Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 19 oktober 2010
gepubliceerd op 27 oktober 2010

Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van equine infectieuze anemie

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2010018367
pub.
27/10/2010
prom.
19/10/2010
ELI
eli/besluit/2010/10/19/2010018367/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 OKTOBER 2010. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van equine infectieuze anemie


De Minister van Landbouw, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 9bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en vervangen bij de wet van 27 december 2005;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, de artikelen 4, §§ 1 tot 3 en 5, lid 2, 13°;

Overwegende het Besluit 2010/346/EU van de Commissie van 18 juni 2010 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met infectieuze anemie bij paardachtigen in Roemenië;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 15 juli 2010;

Gelet op het advies van Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 september 2010;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat : - equine infectieuze anemie zich in 2010 onverwachts op ons grondgebied voordeed; - de besmette dieren uit Roemenië afkomstige paarden waren; - het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Europese Commissie heeft gewezen op ernstige gebreken in de controlemaatregelen met betrekking tot de haarden van equine infectieuze anemie in Roemenië; - zich thans enkele honderden, uit Roemenië afkomstige paardachtigen op ons grondgebied bevinden; - besmette dieren die de ziekte overleven latente dragers van het virus blijven en dus een blijvende bron van infectie zijn voor andere paardachtigen; - het virus meestal wordt overgedragen door contact met besmet bloed, met name bij steken door bloedetende insecten. De activiteit van die insecten neemt toe naarmate de temperatuur stijgt; - de voorschriften van het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie het niet mogelijk maken afdoende maatregelen in te stellen om de ziekte te bestrijden; - Besluit 2010/346/EU van 18 juni 2010 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met infectieuze anemie bij paardachtigen in Roemenië onmiddellijk moet geïmplementeerd worden.

Er moeten bijgevolg onverwijld afdoende sanitaire maatregelen worden getroffen met als doel het voorkomen van de introductie van de ziekte door paarden afkomstig uit Roemenië en de uitroeiing van de ziekte op ons grondgebied;

Gelet op het Advies 48.662/1/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Paardachtige : wild of gedomesticeerd eenhoevig zoogdier van alle soorten binnen het geslacht Equus van de familie der paardachtigen alsook hun kruisingen;2° Bedrijf : landbouwbedrijf of trainingscentrum, stal of, in het algemeen, elk lokaal of elke installatie waar paardachtigen worden gehouden of gefokt, ongeacht hun gebruik, met inbegrip van weiden, circussen en natuurreservaten;3° Agentschap : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;4° Officiële dierenarts : dierenarts van het Agentschap;5° Vector : stekende geleedpotige die het virus van equine infectieuze anemie kan overdragen;6° Paardachtige verdacht van equine infectieuze anemie : - paardachtige die algemene klinische symptomen vertoont die gelijkenis tonen met deze van infectieuze anemie en die niet met zekerheid aan een andere etiologie kunnen worden gerelateerd, of - paardachtige waarvoor bij het epidemiologisch onderzoek werd vastgesteld dat het dier besmet kan zijn door rechtstreeks contact met een besmette paardachtige, langs iatrogene weg of via vectoren, of - kadaver van een paardachtige dat post-mortemletsels vertoont die infectieuze anemie kunnen doen vermoeden;7° Tijdelijke verzameling : verzameling van paardachtigen met het oog op deelneming aan een wedstrijd, een culturele manifestatie of sportmanifestatie, een tentoonstelling of een markt;8° Diagnoseonderzoek : laboratoriumonderzoek dat voldoet aan de criteria aangekondigd in het desbetreffende hoofdstuk van de laatste versie van het handboek voor diagnoseonderzoeken en vaccins voor landdieren (« Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals ») van de Wereldorganisatie voor Dierengezondheid (OIE), beschikbaar op de website van het OIE, om de besmetting met het virus van equine infectieuze anemie te bevestigen;9° CODA : Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;10° PCE : provinciale controle-eenheid van het Agentschap.

Art. 2.§ 1 In een bedrijf waar zich paardachtigen bevinden die worden verdacht van infectieuze anemie zijn de volgende maatregelen van kracht : 1° de levende paardachtigen verdacht van infectieuze anemie worden op stal gehouden of worden ondergebracht op plaatsen waar zij kunnen worden afgezonderd, volgens de instructies van het Agentschap;2° de officiële dierenarts neemt zelf bij de verdachte paardachtigen passende monsters voor het uitvoeren van een diagnoseonderzoek of laat dit doen onder zijn toezicht;3° de verantwoordelijke maakt een inventaris op van alle paardachtigen, voorraden sperma, eicellen, embryo's en bloedproducten. Die gegevens worden op eenvoudig verzoek aan het Agentschap verstrekt; 4° de voorraden sperma, embryo's, eicellen en bloedproducten mogen het bedrijf niet verlaten, noch worden gebruikt in het bedrijf;5° de verantwoordelijke houdt een register bij van de verplaatsingen van de andere paardachtigen van het bedrijf. § 2 Wanneer levende paardachtigen verdacht van infectieuze anemie niet in hun stallen kunnen worden gehouden of van de andere paardachtigen van het bedrijf kunnen worden afgezonderd als bedoeld in paragraaf 1, 1°, zijn de volgende maatregelen van toepassing : 1° alle in het bedrijf aanwezige paardachtigen worden op stal gehouden of worden ondergebracht op plaatsen waar zij kunnen worden afgezonderd, volgens de instructies van het Agentschap;2° iedere aanvoer of afvoer van paardachtigen naar of van het bedrijf is verboden. § 3 In afwijking van paragraaf 2, 2°, kan de officiële dierenarts onder zijn toezicht de afvoer van paardachtigen toestaan naar een slachthuis of een inrichting waar veterinaire zorgen worden toegediend.

Verplaatsing van een paardachtige naar de in lid 1 bedoelde inrichting is alleen toegestaan mits de volgende voorwaarden worden nageleefd : 1° de verantwoordelijke dierenarts van de inrichting werd vooraf in kennis gesteld en verleende schriftelijk toestemming;2° de paardachtige wordt in de inrichting van andere paardachtigen afgezonderd op een afstand van minimaal 200 meter of wordt afgeschermd tegen de vectoren;3° in de inrichting worden afdoende maatregelen toegepast om verspreiding van de ziekte te vermijden;4° de installaties, uitrusting en materieel die met bloed van de paardachtige in contact zijn geweest moeten worden gereinigd en ontsmet voordat zij opnieuw worden gebruikt;5° de verantwoordelijke dierenarts houdt een inventaris bij van de andere paardachtigen die in de inrichting aanwezig zijn tijdens de periode dat de paardachtige er verblijft en na het vertrek ervan tot wanneer de paardachtige voldoet aan de in artikel 3 vastgelegde voorwaarden;6° de ruimten waar de paardachtige werd gehouden worden meteen nadat hij is afgevoerd gereinigd, ontsmet en insectenvrij gemaakt. § 4 Wanneer de paardachtigen verdacht van equine infectieuze anemie worden gehouden op een tijdelijke verzamelingplaats kan de officiële dierenarts hun terugkeer naar het bedrijf van herkomst toestaan of een ander bedrijf aanwijzen waar zij moeten worden gehouden.

Hij die verantwoordelijk is voor de tijdelijke verzameling stelt aan de officiële dierenarts een inventaris ter beschikking van alle op de verzameling aanwezige paardachtigen.

De in §§ 1 tot 3 vermelde maatregelen worden in het in lid 1 bedoelde bedrijf toegepast.

Art. 3.De officiële dierenarts heft de in artikel 2 bedoelde maatregelen op wanneer bij 2 met een tussentijd van 3 maanden uitgevoerde diagnoseonderzoeken een negatief resultaat werd verkregen voor de paardachtigen verdacht van infectieuze anemie.

In afwijking van lid 1, worden de maatregelen voorzien in artikel 2 opgeheven wanneer aan de volgende voorwaarden zijn voldaan : 1° de paardachtigen zijn verdacht van equine infectieuze anemie ten gevolge van een mogelijke besmetting door direct contact met een besmet paardachtige, langs iatrogene weg of via vectoren;2° het laatst mogelijk besmettelijke contact heeft ten minste drie maanden voordien plaatsgevonden;3° voor de verdachte paardachtigen werd een negatief resultaat van een diagnoseonderzoek bekomen.

Art. 4.§ 1. Wanneer een of meerdere diagnoseonderzoeken positief blijken te zijn, verklaart de officiële dierenarts het bedrijf onmiddellijk tot haard. Hij stelt de verantwoordelijke van die verklaring in kennis. § 2. De volgende maatregelen worden op de besmette paardachtigen toegepast : 1° de besmette paardachtigen die symptomen van de ziekte vertonen worden op bevel van de officiële dierenarts zo snel mogelijk gedood en vernietigd.2° de besmette paardachtigen die geen symptomen van de ziekte vertonen worden, op bevel van de officiële dierenarts, ofwel zo snel mogelijk gedood en vernietigd, ofwel geslacht voor menselijke consumptie. De officiële dierenarts betekent het slacht- of afmakingsbevel van het (de) besmette paardachtige(en) aan de verantwoordelijke van het bedrijf.

Het vervoer naar het slachthuis gebeurt zodanig dat verspreiding van de ziekte wordt vermeden, onder toezicht van de officiële dierenarts. § 3. De van een besmette paardachtige afkomstige voorraden sperma, embryo's, eicellen en bloedproducten worden vernietigd.

Art. 5.§ 1 In een haard zijn volgende maatregelen van kracht : 1° alle paardachtigen andere dan die bedoeld in artikel 4, paragraaf 2 worden op stal gehouden of ondergebracht op plaatsen waar zij kunnen worden afgezonderd overeenkomstig de instructies van het Agentschap;2° iedere aanvoer of afvoer van paardachtigen naar of van het bedrijf is verboden;3° de voorraden sperma, embryo's, eicellen en bloedproducten mogen het bedrijf niet verlaten, noch worden gebruikt in het bedrijf;4° met het oog op de traceerbaarheid, houden de dierenartsen die in de haard werkzaam zijn een register bij van al hun contacten met paardachtigen en stellen dit beschikbaar aan de officiële dierenarts, op diens eenvoudig verzoek;5° veulens afkomstig van merries die besmet zijn met het equine infectieuze anemievirus worden zo snel mogelijk van de andere paardachtigen gescheiden tot het bewijs is geleverd dat het veulen niet besmet is. § 2 In afwijking van paragraaf 1, 2°, kan de officiële dierenarts onder zijn toezicht de afvoer van paardachtigen toestaan naar een slachthuis of een inrichting waar veterinaire zorgen worden toegediend.

Verplaatsing van een paardachtige naar de in lid 1 bedoelde inrichting is alleen toegestaan mits de volgende voorwaarden worden nageleefd : 1° de verantwoordelijke dierenarts van de inrichting werd vooraf in kennis gesteld en verleende schriftelijk toestemming;2° de paardachtige wordt in de inrichting van andere paardachtigen afgezonderd op een afstand van minimaal 200 meter of wordt afgeschermd tegen de vectoren;3° in de inrichting worden afdoende maatregelen toegepast om verspreiding van de ziekte te vermijden;4° de installaties, uitrusting en materieel die met bloed van de paardachtige in contact zijn geweest worden gereinigd en ontsmet voordat zij opnieuw worden gebruikt;5° de verantwoordelijke dierenarts houdt een inventaris bij van de andere paardachtigen die in de inrichting aanwezig zijn tijdens de periode dat de paardachtige er verblijft en na het vertrek ervan tot wanneer de paardachtige voldoet aan de in artikel 8, 2° vastgelegde voorwaarden;6° de ruimten waar die paardachtige werd gehouden, worden meteen nadat hij is afgevoerd gereinigd, ontsmet en insectenvrij gemaakt. § 3 In afwijking van paragraaf 1, 3° mogen de voorraden van meer dan 90 dagen voor bevestiging van de haard afgenomen sperma, embryo's, eicellen en bloedproducten het bedrijf verlaten of worden gebruikt wanneer op het donordier een diagnoseonderzoek werd uitgevoerd met een negatief resultaat. § 4 Het bewijs van de afwezigheid van besmetting bedoeld in paragraaf 1, 5° wordt geleverd door het verkrijgen van een negatief resultaat bij 2 diagnoseonderzoeken met een tussentijd van 3 maand nadat de moeder werd gedood of geslacht.

Veulens ouder dan 6 maanden die positief worden bevonden na een diagnosetest worden als besmet beschouwd.

Art. 6.De verantwoordelijke werkt mee en verschaft alle informatie waar de officiële dierenarts om vraagt.

Het in lid 1 bedoelde epidemiologisch onderzoek heeft ten minste betrekking op : 1° de duur van de periode waarin de ziekte op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest voordat ze werd vermoed of gemeld;2° de mogelijke oorsprong van het equine infectieuze anemievirus in het bedrijf en de identificatie van de andere bedrijven waar paardachtigen worden gehouden waarvan wordt vermoed dat zij vanuit diezelfde oorsprong besmet kunnen zijn;3° de verplaatsingen van paardachtigen en producten daarvan die het equine infectieuze anemievirus naar of van de betreffende bedrijven zouden kunnen hebben verspreid.

Art. 7.Na het doden of slachten van de besmette paardachtigen, worden de gebouwen waar die paardachtigen waren ondergebracht, hun directe omgeving, de voor het vervoer ervan gebruikte voertuigen, andere gebouwen en uitrusting die besmet kunnen zijn, gereinigd, ontsmet en insectenvrij gemaakt overeenkomstig de instructies van het Agentschap.

Art. 8.De in artikel 5 bedoelde maatregelen worden gehandhaafd tot wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° er is een periode van ten minste 3 maanden verstreken sedert alle besmette paardachtigen in de haard gedood en vernietigd of geslacht zijn en alle werkzaamheden in verband met het reinigen, ontsmetten en insectenvrij maken van het bedrijf overeenkomstig artikel 7 voltooid zijn en;2° alle nog levende paardachtigen in de haard ondergingen met negatief resultaat 2 met een tussentijd van drie maand uitgevoerde diagnoseonderzoeken nadat alle besmette paardachtigen waren gedood of geslacht. Evenwel worden de in artikel 5, § 1, 3° bedoelde maatregelen pas opgeheven wanneer de voorraden sperma, embryo's, eicellen en bloedproducten afkomstig zijn van een donorpaardachtige die voldoet aan de voorwaarden van punt 2.

In afwijking van het eerste lid worden de in artikel 5 bedoelde maatregelen ingetrokken als de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° alle paardachtigen van de haard werden gedood en vernietigd of geslacht;2° er zijn ten minste 30 dagen verlopen sinds alle paardachtigen zijn gedood en vernietigd of geslacht en sinds het einde van de werkzaamheden in verband met het reinigen, ontsmetten en insectenvrij maken van het bedrijf.

Art. 9.§ 1 De paardachtigen verzonden van Roemenië naar België moeten na aankomst op de plaats van bestemming : 1° als ze bestemd zijn voor een slachthuis, binnen 72 uur na het tijdstip van aankomst op het slachthuis, worden geslacht;2° in de andere gevallen moeten de dieren ten minste 30 dagen afgezonderd worden gehouden op het bedrijf van bestemming dat is aangegeven op het diergezondheidscertificaat, op een afstand van ten minste 200 meter van andere paardachtigen of zodanig dat zij tegen vectoren zijn afgeschermd. Een diagnoseonderzoek wordt uitgevoerd op : 1° een in elke zending genomen bloedmonster van tien procent van de in lid 1, 1° bedoelde paardachtigen;2° een bloedmonster dat niet eerder dan 28 dagen na het begin van de afzonderingsperiode genomen is van de in lid 1, 2° bedoelde paardachtigen. § 2 De officiële dierenarts neemt het in paragraaf 1, lid 2, 1° en 2° bedoelde monster of doet het onder zijn toezicht nemen.

De officiële dierenarts controleert ter plaatse de afzonderingscondities bij aanvang van de in paragraaf 1, lid 1, 2° bedoelde afzonderingsperiode en minimum één maal gedurende deze periode. § 3 Gedurende 90 dagen na de dag van aankomst van paardachtigen bedoeld in § 1, mogen paardachtigen van een bedrijf of afkomstig van een bedrijf als bedoeld in § 1, lid 1, 2° alleen naar een andere lidstaat van Europese unie worden verzonden als : 1° zij met negatief resultaat een diagnosetest hebben ondergaan, uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen tien dagen voor de dag van verzending is genomen, en;2° zij vergezeld gaan van een ingevuld gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage II van het ministerieel besluit van 29 september 1992 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor bewegingen, de invoer en het verkeer van paardachtigen.

Art. 10.De bestemmeling van de dieren zoals vermeld in het gezondheidscertificaat dat de in artikel 9, § 1 bedoelde uit Roemenië afkomstige paardachtigen vergezelt moet binnen 24 uur vóór de aankomst van de dieren schriftelijk aan de PCE de volgende gegevens verstrekken : 1° Naam van de verantwoordelijke;2° Geplande datum van aankomst;3° Land van oorsprong;4° Bestemming, naam en adres van de bestemmeling;5° Aantal paardachtigen;6° Vervoermiddel en inschrijvingsnummer.

Art. 11.De diagnoseonderzoeken voor de toepassing van dit besluit worden door het CODA uitgevoerd.

Art. 12.Wanneer een verantwoordelijke een of meer van de in dit besluit vastgelegde of door de officiële dierenarts bevolen maatregelen niet toepast, doet het Agentschap die maatregelen ambtshalve uitvoeren op kosten van de betreffende verantwoordelijke.

Art. 13.Elke paardachtige die in overtreding met dit besluit wordt aangetroffen op de openbare weg, in een openbare plaats of op andermans eigendom, wordt op bevel van de officiële dierenarts onmiddellijk gedood.

Art. 14.De kosten voor bemonstering, analyse en aflevering van het gezondheidscertificaat en de in toepassing van artikel 9 uitgevoerde controles zijn ten laste van de in artikel 10 bedoelde bestemmeling van de dieren.

Art. 15.De kosten van het afzonderen, doden, vernietigen en van de sanitaire inspecties in toepassing van artikelen 12 en 13 zijn ten laste van de verantwoordelijke van de dieren.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 19 oktober 2010.

Mevr. S. LARUELLE

^