Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 04 november 1999
gepubliceerd op 26 november 1999

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 276, § 2 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999024026
pub.
26/11/1999
prom.
04/11/1999
ELI
eli/besluit/1999/11/04/1999024026/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 NOVEMBER 1999. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 276, § 2 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


De Minister van Sociale Zaken, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 32, eerste lid, 12° tot 15° en artikel 121;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 276, § 2 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1997;

Gelet op het voorstel van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, uitgebracht op 23 maart 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Besluit :

Artikel 1.De in artikel 128bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde gerechtigden bewijzen hun hoedanigheid aan de hand van een attest conform het model in bijlage II van voormeld koninklijk besluit, verstrekt door de Administratie van pensioenen van het Ministerie van Financiën.

Art. 2.De in artikel 128ter van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996 bedoelde gerechtigden bewijzen hun hoedanigheid als volgt : a) voor de personen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt, aan de hand van de kennisgeving van de beslissing van een geneesheer-inspecteur van de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering waarin de ongeschiktheid om een winstgevende arbeid te verrichten voor een vermoedelijke duur van ten minste één jaar, wordt erkend;b) voor de personen die beschikken over de erkenning van de ongeschiktheid die vereist is om het recht op de inkomensvervangende tegemoetkoming, de integratietegemoetkoming of de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden te genieten aan de hand van het algemeen getuigschrift dat wordt uitgereikt door het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu of aan de hand van het getuigschrift dat door voornoemd Ministerie wordt uitgereikt in het raam van de sociale franchise die is georganiseerd door het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;c) voor de personen die de leeftijd van 15 jaar hebben bereikt en die recht hebben op de verhoogde kinderbijslag, aan de hand van een getuigschrift dat wordt uitgereikt door de instellingen die de kinderbijslag betalen.

Art. 3.De in artikel 128quater van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996 bedoele gerechtigden bewijzen hun hoedanigheid aan de hand van een getuigschrift dat wordt uitgereikt door de onderwijsinstelling. Dit getuigschrift vermeldt dat de betrokkene is ingeschreven en dagonderwijs volgt in een onderwijsinstelling van het derde niveau.

Art. 4.De in artikel 128quinquies van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996 bedoelde gerechtigden bewijzen hun hoedanigheid als volgt : a) voor de vreemdelingen die van rechtswege toegelaten of van rechtswege gemachtigd zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk of die gemachtigd zijn tot verblijf voor een onbepaalde duur, aan de hand van het getuigschrift van inschrijving in het vreemdelingenregister. De vreemdelingen die van rechtswege gemachtigd zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk kunnen hun hoedanigheid ook bewijzen aan de hand van een arbeidsvergunning; b) voor de vreemdelingen die gevestigd zijn in het Rijk, aan de hand van de identiteitskaart voor vreemdelingen of van de verblijfskaart van onderdanen van een lidstaat van de E.E.G.; c) voor de kandidaat-vluchtelingen waarvan de aanvraag ontvankelijk werd verklaard door de Dienst vreemdelingenzaken of door het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en voor de staatlozen, aan de hand van het attest van immatriculatie - model A;d) de personen die, in afwachting van hun inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen, aantonen dat zij de verklaring hebben verricht, bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 met betrekking tot de bevolkingsregisters en de vreemdelingenregisters, aan de hand van een getuigschrift van de gemeentelijke overheid of met elk ander bewijsmiddel dat als dusdanig erkend wordt door de Leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle;e) voor de in artikel 128quinquies, § 2 bedoelde zelfstandigen die failliet zijn verklaard, aan de hand van het vonnis tot faillietverklaring. Brussel, 4 november 1999.

F. VANDENBROUCKE

^