Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 oktober 2003
gepubliceerd op 05 december 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot aanwijzing van de leden van de Adviesraad van burgemeesters

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000852
pub.
05/12/2003
prom.
30/10/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 OKTOBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot aanwijzing van de leden van de Adviesraad van burgemeesters


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 april 2000 met betrekking tot de Adviesraad van burgemeesters;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot aanwijzing van de leden van de Adviesraad van burgemeesters;

Gelet op advies van de Inspecteur-generaal van Financiën van 28 juli 2003;

Gelet op het bericht verschenen in het Belgisch Staatsblad van 3 februari 2003, waarin de kandidaten worden opgeroepen hun kandidatuur in te dienen voor de betrekkingen van effectief lid en van plaatsvervangend lid, binnen een termijn van twintig dagen na publicatie van dit bericht;

Gelet op het bericht verschenen in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2003 tot verlenging van de termijn binnen dewelke de kandidaturen ingediend konden worden;

Gelet op het feit dat het aantal ingediende kandidaturen ingevolge de twee oproepen, niet voldoende was om tegelijkertijd te voorzien in de betrekkingen van de effectieve leden en de plaatsvervangende leden;

Gelet op het feit dat, door het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot aanwijzing van de leden van de Adviesraad van burgemeesters, voorzien werd in de betrekkingen van effectief lid, teneinde de goede werking van de Adviesraad te garanderen;

Gelet op het feit dat besloten werd om tot de aanwijzing van de plaatsvervangende leden over te gaan volgend op een derde oproep, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2003, waarin de kandidaten worden opgeroepen om hun kandidatuur, binnen een termijn van 30 dagen na publicatie in te dienen;

Gelet op het feit dat één enkele nieuwe kandidaat zijn kandidatuur ingediend heeft en dat het totaal aantal ontvankelijke kandidaturen, ingevolge de derde oproep, het nog altijd niet mogelijk is om alle functies van plaatsvervangend lid op te vullen, maar dat het van belang is dat de plaatsvervangende leden aangewezen worden teneinde de goede werking van de Adviesraad, waarvan de inwerkingtreding op 6 augustus vastgelegd wordt, te garanderen;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid; dat een afwijking van die wet gerechtvaardigd wordt gezien het onvoldoende aantal ingediende vrouwelijke kandidaturen;

Gelet op het feit dat twee burgemeesters afkomstig moeten zijn uit het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat geen enkele Brusselse burgemeester een kandidatuur voor het mandaat van plaatsvervangend lid ingediend heeft;

Gelet op het feit dat een burgemeester uit het Waals Gewest Duitstalig moet zijn;

Overwegende dat slechts de kandidatuur van de heer Dannemark aan dit criterium beantwoordt;

Gelet op het feit dat een burgemeester afkomstig moet zijn uit een Waalse gemeente van meer dan 100 000 inwoners;

Overwegende dat slechts de kandidatuur van de heer Urbain uit de provincie Henegouwen aan dit criterium beantwoordt;

Gelet op het feit dat een burgemeester afkomstig moet zijn uit een gemeente van de provincie Waals-Brabant;

Overwegende dat slechts de kandidatuur van de heer Roland aan dit criterium beantwoordt;

Gelet op het feit dat een burgemeester afkomstig moet zijn uit een gemeente van de provincie Luik;

Overwegende dat tussen de rechtsgeldig ingediende kandidaturen, zeven aan dit criterium beantwoorden, daarbij inbegrepen die van de Duitstalige kandidaat; dat het echter aangewezen is om Mevr. Lizin aan te wijzen en wel omdat die laatste afkomstig is uit een ééngemeentezone; dat bovendien Mevr. Lizin de enige vrouw is tussen de zeven kandidaten en dat de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid in overweging moet genomen worden.

Gelet op het feit dat een burgemeester afkomstig moet zijn uit een gemeente van de provincie Luxemburg;

Overwegende dat slechts twee kandidaten uit de provincie Luxemburg hun kandidatuur ingediend hebben;

Overwegende dat drie burgemeesters uit het Waals Gewest afkomstig moeten zijn uit een zone van minder dan 50 000 inwoners;

Overwegende dat de kandidaturen van Mevr. Lizin en de heer Roland noodzakelijkerwijze moeten worden weerhouden gezien beiden tot een ééngemeentezone behoren; dat het wenselijk is om een Duitstalige burgemeester te hebben binnen de Raad;

Overwegende dat één van de kandidaturen m.b.t. de Luxemburgse burgemeesters automatisch wordt opzijgeschoven, aangezien het quotum waarbij de kandidaat tot een zone van minder dan 50 000 inwoners moet behoren reeds ingevuld is; dat het aldus aangewezen is om de heer Ledoux, afkomstig uit een zone waarvan de bevolking tussen de 50 000 en de 100 000 inwoners ligt, aan te wijzen;

Gelet op het feit dat een burgemeester afkomstig moet zijn uit de provincie Namen;

Overwegende dat slechts één kandidatuur aan dit criterium beantwoordt; dat de heer De Laveleye echter niet aangewezen kan worden aangezien hij behoort tot een zone van minder dan 50 000 inwoners en dat de plaatsen die met dit zonetype overeenstemmen noodzakelijkerwijs aan andere kandidaten toegewezen moeten worden, met name Mevr. Lizin als enige vrouwelijke kandidaat, mijnheer Dannemark als enige Duitstalige kandidaat en mijnheer Roland als kandidaat afkomstig uit een ééngemeentezone; dat het dus niet mogelijk is om een burgemeester voor de provincie Namen aan te wijzen;

Gelet op het feit dat drie burgemeesters van het Vlaams Gewest afkomstig moeten zijn uit zones met meer dan 100 000 inwoners;

Overwegende dat slechts twee kandidaturen aan dit criterium beantwoorden, dat bijgevolg de heren Beke en Dehaene, respectievelijk afkomstig uit de provincie Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen aangewezen moeten worden;

Gelet op het feit dat twee burgemeesters van het Vlaams Gewest afkomstig moeten zijn uit zones met minder dan 50 000 inwoners;

Overwegende dat om een voldoende quotum van ééngemeentezones te bereiken, het aangewezen is om de heer Minnebo, afkomstig uit de provincie Antwerpen aan te wijzen;

Overwegende dat, teneinde de vertegenwoordiging van de provincie Vlaams-Brabant te garanderen, de tweede burgemeester uit die categorie verplicht afkomstig moet zijn uit die provincie waarvan alle kandidaten deel uitmaken van een zone met minder dan 50 000 inwoners;

Overwegende dat zes kandidaten aan dat criterium beantwoorden; dat na onderzoek van de verschillende kandidaturen blijkt dat de heer Baert getuigt van een diepgaande motivatie betreffende de politiewereld en van een persoonlijke investering in de problematieken die daarmee verbonden zijn; dat uit zijn kandidatuur blijkt dat zijn ervaring met de politiewereld en zijn engagement hierin hebben bijgedragen tot het bereiken voor zichzelf van bepaalde objectieven zoals het beheer van gegevens en de vlotte communicatie tussen de verschillende partners; dat hieruit eveneens blijkt dat de kandidaat beschikt over een zekere ervaring met het oplossen van problemen waarmee men dagelijks geconfronteerd kan worden binnen een politiezone; dat uit het onderzoek van zijn kandidatuur eveneens kan blijken dat de kandidaat zich tot taak stelt samen met andere burgemeesters van meergemeentezones het standpunt van de lokale politie te verdedigen; dat het aldus is aangewezen de heer Baert aan te wijzen als plaatsvervangend lid van de Adviesraad van burgemeesters;

Gelet op het feit dat drie Vlaamse burgemeesters afkomstig moeten zijn uit zones waarvan de bevolking tussen de 50 000 en 100 000 inwoners ligt;

Overwegende dat de provincie Limburg nog niet vertegenwoordigd wordt en dat vijf burgemeesters uit die provincie hun kandidatuur rechtsgeldig ingediend hebben;

Overwegende dat in het Vlaams Gewest slechts twee burgemeesters afkomstig mogen zijn uit zones van minder dan 50 000 inwoners; dat de plaatsen voorbehouden voor dit zonetype noodzakelijkerwijs door een burgemeester uit de provincie Antwerpen afkomstig uit een ééngemeentezone en door een burgemeester uit de provincie Vlaams-Brabant ingevuld moeten worden; waarbij beide kandidaten afkomstig dienen te zijn uit zones met minder dan 50 000 inwoners;

Overwegende dat er dus reden is om tussen twee burgemeesters van de provincie Limburg uit zones met tussen de 50 000 en 100 000 inwoners te kiezen; dat de heer De Vis zich kan beroepen op een zeker knowhow die hij tijdens de oprichting van zijn politiezone opgedaan heeft, inzonderheid inzake budget; dat het aldus aangewezen is om tot de aanduiding van de heer De Vis over te gaan;

Overwegende dat alle provincies van het Vlaams Gewest vertegenwoordigd zijn; dat er echter nog twee plaatsen toegekend moeten worden aan burgemeesters die tot zones behoren met tussen de 50 000 en 100 000 inwoners;

Overwegende dat negen burgemeesters van het Vlaams Gewest aan dit criterium beantwoorden; dat uit onderzoek van de kandidaturen blijkt dat de heer Vereecke door zijn opleiding tot jurist en tot criminoloog alsook door zijn professionele ervaring als advocaat gespecialiseerd in strafrecht een constructief en waardeerbaar standpunt kan bijdragen tot de Adviesraad van burgemeesters; dat de heer Schrauwen blijk geeft van motivatie en betrokkenheid betreffende de goede werking van zijn lokale politie; dat uit zijn kandidatuur blijkt dat hij reeds vertrouwd is met het functioneren van en de actuele structuren van het politielandschap alsook met de problemen waarmee de politie kan geconfronteerd worden; dat het aldus aangewezen is de heren Vereecke en Schrauwen aan te wijzen als plaatsvervangende leden;

Op voorstel van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderende Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een artikel 1bis, opgesteld als volgt, werd in het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot aanwijzing van de leden van de Adviesraad van burgemeesters ingevoegd : «

Art. 1bis.De volgende zeven burgemeesters van het Vlaams Gewest zijn aangewezen als plaatsvervangend lid van de Adviesraad van burgemeesters : - van een politiezone van minder dan 50 000 inwoners : De heer Willy Minnebo, burgemeester van Zwijndrecht;

De heer Michel Baert, burgemeester van Boortmeerbeek; - van een politiezone met 50 000 tot 100 000 inwoners : De heer Dirk De Vis, burgemeester van Ham;

De heer Carl Vereecke, burgemeester van Kuurne;

De heer Frans Schrauwen, burgemeester van Essen; - van een politiezone van meer dan 100 000 inwoners;

De heer Luc Dehaene, burgemeester van Ieper;

De heer Frank Beke, burgemeester van Gent.

De volgende vijf burgemeesters van het Waals Gewest zijn aangewezen als plaatsvervangend lid van de Adviesraad van burgemeesters : - van een politiezone van minder dan 50 000 inwoners : De heer Jean-Luc Roland, burgemeester van Ottignies-Louvain-la-Neuve;

Mevr. Anne-Marie Lizin, burgemeester van Hoei; - afkomstig uit een Duitstalige gemeente : De heer Emil Dannemark, burgemeester van Butgenbach; - van een politiezone met 50 000 tot 100 000 inwoners : De heer Jean-Paul Ledoux, burgemeester van Durbuy; - van een politiezone van meer dan 100 000 inwoners : De heer Robert Urbain, burgemeester van Boussu.

Geen enkele burgemeester van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest heeft zijn kandidatuur ingediend voor het mandaat van plaatsvervangend lid van de Adviesraad van burgemeesters. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 6 augustus 2003.

Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 oktober 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^