Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 15 december 2000
gepubliceerd op 16 februari 2001

Omzendbrief nr. 2000/MINFP/009 inzake de opvang van personen die tot dienstverlening werden veroordeeld en minderjarigen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027091
pub.
16/02/2001
prom.
15/12/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST


15 DECEMBER 2000. - Omzendbrief nr. 2000/MINFP/009 inzake de opvang van personen die tot dienstverlening werden veroordeeld en minderjarigen


Aan de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut die van het Gewest afhangen.

Mijnheer de Minister-President, Mevrouw en Mijne Heren Ministers, Mijne Heren Secretarissen-generaal, Dames en Heren leidende ambtenaren bevoegd voor personeelszaken, De Regering heeft er op zijn vergadering van 15 december 2000 mee ingestemd dat de diensten en de instellingen van openbaar nut die van het Gewest afhangen vrijwillig dienstverleners en minderjarigen tewerkstellen nadat ze hen door de rechtbank of het jeugdparket werden toevertrouwd.

Met deze omzendbrief worden u inlichtingen verstrekt over de bepalingen in verband met bovenbedoelde tewerkstellingsmaatregelen en over de toepassing ervan. 1. De dienstverlening wordt geregeld bij de artikelen 1 en 1bis van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. Artikel 1 voorziet dat het hof van beroep, de correctionele rechtbank en de politierechtbank, wanneer de uitspraak van de veroordeling wordt opgeschort of wanneer uitstel van tenuitvoerlegging van de gehele gevangenisstraf bevolen wordt, bij machte zijn om die maatregelen gelijk met bijzondere voorwaarden op te leggen, namelijk de verplichting om binnen de twaalf maanden die volgen op de datum waarop het oordeel of het arrest in kracht van gewijsde zijn getreden, minstens twintig en hoogstens tweehonderd veertig uur dienst te verlenen.

In artikel 1bis wordt dienstverlening als volgt omschreven : « Activiteit die door de probatiecommissie wordt bepaald op grond van de lichamelijke en verstandelijke geschiktheid van degene die haar moet verrichten ».

Per rechtbank van eerste aanleg is een probatiecommissie ingesteld, bestaande uit één voorzitter, werkend of eremagistraat, en twee leden : - een advocaat, aangewezen door de Minister van Justitie uit twee namenlijsten die respectievelijk door de procureur des Konings en door de stafhouder van de Orde werden opgesteld; - een ambtenaar aangewezen door de minister van Justitie.

Het doel van die maatregel is drievoudig : - ervoor zorgen dat de rechtbank geen korte gevangenisstraf hoeft uit te spreken indien dit niet onontbeerlijk is; - de rechtzoekende bestraffen door hem ertoe te verplichten een nuttige activiteit te verrichten ten bate van de gemeenschap en hem tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om zijn gezins- en beroepsverantwoordelijkheid te blijven opnemen; - de gemeenschap de gelegenheid geven om op een positieve manier bij te dragen tot de wederopname van delinquenten.

Voor de activiteiten die de op probatie vrijgelaten persoon verricht buiten diens school- of beroepswerkzaamheden, wordt in geen enkele vergoeding voorzien.

Dienstverlening is enkel mogelijk bij de openbare diensten van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies en de gemeenten dan wel bij v.z.w.'s of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel doel.

Er mag tijdens de dienstverlening geen enkele werkzaamheid worden verricht die over het algemeen wordt uitgevoerd door vergoede werknemers van de aangewezen openbare dienst of vereniging.

Bij wijze van voorbeeld worden volgende activiteiten aangehaald : - de omgeving opwaarderen (groene ruimten, paden schoonmaken, enz.); - onderhouds- en verfraaiingswerken uitvoeren (opsnoeien, schoonmaken, werken in tuinen uitvoeren, enz.); - allerlei herstelwerk uitvoeren (wilde aanplakking, graffiti wegwerken, enz.); - solidariteitstaken uitvoeren (ten gunste van mindergegoede personen, voor bejaarden, als ziekendrager, enz.); - administratieve taken uitvoeren (bureau-, secretariaatswerk, enz.); - culturele taken uitvoeren (archeologische opgravingen, baliedienst in musea, enz.).

Als maatstaf voor de toelating geldt dat de tewerkstelling in een openbare dienst niet ten koste van de normale werkzaamheden van die openbare dienst mag gebeuren en dat die tewerkstelling niet aangewend wordt om geen personeel in dienst te nemen.

Na het maatschappelijk onderzoek wordt de beslissing om het systeem van de dienstverlening in te schakelen voor uitvoering overgemaakt aan de probatiecommissie. Die commissie wijst de instelling aan waarbij de dienstverlening verricht moet worden; zij beslist eveneens over begindatum en duur van de dienstverlening.

De probatiecommissie wijst ook de probatieassistent aan die verantwoordelijk zal zijn voor de organisatie, de opvolging dan wel begeleiding en de evaluatie van de dienstverlening.

Er wordt een overeenkomst tussen de betrokken instelling, de dienstverlener en de probatieassistent afgesloten overeenkomstig het ministerieel besluit van 19 december 1994 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de dienstverlening en de opleiding.

Bij beëindiging van de dienstverlening brengt de probatieassistent een omstandig verslag uit bij de probatiecommissie, die er zijn goedkeuring aan hecht met eventuele opmerkingen. De instelling waar de dienstverlener tewerk wordt gesteld, moet een persoon aanwijzen die verantwoordelijk zal zijn voor het dagelijks toezicht op de uitgevoerde werkzaamheden. 2. Artikel 37, § 2, 2°, tweede lid, b), van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet van zijn kant in de mogelijkheid dat de jeugdrechtbank de voor haar gebrachte personen prestaties van opvoedkundige of filantropische aard in verhouding tot hun leeftijd en hun middelen kan opleggen. De opvang van die personen mag echter geenszins het vervullen van de opdrachten van openbare dienst in de weg staan. Die maatregel houdt, gezien de aard ervan, ook in dat de leidend ambtenaar van het ministerie of van de openbare instelling er formeel mee instemt. 3. De personeelsdienst van elk ministerie of elke openbare instelling wordt belast met de opvolging van beide maatregelen op regelgevend vlak.4. Daar de Regering ermee ingestemd heeft dat zijn diensten en de diensten van de openbare instellingen waarvan het personeel onder het gezag en het toezicht staat van het Gewest vrijwillig dienstverleners tewerk kunnen stellen, wordt u verzocht de diensten die onder uw gezag of uw toezicht staan te melden dat ze moeten waken over de opvolging van beide maatregelen op regelgevend vlak. De leidend ambtenaar van het betrokken ministerie of de betrokken openbare instelling heeft de opdracht om me jaarlijks op 1 januari een verslag over te maken over de toepassing van de dienstverlening en de tewerkstelling van minderjarigen, en dit voor het eerst op 1 januari 2002.

De verslagen opgesteld door de openbare instellingen worden mij overgemaakt via de toezichthoudende ministers.

Namen, 15 december 2000.

De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. Michel.

^