Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 07 september 2006
gepubliceerd op 24 oktober 2006

Ministeriële omzendbrief GPI 52 inzake de wet van 1 april 2006 betreffende de agenten van politie, hun bevoegdheden en de voorwaarden waaronder hun opdrachten worden vervuld

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000784
pub.
24/10/2006
prom.
07/09/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


7 SEPTEMBER 2006. - Ministeriële omzendbrief GPI 52 inzake de wet van 1 april 2006 betreffende de agenten van politie, hun bevoegdheden en de voorwaarden waaronder hun opdrachten worden vervuld


Aan de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale politie en aan de lokale politie, Aan de Heer Voorzitter van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (hierna genoemd « Comité P »).

Ter informatie : Aan de Dames en Heren arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie.

Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Mijnheer de Voorzitter van het Comité P, Dames en Heren, 1. Inleiding De wet betreffende de agenten van politie, hun bevoegdheden en de voorwaarden waaronder hun opdrachten worden vervuld (hierna genoemd « de wet betreffende de agenten van politie »), voert het Akkoord van de Regering van 12 juli 2003 uit.Dit akkoord strekt ertoe om de bevoegdheden van de hulpagenten van politie uit te breiden, zodat de politieambtenaren zich zouden kunnen concentreren op de uitvoering van « echte politieopdrachten ». De uitbreiding van de bevoegdheden van de ex-hulpagenten van politie beantwoordt bovendien aan de gewettigde verwachting van de bevolking, in het bijzonder met betrekking tot hun interventiemogelijkheden in geval van heterdaad.

De wettelijke bepalingen betreffende het wegverkeer, de wet op het politieambt (hierna genoemd « WPA ») en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (hierna genoemd « WGP »), werden in dat verband aangepast. 2. Nieuwe benaming De benaming « hulpagent van politie » wordt vervangen door de benaming « agent van politie ».Gelet op het feit dat de verandering van graadsbenaming van rechtswege geschiedt, moet er voor de vroeger benoemde hulpagenten geen nieuw benoemingsbesluit worden genomen.

De wet betreffende de agenten van politie geeft verder aan de Koning de bevoegdheid om de terminologie van de verschillende van kracht zijnde wettelijke bepalingen in die zin aan te passen, door de termen « hulpagent van politie » te vervangen door « agent van politie ».

Sinds het van kracht worden van de wet betreffende de agenten van politie, meer bepaald op 10 mei 2006, moeten de termen « agent van politie » in de door hen opgestelde processen-verbaal worden gebruikt. 3. Statuut van de agent van politie 3.1. De bepalingen betreffende de aanwerving (artikel 117 WGP) Overeenkomstig het vroeger artikel 117 in fine, WGP, waren de hulpagenten van politie ofwel statutaire personeelsleden, ofwel werden zij aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst, terwijl de andere leden van het operationeele kader steeds statutair waren. De wet betreffende de agenten van politie voorziet voortaan dat zij prioritair als statutair worden aangeworven en dat hun aanwerving als contractuelen slechts onder zeer duidelijk omschreven voorwaarden kan geschieden. Zo kunnen zij slechts op basis van een arbeidscontract worden aangeworven als hun betrekking wordt gefinancierd door tijdelijke of wisselende middelen of wanneer de te vervullen opdrachten van tijdelijke, bijzondere of deeltijdse aard zijn.

Deze nieuwe regel brengt geen enkel gevolg teweeg voor de (hulp-) agenten die vóór de inwerkingtreding van de wet betreffende de agenten van politie contractueel werden aangeworven. De artikelen VII.II.50 en VII.II.51 RPPol inzake de mogelijkheid tot statutarisering van de (hulp-) agenten van politie blijven op hen toepasbaar. 3.2. De leiding (artikel 7 WPA) Artikel 7, eerste lid, WPA, wordt toepasselijk gemaakt op de agenten van politie en bevestigt aldus hun ondergeschiktheid aan de exclusieve leiding van de meerderen van de politiedienst waartoe zij behoren. 4. Uitrusting van de agent van politie 4.1. De bewapening In uitvoering van artikel 141 WGP werd een ontwerpbesluit betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (1), uitgewerkt. In afwachting van de inwerkingtreding van dit nieuw koninklijk besluit, blijft de oude reglementering betreffende de bewapening van de politiediensten van vóór de hervorming van toepassing (2).

Overeenkomstig artikel 24 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 wordt de bewapening van de agenten van politie bepaald door het koninklijk besluit van 10 april 1995 (3), de ministeriële omzendbrief POL 26bis (4) en de omzendbrief POL 37ter (5).

Krachtens deze reglementeringen (6) bestaat de reglementaire bewapening van de agenten uitsluitend uit neutraliserende middelen (verstuiver van kleine inhoud, met traangas of elk ander neutraliserend product (pepperspray)). De slagwapens (matrak) en vuurwapens zijn slechts aan de politieambtenaren toegekend.

De wet betreffende de agenten van politie wijzigt ter zake niets en het voornoemd ontwerp van koninklijk besluit herneemt de huidige reglementering. De agenten van politie zijn dus niet gemachtigd een slag- of vuurwapen te dragen, noch, a fortiori, dit te gebruiken. 4.2. Het dragen van handboeien Het gebruik van handboeien door leden van de politiediensten is geregeld door de artikelen 1 en 37 WPA, daar dit een dwangmaatregel uitmaakt.

Het koninklijk besluit betreffende het uniform van de geïntegreerde politie (7), regelt de toekenningsmodaliteiten van de handboeien.

Overeenkomstig artikel 8 van dit besluit wordt de dracht van de handboeien door de leden van het operationeel kader aan de beoordeling van de korpschef of de dienstchef overgelaten. De beslissing van deze laatsten zal onder meer rekening houden met de bevoegdheden toegekend aan de agenten van politie, in het bijzonder in geval van heterdaad en inzake het toezicht op aangehouden personen 5. Bevoegdheid ratione loci van de agenten van politie (artikel 45 WPA) Geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling maakte uitdrukkelijk melding van de territoriale bevoegdheid van de hulpagenten van politie.Artikel 45 WPA was niet op hen van toepassing, aangezien deze agenten geen politieambtenaren zijn (8).

De wet betreffende de agenten van politie maakt een einde aan die juridische onzekerheid door artikel 45 WPA toepasselijk te maken op de agenten van politie. Overeenkomstig het nieuwe artikel 45 WPA vervullen de agenten van politie hun opdrachten in principe op het grondgebied van de politiezone, ook al zijn zij, net zoals de politieambtenaren van de lokale politie, bevoegd om ze te vervullen op het geheel van het grondgebied van het Rijk, bijvoorbeeld in het raam van de Hycap. De aan de agenten van politie toegekende nieuwe bevoegdheden bieden immers de mogelijkheid aan de politiezones om deze agenten in steun te leveren in het raam van de toepassing van de ministeriële richtlijn MFO2 (9).

De agenten van politie die zijn aangeworven bij een dienst van de federale politie, voeren hun opdrachten in principe uit op het bevoegdheidsterritorium van deze dienst. 6. Bevoegdheid ratione materiae van de agenten van politie 6.1. Algemene bevoegdheden van de agenten van politie Artikel 117 WGP bepaalt dat de agenten van politie geen politieambtenaren zijn, maar dat zij bekleed zijn met een beperkte politiebevoegdheid. Zij hebben enkel de bevoegdheden die hen door bijzondere wettelijke bepalingen worden toegekend. Aldus kunnen de agenten, overeenkomstig artikel 58 WGP, geen enkele andere opdracht van bestuurlijke of gerechtelijke politie uitoefenen dan deze die hen zijn toegekend inzake de politie van het wegverkeer en die om toe te zien op de naleving van gemeentelijke politieverordeningen.

De wet betreffende de agenten van politie onderwerpt deze laatsten aan de toepassing van bepaalde bepalingen van de WPA en legt de vorm en de voorwaarden van de uitvoering van hun opdrachten vast, zonder evenwel, en dit moet uitdrukkelijk worden benadrukt, te raken aan het door de WGP gemaakte principieel onderscheid tussen politieambtenaren bekleed met een algemene politiebevoegdheid en agenten van politie bekleed met een beperkte politiebevoegdheid.

De agenten van politie krijgen zo de bevoegdheid om bijstand te verlenen aan de politieambtenaren voor de uitvoering van bepaalde opdrachten (zie punten 7.2 en 7.6). Het verlenen van bijstand door agenten van politie geschiedt principieel slechts punctueel. Deze bevoegdheid moet als subsidiair worden beschouwd en kan nooit als permanente, gestructureerde opdracht worden uitgevoerd.

Het is niet de bedoeling van de wetgever om agenten van politie in te zetten in plaats van politieambtenaren, bvb. in de samenstelling van de interventiepatrouilles . Daar de agenten van politie over een volle bevoegdheid inzake wegverkeer beschikken, kunnen in het raam van deze materie daarentegen wel al dan niet gemengde patrouilles worden ingezet.

Naast de voornoemde bevoegdheden hebben de agenten een algemeen veiligheidstoezicht buiten het toepassingsgebied van het verkeersreglement en voeren zij een zeker aantal administratieve taken uit die inherent zijn aan de werking van een politiedienst (10). 6.2. Bijzondere bevoegdheden van de agenten van politie in het raam van het wegverkeer 6.2.1.Vaststelling van de verkeersongevallen (artikel 58 WGP) De agenten van politie zijn bevoegd om door middel van proces-verbaal de inbreuken op de wet over het wegverkeer (11) en haar uitvoeringsbesluiten (12) vast te stellen.

Vóór de wet betreffende de agenten van politie varieerde deze bevoegdheid al naargelang het een ongeval met stoffelijke schade betrof dan wel of het ging over een ongeval met gekwetsten of doden, waarbij de hulpagenten bij deze laatste categorie niet mochten optreden.

Om een einde te stellen aan die situatie, die geen enkele meerwaarde opleverde voor het goede verloop van het onderzoek en praktische moeilijkheden opleverde, en om te vermijden dat de tussenkomst van een agent van politie als onwetmatig zou worden beschouwd in het geval dat hij tussenkomt bij een verkeersongeval dat later werd gekwalificeerd als onvrijwillige slagen en verwondingen of een ander misdrijf voorzien door het Strafwetboek, heeft de wet betreffende de agenten van politie een nieuw tweede lid toegevoegd aan artikel 58 WGP, dat de agenten van politie thans bevoegd maakt om een verkeersongeval, welke de omstandigheden ervan ook mogen zijn, vast te stellen en daarover proces-verbaal op te stellen. 6.2.2. Vaststelling in het raam van het parkeren Paragraaf 2, tweede lid, van artikel 29 van de wet over het wegverkeer (13), depenaliseert het niet naleven van de reglementen betreffende het parkeren voor beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren op plaatsen voorbehouden voor bewoners. Tot een door de Koning te bepalen datum kunnen deze feiten echter nog worden vastgesteld door de agenten van politie met het oog op de vestiging van een parkeerretributie of -belasting opgelegd door de gemeenten, verschuldigd krachtens de wet van 22 februari 1965 (14). 6.2.3.Wetgeving betreffende het vervoer over de weg, het spoor of de waterwegen Hoewel artikel 58 WGP expliciet vermeldt dat de agenten van politie bevoegd zijn met betrekking tot het wegverkeer, wordt deze bevoegdheid in deze materie hen niet automatisch toegekend. De wetten en reglementen dienaangaande moeten de agenten van politie uitdrukkelijk vermelden als agenten die bevoegd zijn voor de toepassing ervan.

De wet betreffende de agenten van politie werkt de dubbelzinnigheden inzake de hen toegekende bevoegdheden weg door de terminologie van de ter zake van kracht zijnde teksten aan te passen aan de nieuwe politiestructuur.

Aldus maakt artikel 4 van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg (15), het geheel van de leden van het operationeel kader van de federale en lokale politie bevoegd om de sterke arm te verlenen aan de gekwalificeerde ambtenaren die moeten toezien op de uitvoering van deze wet. 6.3. Administratieve taken (artikel 25 WPA) De omzendbrief van 16 februari 1999 betreffende de administratieve taken van de politiediensten (16) suggereerde dat artikel 25 van de WPA, dat bepaalt dat administratieve taken aan politieambtenaren slechts mogen worden toevertrouwd door of krachtens een wet, tevens van toepassing zou moeten worden gemaakt op de agenten van politie. De wet betreffende de agenten van politie past voornoemd artikel 25 in die zin aan.

De termen « administratieve taken » omvatten hier vanzelfsprekend de verschillende taken opgenomen in voornoemde omzendbrief van 1999 en niet de opdrachten van administratieve of logistieke aard zoals de archivering, verschillende bureau opdrachten of nog het onthaal op het commissariaat, waarvoor de agenten van politie kunnen worden ingezet op basis van de omzendbrief POL37. 7. Nieuwe bevoegdheden toegekend door de wet betreffende de agenten van politie 7.1. Identiteitscontrole (artikel 58 WGP) Reeds vóór het bestaan van de wet betreffende de agenten van politie konden deze laatsten bij toepassing van artikel 58, in fine, WGP, binnen de perken van hun bevoegdheden de identiteit van elke persoon die een inbreuk pleegde, controleren.

De wet betreffende de agenten van politie heeft, door een aanpassing van de WPA, de bevoegdheden van de agenten van politie uitgebreid op het vlak van de bijstand aan politieambtenaren, de bewaking van aangehouden personen en de heterdaadsituaties (cfr. Infra). Het voornoemd artikel 58 werd uitgebreid om te verwijzen naar vermelde bevoegdheden. In de nieuwe versie van dit artikel, impliceren de woorden « binnen de bevoegdheden bedoeld in het eerste en het tweede lid » dat de agenten van politie mogen overgaan tot identiteitscontroles in het raam van de uitvoering van hun bevoegdheden inzake het wegverkeer, de gemeentelijke reglementering, de vaststelling van verkeersongevallen, de bijstand aan politieambtenaren, de bewaking van aangehouden personen, de bestuurlijke inbeslagneming en bij heterdaadsituaties. 7.2. Bijstand bij de uitvoering van doorzoekingen van gebouwen en transportmiddelen (artikel 44/13, 1°, WPA) Daar waar artikel 27 WPA met betrekking tot de bestuurlijke doorzoeking van gebouwen onbebouwde zones en transportmiddelen in geval van ernstig of nakend gevaar voor rampen, onheil of schadegevallen of wanneer de lichamelijke integriteit van personen ernstig wordt bedreigd, deze bevoegdheid voorbehoudt aan politieambtenaren, kent de wet (artikel 44/13 WPA) de bevoegdheid toe tot bijstand van de agenten van politie aan de politieambtenaren bij de uitvoering van die doorzoekingen van gebouwen en transportmiddelen.Hoewel artikel 44/13, 1°, WPA de gebouwen en de transportmiddelen vermeldt, kunnen de agenten van politie eveneens worden gevorderd voor de doorzoeking van onbebouwde zones.

Deze bijstand wordt uitgevoerd op bevel van, naar gelang van het geval, een officier van gerechtelijke of bestuurlijke politie, onder de verantwoordelijkheid van de bevelvoerende officier of de politieambtenaar aan wie steun wordt gegeven en met naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 27 WPA. 7.3. Bewaking van aangehouden personen (artikel 44/13, 2°, WPA) De wet betreffende de agenten van politie maakt de agenten van politie bevoegd om aangehouden personen te bewaken. De ratio legis van deze nieuwe taak is uiteraard dezelfde als deze inzake de fouilleringen van personen (zie infra), gebouwen en transportmiddelen, namelijk het vertrouwen bewaren dat de bevolking stelt in het optreden van de leden van het operationeel kader van de politiediensten en het de politieambtenaren mogelijk maken zich te concentreren op zuivere politieopdrachten, met name door aan de agenten van politie opdrachten toe te vertrouwen die geen uitgebreide politiebevoegdheid behoeven.

Het doel van de wetgever is niet om de agenten van politie deze taken alleen te laten uitvoeren. Zij voeren deze opdracht uit onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie (art. 31 en 34 WPA) of van gerechtelijke politie (art. 15 WPA) die het bevel heeft gegeven.

Het is belangrijk te preciseren dat deze bevoegdheid enkel wordt uitgeoefend inzake de bewaking van aangehouden personen en dat zij niet andere activiteiten met betrekking tot aangehouden, gevangen of opgehouden personen omvat, zoals bijvoorbeeld de overbrenging of de uithaling. 7.4. Bestuurlijke inbeslagneming en vraag om hulp of bijstand (artikelen 30, 42 en 44/17 WPA) Het nieuw artikel 44/17 WPA, stelt de agenten van politie gelijk met politieambtenaren voor de toepassing van de artikelen 30 en 42 WPA. De eerste gelijkstelling laat aan de agenten van politie toe een voorwerp of een dier dat een gevaar betekent voor het leven of de lichamelijke integriteit van de personen en de veiligheid van goederen, aan de vrije beschikking van zijn eigenaar of bezitter te onttrekken (artikel 30 WPA).

De tweede gelijkstelling laat aan de agenten van politie toe wanneer zij in gevaar gebracht worden bij het vervullen van hun opdrachten of wanneer andere personen in gevaar zijn, de hulp of bijstand van de ter plaatse aanwezige personen te vorderen (artikel 42 WPA).

Aangezien de toekenning van deze bevoegdheden aan de agenten van politie geschiedt door de gelijkstelling van deze laatsten met de politieambtenaren voor de toepassing van de artikelen 30 en 42 WPA, moet de uitoefening van deze nieuwe bevoegdheden door de agenten van politie dan ook conform de voorwaarden, opgenomen in voornoemde artikelen, geschieden. 7.5. Recht om een persoon vast te houden (artikel 44/15, eerste lid, WPA) De bevoegdheid waarover de agenten van politie beschikken om een persoon die bij een misdaad of wanbedrijf op heterdaad werd betrapt, vast te houden, is in artikel 1, 2° van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ingeschreven (17).

Aangezien de wet betreffende de voorlopige hechtenis bijzonder beknopt is en aangezien dat enkele van haar toepassingsvoorwaarden enkel in de rechtsleer zijn toegelicht, achtte de wetgever het aangewezen om de bevoegdheid van de agenten van politie ter zake te herdefiniëren. Er werd geopteerd voor een expliciete omschrijving van deze voorwaarden zodat er geen enkele onduidelijkheid meer zou bestaan met betrekking tot de omstandigheden waarin de bijzonder verregaande maatregel van vrijheidsberoving kan worden toegepast.

De heterdaad is de basis om deze politieopdrachten aan agenten van politie toe te vertrouwen. Voor deze toepassing wordt het concept van de heterdaad (18) in enge zin gehanteerd, namelijk wanneer het wanbedrijf of de misdaad wordt gepleegd of net is gepleegd of wanneer de dader wordt gevolgd door het openbaar geroep. De derde hypothese van artikel 41 SV., met name het geval waarin de persoon kort na het misdrijf wordt aangetroffen met bewijzen van het misdrijf op hem, werd niet weerhouden.

De agent van politie die een persoon vasthoudt in voornoemde situatie moet onmiddellijk een politieambtenaar waarschuwen.

De algemene termijn inzake de vrijheidsberoving is van toepassing op het vasthouden van een persoon door een agent van politie en kan in geen enkel geval langer dan 24 uur duren. Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de betrokken persoon ten gevolge van de tussenkomst van de agent van politie niet meer beschikt over de vrijheid om te gaan en te komen. 7.6. Fouillering van personen 7.6.1. Veiligheidsfouille (artikelen 44/13, 1°, en 44/15, tweede lid, WPA) Gelet op artikel 28, §1, WPA, mogen veiligheidsfouilles enkel worden uitgevoerd door een politieambtenaar.

Het nieuwe artikel 44/13 WPA(19) voorziet echter dat de agenten van politie hulp kunnen verlenen aan politieambtenaren bij de uitvoering van veiligheidsfouilles. Deze hulp wordt verleend op bevel van een officier van bestuurlijke politie en onder verantwoordelijkheid van deze laatste of van de politieambtenaar die om de hulp heeft verzocht, mits naleving van de voorwaarden die de WPA oplegt voor de uitvoering van deze bevoegdheid door de politieambtenaren.

Voorts zijn de agenten van politie bij hun tussenkomst in geval van heterdaad, voortaan bevoegd om over te gaan tot een veiligheidsfouille als er redelijke vermoedens zijn om, op basis van materiële aanwijzingen, van de omstandigheden of op basis van het gedrag van de opgehouden persoon, te denken dat hij op zich wapens of voor de openbare orde gevaarlijke voorwerpen draagt. Zij zijn hiervoor bevoegd op basis van het nieuwe artikel 44/15, tweede lid, WPA (20). 7.6.2. Gerechtelijke fouille (artikel 44/13, 1°, WPA) Zoals bij de veiligheidsfouille, schrijft de WPA (21) voor dat een gerechtelijke fouille moet worden uitgevoerd door een politieambtenaar.

In het raam van hun nieuwe opdrachten van bijstand aan politieambtenaren, mogen de agenten van politie thans, op bevel van een officier van gerechtelijke politie, hun hulp verlenen aan een politieambtenaar voor de uitvoering van een dergelijke fouille. Deze hulp wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als deze van de veiligheidsfouille. 7.7. Tegenhouden van een voertuig/vervoersmiddel (artikel 44/15, derde lid, WPA) Naast het recht om een op heterdaad betrapt persoon tegen te houden en de naar aanleiding hiervan uitgevoerde bestuurlijke fouille (veiligheidsfouille), maakt het nieuwe artikel 44/15 WPA (22) met betrekking tot de bevoegdheden van de agenten van politie in geval van heterdaad, deze laatsten ook bevoegd om in deze omstandigheid het voertuig of het transportmiddel tegen te houden waarvan vermoed wordt dat het door de betrokken persoon werd gebruikt, als er redelijke gronden op basis van materiële aanwijzingen zijn, om te vermoeden dat dit voertuig gediend heeft om : - een inbreuk te plegen - of er voor de openbare orde gevaarlijke voorwerpen, overtuigingsstukken of bewijselementen van het misdrijf mee te vervoeren.

De agent van politie gaat niet over tot de doorzoeking van het voertuig; hij houdt het slechts tegen tot een politieambtenaar tussenkomt, en desgevallend overgaat tot de nodige bestuurlijke of gerechtelijke zoeking. 7.8. Gebruik van geweld (artikelen 44/14 en 44/15, vierde lid, WPA) Waar artikel 1 WPA op algemene wijze toelaat aan de politiediensten om in de omstandigheden voorgeschreven door de wet dwangmiddelen aan te wenden om hun opdrachten uit te voeren, beoogt artikel 37 WPA, waarin de wettelijke voorwaarden zijn omschreven om geweld te gebruiken, enkel politieambtenaren.

De agenten van politie kunnen voortaan geweld gebruiken, indien de voorwaarden van artikel 37 WPA worden gerespecteerd en dit in het raam van de uitvoering van hun nieuwe opdrachten van bijstand aan politieambtenaren (23) en bij de bevoegdheden hen toegekend in geval van heterdaad (24). 8. Nieuwe verplichtingen voor de agenten van politie Het ware onlogisch de agenten van politie nieuwe taken en bevoegdheden toe te kennen, die tot op heden uitsluitend aan politieambtenaren waren toegekend, zonder hen parallel een aantal verplichtingen op te leggen die door de WPA aan politieambtenaren zijn opgelegd.Deze verplichtingen zijn vooral een waarborg tegen het oneigenlijk en abusief gebruik van de bevoegdheden toegekend door de WPA. 8.1. Verbod om opgehouden personen bloot te stellen aan de publieke nieuwsgierigheid (artikelen 35 en 44/17 WPA) Artikel 35 WPA legt aan de politieambtenaren de verplichting op om het privé-leven van aangehouden, gevangen of opgehouden personen te beschermen en is thans toepasselijk gemaakt op de agenten van politie.

Het opleggen van deze verplichting aan de agenten van politie is het logisch gevolg van de toekenning aan laatstgenoemden van bevoegdheden om personen tegen te houden of over te gaan tot bestuurlijke fouillering in geval van heterdaad en opdrachten van bijstand in de uitvoering van fouilleringen van personen en bewaking van aangehouden personen. 8.2. Wederzijdse hulp (artikelen 43, 44/12 en 44/17 WPA) De artikelen 44/12 en 44/17(25) WPA, herinneren eraan dat de principes van wederzijdse hulp en efficiënte samenwerking het optreden van het geheel van de politiediensten moeten leiden en dus tevens op de agenten van politie toepasselijk zijn.

De hulp wordt verleend door de agenten van politie onder de verantwoordelijkheid van de politieambtenaar of agent van politie die deze hulp geniet en met respect voor de voorwaarden die de WPA oplegt bij de uitvoering van opdrachten door de politieambtenaren. 8.3. Controle van de verwerking van informatie (artikelen 44/7, 44/11 en 44/17 WPA) De agenten van politie krijgen, net zoals de politieambtenaren, in het raam van de uitoefening van hun opdrachten kennis van gegevens met privé karakter en informatie die andere politiediensten kunnen aanbelangen. Bijgevolg zijn de bepalingen van de WPA die de controle op het gebruik van privé-gegevens door de personeelsleden van de politiediensten en de sanctionering van het achterhouden van politionele informatie regelen, voortaan op hen van toepassing. 8.4. Verplichting tot legitimatie Ten slotte gelden voor de agenten van politie dezelfde verplichtingen als voor de politieambtenaren inzake het doen blijken van hun hoedanigheid middels hun legitimatiekaart.

U gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, de datum waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.

De Minister, P. DEWAEL _______ Nota's (1) Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook van de bewapening van de politieambtenaren bij het Comité P, het Comité I en de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie.(2) Artikel 24 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (Belgisch Staatsblad 6 april 2001).(3) Belgisch Staatsblad 23 mei 1995.(4) Ministeriële omzendbrief POL 26bis van 3 mei 1995 betreffende de bewapening van de gemeentepolitie, die de omzendbrief POL 26 van 9 oktober 1986 vervangt.(5) Omzendbrief POL 37 van 28 januari 1993 betreffende het statuut van de hulpagent van politie, ter vervanging van de omzendbrief POL 37 van 5 februari 1991 (Belgisch Staatsblad 2 februari 1993), aangevuld met de omzendbrief POL 37bis van 10 juni 1997 (Belgisch Staatsblad 4 juli 1997) en gewijzigd door de omzendbrief POL 37ter van 29 mei 1998 (Belgisch Staatsblad 26 juni 1998).(6) Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 april 1995, ingevoerd door het koninklijk besluit van 23 april 1998 (Belgisch Staatsblad , 12 mei 1998);hoofdstuk I, punten B.1. en C.1. van de omzendbrief POL 26bis ; omzendbrief POL 37ter (Belgisch Staatsblad 26 juni 1998). (7) koninklijk besluit van 10 juni 2006 betreffende het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus (Belgisch Staatsblad 14 juli 2006).(8) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 117, derde lid WGP.(9) Dwingende richtlijn van 2 augustus 2005 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake de versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie.(10) Omzendbrief POL 37, op cit.(11) Artikel 62 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad 27 maart 1968).(12) Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad 27 maart 1968).(13) Wet die de gemeenten toelaat retributies toepasselijk te maken op het parkeren van motorvoertuigen (Belgisch Staatsblad, 23 maart 1965).(14) Belgisch Staatsblad, 4 april 1969.(15) Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad 27 maart 1968).(16) Belgisch Staatsblad, 14 april 1999.Een ontwerp van omzendbrief om deze op te heffen en te vervangen wordt thans opgesteld. (17) Belgisch Staatsblad, 14 augustus 1990.(18) Artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering.(19) Ingevoegd door artikel 6 van de wet betreffende de agenten van politie.(20) Ibidem.(21) Artikel 28, § 2, WPA.(22) Ingevoegd door artikel 6 van de wet betreffende de agenten van politie.(23) Nieuwe artikelen 44/12 en 44/13,1° WPA.(24) Nieuw artikel 44/15 WPA. (25) Dewelke het artikel 43 WPA toepasselijk maakt op de agenten van politie.

^