Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 15 december 1998
gepubliceerd op 24 december 1998

Ministerieel besluit tot vaststelling van het programma en de nadere regels van de proeven van het vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris bij de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat

bron
ministerie van justitie
numac
1998010054
pub.
24/12/1998
prom.
15/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/15/1998010054/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 1998. - Ministerieel besluit tot vaststelling van het programma en de nadere regels van de proeven van het vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris bij de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat


De Minister van Justitie, Gelet op het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van de leden van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, inzonderheid op artikel 37, tweede lid;

Gelet op het advies van de Directieraad, gegeven op 24 juni 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 september 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken van 3 december 1998;

Gelet op de wetten van de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het dringend noodzakelijk is om onverwijld over te gaan tot een vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris bij de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat teneinde een kwalitatief hoogstaande omkadering van de inspecteurs te handhaven en de uitvoering van de opdrachten en daardoor de continuïteit van de openbare dienst te verzekeren, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Een vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat wordt georganiseerd door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, onder toezicht van het Vast Wervingssecretariaat, telkens als de behoeften van de dienst het vereisen.

Art. 2.Het vergelijkend examen wordt per dienstorder ter kennis gebracht van alle leden van het personeel, ten minste twee maanden voor de datum van de eerste proef van het examen.

De dienstorder vermeldt inzonderheid het programma van de proeven, de voorwaarden van deelneming en de datum waarop ze vervuld moeten zijn, de nadere regels van inschrijving en de uiterste inschrijvingsdatum.

Art. 3.De gegadigden dienen hun aanvraag tot deelneming aan het vergelijkend examen evenals een curriculum vitae te richten aan de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat volgens de nadere regels vermeld in de dienstorder bedoeld in artikel 2.

De aanvraag tot deelneming dient verplicht opgesteld te worden op het inschrijvingsformulier dat wordt afgeleverd door de postkantoren.

De inschrijving voor het vergelijkend examen is afhankelijk gemaakt van de betaling van een recht vastgesteld op 400 F dat wordt geïnd door fiscale zegels te kleven op de strook van het formulier en deze onbruikbaar te maken.

Art. 4.De examencommissie voor het vergelijkend examen kijkt na of de voorwaarden voor deelneming aan het vergelijkend examen bedoeld in artikel 1 vervuld zijn in hoofde van elke gegadigde.

De gegadigden die aan de deelnemingsvoorwaarden voldoen worden toegelaten tot het vergelijkend examen. De voorzitter van de examencommissie verwittigt hen hiervan per ter post aangetekende brief.

De gegadigden die de voorwaarden voor deelneming niet vervullen worden hiervan verwittigd per ter post aangetekende brief door de voorzitter van de examencommissie.

Art. 5.§ 1. Het vergelijkend examen bestaat uit de volgende proeven die in de hierna bepaalde volgorde dienen te worden afgelegd : 1° Proef A : schriftelijke proef over de algemene vorming;2° Proef B : psychotechnische tests;3° Proef C : schriftelijke proef over een gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt en mondelinge proef over een praktisch geval in verband met de uitoefening van de functie;4° Proef D : conversatieproef in één van de andere landstalen dan die waarin het vergelijkend examen wordt afgenomen;5° Proef E : mondelinge proef over de wetgeving die van belang is voor de Veiligheid van de Staat.

Art. 6.Het relatieve belang van de proeven bedoeld in artikel 5 wordt bepaald door de waarde-coëfficiënt vermeld in het programma der proeven in bijlage I.

Art. 7.Tenminste zeven werkdagen voor elke proef van het vergelijkend examen brengt de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat schriftelijk de datum, het uur en de plaats van de proef ter kennis van elke toegelaten gegadigde.

De gegadigde die zich niet aanmeldt voor één van de proeven of een gedeelte van een proef wordt ambtshalve uitgesloten van het vervolg van het vergelijkend examen.

Op het einde van elke proef brengt de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat schriftelijk de toegekende punten ter kennis van iedere gegadigde en preciseert hij of hij toegelaten wordt tot de volgende proef.

Op het einde van het vergelijkend examen brengt de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat schriftelijk de uitslag alsook de bekomen plaats ter kennis van iedere gegadigde.

Art. 8.Het programma van het vergelijkend examen alsook de beschrijving van de vakken van de proeven zijn vermeld in de bijlagen I en II. HOOFDSTUK II. - Secretaris van de examencommissie

Art. 9.De secretaris van de examencommissie van het vergelijkend examen woont de zittingen van de examencommissie bij met raadgevende stem.

Hij stelt de processen-verbaal op van de zittingen en de beraadslagingen van de examencommissie en draagt zorg voor de administratieve taken behorend bij het secretariaat van het vergelijkend examen.

De secretaris woont alle proeven bij. Voor de mondelinge proeven tekent hij op de beoordelingsfiches de beoordelingen van de examencommissie over de gegadigden op. HOOFDSTUK III. - Proeven van het vergelijkend examen Afdeling I. - Proef A

Schriftelijke proef over de algemene vorming

Art. 10.De schriftelijke proef over de algemene vorming bestaat uit een samenvatting van en een kritische commentaar over een voordracht op universitair niveau inzake een onderwerp van algemene aard.

De duur van de proef bedraagt vier uur en dertig minuten.

Tijdens de voordracht mogen de gegadigden geen aantekeningen maken.

Art. 11.De examencommissie bepaalt het onderwerp waarover de schriftelijke proef gaat en duidt twee van haar leden aan voor de opstelling van de tekst.

Niemand anders neemt kennis van het onderwerp alvorens de proef is begonnen.

De in het eerste lid bedoelde leden staan in voor de verbetering en de beoordeling van de schriftelijke proef.

Art. 12.De gegadigden die niet toegelaten aantekeningen of boeken bij zich hebben, moeten ze neerleggen op de door de secretaris van de examencommissie daartoe aangewezen plaats.

De gegadigden worden per tafel ingedeeld. Aan de ingang van de examenzaal ontvangen de gegadigden een nummer die hun plaats aanduidt.

Elke gegadigde vindt op zijn plaats een examenschrift waarop hij de gevraagde identiteitsgegevens invult, gevolgd door zijn handtekening.

De opzichter vergelijkt deze gegevens en de handtekening met deze die vermeld zijn op de identiteitskaart van de gegadigde.

De identiteitsgegevens worden vervolgens onzichtbaar gemaakt.

Ieder schrift is voorzien van een volgnummer en een verzameltabel voor de punten.

De gegadigden mogen slechts het hun ter beschikking gesteld papier gebruiken.

Geen enkele gegadigde wordt nog toegelaten tot de examenzaal na afloop van de tijd vermeld in de oproepingsbrief.

Art. 13.Elk in hun sector handhaven de opzichters de orde en de stilte in de examenzaal; zij leggen er zich op toe de pogingen tot bedrog op te sporen en te beletten. Zij mogen geen gesprek voeren, hetzij onderling, hetzij met de gegadigden en ze vermijden om zich langdurig bij één van de gegadigden op te houden.

De opzichters zijn niet bevoegd om aan de gegadigden ophelderingen te verstrekken. Indien aan hen inlichtingen worden gevraagd, verwittigen zij de aanwezige leden van de examencommissie of de secretaris van de examencommissie.

Art. 14.De gegadigden die de orde verstoren, hetzij door woorden, hetzij op welke wijze ook, of die betrapt worden op bedrog of poging tot bedrog worden onmiddellijk uit de examenzaal verwijderd door de aanwezige leden van de examencommissie en door de secretaris van de examencommissie.

In dat geval stelt de secretaris een proces-verbaal op dat medeondertekend wordt door de opzichter die het incident heeft vastgesteld, door de aanwezige leden van de examencommissie en door hemzelf.

De gegadigden mogen niet, op straffe van onmiddellijke uitsluiting, met elkaar praten of nota's en boeken raadplegen, met uitzondering van de documentatie die eventueel wordt toegelaten.

Art. 15.De gegadigden mogen de examenzaal slechts verlaten na afloop van de tijd vermeld in de oproepingsbrief.

De gegadigden mogen de examenzaal niet verlaten, tenzij na afgifte van het examenschrift en van alle documenten ontvangen van de secretaris van de examencommissie of van de opzichters daartoe aangewezen. Bij de verbetering wordt geen rekening gehouden met de kladschriften.

Het examenschrift en de oproepingsbrief worden afgestempeld.

Art. 16.Na afloop van de proef en in afwachting van de verbetering, worden de examenschriften van de gegadigden door de secretaris van de examencommissie in een verzegelde omslag op een veilige plaats geborgen, in de lokalen daartoe aangewezen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of door zijn afgevaardigde.

Art. 17.De verbetering en de beoordeling gebeuren overeenkomstig de volgende regels : Iedere examinator doet de verbetering van alle examenschriften.

Bij elk examenschrift is een beoordelingsfiche gevoegd waarop elk lid van de examencommissie zijn opmerkingen schrijft, zonder vermelding van een cijfer.

De examinatoren ontvangen een beoordelingslijst die de volgnummers vermeldt die voorkomen op de examenschriften. Zij vermelden tegenover het nummer van het verbeterde examenschrift de toegekende punten.

De examinatoren mogen hun beoordelingslijsten niet aan elkaar mededelen zolang ieder van hen zijn individueel verbeteringswerk niet heeft beëindigd.

Ieder examinator ondertekent de beoordelingslijst die hij heeft ingevuld. Deze lijsten worden in een gesloten omslag geborgen die overhandigd wordt aan de voorzitter van de examencommissie of aan de secretaris indien hij daartoe gemachtigd wordt door de voorzitter en worden bewaard op een veilige plaats in afwachting van de beraadslaging door de examencommissie.

Na de beraadslaging door de examencommissie worden de definitieve lijsten met de punten ondertekend door alle leden van de examencommissie. De toegekende punten worden overgebracht op de examenschriften door de secretaris van de examencommissie.

De identiteitsgegevens van de titularissen van de examenschriften worden onthuld en de lijst van de geslaagden van de proef wordt opgesteld.

Art. 18.Op straffe van uitsluiting, bedraagt het vereiste minimum der punten 24 op de 40. Afdeling II. - Proef B

Psychotechnische tests

Art. 19.De voorzitter van de examencommissie voor het vergelijkend examen deelt aan de vaste wervingssecretaris de lijst van de gegadigden mee die toegelaten zijn tot de psychotechnische tests.

Art. 20.Overeenkomstig artikel 22 van het koninklijk besluit van 22 augustus 1998 houdende het statuut van het personeel van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat bestaat proef B uit : 1° een geïnformatiseerd gedeelte dat één of meerdere persoonlijkheidstests bevat;2° een interview waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van de persoonlijkheidstests bedoeld in 1° en dat bestaat uit een gesprek dat toelaat om de karaktereigenschappen en de maturiteit van de gegadigde te beoordelen. Het interview duurt twintig minuten.

De beoordeling wordt toegekend na het interview.

Art. 21.§ 1. Een beoordelingslijst die de namen van de gegadigden vermeldt, wordt opgesteld en overhandigd aan de examinatoren.

De prestatie van de gegadigde is het voorwerp van één beoordeling die gemeenschappelijk toegekend wordt door de examinatoren en overgebracht wordt op deze lijst.

Bij gebrek aan een akkoord, wordt het rekenkundig gemiddelde berekend van de punten toegekend door de examinatoren.

De lijst van de beoordelingen vermeldt de handtekening van alle examinatoren van de proef. § 2. Aan deze beoordelingslijst is een beoordelingsfiche per gegadigde gevoegd, waarop de secretaris de motivering vermeldt medegedeeld door de examencommissie van het vergelijkend examen.

Deze beoordelingsfiche wordt geparafeerd door de voorzitter van de examencommissie. § 3. De beoordelingslijst en de beoordelingsfiches worden geborgen in een verzegelde omslag.

Deze omslag wordt op een veilige plaats bewaard daartoe gekozen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat tot de dag van de beraadslaging.

Art. 22.Op straffe van uitsluiting bedraagt het vereiste minimum der punten voor proef B 24 punten op de 40. Afdeling III. - Proef C

Onderafdeling I. - Proef C1 : schriftelijke proef in verband met een gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt

Art. 23.§ 1. De examencommissie kiest de gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt en die het voorwerp is van de schriftelijke proef C1. § 2. De examencommissie duidt drie van haar leden aan als examinatoren, die instaan voor de verbetering en de beoordeling van de schriftelijke proef C1. § 3. De examinatoren stellen de tekst van het onderwerp op, uitgekozen voor de proef C1.

Art. 24.De schriftelijke proef C1 bestaat uit het opstellen van een verslag dat handelt over een gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt.

De proef duurt drie uur.

Art. 25.De dag van de proef worden het onderwerp van het verslag betreffende een gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt en de gegevens die er betrekking op hebben vermenigvuldigd door de secretaris van de examencommissie tot het vereiste aantal exemplaren en genummerd. Het aantal gemaakte exemplaren wordt opgetekend in het proces-verbaal van de vergadering van de examencommissie.

De exemplaren worden in een verzegelde omslag geborgen die op een veilige plaats wordt bewaard, aangeduid door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat tot het ogenblik waarop de proef start.

Art. 26.De proef C1 verloopt overeenkomstig de procedure beschreven in de artikelen 13 tot 16.

Art. 27.§ 1. Artikel 17 is van toepassing op de schriftelijke proef C1. § 2. Op straffe van uitsluiting bedraagt het vereiste minimum der punten voor proef C1, 10 punten op de 20.

Onderafdeling II. - Proef C2 : Mondelinge proef over een praktisch geval in verband met de uit te oefenen functie

Art. 28.§ 1. De gegadigden die het voor de proef C1 vereiste minimum der punten hebben behaald, worden toegelaten tot de proef C2. § 2. De examinatoren van de mondelinge proef C2 zijn de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of zijn afgevaardigde, de directeur van de operaties of zijn afgevaardigde die ten minste bekleed is met de graad van afdelingscommissaris, alsook een deskundige aangewezen door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat onder de leden van de buitendiensten die ten minste bekleed zijn met de graad van afdelingscommissaris.

In geval van afwezigheid, verhindering of wraking van een lid van de examencommissie bedoeld in het vorig lid, wordt er voorzien in zijn vervanging door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat.

Art. 29.De mondelinge proef C2 bestaat uit een gesprek betreffende een praktisch geval in verband met de uit te oefenen functie.

De proef duurt dertig minuten.

Art. 30.Artikel 21 is van toepassing op proef C2.

Art. 31.Op straffe van uitsluiting, bedraagt het vereiste minimum der punten voor proef C2 10 punten op de 20 en voor het geheel van proef C, 24 punten op de 40. Afdeling IV. - Proef D

Conversatie in één van de andere landstalen dan die waarin het vergelijkend examen wordt afgenomen

Art. 32.De conversatieproef bestaat uit een onderhoud met een duur van vijftien minuten met de gegadigde in één van de andere landstalen dan die waarin het vergelijkend examen wordt afgenomen.

De examencommissie duidt drie van zijn leden aan om de proef D af te nemen en te beoordelen.

Art. 33.Artikel 21 is van toepassing op proef D.

Art. 34.Op straffe van uitsluiting, bedraagt het vereiste minimum der punten voor proef D 10 punten op de 20. Afdeling V. - Proef E

Proef over de wetgeving die van belang is voor de Veiligheid van de Staat

Art. 35.§ 1. De mondelinge proef E handelt over de wetgeving die van belang is voor de Veiligheid van de Staat.

De duur van de proef bedraagt 30 minuten. § 2. De examencommissie duidt drie van haar leden aan als examinatoren, die instaan voor de beoordeling van de proef.

Art. 36.§ 1. De examinatoren aangewezen bij artikel 35, § 2 stellen de vragen op die in aanmerking komen voor de proef en beslissen welke vragen daarvan gesteld worden.

De vragenlijst wordt in een verzegelde omslag geborgen die op een veilige plaats wordt bewaard, aangeduid door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat tot het ogenblik waarop de proef start.

Art. 37.Artikel 21 is van toepassing op de proef E.

Art. 38.Op straffe van uitsluiting bedraagt het vereiste minimum der punten voor de mondelinge proef E 10 punten op de 20. Afdeling VI. - De beraadslaging over het vergelijkend examen

Art. 39.Om te slagen voor het vergelijkend examen, dient de gegadigde volgende punten te behalen : 24 punten op de 40 voor proef A, 24 punten op de 40 voor proef B, 24 punten op de 40 voor proef C, 10 punten op de 20 voor proef D, 10 punten op de 20 voor proef E en 92 punten op de 160 voor het geheel van de proeven.

Art. 40.Na ontvangst van de definitieve beoordelingen, stelt de voorzitter van de examencommissie het proces-verbaal op van het geheel der proeven. Het wordt ondertekend door de voorzitter en de leden van de examencommissie.

Art. 41.De examencommissie stelt definitief de lijst vast van de geslaagden voor het vergelijkend examen, die zal opgetekend worden in het proces-verbaal van de vergadering.

De geslaagden worden gerangschikt volgens de belangrijkheid van het totaal der behaalde punten voor het geheel van de proeven.

Bij gelijkheid van punten, wordt als eerste gerangschikt, de gegadigde die de meeste punten behaalde op de proef B en daarna op de proef C.

Art. 42.De gegadigden ontvangen van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat kennisgeving van het resultaat van het vergelijkend examen. De geslaagde gegadigden krijgen mededeling van hun rangnummer. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 43.De gegadigde die geslaagd is voor bepaalde proeven doch niet voor het geheel van het vergelijkend examen wordt, op zijn verzoek, vrijgesteld van deze proeven wanneer hij later opnieuw deelneemt aan een vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris.

Hij kan het voordeel van deze vrijstelling niet meer dan drie maal inroepen.

Voor de toepassing van dit artikel komen alleen de vergelijkende examens georganiseerd na de inwerkingtreding van dit besluit in aanmerking

Art. 44.Het ministerieel besluit van 7 juni 1983 tot inrichting van het vergelijkend examen voor overgang naar de graad van Commissaris van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, wordt opgeheven.

Art. 45.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 15 december 1998.

T. VAN PARYS

BIJLAGE I. - Programma van het vergelijkend examen voor bevordering tot de graad van commissaris van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 15 december 1998.

De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

BIJLAGE II. - Omschrijving van de examenstof van de proeven PROEF A : schriftelijke proef over de algemene vorming Deze proef heeft tot doel de zin voor synthese en voor kritiek bij de gegadigde na te gaan. Het te leveren werk moet dus uit twee goed onderscheiden delen bestaan : a) Een samenvatting, in doorlopende tekst, van de ontwikkelde hoofdgedachten;b) Een uiteenzetting die de opmerkingen, de persoonlijke overwegingen en eventueel de tegenwerpingen en de kritiek omvat welke de gegadigde gepast acht. De beoordeling voor elk van de twee delen afzonderlijk beschouwd, houdt rekening met de inhoud, de vorm en de spelling.

PROEF B : psychotechnische tests Deze proef heeft de bedoeling het professioneel profiel van de gegadigde te evalueren en te oordelen of hij over de bekwaamheid en aanleg beschikt, vereist voor de uitoefening van de betrekking van commissaris.

Deze proef bestaat uit twee delen : Geïnformatiseerd gedeelte Bestaat uit persoonlijkheidstests.

Mondeling gedeelte Bestaat uit een interview waarin rekening wordt gehouden met de resultaten van het geïnformatiseerd gedeelte en dat bestaat uit een gesprek dat als doel heeft de karaktereigenschappen en de maturiteit van de gegadigde, te beoordelen.

PROEF C C.1. Schriftelijke proef over een gebeurtenis die de Veiligheid van de Staat aanbelangt De schriftelijke proef bestaat uit het opstellen van een verslag over de operationele behandeling van een gesteld probleem.

Zij beoogt te evalueren de wijze waarop de gegadigde het probleem aanpakt, zijn beheersing van de managementtechnieken en de toepassing van de relationele geschiktheden,de kennis van de operationele middelen van de Veiligheid van de Staat, hun aanwending door de gegadigde in functie van het gestelde probleem en de manier waarop de gegadigde rekening zal houden met de toepasselijke wetgeving, de akkoorden afgesloten met de andere diensten en instellingen en de interne richtlijnen van de dienst.

C.2. Mondelinge proef over een praktisch geval in verband met de uit te oefenen functie Deze proef mag niet beschouwd worden als een bespreking van het verslag dat bij de schriftelijke proef werd afgegeven. De mondelinge proef beoogt de bekwaamheid van de gegadigde te testen om snel preciese operationele toestanden te evalueren en de gepaste maatregelen te treffen, in functie van de operationele middelen van de Veiligheid van de Staat, van de toepasselijke wetgeving, de akkoorden afgesloten met de andere diensten en instellingen en de interne richtlijnen van de dienst.

PROEF D Deze mondelinge proef bestaat uit een onderhoud met de gegadigde in één van de andere landstalen dan die waarin het vergelijkend examen wordt afgenomen.

PROEF E : Mondelinge proef over de wetgeving die van belang is voor de Veiligheid van de Staat I. GRONDWETTELIJK RECHT De vrijheden 1. Het regime van publieke vrijheden;principiële uitsluiting van preventieve maatregelen.

Beteugeling van misdrijven - wettelijkheid. 2. De gelijkheid voor de wet 3.Het non-discriminatiebeginsel; bescherming door de wet en het decreet van de ideologische en filosofische minderheden. Het cultuurpact. 4. De vrijheid van persoon;rechtsvervolging, aanhouding, straffen.

Waarborgen voor een behoorlijke rechtsbedeling. Verbod van bepaalde straffen. 5. Onschendbaarheid van de woning en bescherming van het eigendomsrecht.6. De vrijheid van meningsuiting.De vrijheid van eredienst. De vrijheid van de organisatie der erediensten. Het recht geen beroep te doen op de ceremonies van een eredienst. Voorrang van het burgerlijk huwelijk. Opstelling van akten van de burgerlijke stand. 7. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de menselijke waardigheid.De economische, sociale en culturele rechten. 8. De vrijheid van onderwijs.Constitutionele waarborgen.

Verplichtingen van de Gemeenschappen. Het Schoolpact. 9. De persvrijheid.De getrapte verantwoordelijkheid. Het recht op antwoord. Uitbreiding van het begrip « drukpers » tot de andere communicatiemiddelen. 10. De vrijheid van vergadering.De vrijheid van vereniging. 11. Het petitierecht.12. Onschendbaarheid van het briefgeheim.Uitbreiding tot andere vormen van gegevensuitwisseling. 13. Het gebruik der talen;algemene begrippen over de taalwetgeving.

De bescherming van de taalminderheden. 14. Het recht op het instellen van een rechtsvervolging tegen ambtenaren.15. De openbaarheid van bestuur.16. De bijzondere bescherming voorzien in de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet.Mogelijkheid om door een bijzondere wet de bevoegdheid van het Arbitragehof uit te breiden.

II. STRAFRECHT EN STRAFVORDERING 1. STRAFWETBOEK Boek 1.Elementaire begrippen van het Strafwetboek.

Boek 2. Titel 1. Misdaden en wanbedrijven tegen de Veiligheid van de Staat.

Titel 2. Misdaden en wanbedrijven die de door de Grondwet gewaarborgde rechten schenden. 2. WETBOEK VAN STRAFVORDERING Boek 1.De gerechtelijke politie en de officieren die ze uitvoeren.

III. ANDERE WETGEVINGEN BIJZONDERE WETTEN Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden.

Wet van 15 augustus 1992 op het politieambt (algemene beginselen).

Wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten.

Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

EUROPEES VERDRAG VAN DE RECHTEN VAN DE MENS 1. Inhoud en draagwijdte van de bepalingen van de volgende artikelen van het Verdrag : 1 tot 19.2. Aanvullend Protocol : artikelen 1 en 2.3. Protocol nr.4 : artikelen 1 tot 4.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 15 december 1998.

De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^