooraf schriftelijk moet toe verbinden: a) de onderworpen entiteit onmiddellijk de identiteitsgegevens te bezorgen van de cliënten die hij voornemens is aan te brengen en, in voorkomend geval, van zijn lasthebbers en uiteindelijke begunstigden, alsook gegevens over de kenmerken van de cliënt en het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie, die nodig zijn voor de nakoming van de waakzaamheidsverplichtingen die hem overeenkomstig artikel 42 van de wet zijn opgelegd;b) de onderworpen entiteit onverwijld en zodra zij daarom verzoekt, een kopie te bezorgen van de bewijsstukken of de betrouwbare informatiebronnen aan de hand waarvan hij de identiteit heeft geverifieerd van de cliënten en, in voorkomend geval, van zijn lasthebbers en uiteindelijke begunstigden. Onderafdeling 6. - Melding van vermoedens

Art. 23.Wanneer een onderworpen entiteit met toepassing van artikel 47 van de wet een vermoeden meldt, voert zij een nieuwe individuele beoordeling uit van de WG/FT-risico's overeenkomstig artikel 19, § 2, van de wet, waarbij zij met name rekening houdt met de omstandigheid dat er in verband met de betrokken cliënt een vermoeden werd gemeld.

Op basis van deze nieuwe beoordeling en van het in artikel 8, § 2, 1°, van de wet bedoelde cliëntacceptatiebeleid besluit zij de reeds aangegane zakelijke relatie ofwel voort te zetten, in welk geval zij waakzaamheidsmaatregelen ten uitvoer legt die zijn aangepast aan de opnieuw beoordeelde risico's, ofwel te beëindigen.

Onderafdeling 7. - Toezicht inzake financiële embargo's

Art. 24.De onderworpen entiteiten maken gebruik van een toezichtssysteem om de naleving te waarborgen van de Bindende bepalingen betreffende financiële embargo's.

Dat toezichtssysteem moet: 1° betrekking hebben op alle overeenkomsten en verrichtingen van de cliënten die respectievelijk via de onderworpen entiteit zijn gesloten of uitgevoerd;2° een snelle opsporing mogelijk maken van eventuele inbreuken op de in het eerste lid bedoelde bepalingen, of een opsporing in real time wanneer deze bepalingen dat vereisen;3° geautomatiseerd zijn, behalve als de onderworpen entiteit kan aantonen dat dit niet vereist is gezien de aard, het aantal en het volume van de verrichtingen waarop toezicht moet worden gehouden;4° eerst aan een valideringsprocedure worden onderworpen en daarna geregeld worden bijgewerkt. Onderafdeling 8. - Bewijs van de nakoming van de verplichtingen inzake de voorkoming van WG/FT en financiële embargo's

Art. 25.Om aan de FSMA te kunnen aantonen dat zij de hun opgelegde verplichtingen inzake de voorkoming van WG/FT en financiële embargo's nakomen, en om de FSMA in staat te stellen om de haar door de wet verleende toezichtsbevoegdheden uit te oefenen, inzonderheid door gebruik te maken van de in artikel 99 van de wet bedoelde prerogatieven, bewaren de onderworpen entiteiten alle maatregelen die zij effectief hebben genomen met het oog op het nakomen van die verplichtingen (inzonderheid om te voldoen aan de in Boek II, Titel 3, van de wet bedoelde waakzaamheids-verplichtingen, aan de in Boek II, Titel 4, van de wet bedoelde verplichtingen inzake de analyse van atypische verrichtingen en de melding van vermoedens, en aan de Bindende bepalingen betreffende financiële embargo's), op papier of via een elektronische informatiedrager. Zij bewaren deze verantwoording gedurende de in artikel 60 van de wet vastgestelde termijn. HOOFDSTUK 2. - Organisatie en interne controle binnen groepen

Art. 26.De onderworpen entiteiten die dochterondernemingen of bijkantoren hebben in een andere lidstaat of in een derde land, of die in België gevestigde dochterondernemingen hebben die onderworpen entiteiten zijn, leggen hun op groepsniveau geldende gedragslijnen en procedures ter voorkoming van WG/FT vast in overeenstemming met artikel 13 van de wet, op basis van een beoordeling van de risico's waaraan de groep is blootgesteld, met inachtneming van de risico's die door elk van de dochterondernemingen en bijkantoren van de groep met toepassing van artikel 6 zijn geïdentificeerd.

Art. 27.De onderworpen entiteiten die deel uitmaken van een groep waarvan de moederonderneming een onderworpen entiteit is die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat of van een derde land, beoordelen, onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de functie van AMLCO uitoefent, of de op groepsniveau vastgestelde gedragslijnen en procedures ter voorkoming van WG/FT overeenstemmen met de in artikel 8 van de wet bedoelde bepalingen en met de bepalingen van dit reglement, voordat zij deze ten uitvoer leggen.

Indien dit niet het geval is, verzoeken zij hun moederonderneming hen vrij te stellen van de toepassing van de op groepsniveau vastgestelde gedragslijnen en procedures, teneinde de overeenstemming met de voornoemde wettelijke en reglementaire bepalingen te waarborgen. Als de door de groep opgelegde maatregelen aan de hand van deze vrijstellingsprocedure niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met deze bepalingen, brengen zij de FSMA hiervan op de hoogte.

TITEL 4. - Slotbepalingen

Art. 28.Dit reglement treedt op 1 januari 2019 in werking, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 6, die in werking treden op de dag van de bekendmaking van het koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement in het Belgisch Staatsblad.

Art. 29.Het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 23 februari 2010 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 16 maart 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/03/2010 pub. 23/03/2010 numac 2010022185 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling voor het jaar 2009 van het bedrag dat toegewezen wordt aan het Fonds voor de toekomst van de geneeskundige verzorging in het kader van de vaststelling van de globale begrotingsdoelstelling van 2009 sluiten, wordt opgeheven.

Brussel, 3 juli 2018.

De Voorzitter, J.-P. SERVAIS Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 juli 2018 tot goedkeuring van het reglement van 3 juli 2018 van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^