Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 16 augustus 2004
gepubliceerd op 09 december 2004

Omzendbrief betreffende het koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2004022804
pub.
09/12/2004
prom.
16/08/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE


16 AUGUSTUS 2004. - Omzendbrief betreffende het koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft


Aan de dames en heren Voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Mevrouw de Voorzitter, Mijnheer de Voorzitter, Het Arbitragehof heeft in het arrest nr. 106/2003 van 22 juli 2003 voor recht gezegd dat het oud artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn strijdig was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met de artikelen 2, 3, 24.1, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Onder voorbehoud van een optreden van de wetgever, kent het Hof in voornoemd arrest aan minderjarigen die met hun ouders illegaal op het grondgebied verblijven een beperkt recht op materiële dienstverlening (en dus geen financiële hulp) toe onder de drievoudige voorwaarde dat de bevoegde overheden hebben vastgesteld dat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen, dat vaststaat dat de aanvraag betrekking heeft op onontbeerlijke uitgaven voor de ontwikkeling van het kind ten voordele van wie de dienstverlening wordt aangevraagd en dat het centrum zich ervan vergewist dat de dienstverlening uitsluitend zal dienen om die uitgaven te dekken.

Het Hof preciseert dat de maatschappelijke hulp in natura wordt verleend teneinde elk mogelijk misbruik in het voordeel van de ouders uit te sluiten en met dien verstande dat de hulp niet belet dat de maatregel inzake de verwijdering van de ouders en hun kinderen wordt uitgevoerd.

Omdat dit arrest op het terrein voor grote verwarring zorgde, doordat de O.C.M.W.'s deze dienstverlening in natura moeilijk kunnen toepassen overeenkomstig de criteria die het Arbitragehof bepaalt, heeft de wetgever het noodzakelijk bevonden artikel 57, § 2, eerste lid, van voormelde organieke O.C.M.W.-wet te wijzigen om zo nauwkeurig mogelijk de manier te bepalen waarop de overheid moet tegemoetkomen aan deze aanvragen tot dienstverlening.

Voornoemd artikel 57,§ 2, eerste lid, werd bij artikel 483 van de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad 31 december 2003) vervangen als volgt : « In afwijking van de andere bepalingen van deze wet, is de taak van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beperkt tot : 1° het verlenen van dringende medische hulp, wanneer het gaat om een vreemdeling die illegaal in het Rijk verblijft;2° het vaststellen van de staat van behoeftigheid doordat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen, wanneer het gaat om een vreemdeling jonger dan 18 jaar die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft. In het geval bedoeld in 2°, wordt de maatschappelijke hulp beperkt tot de materiële hulp die onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van het kind en wordt uitsluitend verstrekt in een federaal opvangcentrum overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Koning. » Het nieuw artikel 57, § 2, eerste lid, 2° en tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bepaalt dus dat van zodra bij het O.C.M.W. een aanvraag wordt gedaan tot maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van of door een minderjarige die met zijn ouders illegaal op het grondgebied van het Rijk verblijft en het O.C.M.W. vaststelt dat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn na te komen, de mogelijkheid wordt geboden van opvang in een federaal opvangcentrum op vrijwillige basis.

Om te vermijden dat de materiële hulp zijn oorspronkelijk doel mist, wordt deze uitsluitend georganiseerd vanuit de federale opvangcentra voor asielzoekers. De overheid die bevoegd is om vast te stellen dat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen, is het O.C.M.W. De hulp is beperkt tot de materiële hulp die onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van het kind en wordt enkel verstrekt in een federaal opvangcentrum volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 24 juni 2004 (1).

Door middel van deze omzendbrief wens ik nader in te gaan op deze voorwaarden en modaliteiten.

Aanvraag 1.1. Indiening Met het oog op het bekomen van de bedoelde materiële hulp moet een aanvraag ingediend worden. Het koninklijk besluit van 24 juni 2004 bepaalt terzake geen bijzondere vormvoorschriften.De aanvraag kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. 1.2. Door wie ? De aanvraag wordt ingediend hetzij door de minderjarige zelf, hetzij in zijn naam door één van de ouders. De aanvraag doet in se geen enkel recht op steun ontstaan in hoofde van de ouder(s). 1.3. Bij welk O.C.M.W. ? De aanvraag moet worden ingediend bij het O.C.M.W. van de gewoonlijke verblijfplaats van de minderjarige. Het « gewoonlijk verblijf » op het tijdstip van de hulpaanvraag is het criterium dat in de algemene bevoegdheidsregel van artikel 1, 1°, van de wet van 2 april 1965 (2) gehanteerd wordt om het O.C.M.W. aan te duiden dat dient tussen te komen.

De gewoonlijke aanwezigheid is een feitenkwestie en staat tegenover de louter toevallige aanwezigheid (de gemeente op het grondgebied waarvan iemand op doortocht is) of de opzettelijke aanwezigheid (de gemeente op het grondgebied waarvan iemand zich begeeft om steun te bekomen).

Het O.C.M.W. van de plaats waar de minderjarige slechts toevallig of opzettelijk zou vertoeven, kan derhalve niet aangesproken worden voor een verzoek van materiële hulp zoals bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van de organieke O.C.M.W.-wet van 8 juli 1976. 2. Sociaal onderzoek 2.1. Inleiding Voorafgaand aan elke toekenning van maatschappelijke hulp voert het O.C.M.W. een sociaal onderzoek om het bestaan en de omvang van de behoefte aan maatschappelijke hulp vast te stellen. Tijdens dit onderzoek licht het O.C.M.W. de aanvrager in over de aard van de hulp, onderzoekt het centrum of de specifieke voorwaarden verbonden aan de materiële hulp voor bepaalde minderjarige illegalen vervuld zijn en legt het tenslotte een voorstel tot huisvesting voor aan de aanvrager. 2.2. Inlichtingen betreffende de opvang in een federaal centrum Het O.C.M.W. licht de aanvrager in dat de maatschappelijke hulp waarvan hij eventueel zal kunnen genieten naast een geïndividualiseerd opvangproject, zal bestaan uit de huisvesting in één van de federale opvangcentra beheerd door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (hierna fedasil genoemd) waar in gemeenschapsverband wordt geleefd (zie lijst hieronder).

Het O.C.M.W. licht de ouders tevens in over de mogelijkheid om hun kind te vergezellen wanneer de ontwikkeling van het kind hun aanwezigheid vereist.

Het O.C.M.W. vestigt de aandacht van de aanvrager op het feit dat het voorstel dat door Fedasil werd geformuleerd om hem in een bepaald centrum te huisvesten en dat eventueel door de betrokkene werd aanvaard, niet betekent dat hij ook effectief in dat centrum zal gehuisvest worden. Fedasil kan inderdaad, overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 juni 2004, de plaats van huisvesting wijzigen en een ander federaal opvangcentrum aanwijzen.

Opvangcentrum "Klein Kasteeltje" 9e Linielaan 27, 1000 Bruxelles Centre d'accueil d'Arlon Caserne Léopold, bloc D, rue Godefroid Kurth 2, 6700 Arlon Centre d'accueil de Bovigny Chemin de Courtil, 6671 Bovigny Centre d'accueil de Charleroi Parc Industriel, 2e rue 24, 6040 Charleroi Centre d'accueil de Florennes Rue de Rohan Chabot 120, 5620 Florennes Centre d'accueil de Jodoigne Chaussée de Hannut 141, 1370 Jodoigne Centre d'accueil de Morlanwelz Chaussée de Mariemont 92, 7140 Morlanwelz Centre d'accueil de Rixensart Rue de Plagniau 1, 1330 Rixensart Centre d'accueil de Sugny Voies de Bohan 245, 5550 Sugny Centre d'accueil de Virton Rue Croix Le Maire 9, 6760 Virton Opvangcentrum van Arendonk Grens 77, 2370 Arendonk Opvangcentrum van Broechem Van den Nestlaan, 2520 Ranst (Broechem) Opvangcentrum van Ekeren Laar 140, 2180 Ekeren Opvangcentrum van Kapellen Kazerneweg 35, 2950 Kapellen Opvangcentrum van Sint-Truiden Montenakenweg 145, 3800 Sint-Truiden 2.3. Onderzoek van de voorwaarden Op basis van een sociaal onderzoek gaat het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn na of alle wettelijke voorwaarden vervuld zijn.

Inzonderheid gaat het centrum na : - of het kind jonger is dan 18 jaar.

Bij gebreke aan officiële documenten, kan de betrokkene het bewijs hiervan leveren door alle middelen rechtens; - of het kind samen met zijn ouders onwettig op het grondgebied verblijft.

De regeling van het koninklijk besluit van 24 juni 2004 geldt immers niet voor minderjarigen die niet samen met hun ouders in het Rijk verblijven. Voor niet-vergezelde of alleenstaande minderjarige vreemdelingen is de bijzondere voogdijregeling van de wet van 24 december 2002 (programmawet, artikel 479) van toepassing; - of de vereiste verwantschapsband bestaat tussen het kind en zijn begeleidende ouder(s).

Het woord « ouder(s) » moet in de restrictieve zin begrepen worden.

Andere personen dan de vader en/of de moeder vallen niet onder deze omschrijving. De betrokkene kan bij gebrek aan officiële documenten het bewijs hiervan leveren door alle middelen rechtens; - of het kind behoeftig is doordat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen.

Ik wijs er op dat het hierbij niet gaat om ouders die zich willen ontrekken aan hun onderhoudsplicht door hun kinderen (tijdelijk) in een federaal opvangcentrum te plaatsen. 2.4. Voorstel tot huisvesting Indien uit het sociaal onderzoek blijkt dat de wettelijke voorwaarden vervuld zijn, dient het O.C.M.W., vooraleer een formele beslissing te nemen, bij Fedasil een aanvraag in tot voorstel van huisvesting teneinde voor de minderjarige en zijn ouders die hem eventueel zullen vergezellen, de nodige plaatsen voor te behouden. Deze aanvraag wordt aan de dienst Dispatching van Fedasil overgemaakt door middel van een faxbericht op het nr. 02-205 54 15.

Als antwoord op deze vraag formuleert Fedasil (eveneens per fax) zo snel mogelijk een voorstel van huisvesting in een federaal opvangcentrum, waar de beoogde materiële hulp kan worden verstrekt.

Dit voorstel wordt ter aanvaarding voorgelegd aan de aanvrager.

Er zijn drie mogelijkheden : - de aanvrager aanvaardt schriftelijk het voorstel tot huisvesting; - de aanvrager weigert schriftelijk het voorstel tot huisvesting; - de aanvrager weigert te tekenen. Deze weigering wordt gelijkgesteld met een weigering om het voorstel tot huisvesting te aanvaarden en dient beschouwd te worden als een weigering van maatschappelijke hulp.

De betrokkene ontvangt telkens een afschrift van het document waaruit de aanvaarding of de weigering van het voorstel tot huisvesting blijkt (ook in geval van een weigering om het document te ondertekenen).

Ook voor het O.C.M.W. is het uitermate belangrijk om een schriftelijk bewijs van de aanvaarding of weigering in het dossier betreffende de aanvraag van materiele hulp te bewaren.

Dit bewijs kan namelijk aangewend worden indien de betrokkene een beroep zou instellen voor de arbeidsrechtbank.

In geval van een weigering om het voorstel tot huisvesting te aanvaarden verwittigt het O.C.M.W. Fedasil zo vlug mogelijk om de plaatsen die werden voorbehouden vrij te geven.

Beslissing van het O.C.M.W. 3.1. Termijn Het O.C.M.W. neemt zo vlug mogelijk en uiterlijk één maand na de ontvangst (3), een beslissing over de hulpaanvraag 3.2. Inhoud van de beslissing De beslissing van het O.C.M.W. moet op een zo volledig mogelijke wijze gemotiveerd worden. Het O.C.M.W. vermeldt aldus in de beslissing : - de wettelijke en reglementaire grond van de beslissing (4); - of al dan niet aan de voorwaarden voor de materiële hulpverlening is voldaan; - het voorstel van huisvesting geformuleerd door Fedasil, - het antwoord van de betrokkene met betrekking tot dit voorstel : aanvaarding van het voorstel tot huisvesting; weigering van het voorstel tot huisvesting; weigering het voorstel te ondertekenen. 3.3. Kennisgeving aan de betrokkene Zo snel mogelijk en ten laatste binnen 8 dagen brengt het O.C.M.W. de minderjarige of zijn ouders bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs op de hoogte van deze beslissing. 3.4. Kennisgeving aan Fedasil Ten laatste binnen de 8 dagen na ontvangst van het akkoord van betrokkene, maakt het O.C.M.W. van de volgende documenten een afschrift over aan de dienst dispatching van Fedasil (zie 3.8) : - de beslissing van het O.C.M.W.; - het akkoord van de hulpaanvrager; - de datum van afgifte ter post van de aangetekende brief waarmee de beslissing werd meegedeeld, of de datum van het ontvangstbewijs van de beslissing.

Het O.C.M.W. licht Fedasil hierbij in over het profiel van de betrokken minderjarige(n) en deelt inzonderheid de volgende gegevens mede : naam, voornaam, nationaal nummer, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, de ta(a)len die hij gebruikt, de eventuele scholing genoten in België (type van onderwijs en/of vorming, instelling en jaar) evenals elke bijkomende nuttige inlichting. De gezinssamenstelling, het exacte verblijfstatuut van de familieleden (vader, moeder, broers en zussen). Deze inlichtingen zijn onontbeerlijk voor de uitwerking van een geïndividualiseerd opvangproject opgesteld door Fedasil waarin wordt bepaald of de aanwezigheid van de ouders onontbeerlijk is voor de ontwikkeling van het kind. 3.5. Wijziging van het federaal opvangcentrum Overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 juni 2004 kan Fedasil in voorkomend geval een andere opvangstructuur aanduiden dan deze die oorspronkelijk vermeld was in de beslissing van het O.C.M.W. 3.6. Praktische organisatie De betrokkenen moeten zich in elk geval (met de beslissing van het O.C.M.W. en met een afschrift van zijn onder punt 2.4 bedoelde aanvaarding van het voorstel tot huisvesting) aanbieden bij de dienst dispatching van Fedasil te 1000 Brussel, Koning Albert-II-laan 8, en dit op werkdagen tussen 9 en 12 uur Van daaruit vertrekken zij op kosten van Fedasil naar het initieel aangeduide opvangcentrum of naar het centrum aangeduid met toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 juni 2004.

De betrokkenen mogen zich in géén enkel geval rechtsreeks begeven naar het opvangcentrum. 4. Verval van het voordeel van materiële steun Teneinde de gereserveerde plaatsen in een opvangstructuur niet onnodig te blokkeren, vervalt het concrete voorstel van materiële steun indien de minderjarige zich niet bij het aangeduide opvangcentrum aanmeldt binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum van afgifte ter post van de aangetekende brief waarmee de beslissing wordt meegedeeld, hetzij vanaf de datum van het ontvangsbewijs van de beslissing. Fedasil licht het betrokken O.C.M.W. in, hetzij van de aankomst van de aanvrager in het opvangcentrum, hetzij bij het verstrijken van de termijn van 30 dagen van niet-aanbieding van de aanvrager.

Dit sluit niet uit dat betrokkene naderhand een nieuwe aanvraag kan indienen tot het bekomen van materiële hulp zoals bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van de organieke O.C.M.W.-wet van 8 juli 1976. 5. Modaliteiten van de materiële hulpverlening Fedasil stelt een geïndividualiseerd opvangproject op, waarbij de materiële hulp wordt verzekerd die aangepast is aan de specifieke noden van de betrokken minderjarige en die onontbeerlijk is voor zijn ontwikkeling. Dit opvangproject waarborgt minimaal de huisvesting, het onderhoud en de opvoeding van de minderjarige. 6. De reeds bij Fedasil ingediende aanvragen Het is belangrijk dat de aanvrager het voorstel tot huisvesting heeft aanvaard vooraleer het O.C.M.W. dossier aan Fedasil over te zenden. De dossiers die bij Fedasil werden ingediend voor deze omzendbrief werd overgemaakt zonder onderhavige onderrichtingen te volgen, moeten opnieuw worden ingediend. 7. Inwerkingtreding Het koninklijk besluit van 24 juni 2004 is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2004, zodat de datum van inwerkingtreding vastgesteld is op 11 juli 2004, zijnde de tiende dag na die van de bekendmaking.Concreet betekent dit dat met ingang van laatstvermelde datum de minderjarige vreemdeling die verkeert in het geval bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van de wet van 8 juli 1976, enkel aanspraak kan maken op de voor zijn ontwikkeling onontbeerlijke materiële hulp in een federaal opvangcentrum.

Indien de minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft niettemin andere maatschappelijke dienstverlening geniet dan materiële hulp zoals bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van voornoemde wet van 8 juli 1976, hetzij op grond van een autonome beslissing van het O.C.M.W., hetzij op grond van een rechterlijke beslissing, kan hij met ingang van voormelde datum geen aanspraak meer maken op deze andere maatschappelijke hulp. Het reglementair kader waarbinnen het centrum of de rechter zijn beslissing indertijd gewezen heeft, is immers gewijzigd. De inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van 24 juni 2004 vormt een nieuw en determinerend element dat het O.C.M.W. noopt tot het nemen van een nieuwe beslissing inzake de maatschappelijke dienstverlening, ongeacht of het centrum tegen de oorspronkelijke rechterlijke beslissing een beroep heeft ingesteld of niet.

Hoogachtend, De Minister van Maatschappelijke Integratie, C. Dupont _______ Nota 1) Koninklijk besluit van 24 juni 2004 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft (Belgisch Staatsblad 1 juli 2004). 2) Wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn 3) Overeenkomstig artikel 58, § 1, van de organieke O.C.M.W.-wet van 8 juli 1976 wordt de aanvraag de dag van haar ontvangst chronologisch ingeschreven in een register en ontvangt de aanvrager een ontvangstbewijs. 4) Artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 en het koninklijk besluit van 24 juni 2004 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteieten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft (Belgisch Staatsblad 1 juli 2004).

^