Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 07 december 2007
gepubliceerd op 18 december 2007

Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheid en ondertekening alsook houdende aanduiding inzake sommige personeelsaangelegenheden

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007001049
pub.
18/12/2007
prom.
07/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/07/2007001049/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2007. - Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheid en ondertekening alsook houdende aanduiding inzake sommige personeelsaangelegenheden


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1973, en op artikel 2bis, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 1998;

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, en op artikel 7, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en 22 maart 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van de rijksambtenaren, inzonderheid op de artikelen 20, § 1, 20bis, § 3, 27, § 3, 47, 48, 48quater, tweede lid, 49, § 1, tweede lid, 78, § 5, 84, § 7, 89, eerste lid, en 94, allen zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 november 1951;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 november 1951 houdende oprichting van een Sociale Dienst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, inzonderheid op artikel 4, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, inzonderheid op artikel 2, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 7bis, tweede lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 maart 1989 en 22 november 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, inzonderheid op artikel 6, § 5, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1995, 5 september 2002 en 4 augustus 2004, en op artikel 7, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 en bij de koninklijk besluiten van 20 februari 1989 en 3 februari 2003;

Gelet op het koninklijk besluit 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, inzonderheid op de artikelen 3, § 2 en 15, § 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 maart 1999 tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen voor sommige ambtenaren van de operationele diensten van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 4 en 5, eerste lid, en 6, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt, inzonderheid op artikel 9, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 2007 betreffende de ten laste neming van de kosten inzake openbaar vervoer in woonwerkverkeer van de federale personeelsleden door de Staat en sommige federale openbare instellingen, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 maart 1998 houdende reglementaire bepalingen voor het rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, inzonderheid op de artikelen 4 en 5;

Gelet op het ministerieel besluit van 4 november 2002 houdende delegatie van bevoegdheid en ondertekening inzake personeelszaken aan de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, Besluit :

Artikel 1.§ 1. De voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken is, wat het personeel van deze overheidsdienst betreft, gemachtigd om namens de Minister : 1° arbeidsovereenkomsten, en inzonderheid die voor werklieden en bedienden, af te sluiten, te wijzigen en te beëindigen;2° het recht op halftijdse vervroegde uittreding en op de vrijwillige vierdagenweek te laten ingaan op een latere datum dan die welke door het personeelslid gekozen werd, indien de overheidsdienst het nodig acht dit personeelslid voltijds tewerkgesteld te houden vanwege zijn specifieke kennis, capaciteiten of vaardigheden of vanwege het belang van de opdracht waarmee het belast is, en zonder dat de periode tussen de door het personeelslid gekozen datum en de datum die de overheidsdienst goedkeurt, langer mag zijn dan zes maanden;3° de aangeworven geslaagden toelaatbaar te verklaren, zo zij aan de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten voldoen, en de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid en desgevallend de houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid van zijn beslissing te verwittigen, zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd;4° de eed af te nemen van de houders van een management- of staffunctie, alsook van de ambtenaren van de niveaus A, B, C en D;5° met inachtneming van de algemene beginselen uitgevaardigd door de Minister van Ambtenarenzaken, het opvang- en opleidingsprogramma vast te stellen dat aan de behoeften van het bestuur en van het personeel van zijn overheidsdienst beantwoordt;6° de bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de raden van beroep, en inzonderheid : a.in elke zaak voor een raad van beroep een ambtenaar van niveau A en een vervanger aan te wijzen om het betwiste voorstel te verdedigen; b. een zaak bij de raad van beroep aanhangig te maken, en de beslissingen van de Minister aan deze raad en de ambtenaar te notificeren;7° te beslissen, op advies van de Inspecteur van Financiën, in hoever het nodig is dat bezoldigde bijkomende prestaties worden verricht;8° de bedragen van de tegemoetkomingen van de Sociale Dienst, alsook de toekenningsmodaliteiten vast te stellen;9° de toelating te geven in dienst van de Staat een reis naar het buitenland te maken, waarvan de kosten door de Schatkist worden gedekt;10° de administratieve standplaats schriftelijk te bepalen, indien zij om dienstredenen niet samenvalt met de plaats waar de centrale administratie of de buitendienst gevestigd is;11° de aanstelling tot het uitoefenen van een hoger ambt te doen in betrekkingen van de eerste klasse van een vakrichting en van de niveaus B, C en D;12° vast te stellen dat de procedure tot definitieve toekenning van een betrekking normaal verloopt. § 2. In geval van verlof of afwezigheid van de voorzitter van het directiecomité is de oudste houder van een management- of staffunctie gemachtigd om namens de Minister de in § 1 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.

Art. 2.§ 1. De functionele directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken is, wat het personeel van deze overheidsdienst betreft, gemachtigd om namens de Minister : 1° definitief te beslissen of een ongeval een arbeidsongeval is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, en of een ziekte een beroepsziekte is in de zin van dezelfde bepaling;2° de aangiften van ongevallen te ontvangen die als arbeidsongeval of als ongeval op de weg naar en van het werk zouden kunnen beschouwd;3° de overeenkomsten voor tewerkstelling van studenten af te sluiten, te wijzigen en te beëindigen;4° het recht op halftijdse vervroegde uittreding te erkennen;5° het recht te erkennen om vier vijfde te verrichten van de prestaties die normaal worden opgelegd;6° de bevoegdheden uit te oefenen inzake selectie, werving en stage, onverminderd de bevoegdheden terzake van de voorzitter van het directiecomité, en inzonderheid : a.de organisatie van een vergelijkende selectie aan te vragen; b. op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel de organisatie een bijkomende vergelijkende proef aan te vragen die voor de functie leidt tot een aparte rangschikking van de geslaagden;c. de Minister van Ambtenarenzaken te verzoeken de geldigheidsduur van een wervingsreserve met een jaar te verlengen;7° de aanvragen tot overplaatsing in ontvangst te nemen;8° het verlof voorafgaand aan het pensioen te laten genieten;9° in het kader van een aanvraag tot het bekomen van een fietsvergoeding, te beslissen over de te volgen reisweg en afstand, alsook de datum te vermelden waarop deze beslissing in werking treedt;10° de eindbeslissing te nemen in geval van bezwaar tegen de opgelegde reisweg en afstand;11° de toestemming te geven voor reizen en verplaatsingen in het belang van de dienst of wegens dienstnoodwendigheden de fiets te gebruiken;12° de unilaterale beslissingen en de bijlagen bij de arbeidsovereenkomsten met betrekking tot telewerk te ondertekenen en te wijzigen;13° de personeelsleden die helemaal geen gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen toe te staan dat zij hun eigen voertuig zouden mogen gebruiken over een vooraf bepaalde afstand, voor zover er door de overheid evenwel geen specifiek aangepast vervoersaanbod voor concrete gevallen kan worden georganiseerd, mits de personeelsleden zich in één van de situaties bevinden bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 betreffende de ten laste neming van de kosten inzake openbaar vervoer in woonwerkverkeer van de federale personeelsleden door de Staat en sommige federale openbare instellingen, en inzonderheid mits zij zich in één van de hierna volgende situaties bevinden : a.een lichamelijke verhindering laat permanent of tijdelijk niet toe het openbaar vervoer te gebruiken; b. de werkplaats is gelegen op meer dan drie kilometer van de dichtstbijzijnde halteplaats van een openbaar vervoermiddel;c. het onregelmatig werkrooster of prestaties in continudienst sluiten het gebruik van het openbaar vervoer uit over een afstand van ten minste drie kilometer;d. wegens een uitzonderlijke en hoogdringende oproeping is het gebruik van openbare vervoermiddelen niet mogelijk. § 2. In geval van verlof of afwezigheid van de functionele directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie is de ambtenaar van de klasse A4 of, indien er geen is, een ambtenaar van de klasse A3 van de stafdienst Personeel en Organisatie gemachtigd om namens de Minister de in § 1 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.

Art. 3.Als bevoegde hiërarchische meerdere voor de toepassing van artikel 78 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, en inzonderheid om een voorlopig voorstel van tuchtstraf te doen, de ambtenaar te horen over de feiten die hem ten laste worden gelegd, in voorkomend geval, over te gaan tot het horen van getuigen, alsook het voorlopig voorstel van tuchtstraf aan de ambtenaar te betekenen en naar het directiecomité te sturen, wordt aangeduid de houder van de management- of staffunctie of de hoogste ambtenaar binnen elke directie of dienst.

Indien de in het eerste lid bedoelde hiërarchische meerdere en de ambtenaar waartegen een tuchtprocedure wordt opgestart, niet van dezelfde taalrol zijn, wordt de volgende ambtenaar in de hiërarchische structuur en rangschikking binnen elke directie of dienst aangeduid.

Er wordt in de hiërarchische structuur en rangschikking binnen elke directie of dienst afgedaald tot de in het eerste lid bedoelde hiërarchische meerdere en de ambtenaar waartegen een tuchtprocedure wordt opgestart, van dezelfde taalrol zijn.

Indien door de toepassing van het eerste en tweede lid de bevoegde hiërarchische meerdere lager is in de hiërarchische structuur en rangschikking binnen elke directie of dienst dan de ambtenaar waartegen een tuchtprocedure wordt opgestart, wordt de functionele directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie als bevoegde hiërarchische meerdere aangeduid. Indien deze en de ambtenaar waartegen een tuchtprocedure wordt opgestart niet van dezelfde taalrol zijn, wordt de jongste houder van een management- of staffunctie van dezelfde taalrol als bevoegde hiërarchische meerdere aangeduid.

Art. 4.De houder van de management- of staffunctie of de hoogste ambtenaar binnen elke directie of dienst is gemachtigd om namens de Minister de toelating te geven in dienst van de Staat een binnenlandse reis te maken, waarvan de kosten door de Schatkist worden gedekt.

Art. 5.De personeelsleden van ten minste de klasse A1 zijn, wat het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken betreft, gemachtigd om namens de Minister de betalingsopdrachten aan de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van de Federale Overheidsdienst Financiën, alsook de wijzigingen ervan, te ondertekenen.

Art. 6.Onverminderd de bevoegdheden terzake van de Minister, de voorzitter van het directiecomité en de functionele directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie, zijn de behandelende personeelsleden, wat het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, gemachtigd om namens de Minister alle andere akten te ondertekenen, voor zover deze louter een bestaande rechtssituatie beschrijven, zonder nieuwe rechtssituaties te creëren.

Art. 7.Opgeheven worden : 1° in het ministerieel besluit van 9 maart 1998 houdende reglementaire bepalingen voor het rijkspersoneel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken : a) artikel 4;b) artikel 5;c) bijlage II;2° het ministerieel besluit van 4 november 2002 houdende delegatie van bevoegdheid en ondertekening inzake personeelszaken aan de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2007.

Brussel, 7 december 2007.

P. DEWAEL

^