Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 13 maart 2007
gepubliceerd op 16 april 2007

Ministeriële omzendbrief betreffende de samenstelling, de handel en het gebruik van bepaalde types dierenvoeders met een hoog gehalte aan toevoegingsmiddelen of voedermiddelen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2007022478
pub.
16/04/2007
prom.
13/03/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU


13 MAART 2007. - Ministeriële omzendbrief betreffende de samenstelling, de handel en het gebruik van bepaalde types dierenvoeders met een hoog gehalte aan toevoegingsmiddelen of voedermiddelen


Deze omzendbrief is gericht aan alle operatoren die actief zijn in de productie van en/of de handel in zogenaamde « voedingssupplementen » bestemd voor dieren, evenals aan de gebruikers ervan.

De bedoeling van deze omzendbrief is om de aandacht te vestigen op het feit dat deze « voedingssupplementen » moeten voldoen aan de wettelijke bepalingen opgenomen in de volgende wetteksten : - het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren; - het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren; - in voorkomend geval, het koninklijk besluit van 20 juli 1995 betreffende dierenvoeders bestemd voor een bijzondere voeding (indien het dierenvoeders met een bijzonder voedingsdoel betreft); - de verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding.

Deze wetteksten zijn beschikbaar op de website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (www.health.fgov.be > dieren en planten > dierengezondheid > dierenvoeding). 1. Achtergrond In het verleden werd de handel en het gebruik van bepaalde types dierenvoeders met een hoog gehalte aan toevoegingsmiddelen of voedermiddelen (ook wel « voedingssupplementen » genoemd) onder bepaalde voorwaarden getolereerd in afwachting van een meer specifieke wetgeving ter zake.Dit omwille van het feit dat deze producten reeds vele jaren op de markt waren in België en in andere lidstaten.

Echter, door de inwerkingtreding van de verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding, die van toepassing is sinds 18 oktober 2004, werd de handel en het gebruik van toevoegingsmiddelen en mengsels daarvan (voormengsels) volledig geharmoniseerd op Europees vlak. Het is voor de lidstaten dan ook niet langer toegelaten enige afwijking te voorzien op deze regels.

Dit betekent dat de huidige Belgische en Europese dierenvoederwetgeving alle mogelijke producten bestemd voor het voederen van dieren volledig afdekt en er voorlopig geen specifieke regels voor « voedingssupplementen » voor dieren zullen worden opgesteld, noch op nationaal, noch op Europees vlak. 2. Wettelijk kader « Voedingssupplementen » moeten voldoen aan de huidige wetgeving met betrekking tot dierenvoeders.Deze producten beantwoorden immers aan de definitie van « dierenvoeders » zoals opgenomen in artikel 3, punt 4, van de verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden : « alle stoffen en producten, inclusief additieven, verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn om te worden gebruikt voor orale vervoedering aan dieren ».

Gelet op de samenstelling en gebruikswijze van deze producten, moeten « voedingssupplementen » verhandeld worden als « aanvullende dierenvoeders », zoals gedefinieerd in artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren.

Meer concreet betekent dit dat deze producten (aanvullende dierenvoeders) moeten voldoen aan de volgende specifieke vereisten wat betreft samenstelling, manier van toediening en etikettering. 2.1. Samenstelling A. Deze producten mogen enkel toevoegingsmiddelen bevatten die zijn opgenomen in het Communautair Register (positieve lijst) dat werd opgesteld overeenkomstig artikel 17 van de verordening (EG) nr. 1831/2003. Hierbij dienen eveneens de op Europees vlak vastgestelde toelatingsvoorwaarden (diersoort- of categorie, toegelaten dosering,...) gerespecteerd te worden. Een link naar dit Register evenals een gecoördineerde versie van de lijst van toegelaten toevoegingsmiddelen zijn terug te vinden op bovenvermelde website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

B. Indien deze producten voedermiddelen bevatten zoals gedefinieerd in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 8 februari 1999, dan moeten deze voldoen aan de algemene bepalingen van de artikelen 3 en 4 van hetzelfde koninklijk besluit. Meer bepaald moeten zij gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit zijn en mogen zij geen gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Ook mogen zij niet voorkomen in de lijst van verboden ingrediënten zoals vastgesteld in hoofdstuk V, punt 8, van de bijlage bij voornoemd koninklijk besluit.

Wat betreft het gebruik van planten in de dierenvoeding wens ik te verduidelijken dat volledige planten of kruiden (of delen ervan, eventueel gedroogd of gemalen) worden beschouwd als voedermiddelen, en niet als toevoegingsmiddelen. Dit houdt in dat de operator die een dierenvoeder op basis van planten produceert en/of commercialiseert in alle gevallen verantwoordelijk is om te verifiëren of zijn product voldoet aan de algemene bepalingen van artikel 3 van bovenvermeld koninklijk besluit van 8 februari 1999.

De lijst met planten die een risico inhouden voor de gezondheid van de mens is opgenomen in bijlage bij het koninklijk besluit van 29 augustus 1997 betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten. Deze lijst kan echter enkel dienen als een indicatieve lijst aangezien de planten hierin uitsluitend werden geëvalueerd voor wat betreft hun risico voor de gezondheid van de mens, en niet voor de gezondheid van dieren.

Natuurlijke extracten uit planten of kruiden (bijvoorbeeld etherische oliën) daarentegen worden beschouwd als toevoegingsmiddelen, en meer bepaald als « aromatische stoffen », zoals gedefinieerd in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1831/2003. Dit betekent dat in de dierenvoeding enkel die kruidenextracten mogen gebruikt worden die zijn opgenomen in het bovenvermelde Communautair Register.

C. Producten die als « aanvullend dierenvoeder » in het verkeer worden gebracht dienen eveneens te voldoen aan de bepalingen van artikel 8 van het ministerieel besluit van 12 februari 1999.

Opmerking : producten die hogere gehalten aan toevoegingsmiddelen bevatten dan toegelaten voor aanvullende dierenvoeders kunnen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 en het ministerieel besluit van 12 februari 1999, beschouwd worden als « voormengsels » bestemd voor de bereiding van mengvoeders.

Voormengsels mogen echter uitsluitend geleverd worden aan erkende, geregistreerde of toegelaten fabrikanten van mengvoeders. Deze producten worden niet beschouwd als voedingssupplementen. 2.2. Manier van toediening A. Overeenkomstig de definitie van « dierenvoeder » (zie eerder), mogen deze aanvullende dierenvoeders uitsluitend worden toegediend via orale weg.

B. Individuele toediening via vaste of vloeibare formuleringen (pasta's, tabletten, vloeibare formuleringen,...) wordt getolereerd op voorwaarde dat de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren worden gerespecteerd.

C. De verordening (EG) nr. 1831/2003 stelt dat toevoegingsmiddelen en voormengsels aan dierenvoeder of water kunnen worden toegevoegd op voorwaarde dat dit expliciet voorzien is in de (EG) vergunning van het additief. Echter, tot op heden is nog geen enkel toevoegingsmiddel vergund voor toediening via (drink)water.

Het toedienen van toevoegingsmiddelen, voormengsels of aanvullende dierenvoeders via (drink)water aan dieren is, gelet op de geldende Europese dierenvoederwetgeving, momenteel dan ook niet toegelaten.

In afwachting van een regularisatie in het kader van verordening (EG) nr. 1831/2003 kan echter, bij wijze van uitzondering, het toedienen van aanvullende dierenvoeders via oplossing in (drink)water worden getolereerd op voorwaarde dat : - de maximum toegelaten dagdosis, zoals vastgesteld in de vergunning van elk additief, niet wordt overschreden en de bepalingen van artikel 8 van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 worden gerespecteerd; - de toediening van dit voeder beperkt is in de tijd en enkel dient om aan een tijdelijk toegenomen en specifieke voedingsbehoefte van dieren in bepaalde houderij- of levensomstandigheden te voldoen; - deze aanvullende voeders geen coccidiostatica, histomonostatica of zoötechnische toevoegingsmiddelen bevatten. 2.3. Etikettering A. Aanvullende dierenvoeders moeten geëtiketteerd worden overeenkomstig de voorschriften vastgesteld in artikel 24 en volgende van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 en artikel 11 van het ministerieel besluit van 12 februari 1999.

B. Niettegenstaande het feit dat de huidige dierenvoederwetgeving geen definitie voorziet, is de term « voedingssupplement » vrij ingeburgerd en algemeen verspreid. Bovenop de verplichte vermelding van de term « aanvullend dierenvoeder » (zie punt A ) kan, voor wat betreft aanvullende dierenvoeders waarvan de toediening beperkt is in de tijd en enkel dient om aan een tijdelijk toegenomen en specifieke voedingsbehoefte van dieren in bepaalde houderij- of levensomstandigheden te voldoen (vermeld in de gebruiksaanwijzing van het dierenvoeder), de term « voedingssupplement » facultatief vermeld worden.

In het geval van voormengsels (zie punt 2.1.C) mag de vermelding « voedingssupplement » bijgevolg niet gebruikt worden.

C. Voor wat betreft beweringen of andere vermeldingen op het etiket of op andere documenten (folders, facturen, catalogi, verkoopcontracten, websites,...) gerelateerd aan een product, stelt artikel 28 van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 duidelijk dat deze vermeldingen : - de koper niet mogen misleiden door aan het voeder bepaalde uitwerkingen of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit of door de indruk te wekken dat het voeder bepaalde bijzondere kenmerken zou bezitten, terwijl alle soortgelijke voeders dezelfde kenmerken hebben; - geen betrekking mogen hebben op eigenschappen inzake het voorkomen, het behandelen of het genezen van een ziekte (therapeutische/profylactische claims die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen zijn verboden); - betrekking moeten hebben op objectieve of meetbare gegevens die kunnen worden aangetoond (claims en andere beweringen moeten onderbouwd zijn met objectieve studies of andere gegevens); - duidelijk gescheiden moeten zijn van de verplichte of facultatieve vermeldingen overeenkomstig voornoemd koninklijk besluit. 3. Slot- en overgangsbepalingen Teneinde de voorheen getolereerde afwijkingen op de etikettering van de desbetreffende producten in overeenstemming te brengen met bovenvermelde wetgeving, wordt een overgangstermijn voorzien van 6 maanden te rekenen vanaf de datum van publicatie van deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad. Ook dienen de diverse operatoren actief in de productie en/of handel van deze producten zich binnen diezelfde termijn in regel te stellen met de bepalingen van : - het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; - het koninklijk besluit van 21 februari 2006 tot vaststelling van de voorwaarden inzake erkenning en toelating van inrichtingen in de diervoedersector.

Overeenkomstig artikel 4 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), valt de controle op de toepassing van het geheel van bovenvermelde wetgeving evenals het vaststellen van eventuele sancties onder de bevoegdheid van het FAVV. Alle vroegere communicatie en briefwisseling met betrekking tot de handel en het gebruik van « voedingssupplementen » en aanverwante producten bestemd voor dierenvoeding moet overeenkomstig deze omzendbrief geïnterpreteerd worden.

Brussel, 13 maart 2007.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^