Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 27 juni 2011
gepubliceerd op 01 september 2011

Ministerieel besluit houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020

bron
vlaamse overheid
numac
2011035624
pub.
01/09/2011
prom.
27/06/2011
ELI
eli/besluit/2011/06/27/2011035624/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Leefmilieu, Natuur en Energie


27 JUNI 2011. - Ministerieel besluit houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020


De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid sluiten houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, artikel 9.1.1., § 4;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, artikel 7/2;

Gelet op artikel 84, § 1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 is de vraag om spoedbehandeling door de raad van State gemotiveerd door het feit dat het besluit van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad pas op 17 mei 2011 gepubliceerd werd in het Publicatieblad.

Voorliggend ontwerp van ministerieel besluit is gebaseerd op vermeld besluit van de Commissie. Het in Bijlage VI bij het ontwerp van ministerieel besluit toegevoegd sjabloon is pas op 24 mei 2011 definitief vastgesteld door de Commissie. Bovendien dienen de exploitanten van de installaties die in aanmerking komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten de gegevens te rapporteren tegen 15 juni 2011. Dit is noodzakelijk, aangezien elke lidstaat tegen uiterlijk 30 september 2011 de lijst met installaties op zijn grondgebied en alle kosteloze toewijzingen aan deze installatie aan de Commissie dient te verstrekken;

Gelet op advies 49.772/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de uitvoering van artikel 7/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009, met het oog op de rapporteringplicht voor installaties die een activiteit als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten verrichten, van gegevens nodig voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : 1°besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 : het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2011; besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten : het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009;3° exploitant van een installatie : de houder van een milieuvergunning van een installatie waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten;4° productbenchmark-subinstallatie : de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage II bij dit besluit een benchmark wordt vastgesteld;5° warmtebenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie of de invoer uit een installatie of andere entiteit waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten van meetbare warmte die : a) binnen de grenzen van de installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of b) wordt uitgevoerd naar een installatie of andere entiteit waar geen activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking;6° brandstofbenchmark-subinstallatie : de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling;7° meetbare warmte : een netto-warmtestroom door identificeerbare pijpleidingen of leidingen met gebruik van een medium voor warmteoverdracht, zoals stoom, hete lucht, water, olie, vloeibaar metaal en zouten, waarvoor een warmtemeter geïnstalleerd is of kan worden;8° warmtemeter : een warmtemeter in de zin van artikel 19 van het koninklijk besluit van 13 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/2006 pub. 09/08/2006 numac 2006011291 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende meetinstrumenten sluiten betreffende meetinstrumenten of enig ander apparaat voor het meten en registreren van de hoeveelheid geproduceerde warmte-energie op basis van debieten en temperaturen;9° niet-meetbare warmte : alle andere warmte dan meetbare warmte;10° procesemissies-subinstallatie : in bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten opgenomen broeikasgasemissies, kooldioxide uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage II bij dit besluit opgenomen productbenchmark, alsook kooldioxide-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage II bij dit besluit opgenomen productbenchmark als gevolg van enige hierna genoemde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof : a) de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;b) de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;c) de decompositie van carbonaten, met uitzondering van die voor de reiniging van rookgassen;d) niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gerichte chemische synthesen waarbij het koolstofhoudend materiaal aan de reactie deelneemt;e) niet in eerste instantie op de opwekking van warmtegericht gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen;f) de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten.

Art. 3.Elke exploitant van een installatie dient alle relevante gegevens te rapporteren die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Art. 4.§ 1. De grenzen van de installatie vallen samen met de grenzen van een milieuvergunning. Indien een exploitant van een installatie op één site over meerdere milieuvergunningen beschikt, kan de exploitant van de installatie de rapportering voor het geheel van de activiteiten op de site samenvoegen tot één rapportering. In voorkomend geval vallen de grenzen van een installatie samen met de grenzen van de samengevoegde milieuvergunningen. § 2. Indien een exploitant van een installatie over een milieuvergunning beschikt die meerdere installaties vergunt die elk als vaste technische eenheid in de zin van artikel 1, 38° van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 kunnen worden aangemerkt, kan de exploitant voor deze installaties de rapportering opsplitsen in een rapportering per installatie. In voorkomend geval vallen de grenzen van elke installatie samen met de grenzen van de vaste technische eenheid en gebeurt per installatie een afzonderlijke berekening van toewijzing van emissierechten.

De afdeling kan nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van de definitie van vaste technische eenheid. § 3. De in § 1 of § 2 vermelde rapportering bepaalt de grenzen van de installatie voor de monitoring en rapportering van emissies en voor het inleveren van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Art. 5.§ 1. De rapportering, vermeld in artikel 3, moet in overeenstemming zijn met de bepalingen in bijlage I bij dit besluit. § 2. De rapportering bevat ten minste de volgende elementen : 1° de referentie(s) van de milieuvergunning(en) van de installatie waarover gerapporteerd wordt;2° de identificatie van de installatie waarover gerapporteerd wordt, de grenzen van de installatie waarover gerapporteerd wordt, en indien van toepassing, de installaties die technisch verbonden zijn met de installatie waarover gerapporteerd wordt;3° de identificatie van elke subinstallatie van de installatie waarover gerapporteerd wordt;4° de relevante informatie en gegevens voor elke in bijlage IV bij dit besluit genoemde parameter;5° een methodologieverslag met een beschrijving van de installatie, de toegepaste compilatiemethodologie, de verschillende gegevensbronnen, de berekeningsstappen en, indien van toepassing, de gemaakte veronderstellingen en de toegepaste methodologie om emissies toe te wijzen aan de betrokken subinstallaties; § 3. Indien de exploitant van een installatie geen recht heeft op de kosteloze toewijzing van emissierechten, moet wat opgenomen is onder § 2, 3° tot en met 5° niet gerapporteerd worden. § 4. De rapportering dient te gebeuren door gebruik te maken van de sjablonen vermeld in bijlage VI en bijlage VII.

Art. 6.De exploitant van een installatie, bezorgt de rapportering tegen uiterlijk 15 juni 2011 aan de afdeling door middel van een betekening en een exemplaar in digitale vorm op een elektronische drager. De papieren versie bevat een door de exploitant ondertekende brief waarin hij verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeen stemmen met de schriftelijke versie.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage I Bepalingen voor het rapporteren van alle relevante gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020 Dit document bevat de bepalingen voor de rapportering van alle relevante gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020, vermeld in artikel 7/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten. HOOFDSTUK I. - Definities Voor de toepassing van dit document gelden de definities van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid sluiten houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 200 7. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing : 1° aanzienlijke capaciteitsuitbreiding : een beduidende verhoging van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie die aan alle volgende omschrijvingen voldoet : a) er vinden een of meer identificeerbare fysische veranderingen plaats met betrekking tot de technische configuratie en werking die verder reiken dan de loutere vervanging van een bestaande productielijn, en b) de subinstallatie verkrijgt een capaciteit die ten minste 10 % hoger ligt in vergelijking met de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie voor de verandering plaatshad, of c) de subinstallatie waarop de fysische veranderingen van toepassing zijn, heeft een significant hoger activiteitsniveau, dat resulteert in een extra toewijzing van emissierechten ter waarde van meer dan 50.000 emissierechten per jaar, wat overeenstemt met minstens 5 % van het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten dat kosteloos aan deze subinstallatie was toegewezen voor de verandering; 2° aanzienlijke capaciteitsvermindering : een of meer identificeerbare fysieke veranderingen die leiden tot een beduidende vermindering van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit en het activiteitsniveau van een subinstallatie van dezelfde grootteorde als een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding;3° aanzienlijke capaciteitswijziging : een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding of een aanzienlijke capaciteitsvermindering;4° toegevoegde capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke uitbreiding, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandelijkse productievolumes in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;5° ingeboete capaciteit : het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie en de geïnstalleerde capaciteit van dezelfde subinstallatie na een aanzienlijke capaciteitsvermindering, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandelijkse productievolumes in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking;6° aanvang van de normale werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstakspecifieke productiecycli tijdens welke de installatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de subinstallatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;7° aanvang van de veranderde werking : de geverifieerde en goedgekeurde eerste dag van een ononderbroken periode van 90 dagen of wanneer de normale productiecyclus in de betrokken bedrijfstak niet in continue productie voorziet, de eerste dag van een periode van 90 dagen opgesplitst in bedrijfstak specifieke productiecycli tijdens welke de veranderde subinstallatie in werking is op ten minste 40 % van de capaciteit waarvoor de uitrusting is ontworpen, waar passend rekening houdend met de subinstallatiespecifieke bedrijfsomstandigheden;8° veiligheidsaffakkeling : de verbranding van proefbrandstoffen en sterk wisselende hoeveelheden proces- of restgas in een aan atmosferische storingen onderhevige eenheid die om veiligheidsredenen uitdrukkelijk vereist is door de betrokken installatievergunningen;9° privé-huishouden : een wooneenheid waarin de personen individueel of in een groep regelingen treffen om zich van meetbare warmte te voorzien;10° redelijke mate van zekerheid : een hoge maar niet absolute mate van zekerheid ten aanzien van de vraag of de te verifiëren gegevens vrij zijn van beduidende onjuiste opgaven; HOOFDSTUK II. - Bepalingen rond de rapportering door de exploitant van een installatie 2.1. Opsplitsing in subinstallaties Elke voor een kosteloze toewijzing in aanmerking komende installatie wordt opgesplitst in een of meer van de volgende subinstallaties : 1° een productbenchmark-subinstallatie;2° een warmtebenchmark-subinstallatie;3° een brandstofbenchmark-subinstallatie;4° een procesemissiebenchmark-subinstallatie. Voor warmtebenchmark-, brandstofbenchmark- en procesemissies-subinstallaties dient op basis van de NACE- en Prodcom-codes een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen processen die wel en processen die niet in dienst staan van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zoals bepaald bij Besluit 2010/2/EU van 24 december 2009 van de Commissie.

Wanneer een installatie waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten meetbare warmte heeft geproduceerd en geëxporteerd naar installatie of andere entiteit waar geen activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten, gaat de exploitant van de installatie ervan uit dat het betrokken proces van de warmtebenchmark-subinstallatie voor deze warmte niet in dienst staat van een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zoals bepaald bij Besluit 2010/2/EU van 24 december 2009 van de Commissie, tenzij voldoende is aangetoond dat de verbruiker van de meetbare warmte behoort tot een bedrijfstak of deeltak die geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico zoals bepaald bij Besluit 2010/2/EU van 24 december 2009 van de Commissie.

De som van de inputs, outputs en emissies van elke subinstallatie mag de inputs, outputs en totale emissies van de installatie niet overschrijden. 2.2. Verzamelen van de referentiegegevens Voor elke voor een kosteloze toewijzing in aanmerking komende installatie, met inbegrip van de installaties die slechts nu en dan in werking zijn, met name installaties die op reserve of stand-by staan en installaties met een seizoenregeling, geeft de exploitant van de installatie alle relevante informatie en gegevens voor elke in bijlage IV genoemde parameter voor alle jaren van de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2008 of, waar toepasselijk, van 1 januari 2009 tot 31 december 2010 dat de installatie in werking was.

De gegevens worden afzonderlijk per subinstallatie verzameld.

Wanneer 95 % van de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die geacht worden te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico als bepaald bij Besluit 2010/2/EU van 24 december 2009, of wanneer 95 % van de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies van de warmtebenchmark-subinstallatie, van de brandstofbenchmark-subinstallatie of van de procesemissies-subinstallatie in dienst staat van bedrijfstakken of deeltakken die niet geacht worden te zijn blootgesteld aan significant CO2-weglekrisico, is de exploitant van de installatie vrijgesteld van het verstrekken van gegevens die nodig zijn om een onderscheid te maken op grond van het CO2-weglekrisico.

De exploitant van de installatie deelt de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke productbenchmark-subinstallatie mee, die als volgt wordt bepaald : 1° in principe is de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit gelijk aan het gemiddelde van de twee grootste maandproductievolumes tijdens de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008, waarbij wordt verondersteld dat de subinstallatie 720 uur per maand en twaalf maanden per jaar bij die belasting heeft gewerkt;2° als het niet mogelijk is om de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit te bepalen in overeenstemming met punt 1°, wordt een experimentele verificatie van de capaciteit van de installatie uitgevoerd onder toezicht van een verificateur om te verzekeren dat de gebruikte parameters typisch zijn voor de betrokken bedrijfstak en dat de resultaten van de experimentele verificatie representatief zijn. Wanneer een subinstallatie tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011 een aanzienlijke capaciteitswijziging heeft ondergaan, dient de exploitant van de installatie naast de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van die subinstallatie die gold tot de aanvang van de veranderde werking ook mededeling te doen van de toegevoegde of, in voorkomend geval, ingeboete capaciteit, alsmede van de geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitswijziging, bepaald op basis van het gemiddelde van de twee hoogste maandproductievolumes in de eerste zes maanden na de aanvang van de veranderde werking. Deze geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie na de aanzienlijke capaciteitswijziging wordt als de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie aangemerkt bij de beoordeling van eventuele verdere aanzienlijke capaciteitswijzigingen.

Inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies waarvoor enkel de gegevens van de gehele installatie beschikbaar zijn, worden evenredig omgeslagen over de relevante subinstallaties, als volgt : 1° als verschillende producten na elkaar in dezelfde productielijn worden vervaardigd, worden de inputs, outputs en de daarmee samenhangende emissies sequentieel toegekend op basis van de jaarlijkse gebruikstijd van elke subinstallatie;2° als het niet mogelijk is de inputs, outputs en de daar samenhangende emissies toe te kennen zoals bepaald onder punt 1°, worden zij toegekend op basis van de massa of het volume van de afzonderlijke vervaardigde producten, van ramingen gebaseerd op de verhouding van de vrije reactie-enthalpie van de betrokken chemische reacties of van een andere geschikte, op een solide wetenschappelijke methodiek berustende verdeelsleutel. 2.3. Vormvereisten voor de rapportering De rapportering moet volledig en consistent zijn. De exploitant van de installatie moet ervoor zorgen dat er geen overlappingen zijn tussen de verschillende subinstallaties en dat er geen dubbeltellingen zijn.

De rapportering moet gebeuren met de nodige zorgvuldigheid, en de gegevens moeten zo nauwkeuring mogelijk verstrekt worden om een redelijke mate van zekerheid ten aanzien van de integriteit van de gegevens mogelijk te maken. 2.4. Ontbrekende gegevens Indien bepaalde gegevens ontbreken, moet de exploitant van de installatie het ontbreken van deze gegevens verantwoorden.

Ontbrekende gegevens moeten door de exploitant uiterlijk tijdens het verificatieproces aangevuld worden op grond van voorzichtige schattingen, met name op basis van de beste industriële praktijken en recente wetenschappelijke en technische kennis. Een voorzichtige schatting betekent dat de geëxtrapoleerde waarde niet meer bedraagt dan 90 % van de op de basis van de beschikbare gegevens verkregen waarde. 2.5. Gebrek aan gegevens over meetbare warmtestromen voor de warmtebenchmark-subinstallaties Indien geen gegevens over meetbare warmtestromen voor de warmtebenchmark-subinstallaties beschikbaar zijn, kan een proxy-waarde worden berekend uit de overeenkomstige energie-input, vermenigvuldigd met het gemeten rendement van de warmteproductie zoals geverifieerd door een verificateur. Als deze rendementsgegevens niet beschikbaar zijn, wordt een standaardrendement van 70 % toegepast op de overeenkomstige energie-input voor de productie van meetbare warmte. HOOFDSTUK III. - Historische activiteitsniveaus De exploitant bepaalt het historisch activiteitsniveau voor elke installatie voor de referentieperiode van 1 januari 2005 tot 31 december 2008, of, indien deze, hoger zijn, voor de referentieperiode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, op basis van de verzamelde gegevens.

Onder productgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt, voor elke product waarvoor een in bijlage II opgenomen productbenchmark werd vastgesteld, verstaan de mediane historische jaarproductie van dit product in de betrokken installatie tijdens de referentieperiode.

Onder warmtegerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan de tijdens de referentieperiode plaatsgevonden mediane historische jaarproductie en/of jaarinvoer uit een installatie waar een activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten van meetbare warmte die binnen de grenzen van de installatie verbruikt werd voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of die wordt uitgevoerd naar een installatie of andere entiteit waar geen activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, uitgedrukt in terajoule per jaar.

Onder brandstofgerelateerd historisch activiteitsniveau wordt verstaan het mediane jaarlijkse historische brandstofverbruik voor de productie van niet-meetbare warmte die werd verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of die wordt uitgevoerd naar een installatie of andere entiteit waar geen activiteit wordt verricht als vermeld in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten, met uitzondering van de uitvoer voor elektriciteitsopwekking, uitgedrukt in terajoule per jaar.

Voor de procesemissies die gepaard gaan met de vervaardiging van producten in de betrokken installatie tijdens de referentieperiode van 1 januari 2005 tot 31 december 2008, of, indien deze, hoger zijn, voor de referentieperiode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, wordt onder procesgerelateerd historisch activiteitsniveau verstaan de mediane historische jaaremissie, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent.

Voor de bepaling van de mediane waarden bedoeld in de leden 1 tot en met 5 worden enkel kalenderjaren tijdens welke de installatie ten minste één dag in werking was, in aanmerking genomen.

Indien de installatie tijdens de betrokken referentieperiode gedurende minder dan twee kalenderjaren in bedrijf was, worden de historische activiteitsniveau berekend op basis van de methode van aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie, vermenigvuldigd met de relevante, bepaalde capaciteitsbenuttingsfactor. De capaciteitsbenuttingsfactor is gebaseerd op naar informatie over de beoogde normale werking, het onderhoud, de courante productiecyclus, energiezuinige technieken en karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak, getoetst aan bedrijfstakspecifieke informatie.

De exploitanten bepalen het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor producten waarop de in bijlage V opgenomen productbenchmarks van toepassing zijn, op basis van de mediane jaarproductie in overeenstemming met die in bijlage weergegeven formules.

Installaties die enkel nu en dan worden gebruikt, met inbegrip van met name installaties die in reserve of stand-by worden gehouden en installaties die werken met een seizoenregeling en die gedurende de referentieperiode in een gegeven kalenderjaar niet ten minste één dag in werking zijn geweest, worden bij de vaststelling van de mediane waarden in aanmerking genomen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° het is duidelijk aangetoond dat de installatie nu en dan wordt gebruikt, meer bepaald regelmatig in bedrijf is als stand-by of reservecapaciteit of in verband met een seizoenregeling;2° de installatie beschikt over een broeikasgasvergunning en alle andere voor exploitatie van de installatie relevante vereiste vergunningen;3° het is technisch mogelijk om de activiteiten op korte termijn op te starten en onderhoud wordt regelmatig uitgevoerd. Wanneer een installatie een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding of aanzienlijke capaciteitsvermindering onderging tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2011, zijn de historische activiteitsniveaus van de betrokken installatie gelijk aan de som van de mediane waarden zonder de aanzienlijke capaciteitswijziging en de historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit.

De historische activiteitsniveaus van de toegevoegde of ingeboete capaciteit zijn gelijk aan het verschil tussen de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van elke subinstallatie die een aanzienlijke capaciteitswijziging onderging, welke capaciteit gold tot de aanvang van de veranderde werking, en de geïnstalleerde capaciteit na de aanzienlijke capaciteitswijziging, vermenigvuldigd met de gemiddelde historische capaciteitsbenutting van de betrokken installatie gedurende de aan de aanvang van de veranderde werking voorafgaande jaren.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-202 0.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage II Productbenchmarks

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Brussel, 27 juni 2011 De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage III Specifieke productbenchmarks

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage IV Parameters voor de verzameling van referentiegegevens

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage V Historisch activiteitsniveau voor specifiek productbenchmarks

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage VI

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 27 juni 2011 houdende de rapportering van gegevens die nodig zijn voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de handelsperiode 2013-2020.

Brussel, 27 juni 2011.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage VII

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Raadpleging van bl. 55800 tot 55840 Beeld van de publicatie deel 1 Raadpleging van bl. 55841 tot 55870 Beeld van de publicatie deel 2 Raadpleging van bl. 55871 tot 55900 Beeld van de publicatie deel 3 Raadpleging van bl. 55901 tot 56000 Beeld van de publicatie deel 4 Raadpleging van bl. 56001 tot 56014 Beeld van de publicatie deel 5

^