Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 26 april 2004
gepubliceerd op 30 april 2004

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2004014090
pub.
30/04/2004
prom.
26/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/26/2004014090/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2004. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald


De Minister van Mobiliteit, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, inzonderheid op artikel 60.2.;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 8 december 1977, 23 juni 1978, 14 december 1979, 25 november 1980, 11 april 1983, 1 juni 1984, 17 september 1988, 20 juli 1990, 1 februari 1991, 11 maart 1991, 27 juni 1991, 19 december 1991, 11 maart 1997, 16 juli 1997, 9 oktober 1998, 17 oktober 2001, 14 mei 2002, 21 oktober 2002, 18 december 2002 en 23 november 2003;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de verkeersveiligheidsdoelstellingen van de wetgever en de Regering ten uitvoer te leggen, wordt aan de Raad van State een advies binnen vijf dagen gevraagd.

De hoogdringendheid wordt ook gerechtvaardigd door de wil van de regering om het aantal doden en gewonden op onze wegen drastisch te verminderen. In vergelijking met andere Europese landen vertoont België immers een van de slechtste scores inzake verkeersveiligheidsindicatoren, en dit inzonderheid in termen van mortaliteit. Er moet snel worden opgetreden om de doelstellingen te halen die de Regering zichzelf heeft opgelegd in het kader van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid en om zich zo snel mogelijk aan te passen aan de modellanden op dit gebied. Ter herinnering : België heeft zich ertoe verbonden het aantal doden en gewonden op zijn wegen tegen 2006 met 33 % te verminderen.

Het voornaamste middel om deze doelstelling te bereiken is het beïnvloeden van het gedrag van de bestuurders. Dus blijft de regering een reeks maatregelen doorvoeren om dit middel ten uitvoer te brengen.

Er werd namelijk besloten op de Ministerraad van 20 en 21 maart 2004 om de automobilisten in schoolomgevingen en op plaatsen drukbezocht door vakantiegangers, te sensibiliseren. De schoolomgevingen zullen eveneens een betere veiligheid genieten door er een zone 30 in te richten.

De regering acht het noodzakelijk om de zones 30 te veralgemenen in schoolomgevingen. Daartoe moeten de wegbeheerders zones 30 oprichten rond iedere school voor het begin van het schooljaar 2005.

De Regering wenst de wegbeheerders in staat te stellen om te beschikken over alle noodzakelijke middelen om hun acties beter te kunnen uitvoeren in functie van de omstandigheden. Zo zullen ze in functie van de seizoenen de snelheid kunnen aanpassen in zones die dichtbevolkt zijn met vakantiegangers. De mobiliteits- en verkeersveiligheidsproblemen die optreden bij wegenwerken zullen kunnen vermeden worden door het verbod op het gebruik van de cruise control (of kruissnelheidsregelaar) of door de mogelijkheid te bieden aan de voertuigen die zich verplaatsen van thuis naar het werk om speciale verkeersstroken te gebruiken.

De hoogdringendheid rechtvaardigt zich eveneens door de noodzakelijkheid voor de volgende gewestelijke regeringen om hun beleid op vlak van wegbeheer voor te bereiden.

Gelet op het advies 36.952/4 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2004 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.In het artikel 6.7.1.1°, tweede lid van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij ministerieel besluit van 9 oktober 1998, worden de woorden « overeenkomstig het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor het instellen van de zones met een snelheidsbeperking van 30 km per uur » opgeheven.

Art. 2.In artikel 9.9.1°, b), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij ministerieel besluit van 14 april 2002, wordt na de woorden « het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer », de volgende zin toegevoegd : « en van het gebruik van de openbare weg en behalve wat betreft het gevaarsbord A51 wanneer het gevoegd is bij een verkeersbord F4a of zonale C43 met de vermelding 50 of zonale C43 met de vermelding 70 ».

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9.12 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 9.12. Verkeersbord C48. Vanaf het verkeersbord tot het volgend kruispunt, verbod de cruise control of kruissnelheidsregelaar te gebruiken.

Een onderbord van het type VII van bijlage 2 bij dit besluit, aangebracht onder het verkeersbord C48 beperkt het verbod tot de bestuurders van voertuigen waarvan de maximale toegelaten massa hoger is dan de aangeduide. »

Art. 4.Artikel 12.1bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij ministerieel besluit van 14 mei 2002, wordt aangevuld met de punten 3, 4 en 5 die als volgt luiden : « 3. Met deze verkeersborden worden één of meerdere straten afgebakend waarin de verblijfsfunctie primeert of waarin de verkeersfunctie ondergeschikt wordt gemaakt aan de verblijfsfunctie, en dit als gevolg van het beleid dat door de wegbeheerder gevoerd wordt. 4. De toegang tot de zone 30, die aangeduid wordt met deze verkeersborden, moet duidelijk herkenbaar zijn door de plaatsgesteldheid, door een inrichting of door beide. 5. Indien aansluitend bij een schoolomgeving, zoals gedefinieerd in artikel 2.37 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, de mogelijkheid bestaat om een grotere zone 30 af te bakenen omdat er één of meer straten op aansluiten met een overwegende verblijfsfunctie, zodat de schoolomgeving hierin vervat kan zijn, dan kan deze meer omvattende zone 30 afgebakend worden, in plaats van alleen maar de strikter geïnterpreteerde schoolomgeving. ».

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12.1ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « 12.1ter : Verkeersborden F4a en A23. Begin van een schoolomgeving.

Verkeersbord F4b. Einde van een schoolomgeving.

Behoudens uitzonderlijke gevallen, gerechtvaardigd door de plaatsgesteldheid moet elke schoolomgeving met deze verkeersborden worden afgebakend ».

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 5 dat op 1 september 2005 in werking treedt.

Brussel, 26 april 2004.

B. ANCIAUX

^