Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 12 december 2001
gepubliceerd op 15 december 2001

Ministerieel besluit houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001011521
pub.
15/12/2001
prom.
12/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/12/2001011521/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit


De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, de Minister van Economie en de Staatssecretaris voor Energie, Gelet op de wet van 22 januari 1945 op de economische reglementering en de prijzen, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 23 december 1969;

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;

Gelet op het ministerieel besluit van 5 november 1955 houdende de reglementering der prijzen van elektrische laagspanningsenergie;

Gelet op het ministerieel besluit van 16 mei 1977 tot afwijking van de bepalingen van het ministerieel besluit van 5 november 1955 houdende reglementering der prijzen van de elektrische laagspanningsenergie en tot bekrachtiging van algemene tarieven met een vaste term;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 september 1994 houdende reglementering van de prijzen van de elektrische hoog-spanningsenergie;

Gelet op de aanbeveling van 26 september 2001 van het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 oktober 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat in het perspectief van de definitieve overgang naar de euro op 1 januari 2002, onverwijld maatregelen moeten worden genomen om een vervroegde en geharmoniseerde kentering te bevorderen van de distributiesector van elektriciteit; dat deze maatregelen beogen het gebruik te versnellen van de euro bij de facturering van elektriciteitsleveringen; dat het geheel van deze maatregelen zal bijdragen tot het vertrouwd maken van de klanten met de euro en zullen verhinderen dat eventuele moeilijkheden inzake toepassing zullen ontstaan aan het einde van 2001; dat het Commissariaat-generaal voor de euro aanbeveelt dat deze vervroegde omslag naar de euro zou kunnen in het werk worden gesteld voor de grote facturatoren vanaf 1 juli 2001; dat dit besluit, dat de omzetting in euro bewerkt van de tarifaire constanten, die zijn vastgelegd in de ministeriele besluiten van 5 november 1955, van 16 mei 1977 en 6 september 1994, houdende reglementering van de elektriciteitsprijzen respectievelijk in laag- en hoogspanning, op basis van de aanbevelingen van het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas, dus zo spoedig mogelijk moet worden genomen;

Gelet op het advies 32.356/1 van de Raad van State, gegeven op 16 oktober 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.De verkoopprijzen van elektriciteit geleverd in laag- en in hoogspanning die door het distributienet aan de eindafnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn, wordt geleverd, mogen niet hoger zijn dan de maximumprijzen die zijn vastgesteld overeenkomstig de tarieven die als bijlagen 1 en 2 bij dit besluit zijn toegevoegd.

Art. 2.Voor de laagspanningsaansluitingen, bepaald in de schaal vermeld in bijlage 3, mag de tussenkomst in de aansluitingskosten van de eindafnemer die geen in aanmerking komende afnemer is de respectieve bedragen die door deze schaal zijn vastgesteld, niet overschrijden.

Zowel voor de in lid 1 bedoelde aansluitingen als voor de overige, mag deze tussenkomst nooit de kostprijs van de aansluiting overschrijden. HOOFDSTUK II. - Prijsvariatieparameters

Art. 3.De in artikel 1 bedoelde verkooprijzen van de elektriciteit in laag- en in hoogspanning variëren maandelijks volgens de prijsherzieningsparameters NC en NE. De waarden van de prijsherzieningsparameters NC en NE worden maandelijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door de Minister die de energie in zijn bevoegdheid heeft.

Art. 4.De parameters NC en NE beantwoorden aan de volgende formules : 1°Nc=Ce/Cer De hierboven gebruikte symbolen worden als volgt bepaald : Ce stelt de gemiddelde kosten voor, uitgedrukt in EUR per kWh, van de brandstoffen gebruikt voor de productie van elektrische energie door de ondernemingen die lid zijn van het Beheerscomité van de Elektriciteitsondernemingen, en is gelijk aan het resultaat van de hieronder nader aangegeven weging van de productiekosten van nucleaire oorsprong en van de productiekosten van energieën van andere oorsprong.

Voor de maand m, maand van de levering van energie, Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Te is een coëfficiënt die de verhouding weerspiegelt, voorzien voor het kalenderjaar dat de maand m bevat, tussen de productie van nucleaire oorsprong, in kWh, en het totaal van de referentie-energie, in kWh, aan de klemmen van de centrales, voor het Belgische net, dat de som is van de fossiele en nucleaire thermische producties waarbij het saldo van de in- en uitvoer van elektrische energie in coördinatie met het buitenland evenals het saldo van de uitwisselingen van de elektrische restitutie-energie met het buitenland worden gevoegd en waarvan de verliezen bij het pompen/turbineren worden afgetrokken;

Vi stelt de voorziene verhouding voor van de maandelijkse verkopen van de maand i tot de jaarlijkse verkopen voor de sector Productie van de ondernemingen die lid zijn van het Beheerscomité van de Elektriciteitsondernemingen;

Xei is een coëfficiënt die de verhouding weerspiegelt, voorzien voor de maand i, tussen de productie van de nucleaire oorsprong, in kWh, en het totaal van de referentie-energie, in kWh, aan de klemmen van de centrale, voor het Belgische net;

Eni stelt de hoeveelheid, in kWh, geproduceerde elektrische energie van nucleaire oorsprong in de maand i voor;

Efi stelt de hoeveelheid, in kWh, geproduceerde elektrische energie van fossiele oorsprong in de maand i voor;

SEci stelt het saldo, in kWh, van de uitwisselingen van elektrische energie in coördinatie met het buitenland in de maand i voor;

SEsi stelt het saldo, in kWh, van de uitwisselingen van elektrische restitutie-energie met het buitenland in de maand i voor;

Epi stelt de verliezen, in kWh, bij het pompen/turbineren in de maand i voor;

Ai stelt de kosten, in EUR per kWh, van de hieronder bepaalde energieën van andere oorsprong dan de nucleaire productie in de maand i voor;

Dfi stelt het totaal van de uitgaven, in EUR, voor de thermische productie van fossiele oorsprong in de maand i voor en wordt bepaald door de volgende formule : Dfi=Fi.Gfi waarin Fi de gemiddelde prijs, in EUR, van de bereide, verbruikte, fossiele GJ voorstelt en Gfi gelijk is aan de hoeveelheid reële, verbruikte, fossiele GJ;

SDci stelt het saldo, in EUR, van de facturen van de in- en uitvoer van elektrische energie in coördinatie met het buitenland in de maand i voor;

Bi stelt de kosten, in EUR per kWh, van de productie van nucleaire oorsprong in de maand i voor;

Dni stelt het totaal van de uitgaven, in EUR, voor de nucleaire, thermische productie in de maand i voor;

Rei is een coëfficiënt die de reële verhouding in de maand i weerspiegelt tussen de productie van nucleaire oorsprong, in kWh, en het totaal van de referentie-energie, in kWh, aan de klemmen van de centrales, voor het Belgische net.

Cer is gelijk aan 0,0136711. 2°NE=0,425+0,390.s/so+0,185.Mx/Mxo In deze formule, s karakteriseert het niveau van de lonen die een weerslag hebben op de kostprijs van de door de elektriciteitssector verkochte energie en is gelijk aan het nationaal gemiddelde, in EUR per uur, van de referteloonkosten van de metaal-, machine- en elektrische constructies nijverheid, gedurende het trimester dat de maand waarin de energie wordt geleverd één maand voorafgaat;

S0 is gelijk aan 8,88131;

MX is gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de twee waarden die enerzijds de kostprijs van de niet energetische delfstoffen en hun derivaten, van de producten van de chemische nijverheid en de chemische vezels voorstellen, evenals anderzijds die van de producten uit metaal, de producten uit mechanische, elektrische of fijnmechanische bouw en de transportmiddelen (afdelingen 2 en 3 van de prijsindex van de industriële productie, basis 1980 = 100), gedurende het trimester dat de maand waarin de energie wordt geleverd één maand voorafgaat; deze werd op definitieve wijze berekend op basis van de meest recent gepubliceerde waarden;

Mxo is gelijk aan 141,151.

De afrondingen gebeuren : - op drie decimalen voor MX; - op vier decimalen voor Mx/Mxo, s/so, NC en NE evenals voor de componenten van deze laatste parameter; - op vijf decimalen voor s; - op zeven decimalen voor Ce.

Zij gebeuren in de richting van de dichtstbijzijnde waarde en, in geval van een gelijke afstand, de afronding gebeurt naar de onderste waarde toe. HOOFDSTUK III. - Opheffings-, overgangs-, en eindbepalingen

Art. 5.Opgeheven worden : 1° het ministerieel besluit van 5 november 1955 houdende de reglementering der prijzen van elektrische laagspanningsenergie;2° het ministerieel besluit van 16 mei 1977 tot afwijking van de bepalingen van het ministerieel besluit van 5 november 1955 houdende reglementering der prijzen van de elektrische laagspanningsenergie en tot bekrachtiging van algemene tarieven met een vaste term;3° het ministerieel besluit van 6 september 1994 houdende reglementering van de prijzen van de elektrische hoogspanningsenergie.

Art. 6.Gedurende de periode die begint op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en eindigt op 31 december, wordt het totaal bedrag van de regularisatiefacturen en van tussenliggende facturen uitgedrukt in frank en in euro.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2001, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt op 1 januari 2002.

Brussel, 12 december 2001.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

Bijlage 1 TARIEVEN LAAGSPANNING 1. Normaal Tarief Dit tarief wordt toegepast op de afnemers in laagspanning, zonder beperking van het ter beschikking gesteld vermogen. Dit tarief omvat : - een vaste term van : 39,99 NE EUR/jaar; - voor de afnemers die beschikken over een vermogen van meer dan 10 kVA, een bijkomende vaste term van : 12,39 NE EUR/jaar per kVA hoger dan 10.

Voor de leveringspunten die bestonden voor 1 september 1999 wordt deze term niet toegepast op de kVA waarvoor een vergoeding voor aansluiting voor groot vermogen werd betaald. - een proportionele term van : (8,577 NE + 1,698 NC) c/kWh. 2. Tarief beperkt vermogen Dit tarief wordt automatisch toegepast op de afnemers waarvan het ter beschikking gesteld vermogen niet meer dan 6 kVA bedraagt;het is voordeliger dan het normaal tarief wanneer het jaarlijks verbruik kleiner is dan of gelijk is aan 2500 kWh/jaar.

Het tarief beperkt vermogen omvat : - een vaste term van : 12,05 NE EUR/jaar; - een proportionele term van : (9,695 NE + 1,698 NC) c/kWh.

Wanneer het gaat over de woonplaats van een residentiële afnemer wordt de gemiddelde prijs per kWh die ontstaat door toepassing van bovenstaande termen, afgetopt tot een maximumprijs gelijk aan : (12,995 NE + 1,698 NC) c/kWh. 3. Tarief kleine leveringen Wanneer het ter beschikking gesteld vermogen meer dan 6 kVA bedraagt, wordt dit tarief automatisch toegepast wanneer het voordeliger is dan het normaal tarief, dit wil zeggen wanneer het jaarlijks verbruik minder dan 1.500 kWh bedraagt.

Het tarief kleine leveringen wordt uitsluitend toegepast op het verbruik dat heeft plaatsgevonden in de woonplaats van de residentiële afnemer en omvat : - een vaste term van : 8,45 NE EUR/jaar; - een proportionele term van : (10,679 NE + 1,698 NC) c/kWh.

De gemiddelde prijs per kWh die ontstaat door toepassing van bovenstaande termen, wordt afgetopt tot een maximumprijs gelijk aan : (12,995 NE + 1,698 NC) c/kWh.

Voor leveringspunten van na 1 september 1999 en voor leveringspunten die bestonden voor 1 september 1999 waarvoor een vermogenaanpassing is aangevraagd, wordt de toegang tot dit tarief beperkt tot een ter beschikking gesteld vermogen van 10 kVA. Het tarief kleine leveringen is niet van toepassing op het verbruik : - van tweede verblijven; - van gemeenschappelijke delen van residentiële gebouwen; - van met residentiële afnemers gelijkgestelde professionele afnemers, - van tijdelijke afnemers, - van professionele afnemers. 4. Twee-urentarief Dit tarief is, op aanvraag, van toepassing voor eender welk ter beschikking gesteld vermogen en omvat : - een vaste term van : (39,99 NE + 26,00 NE) EUR/jaar; met inbegrip van de vergoeding voor de klok of het op afstand bediende ontvangstrelais; - voor afnemers die beschikken over een vermogen van meer dan 10 kVA, een bijkomende vaste term van : 12,39 NE EUR/jaar per kVA hoger dan 10.

Voor leveringspunten die bestonden voor 1 september 1999 wordt deze term niet toegepast op de kVA waarvoor een vergoeding voor aansluiting voor groot vermogen werd betaald. - een proportionele term voor dagverbruik van : (8,577 NE + 1,698 NC) c/kWhd; - een proportionele term voor nachtverbruik van : (3,627 NE + 1,396 NC) c/kWhn De prijs voor nachtverbruik wordt enkel toegepast gedurende negen uren per nacht en de keuze van de uurregeling wordt aan de verdeler overgelaten. 5. Tarieven 30 kVA 5.1. Normaal tarief 30 kVA Het normaal tarief 30 kVA wordt toegepast op afnemers met ten minste 30 ter beschikking gestelde kVA en voor zover het normaal tarief bedoeld in punt 1. niet voordeliger is.

Dit tarief omvat : - een vaste term van : 39,99 NE EUR/jaar; - een bijkomende vaste term van : 27,00 NE EUR/jaar per kVA, met een minimum van 30 gefactureerde kVA. Voor leveringspunten die bestonden voor 1 september 1999 wordt deze term niet toegepast op de kVA waarvoor een vergoeding voor krachtige aansluiting voor groot vermogen werd betaald. - een proportionele term van : - (5,454 NE + 1,698 NC) c/kWh. 5.2 Het twee-urentarief 30 kVA Het twee-urentarief 30 kVA wordt, op aanvraag, toegepast op afnemers waarvan het ter beschikking gesteld vermogen ten minste gelijk is aan 30 kVA en voor zover het twee-urentarief bedoeld in punt 4. niet voordeliger is.

Dit tarief omvat : - een vaste term van : (39,99 NE + 26,00 NE) EUR/jaar; met inbegrip van de vergoeding voor de klok of het op afstand bediende ontvangstrelais; - een bijkomende vaste term van : 27,00 NE EUR/jaar per kVA, met een minimum van 30 gefactureerde kVA. Voor de leveringspunten die bestonden voor 1 september 1999 wordt deze term niet toegepast op de kVA waarvoor een vergoeding voor aansluiting voor groot vermogen werd betaald. - een proportionele term voor dagverbruik van : (5,454 NE + 1,698 NC) c/kWhd - een proportionele term voor nachtverbruik van : (3,627 NE + 1,396 NC) c/kWhn.

De prijs voor nachtverbruik wordt enkel toegepast gedurende negen uren per nacht en de keuze van de uurregeling wordt aan de verdeler overgelaten. 6. Tarief voor uitsluitend nachtaanwendingen Dit tarief omvat : - een vergoeding voor bijzondere meetapparatuur van : 26,00 NE EUR/jaar;wanneer het bij de afnemer geassocieerd is met het normaal tarief, het tarief beperkt vermogen, het tarief kleine leveringen of het normaal tarief 30 kVA; 12,39 NE EUR/jaar; wanneer het bij de afnemer geassocieerd is met het twee-urentarief of met het twee-urentarief 30 kVA; - een proportionele term van : (2,623 NE + 1,396 NC) c/kWh.

Dit tarief is voorbehouden aan toestellen die uitsluitend tijdens de nacht worden gebruikt.

Dit tarief wordt toegepast gedurende negen uren per nacht waarbij de keuze van de uurregeling aan de verdeler wordt overgelaten; het kan, op aanvraag van de afnemer, worden toegepast gedurende 15 uren overdag op zondag waarbij de verdeler evenwel over de mogelijkheid beschikt de bevoorrading te onderbreken gedurende de meer belaste uren. 7. Buiten spits tarief Dit tarief omvat : - een vergoeding voor bijzondere meetapparatuur van : 26,00 NE EUR/jaar; - een proportionele term van : (3,292 NE + 1,698 NC) c/kWh De toestellen met een verbruik dat geniet van dit tarief, moeten vast en afzonderlijk worden aangesloten en het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke telling. De leveringen mogen door de verdeler zonder verwittiging worden onderbroken. De onderbreking zal per dag maximum 15 uren bedragen en zich normaal situeren in de loop van de periode van november tot februari. De duur van de gecumuleerde onderbrekingen zal maximaal 500 h/jaar zijn. 8. Specifieke sociale tarieven. 8.1. De specifieke sociale tarieven die bedoeld zijn in punt 8.2. en 8.3. zijn, op aanvraag, van toepassing op iedere residentiële afnemer die kan bewijzen dat hijzelf of alle personen die onder zijn dak leven, genieten van een beslissing tot toekenning van : a) het bestaansminimum, krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;b) een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, krachtens de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden;c) een tegemoetkoming aan de mindervaliden ingevolge een blijvende arbeidsongeschiktheid of een invaliditeit van ten minste 65 %, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;d) een inkomensvervangende tegemoetkoming aan gehandicapten, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;e) een integratietegemoetkoming aan gehandicapten behorend tot de categorieën II, III of IV, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;f) een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;g) een tegemoetkoming voor hulp van derde, krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden;h) een tegemoetkoming voor de wachttijd voor een van de prestaties die beoogd zijn in b), c), d), e), f) en g) die hem is toegestaan door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Het bewijs van samenwonen zal jaarlijks moeten voorgelegd worden, gelijktijdig met het attest dat het recht tot toekenning verschaft. 8.2. Normaal specifiek sociaal tarief Het normaal specifiek sociaal tarief omvat : - een proportionele term van : (8,577 NE + 1,698 NC) c/kWh; - voor de afnemers die beschikken over een vermogen van meer dan 10 kVA, een bijkomende vaste term van : 12,39 NE EUR/jaar per kVA hoger dan 10, die van toepassing is : op de kVA die het resultaat zijn van een vermogenversterking na 1 september 1999 van een leveringspunt dat voor die datum bestond; op de nieuwe leveringspunten na 1 september 1999. 8.3. Twee-uren specifiek sociaal tarief Het twee-uren specifiek sociaal tarief omvat : - een vaste term van : 26,00 NE EUR/jaar - voor de afnemers die beschikken over een vermogen van meer dan 10 kVA, een bijkomende vaste term van : 12,39 NE EUR/jaar per kVA hoger dan 10, die van toepassing is : op de kVA die het resultaat zijn van een vermogenversterking na 1 september 1999 van een leveringspunt dat voor die datum bestond; op de nieuwe leveringspunten na 1 september 1999. - een proportionele term voor dagverbruik : (8,577 NE + 1,698 NC) c/kWhd; - een proportionele term voor nachtverbruik van : (3,627 NE + 1,396 NC) c/kWhn. 8.4. De residentiële verbruikers, die beschikken over de specifieke sociale tarieven bedoeld in de punten 8.2. en 8.3., genieten van 500 kWh per jaar. 8.5. De specifieke sociale tarieven zijn niet van toepassing op het verbruik : - van de tweede verblijfplaatsen; - van de gemeenschappelijke delen van residentiële gebouwen; - van met residentiële afnemers gelijkgestelde professionele afnemers; - van tijdelijke afnemers; - van professionele afnemers. 9. Toepassingsmodaliteiten 9.1. Gemeenschappelijke gedeelten van residentiële appartementsgebouwen.

Men onderscheidt twee categorieën gebouwen : 9.1.1. Gebouwen zonder lift.

De laagspanningstarieven bedoeld bij de punten 1., 2., 4. en 5. zijn van toepassing op het laagspanningsverbruik van de gemeenschappelijke gedeelten zonder lift wanneer dat verbruik bepaald wordt door meting op afzonderlijke stroomkring of door een aansluiting op de installatie van een bewoner of van de conciërge. 9.1.2. Gebouwen met lift De laagspanningstarieven bedoeld in de punten 1., 2., 4., en 5. zijn van toepassing voor de gemeenschappelijke gedeelten van residentiële gebouwen met lift; indien het ter beschikking gesteld vermogen zulks rechtvaardigt, kan het tweeledig tarief A hoogspanning worden toegepast wanneer voor het voeden van de gemeenschappelijke gedeelten een speciale transformatiecabine hoogspanning-laagspanning op kosten van de mede-eigenaars werd geïnstalleerd. 9.2. Professioneel en residentieel verbruik Evenzo worden de gemengde professionele afnemers, d.w.z. de professionele afnemers waarvan de meters ook het verbruik voor residentiële aanwendingen registreren, behandeld als zuiver professionele afnemers.

Worden echter met de residentiële afnemers gelijkgesteld, de gemengde professionele afnemers waarvan het voor professionele aanwendingen ter beschikking gesteld vermogen 1 KW niet overschrijdt. 9.3. Ter beschikking gesteld vermogen Het ter beschikking gesteld vermogen dat in de tarieven een rol speelt, wordt bepaald op basis van het kaliber van de beveiliging dat, in samenspraak met de afnemer, aan diens behoeften is aangepast en wordt uitgedrukt in kVA met een decimaal. 10. Factureringsmodaliteiten De hierboven beschreven tarieven hebben betrekking op een jaarlijkse periode.Wanneer de verbruiksperiode kleiner is dan één jaar, worden de vaste termen en de bijzondere meetvergoedingen verminderd in evenredigheid met het aantal maanden, waarbij iedere begonnen maand als verschuldigd wordt beschouwd.

In geval van jaarlijkse meteropnamen, worden gedurende de periode van 12 maanden die verloopt tussen twee achtereenvolgende jaarfacturen met regelmatige tussentijden tussenliggende facturen aan de afnemers gezonden.

De voor het opmaken van de jaarfacturen gebruikte gemiddelde waarden van de tariferingsparamaters variëren maandelijks. Wanneer die facturen worden opgemaakt in de loop van de maand m, is de in aanmerking te nemen waarde van de parameters voor prijsaanpassing het rekenkundig gemiddelde van de twaalf opeenvolgende maandwaarden eindigend met de maandwaarde voor de maand (m - 1).

Wat de tussenstortingen betreft, deze worden berekend op basis van de volgende formule : Zo F het bedrag voorstelt van de factuur die betrekking heeft op het afgesloten dienstjaar (buiten de bijdrage op de energie opgericht bij de wet van 22 juli 1993 tot instelling van een bijdrage op de energie ter vrijwaring van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid), E de elektriciteit (in kWh/jaar) verbruikt gedurende dit dienstjaar en n het aantal tussenstortingen, is het bedrag van een storting gelijk aan : V= (F - T).xc + T/n + 1.xi + xc.a.E/n + 1 waarbij T vertegenwoordigt het bedrag van de vaste term(en) en de meetvergoedingen welke voorkomen in de factuur van het afgelopen jaar; xi is een factor welke rekening houdt met de voorziene evolutie van de prijzen van het lopend verbruiksjaar t.o.v. het afgelopen jaar; de coëfficiënt xi wordt berekend op basis van de drie maandelijkse prognoses van de parameters vastgesteld door het Beheerscomité der Elektriciteitsondernemingen. xc is een coëfficiënt die rekening houdt met de voorziene evolutie van het verbruik van het lopende verbruiksjaar t.o.v. het afgelopen jaar; a is de eenheidsprijs voor laagspannings-elektriciteit (in c/kWh) van de bijdrage op de energie, zoals opgesteld door het artikel 2, C, van de voorgenoemde wet van 22 juli 1993; voor de rechthebbende op specifieke sociale tarieven is a gelijk aan 0.

Gezien om te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

Bijlage 2 TARIEVEN HOOGSPANNING I. Tweeledig Tarief A 1. Toepassingsgebied Het tweeledig tarief A wordt toegepast op de klanten die gemiddeld (rekenkundig) over de twaalf kalendermaanden een vermogen van minder dan 4000 kW afnemen voor zover de toepassing van het tweeledig tarief B (met een aangerekend minimum van 1 MW in termen van ter beschikking gesteld vermogen) voor hen, op jaarbasis, niet gunstiger uitvalt. 2. Tarifering Het tweeledig tarief A omvat : a) een vermogenterm gelijk aan : 7,139.D.NE EUR/kW per maand voor de leveringen drijfkracht; 8,428.D.NE EUR/kW per maand voor de leveringen verlichting.

De vermogenterm drijfkracht wordt toegepast indien minder dan 15 % van het verbruik aangewend wordt voor verlichtingsdoeleinden. Indien dit percentage meer dan 15 % bedraagt, past men de variante "verlichting" toe. b) een proportionele term voor de tijdens de normale uren verbruikte actieve energie, gelijk aan : (4,598.D.NE + 1,591.NC) c/kWhnu De normale uren bestrijken 15 uren per dag, van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de nationale wettelijke feestdagen. Het uurooster wordt door de verdeler bepaald.

De gemiddelde prijs per kWh "normale uren", die voortvloeit uit de toepassing van de termen bepaald in a) en b) hierboven, wordt beperkt tot een maximumprijs gelijk aan : (10,535.NE + 1,591.NC) c/kWhnu c) een proportionele term voor de tijdens de stille uren verbruikte actieve energie, gelijk aan : (2,241.NE + 1,344.NC) c/kWhsu De stille uren omvatten de periode buiten de normale uren. d) een proportionele term voor het gedeelte reactief verbruik, zowel inductief als capacitief, afgenomen gedurende de normale en de stille uren, dat de grens van 50 % van de totale hoeveelheid verbruikte actieve energie (kWhnu + kWhnu) overschrijdt. Deze term, uitgedrukt in c/kvarh, is gelijk aan 20 % van de gemiddelde kWh-prijs bepaald op basis : - hetzij van de termen a (vermogenterm), b en c; - hetzij, in voorkomend geval, van de maximumprijs en de term c.

II. Tweeledig tarief B 1. Toepassingsgebied Het tweeledig tarief B wordt toegepast op de hoogspanningsklanten die gemiddeld (rekenkundig) over de twaalf kalendermaanden een vermogen kleiner dan 4000 kW afnemen, voor zover de toepassing van het tweeledig tarief A, op jaarbasis, niet voordeliger is.Een minimumvermogen van 1000 kW wordt in termen van ter beschikking gesteld vermogen aangerekend.

Op vraag van de zelfproducent en indien hij meer dan 1000 kW afneemt, kan het tweeledig tarief B voor hem toegepast worden als tarief voor hulpleveringen en aanvullende leveringen aan zelfproducenten i.p.v. het uurseizoentarief. 2. Tarifering Het tweeledig tarief B omvat : a) een term voor het ter beschikking gesteld vermogen gelijk aan : 33,466.NE EUR/kWa per jaar. Deze term wordt maandelijks per twaalfde gefactureerd. b) een term voor het maandelijks vermogen gelijk aan : 10,734.E.NE EUR/kWm per maand voor de afname in de winter; 8,106.E.NE EUR/kWm per maand voor de afname in het tussenseizoen; 3,396.E.NE EUR/kWm per maand voor de afname in de zomer.

De seizoentarieven worden als volgt bepaald : - winter : van november tot februari - tussenseizoen : maart, april, mei, juni, september en oktober - zomer : juli en augustus. c) een proportionele term voor actieve energie gelijk aan : - tijdens de winter : (2,578.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren; (1,239.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren; - tijdens het tussenseizoen : (2,132.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren; ( 0,930.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren; - tijdens de zomer : (1,636.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren; (0,595.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren.

De normale uren bestrijken 15 uren per dag, van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de nationale wettelijke feestdagen. Het uurrooster wordt door de verdeler bepaald. De stille uren omvatten de periode buiten de normale uren. d) een proportionele term voor het gedeelte reactief verbruik, zowel inductief als capacitief, afgenomen gedurende de normale en de stille uren, dat de grens van 50 % van de totale hoeveelheid verbruikte actieve energie (kWhnu + kWhsu) overschrijdt. Deze term uitgedrukt in c/kvarh, is gelijk aan 20 % van de gemiddelde kWh-prijs bepaald op basis van bovenvermelde termen a) en b) (vermogenstermen) en c).

III. OPTIONNEEL UURSEIZOENTARIEF 1. Toepassingsgebied Het optioneel uurseizoentarief is toegankelijk voor alle klanten die aan de voorwaarden voor de toepassing van de tweeledige tarieven A, ongeacht de variante (drijfkracht of verlichting), of van het tweeledig tarief B voldoen.Het wordt toegepast op het totaal verbruik van de klant en het wordt slechts toegepast per ondeelbare periode(s) van twaalf maanden.

De tussenkomst voor de aanpassing van de meetgroep aan het uurseizoentarief wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de waarde van s van december van het voorgaande jaar.

De tussenkomst bedraagt : 201,09(0,2 + 0,8s/9,39963) EUR 2. Tarifering Het uurseizoentarief omvat : a) een vermogensterm voor het ter beschikking gesteld vermogen gelijk aan : 33,466.NE EUR/kWa per jaar. Deze term wordt maandelijks per twaalfde gefactureerd. b) een term voor het maandelijks vermogen gelijk aan : 9,197.D.NE EUR/kWm per maand voor de afname in de piekuren tijdens de winter; 1,512.D.NE EUR/kWm per maand voor het eventueel aanvullend vermogen dat wordt afgenomen buiten de piekuren tijdens de winter; 1,512.D.NE EUR/kWm per maand voor de afname tijdens het tussenseizoen.

De tariefseizoenen worden als volgt bepaald : - winter : van november tot februari - tussenseizoen : maart, april, mei, juni, september en oktober - zomer : juli en augustus.

De piekuren bestrijken 4 uren per dag tijdens de normale uren gedurende de winter. Het uurrooster wordt door de verdeler bepaald.

De normale uren bestrijken 15 uren per dag, van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de nationale wettelijke feestdagen. Het uurooster wordt door de verdeler bepaald. De stille uren omvatten de periode buiten de normale uren. c) een proportionele term voor de actieve energie gelijk aan : - tijdens de winter : (9,916.D.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de piekuren (4,214.D.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren buiten de piekuren (2,727.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren. - tijdens het tussenseizoen : (4,214.D.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren (2,107.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren. - tijdens de zomer : (3,471.D.NE + 1,591.NC) c/kWh voor de afname tijdens de normale uren (1,611.NE + 1,344.NC) c/kWh voor de afname tijdens de stille uren. d) een proportionele term voor het gedeelte reactief verbruik, zowel inductief als capacitief, afgenomen gedurende de normale en de stille uren, dat de grens van 50 % van de totale hoeveelheid verbruikte actieve energie (kWhnu + kWhsu + kWhpo) overschrijdt. Deze term, uitgedrukt in c/kvarh, is gelijk aan 20 % van de gemiddelde kWh-prijs, bepaald op basis van bovenvermelde termen a) en b) (vermogenstermen) en c).

IV. TARIEVEN VOOR HULPLEVE-RINGEN EN AANVULLENDE LEVERINGEN AAN ZELFPRODUCENTEN. Voor de in het distributienet uitgevoerde leveringen ter vervanging of ter aanvulling van zelfproductie is het uurseizoentarief van toepassing. Indien het afgenomen vermogen groter is dan 1000 kW, kan de zelfproducent kiezen voor het tweeledig tarief B. V. TARIEF VOOR UITSLUITEND NACHTVERBRUIK Het hoogspanningstarief voor uitsluitend nachtverbruik omvat enkel een proportionele term voor de verbruikte actieve energie, gelijk aan : (1,847.NE + 1,344.NC) c/kWh Dit tarief is van toepassing op de toestellen aangesloten op een afzonderlijke kringloop, waarvan het verbruik afzonderlijk gemeten wordt en die alleen 's nachts werken, d.w.z. gedurende een tijdspanne van 9 uur waarvan het begin- en einduur door de verdeler worden bepaald.

Op aanvraag van de klant kan de toepassing van dit tarief uitgebreid worden tot het geheel van de uren van zaterdagen, zondagen en de wettelijke nationale feestdagen.

VI. DEFINITIES, TOEPASSINGSMODALITEITEN EN ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Vermogen 1.1. Ter beschikking gesteld vermogen (kWa) Het ter beschikking gesteld vermogen wordt bepaald op basis van het maximum kwartuurvermogen dat gedurende de normale uren van de 12 laatste maanden, met inbegrip van de factuurmaand, is afgenomen. Het in juli en augustus afgenomen vermogen wordt niet meegerekend. 1.2. Maandelijks vermogen (kWm) 1.2.1. Algemene maatregel Algemeen gezien is het maandelijks afgenomen vermogen gelijk aan het gedurende de maand geregistreerde maximum kwartuurvermogen, uitgedrukt in kW en afgerond op de lagere eenheid. 1.2.2. Maximumvermogen tijdens de stille uren Voor het tweeledig tarief A kan, indien de klant erom vraagt, overgegaan worden tot de afzonderlijke meting van het maximumvermogen tijdens de normale uren (kWnu) en de stille uren (kWsu).

Wanneer het maximum kwartuur-vermogen dat tijdens de maand wordt gemeten in de stille uren valt, wordt het voor de facturering volgens het tweeledig tarief A in aanmerking te nemen maandelijks vermogen (kWm) bepaald door de hierna weergegeven uitdrukking : kWm = kWnu + 0,10 (kWsu-kWnu) afgerond op de lagere eenheid.

Voor de tweeledig tarief B wordt de afzondelijke meting van kWnu en kWsu ambtshalve uitgevoerd in geval van overschrijding tijdens de stille uren en het maandelijks vermogen (kWm) voor de facturering in aanmerking te nemen wordt bepaald door de hierna weergegeven uitdrukking : kWm = kWnu + 0,15 (kWsu- kWnu) afgerond op de lagere eenheid.

De facturering van de vermogenoverschrijding tijdens de stille uren tegen 15 % kan niet gecombineerd worden met het optioneel uurseizoen-tarief, noch met het overeenkomstige tarief voor hulpleveringen en aanvullende leveringen aan zelfproducenten. 2. Coëfficiënten D en E De coëfficiënten D en E worden bepaald in functie van het voor de facturering in aanmerking genomen vermogen aan de hand van de formules : D = 0,741 + 47/340 + kW E = 0,65 + 242/690 + kW De coëfficiëten D en E worden afgerond op vier cijfers na de komma. In de toepassing van het uurseizoentarief tijdens de wintermaanden, wordt de coëfficiënt D berekend door rekening te houden met het hoogste vermogen, tijdens de piekuren en buiten de piekuren. 3. Afwezigheid van energiemeting tijdens de stille uren Wanneer de klant afziet van energiemeting tijdens de stille uren, wordt het volledig verbruik gefactureerd alsof het tijdens de normale uren heeft plaatsgevonden. 4. Meting in laagspanning Wanneer voor een levering in hoogspanning de meting in laagspanning gebeurt, worden de gemeten hoeveelheden omgezet in hoogspanning vóór facturatie, volgens één van twee hieronder beschreven methodes : 4.1. Objectieve ramingsmethode voor de ijzer- en koperverliezen. 4.1.1. Energieverliezen : De actieve ijzerverliezen resulteren uit de door de constructeur gegeven karakteristieken van de transformator en de maandelijkse gebruiksduur van het toestel, gemeten door een uurteller of overeengekomen. Wanneer de waarden van de ijzerverliezen niet beschikbaar zijn, zullen de waarden van de norm volgens dewelke de transformator werd gebouwd, als basis dienen voor het ramen van de ijzerverliezen.

De reactieve ijzerverliezen worden berekend door de actieve ijzerverliezen te vermenigvuldigen met een coëfficiënt 7,5.

De koperverliezen worden geraamd op 0,5 % van de verbruikte energie, ongeacht het vermogen van de transformator. 4.1.2. Vermogensverliezen : De werkelijke actieve nullastverliezen (ijzer) van de transformator, zoals zij blijken uit zijn opleveringsverslag, worden aan het 1/4-uurvermogen toegevoegd. Wanneer de ijzerverlieswaarden niet beschikbaar zijn, zullen de waarden van de norm volgens dewelke de transformator gebouwd werd, dienen als basis om de verliezen te ramen.

De belastingsverliezen (koper) worden in rekening genomen voor 0,5 % van het maximaal in de loop van de maand genoteerde 1/4-uurvermogen. 4.2. Forfaitaire methode.

In afwijking van de objectieve methode en in onderlinge overeenstemming tussen de verdeler en de klant, kunnen de ijzer- en koperverliezen het onderwerp uitmaken van een forfaitair bedrag.

Ze nemen in dat geval de vorm aan van een verhogingspercentage van de maandelijkse factuur, stapsgewijs afdalend volgens 4 segmenten van globale maandelijkse utilisatie U (u/maand) van het maximum vermogen : - U van 1 tot 60 u/maand : % = 40,0 - 0,500 U - U van 61 tot 200 u/maand : % = 13,2 - 0,053 U - U van 201 tot 400 u/maand : % = 4,2 - 0,008 U - U > 400 u/maand : % = 1 5. Algemene opmerkingen De kosten van meting, opname en facturering worden gedekt door een vaste vergoeding gelijk aan 18,59.NE EUR per maand.

Deze vaste maandelijkse vergoeding wordt toegepast per leveringspunt.

Gezien om te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE Bijlage 3 SCHALEN VOOR LAAGSPANNINGSAANLUITINGEN I. Modaliteiten 1. Toepassingsgebied Onderhavige schaal, die een maximum voorstelt, betreft de normale éénfasige (2 draden) en meerfasige aansluitingen (3 of 4 draden) tot een vermogen van 10 kVA per aansluiting.2. Bovengrondse aansluiting De schaal is toepasselijk op de aansluiting waarvoor er geen bijkomende steun of geen verhogingijzer nodig is. De schaal geeft het bedrag aan van de tussenkomst van de klant in de kosten van de buitenaansluiting en van het plaatsen van een eerste meter met zijn smeltbeveiligingen op aangepast onderstel.

Of de aansluiting éénfasig of meerfasig is, de schaal bepaalt een basisbedrag voor een aansluiting die overeenstemt met een conventionele afstand, loodrecht gemeten vanaf het ingangspunt in het gebouw tot aan de as van de weg, welke 10 meter niet overschrijdt, en een bijkomend bedrag per aangesneden schijf van 5 meter boven deze 10 meter. 3. Ondergrondse aansluiting De schaal is toepasselijk op de aansluitingen waarvan de werkelijke lengte, van de meter tot het net, 30 meter niet overschrijdt.Zij is niet toepasselijk op de ondergrondse aansluitingen die verwezenlijkt worden vanaf een steun van het bovengronds net.

De schaal geeft het bedrag aan van de tussenkomst van de klant in de kosten van de ondergrondse aansluiting (eindkast inbegrepen) en van het plaatsen van een eerste meter met zijn smeltbeveiligingen op aangepast onderstel.

De schaal bepaalt : a) een basisbedrag voor een aansluiting die overeenstemt met een afstand welke : een conventionele afstand van 10 meter, loodrecht gemeten vanaf het ingangspunt van het belendende eigendom tot aan de as van de weg niet overschrijdt; een werkelijke afstand van 2 meter, berekend vanaf het ingangspunt van het eigendom tot aan de meter niet overschrijdt. b) een bijkomend bedrag per aangesneden schijf van 1 meter voor iedere conventionele of werkelijke lengte, naargelang het geval, die de twee voornoemde afstanden overschrijdt.4. Schikkingen die gemeenschappelijk zijn aan de twee aansluitingstypen De smeltbeveiligingen kunnen vervangen worden door een automatische schakelaar;in dit geval mag de bedeler een maandelijkse vergoeding innen, ofwel een unieke tussenkomst.

II. Tussenkomst van de klant in de aansluitingskosten 1. Bovengrondse aansluiting a) basisbedrag : 2 draden : 13,01 EUR 3 draden : 17,35 EUR 4 draden : 21,07 EUR b) bijkomend bedrag : 2 draden : 1,12 EUR 3 of 4 draden : 1,86 EUR 2.Ondergrondse aansluiting a) basisbedrag : 57,02 EUR b) bijkomend bedrag : 2,48 EUR per meter zichtbaar aangelegde kabel 4,96 EUR per meter ondergrondse kabel 3.Tussenkomst of vergoeding voor automatische schakelaar 2 draden : - tussenkomst : 6,82 EUR - of maandelijkse vergoeding : 0,1239 EUR 3 of 4 draden : - tussenkomst : 13,63 EUR - of maandelijkse vergoeding : 0,1859 EUR III. Indexatie De hierboven vermelde bedragen stemmen overeen met de waarde 0,242 van de parameter NE en worden jaarlijks aangepast aan de waarde van die parameter tijdens de maand december van het voorgaande jaar.

Gezien om te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

^