Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 25 november 2010

Bindende unanieme beslissing nr. 29 van de stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 15 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het We Advies m.b.t. de schrapping van de registratie van een aannemer tijdens de duur van de opschorting (...)

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2010022421
pub.
25/11/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Bindende unanieme beslissing nr. 29 van de stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 15 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders Advies m.b.t. de schrapping van de registratie van een aannemer tijdens de duur van de opschorting in de procedure van gerechtelijke reorganisatie. 1. Probleemstelling. Moet de registratiecommissie de registratie van een aannemer met R.S.Z.-schulden waarvoor geen afbetalingsplan werd verkregen, schrappen op grond van artikel 8, 3° van het koninklijk besluit van 27 december 2007, wanneer die aannemer de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevat en zich in de periode van opschorting bevindt ? 2. Antwoord. I. Toepasselijke wettelijke bepalingen. - Registratiereglementering : koninklijk besluit van 27 december 2007.

Artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 bepaalt dat de registratie wordt geschrapt : « (...) 3° wanneer de betrokkene ten achteren is met de betaling van lonen of van belastingen, voorheffingen, sociale bijdragen of voorschotten op die bijdragen, te innen door een instelling van sociale zekerheid of bijdragen te innen door of voor een fonds voor bestaanszekerheid krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.Met voorschotten op die bijdragen worden bedoeld de provisies bedoeld in de artikelen 34 en 34 bis van het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969. De bedragen waarvoor een afbetalingsplan bestaat en wordt nageleefd, worden niet als achterstallige bedragen aangemerkt (...) ». - De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen bepaalt echter een periode van opschorting wanneer de schuldenaar een gunstig vonnis heeft verkregen over het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie. Gedurende deze periode van opschorting kan geen beslag worden gelegd en kunnen geen middelen van tenuitvoerlegging worden aangewend of voortgezet.

Art. 30.« Tijdens de duur van de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend.

Tijdens dezelfde periode kan de schuldenaar die koopman is, niet worden failliet verklaard en, indien de schuldenaar een vennootschap is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden. »

Art. 31.« Tijdens de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel beslag worden gelegd.

De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er handlichting van geven na het verslag van de gedelegeerd rechter, de schuldeiser en de schuldenaar gehoord te hebben, in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser. » II. Toepassingsgebied van deze wettelijke bepalingen. - Registratiereglementering : koninklijk besluit van 27 december 2007.

Artikel 1.« De in artikel 400, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en in artikel 30 bis, § 1, 1°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, bedoelde werkzaamheden zijn de werkzaamheden die zijn vermeld in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde. » - De wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

Art. 3.« Deze wet is toepasselijk op de volgende schuldenaren : de kooplieden bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van koophandel, de landbouwvennootschap bedoeld in artikel 2, § 3, van het Wetboek van vennootschappen en de burgerlijke vennootschappen met handelsvorm bedoeld in artikel 3, § 4, van hetzelfde wetboek. » Het toepassingsgebied van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen is ruimer dan deze van de registratiereglementering.

Voor zover de schuldenaar een aannemer is die werkzaamheden uitvoert die bedoeld zijn in de registratiereglementering, zijn de wettelijke bepalingen aangaande de gerechtelijke reorganisatie ook op hem van toepassing.

III. Interpretatie van de wetgeving.

Bij stricte toepassing van de registratiereglementering moet de registratiecommissie de registratie van een aannemer schrappen wanneer deze R.S.Z.-schulden heeft. Deze schrapping dient niet te gebeuren wanneer de aannemer een afbetalingsplan heeft verkregen dat hij naleeft.

Het louter feit dat de aannemer het initiatief neemt om een beroep te doen op de gerechtelijke reorganisatie, doet geen afbreuk aan het feit dat de aannemer schulden heeft.

De schrapping kan overigens niet beschouwd worden als een middel van tenuitvoerlegging op roerende of onroerende goederen van de schuldenaar, zoals bedoeld in art. 30 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

Er bestaat in de stricte wettelijke interpretatie dus geen enkel bezwaar tegen de verplichte schrapping krachtens artikel 8, 3° van het koninklijk besluit van 27 december 2007.

Anderzijds kan men zich afvragen of deze verplichte schrapping strookt met de ratio legis van de wet van 31 januari 2009.

Uit de toelichting bij de wet van 31 januari 2009 blijkt dat het de bedoeling is de duurzame ontwikkeling en de gezondmaking van de ondernemingen voort te zetten, zonder daarom de mechanismen van de normale markten te verstoren door rechterlijke beslissingen.

Voor een onderneming waarvan een deel van de omzet afhankelijk is van de hoedanigheid als geregistreerde aannemer, heeft de schrapping hoogst waarschijnlijk een negatieve invloed op de « duurzame ontwikkeling en de gezondmaking » van de onderneming.

De registratiereglementering is ontstaan in het kader van de strijd tegen de koppelbazen en de sociale en fiscale fraude. Een ondernemer in moeilijkheden die op eigen initiatief een gerechtelijke reorganisatie vraagt zal vermoedelijk niet behoren tot de doelgroep die beoogd werd in de registratiereglementering. Indien de registratiecommissie echter toch kwade trouw zou vermoeden in hoofde van de betrokken aannemer, en dit op een of andere wijze kan aantonen, dan moet zij geen rekening houden met de lopende procedure van gerechtelijke reorganisatie. In dat geval moet de commissie toepassing maken van artikel 8 (desgevallend van artikel 7) van het koninklijk besluit van 27 december 2007.

Hoewel dus de letter van de wet de schrapping van de registratie verplicht stelt in geval van een aannemer met R.S.Z.-schulden, kan besloten worden dat het niet altijd opportuun is de registratie van een aannemer te schrappen die beroep doet op de gerechtelijke reorganisatie, bedoeld in de wet van 31 januari 2009. Deze opportuniteitsbeslissing wordt bevestigd door de ratio legis, zowel van de registratiereglementering, die gericht is op de strijd tegen fraudeurs, als van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, die de duurzame ontwikkeling en de gezondmaking van de onderneming beoogt.

IV. Gevolgen.

Met het vonnis over het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie kan de bevoegde rechtbank van koophandel de procedure tot gerechtelijke reorganisatie geopend verklaren. In dat geval bepaalt zij ook de duur van de opschorting, die niet langer mag zijn dan 6 maanden. De termijn kan verlengd worden tot maximaal twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat; in buitengewone gevallen kan de totale periode tot maximaal achttien maanden verlengd worden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat.

In de praktijk zal de aannemer, die de schrapping van zijn registratie omwille van R.S.Z.-schulden (1) wil vermijden, het vonnis van de rechtbank van koophandel dat de procedure tot gerechtelijke reorganisatie geopend verklaart en een opschorting toestaat, aan de bevoegde provinciale registratiecommissie moeten voorleggen.

Binnen een door de rechtbank bepaalde termijn zal de aannemer moeten overgaan tot het opstellen van een afbetalingsplan.

Indien de commissie opschorting van de schrapping aanvaardt, zal zij aan de aannemer opdragen om haar kopie te bezorgen van het afbetalingsplan wanneer het aan de rechtbank wordt voorgelegd. De aannemer moet de commissie eveneens onverwijld op de hoogte brengen van de aanvaarding of de afwijzing van het afbetalingsplan door de rechtbank.

De naleving door de aannemer van het afbetalingsplan moet strikt worden opgevolgd. Daartoe zal de aannemer, vóór of uiterlijk op iedere door de rechtbank bepaalde vervaldatum, ten aanzien van de registratiecommissie de bewijzen voorleggen van de stricte naleving van het door de rechtbank goedgekeurde afbetalingsplan. Dit schema, waarin de vervaldagen worden opgesomd samen met de op dat moment na te leven verbintenis, wordt door de registratiecommissie opgesteld op basis van het aanvaarde afbetalingsplan en bij aangetekende brief aan de aannemer toegezonden.

Zolang de aannemer het afbetalingsplan naleeft en er op de vooraf bepaalde data het bewijs van levert ten aanzien van de registratiecommissie, kan deze de betrokken aannemer niet schrappen omwille van de schulden.

Indien de aannemer in gebreke blijft dit bewijs te leveren, kan de registratiecommissie de procedure tot gerechtelijke reorganisatie terzijde schuiven en meteen overgaan tot de schrapping van het registratienummer. Indien in de loop van de procedure nieuwe sociale en/of fiscale schulden zouden ontstaan, waarmee geen rekening werd gehouden in het afbetalingsplan, dient de aannemer ervoor te zorgen dat hij deze schulden aflost of ze eveneens opneemt in een afbetalingsplan, dat hij naleeft. Ook de naleving hiervan dient op de voorziene data te worden bewezen en nauw te worden opgevolgd door de registratiecommissie. Bij niet naleving van deze regel dient ook meteen schrapping als aannemer het gevolg te zijn in toepassing van artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 december 2007.

Indien de aannemer verlenging van de opschorting verkrijgt vanwege de rechtbank, dient hij eveneens aan de registratiecommissie kennis te geven van het vonnis waarin deze verlenging wordt toegestaan.

Indien de schulden werden aangezuiverd, of de aannemer voor de resterende schulden een afbetalingsplan heeft bekomen dat hij naleeft, kan het schrappingsvoorstel zonder voorwerp worden verklaard.

Indien echter blijkt dat de R.S.Z.-schulden niet werden betaald, zal de registratiecommissie op basis van geactualiseerde gegevens alsnog overgaan tot de schrapping van de registratie, op grond van artikel 8, 3° van het koninklijk besluit van 27 december 2007.3. Conclusie De registratiecommissie moet de registratie van een aannemer niet schrappen wanneer deze aannemer van de bevoegde rechtbank van koophandel een vonnis heeft verkregen dat de procedure tot gerechtelijke reorganisatie geopend verklaart en een opschorting toestaat.Wanneer de registratiecommissie de kwade trouw van de aannemer kan aantonen, of wanneer de aannemer in gebreke blijft de stricte naleving van het afbetalingsplan te bewijzen volgens het daartoe opgestelde schema, zal de registratiecommissie het registratienummer meteen schrappen. Hetzelfde geldt wanneer er tijdens de procedure, in hoofde de aannemer, nieuwe sociale en/of fiscale schulden zouden ontstaan die niet meteen betaald worden of die niet verwerkt worden in een afbetalingsplan, dat vervolgens strict wordt nageleefd.

Het verdient aanbeveling dat dit advies wordt nagevolgd door alle provinciale registratiecommissies om tot een eenvormigheid in de beslissingen te komen.

Voor de stuurgroep : De voorzitter, S. LEO

Samenstelling van de stuurgroep : - Een vertegenwoordiger van de Federatie van Algemene Bouwaannemers - Een vertegenwoordiger van het ACLVB - Een vertegenwoordiger van CSC Bâtiment - industrie & énergie - Een vertegenwoordiger van ACV Bouw - industrie & energie - Een vertegenwoordiger van Agoria - Een vertegenwoordiger van Bouwunie - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Twee vertegenwoordigers van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie - Een vertegenwoordiger van CGSLB - Een vertegenwoordiger van de Centrale générale FGTB - Een vertegenwoordiger van de Confederatie Bouw - Een vertegenwoordiger van het ABVV

^