Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 20 mei 2009
gepubliceerd op 03 december 2009

Ministeriële omzendbrief betreffende de stedenbouwkundige lasten bedoeld in artikel 128 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009205534
pub.
03/12/2009
prom.
20/05/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

WAALSE OVERHEIDSDIENST


20 MEI 2009. - Ministeriële omzendbrief betreffende de stedenbouwkundige lasten bedoeld in artikel 128 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium


Aan de Dames en Heren Leden van de Gemeentecolleges van de steden en gemeenten van het Waalse Gewest, Gemachtigde Ambtenaren van de Buitendiensten van het operationele Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie (DGO4), Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, Artikel 1 van bovenvermeld Wetboek bepaalt dat de bebouwing van een nieuwe ruimte zodanig uitgewerkt moet worden dat de sociale, economische, mobiliteits-, energetische, patrimoniale en milieubehoeften van de gemeenschap vervuld worden. De uitvoering van elk bebouwingsproject moet het dan ook mogelijk maken dat een kwaliteitsvolle leefomgeving gewaarborgd wordt aan zijn toekomstige bewoners, vandaar de noodzaak om het project passend uit te denken wegens de integratie ervan, maar ook de levensvatbaarheid ervan, in een bepaalde omgeving. De analyse van het project dient veel meer dan louter wezenlijk te zijn.

Die globale aanpak kan enerzijds bereikt worden door het opleggen van zogenaamde projectinterne voorwaarden en anderzijds door stedenbouwkundige lasten die voornamelijk de inrichting van het openbaar domein in zijn oprichting, wijziging (valorisering) of schrapping als doel zullen hebben.

Enkele van de zogenaamde projectinterne voorwaarden kunnen betrekking hebben op verplichtingen om niet iets te doen (non facere), zoals bij voorbeeld, het verbod om zulk gedeelte van het project voor de bouw te bestemmen, het verbod om een bouwwerk te vestigen buiten het bepaalde vestigingsgebied of het verbod om dit of dat materiaal voor de bouw te gebruiken. Andere verplichtingen zullen de aanvrager van de vergunning dwingen tot de verwezenlijking van een positieve verplichting zodat het project zo goed mogelijk geïntegreerd wordt in de bebouwde en niet-bebouwde omgeving. De stedenbouwkundige lasten dienen onderscheiden te worden van die voorwaarden, daar ze meer inrichtingen of overdracht van gronden ten gunste van de gemeenschap beogen.

Het decreet RESA ter heeft het toepassingsgebied gewijzigd en op die manier de aard van de stedenbouwkundige lasten uitgebreid, die voortaan opgelegd kunnen worden. Deze omzendbrief heeft dus als doel de beslissende overheden voor te lichten over de invulling en de toepassing van die stedenbouwkundige lasten. 1. Wijzigingen aangebracht bij het decreet Resa ter in de stedenbouwkundige lasten In het nieuwe artikel 128 van het Wetboek staat te lezen dat de vergunning bedoeld in de artikelen 84, 88, 89 of 127 geweigerd wordt indien een grond bebouwd wordt die geen toegang heeft tot een weg die voldoende toegerust is met water en elektriciteit, voorzien is van een wegverharding en die voldoende breed is, rekening houdend met de ligging, en voor zover voor het betrokken perceel of de betrokken percelen tegemoet wordt gekomen aan de voorwaarden van het Waterwetboek inzake zuivering van het afvalwater. Onverminderd de toepassing van artikel 129quater van het Wetboek kunnen het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of de Regering op initiatief van de aanvrager of van ambtswege het verstrekken van de vergunningen ondergeschikt maken aan de opening, de opheffing of de wijziging van gemeentewegen en aan de lasten die zij nuttig achten op te leggen met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel.

Er dient enerzijds op gewezen te worden dat er geen onderscheiding meer wordt gemaakt tussen de stedenbouwkundige lasten van een stedenbouwkundige vergunning en die van een verkavelingsvergunning, aangezien er een enig "nieuw" artikel 128 is ingevoegd bij het decreet "RESA ter " en anderzijds dat de lasten niet meer "beperkt" zijn, daar ze de aanleg of de hernieuwing van wegen, openbare groengebieden, de uitvoering of de renovatie van bouwwerken of openbare of gemeenschappelijke voorzieningen en alle milieuvriendelijke maatregelen kunnen dekken. Het gaat om een belangrijke innovatie ten opzichte van de voormalige artikelen 86 en 91 van het Wetboek die een beperkende lijst van lasten vermeldden, die aan de verkavelaar opgelegd konden worden zonder rekening te kunnen houden met een bijzondere context of met de ontwikkeling van de technieken of van de milieuzorgen. Over dat laatste punt heeft de Europese Raad van de maand maart 2007 zich tot doel gesteld tegen het jaar 2020 de broeikasgassenuitstoot met 20 % terug te dringen, de energiebesparingen met 20 % te doen toenemen en de hernieuwbare energie in de eindconsumptie van energie te vermeerderen.

De stedenbouwkundige vergunningen of de verkavelingsvergunningen staan voortaan op voet van gelijkheid met de stedenbouwkundige lasten, daar het decreet de begrippen van "bebouwingsvergunningen" en "stedenbouwkundige vergunningen voor groepen van bouwwerken" in de feiten als "vergelijkbare" bebouwingsverrichtingen bevestigt. 2. Aan de stedenbouwkundige lasten gebonden fundamentele beginselen a) Bevoegde overheden : om bij de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning stedenbouwkundige lasten op te leggen worden enkel het gemeentecollege, de gemachtigd ambtenaar of de Waalse Regering gemachtigd, waarbij laatstgenoemde dat kan doen zowel in de bevoegdheden in eerste instantie die haar bij het Wetboek uitdrukkelijk worden erkend, als in een beroepsprocedure ingesteld tegen een beslissing van eerste aanleg. Aangezien de stedenbouwkundige lasten ten gunste van de gemeenschap worden opgelegd, kan het Gemeentecollege met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel de verwezenlijking ervan beslissen zelfs al zijn de begunstigden van die verplichtingen ruim talrijker dan die van het gemeentelijke grondgebied. Daarnaast kunnen de door de gemachtigd ambtenaar of de Regering vastgestelde lasten wellicht slechts enkele nabije buren van het project ten goede komen.

De in het kader van de procedure m.b.t. de afgifte van een vergunning geraadpleegde instanties kunnen eventueel de aard van de stedenbouwkundige lasten voorstellen maar de bevoegdheid om die op te leggen ligt alleen bij de hierboven vermelde bevoegde overheden. b) Bij de afgifte van een vergunning : De stedenbouwkundige lasten kunnen slechts bij de afgifte van een stedenbouwkundige of bebouwingsvergunning opgelegd worden. Het is niet voorstelbaar dat een administratieve overheid dergelijke lasten oplegt buiten elke procedure m.b.t. de afgifte van een vergunning om. Het zou overmatig zijn dergelijke lasten op te leggen zelfs al heeft de overheid beslist de aangevraagde vergunning te weigeren. In diezelfde logica kunnen die lasten niet na een beslissing tot toekenning van de vergunning vastgesteld worden. Het opleggen van die lasten moet samen met de beslissing tot toekenning van de stedenbouwkundige of bebouwingsvergunning geschieden.

Als de administratieve overheid nieuwe stedenbouwkundige lasten wenst op te leggen, kan ze dat slechts in geval van indiening van een nieuwe vergunningsaanvraag na het verval van de vroeger afgegeven vergunning doen.

In geval van verzoek om verlenging van de vergunning kan de overheid geen nieuwe of bijkomende stedenbouwkundige lasten invoegen, aangezien de verlenging van de vergunning slechts als gevolg heeft de geldigheidsduur van de vergunning zoals ze afgegeven is, te verlengen.

Indien lasten in een beslissing tot toekenning van de vergunning vermeld moeten worden, wordt aan de overheden ten zeerste aanbevolen de aanvrager zo vroeg mogelijk voor te lichten over de aard en het belang van die lasten, met name bij een officiële aanvraag betreffende een stedenbouwkundig attest nr 2. De aanvrager van de vergunning moet de kosten van zijn project snel kunnen ramen. c) Gepastheid om lasten op te leggen : De gepastheid om dergelijke lasten op te leggen rust op de beslissende overheden.Onverminderd artikel 128, § 1 van het Wetboek kunnen laatstgenoemden ze in de toekenningsbeslissing vaststellen maar ze moeten dat niet verplicht doen.

De stedenbouwkundige lasten gaan voornamelijk gepaard met de stedenbouwkundige vergunningen voor groepen van bouwwerken, de bebouwingsvergunningen alsmede met de grootscheepse stedenbouwkundige vergunningen (voorbeelden : de gebouwen voor gemeenschappelijke woningen, de sport- en recreatiecentra, de schoolinfrastructuren,...).

Ook al is geen enkele last uitdrukkelijk verplicht, dient de overheid een bijzondere aandacht te besteden aan de randinrichtingen van het project die nuttig zijn voor de gemeenschap. Zo zal de bevoegde overheid bij voorbeeld, wanneer een bebouwingsproject gepaard gaat met een opening of een wijziging van een weg of zich rond een bestaande weg ontwikkelt, zorgen voor de uitvoering van openbare inrichtingen ter aanvulling van de weg (stedelijke verlichting, voetpaden, fietspaden, plaatsen voor overdekte bushalten, parkeerplaatsen voor bezoekers,...). d) Ligging van de lasten : Om de afgegeven vergunning en de opgelegde stedenbouwkundige lasten geografische samenhang te bezorgen, zal de concretisering van laatstgenoemde gelokaliseerd worden dicht bij het toegelaten project. Die last moet het bovendien mogelijk maken het "aanvullende gewicht" dat het project aan de gemeenschap oplegt, rechtstreeks op te heffen.

Zo kan de beslissende overheid bij voorbeeld het onderhoud van de voetpaden van een weg gelegen in een andere wijk dan die van het bebouwingsproject niet opleggen. Als het bebouwingsproject zich daarentegen langs diezelfde weg vestigt, kan dat onderhoud opgelegd worden bij wijze van compensatie te wijten aan het gebruik van de voetpaden door de toekomstige bewoners van het project. e) Gelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel : De lasten kunnen slechts met inachtneming van de gelijkheids- en proportionaliteitsbeginselen opgelegd worden. Gelijkheidsbeginsel : Het gelijkheidsbeginsel eist dat vergelijkbare toestanden ten opzichte van een overwogen maatregel op gelijke wijze behandeld worden. Het gelijkheidsbeginsel dwingt er dus de bevoegde overheid toe blijk te geven van een gelijk gedrag in vergelijkbare toestanden, behalve als het verschil van behandeling uitdrukkelijk gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om een legitiem doel te bereiken en als de gebruikte middelen evenredig zijn.

Proportionaliteitsbeginsel : Het proportionaliteitsbeginsel garandeert dan weer het evenwicht tussen de in het algemeen belang nagestreefde doelstellingen en de individuele belangen van de burgers. Zo dient nagegaan te worden of de in het belang van de gemeenschap opgelegde stedenbouwkundige lasten geen gewicht kunnen hebben dat in wanverhouding staat tot het doel van de vergunning waarom de aanvrager verzoekt.

De proportionaliteit wordt bepaald naar gelang van het "aanvullende gewicht" dat het project aan de gemeenschap oplegt, zonder dat het een uitvlucht wordt voor de overheid om aan de lasten te kunnen ontsnappen, die op haar rusten ten einde het gemene goed te waarborgen.

Een ander criterium is dat van de kosten van de stedenbouwkundige last. Zo moeten de kosten van die last een redelijk percentage uitmaken van de kosten van het geheel van de toegelaten werken.it Het redelijk karakter moet beoordeeld worden naar gelang van het door de maatregel nagestreefde doel.

Met verwijzing naar artikel 1 van het Wetboek streven de overheden wettig verschillende doelen na : op een duurzame wijze voorzien in de sociale, economische, energetische, patrimoniale en milieubehoeften van de gemeenschap voor een kwalitatief beheer van de leefomgeving, een zuinig gebruik van de bodem en zijn rijkdommen en door het behoud en de ontwikkeling van het cultureel, natuurlijk en landschappelijk erfgoed. Krachtens het proportionaliteitsbeginsel dienen ze op verantwoordelijke wijze en van motieven voorzien de duidelijke onverenigbaarheden van enkele van die doelen tegen elkaar afwegen, met name tussen de maatregelen die nodig zijn om in te spelen op de economische behoeften en welke die onvermijdelijk zijn om te voorzien in de milieubehoeften. 3. Aard van de stedenbouwkundige lasten a) Opening, opheffing of wijziging van (een) weg(en) : Het woord "weg" dekt een geheel van elementen dat ruimschoots het begrip berijdbare grondslag van het openbaar domein overtreft. Het netwerk van wegen moet op die manier aan de behoeften van de verschillende gebruikers (voetgangers, fietsers, individuele voertuigen, voertuigen van de openbare diensten en veiligheidsvoertuigen, openbaar vervoer,...) voldoen en kaderen in een logica van vermazing van de verplaatsingen naar de maatstaven van de wijk, de gemeente of de stad, waarbij zijn statuut wordt bepaald als verbindingsstuk, doorvoerverkeer, lokale bedieningsweg, weg in een woongebied,...

De overheid moet dus de basisopties en de doelstellingen van het netwerk van wegen verduidelijken. De daarmee overeenstemmende voorzieningen worden opgenomen in een samenhangend geheel met de bebouwde structuur.

Er moet een evenwichtige verdeling komen tussen de verschillende gebruikers van het netwerk van wegen. Het veiligheidsaspect van de uitgevoerde inrichtingen is dus uiterst belangrijk. De aanleg van bijvoorbeeld voetpaden en afgebakende doorgangswegen voor de zachte vervoermiddelen (voetgangers, fietsers,...) zou systematisch moeten plaatsvinden.

Bijkomende maatregelen moeten het gebruik van het openbaar vervoer vergemakkelijken en stimuleren door bijvoorbeeld een bushalte te voorzien ter hoogte van een woonwijk, een geheel van gegroepeerde bouwwerken, gemeenschappelijke woningen, sportcentra en recreatieve centra of schoolinfrastructuren.

Ongeacht of het al dan niet om een bestaande weg gaat, moet het netwerk van wegen een samenhangende en beveiligde vermazing vertonen voor elke gebruiker (bijvoorbeeld : oprichting van een versmalde doorgang, aanleg van voetpaden en verkeersdrempels,...).

Weg voor gemotoriseerde voertuigen : In dit opzicht mogen er geen nieuwe doodlopende wegen worden aangelegd om elke teruggetrokkenheid van de nieuwe wijken te vermijden. Ze moeten op een samenhangende manier in de bestaande vermazing worden opgenomen en met de zachte vervoermiddelen coëxisteren.

Het is ook niet omdat een bestaande weg niet het voorwerp uitmaakt van de vergunningsaanvraag dat hij niet aan verbeteringsmaatregelen mag onderworpen worden inzake veiligheid.

Er wordt een bijzondere aandacht besteed aan de opzet van de inrichtingen t.o.v. de toegang voor personen met verminderde beweeglijkheid. In dit opzicht moet er verwezen worden naar de algemene regeling betreffende de bereikbaarheid en het gebruik door personen met verminderde beweeglijkheid van ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn.

De landwegen en landpaden vormen een erfgoed dat bewaard moet worden.

De bebouwing langs deze wegen en paden wordt zodanig bedacht dat het tracé, de afmetingen en de omgeving (taluds, hagen,.) ervan in stand worden gehouden, voorzover dat deze instandhouding niet ingaat tegen de samenhang van een globale inrichting.

Er moet een meer doorlatende bedekking worden voorzien voor de wegen, de parkeer- en verkeersterreinen, voor de openbare ruimten; in voorkomend geval, compenserende technieken gebruiken (bijvoorbeeld : draineringssleuven, infiltratiesloten) om de negatieve gevolgen van een te grote ondoorlatendheid van de gronden te verzachten. "Zachte" mobiliteit : Elk project moet een specifieke benadering van de veilige zachte vervoermiddelen bevatten. Rekening houdend met het statuut van de wegen en hun rol in het algemeen netwerk moeten de inrichtingen voorbehouden aan voetgangers worden omschreven, met name de voetpaden volgens een afgebakende route.

Bovendien is het ook uiterst belangrijk om deze inrichtingen naar de maatstaven van de wijk of het gemeentelijke grondgebied aan te passen om de continuïteit van de reiswegen voor de verplaatsing naar de openbare voorzieningen of dienstvoorzieningen te waarborgen en in het bijzonder om de intermodaliteit met het openbaar vervoer te bevorderen.

Als blijkt dat een lokale bedieningsweg van de nieuwe wijk niet echt geschikt is voor het openbaar vervoer (en dat de bouw van een bushokje dus niet nodig is), is het dringend noodzakelijk om naar oplossingen te zoeken die een veilige toegang tot deze wijk toelaten via fiets- en voetpaden.

In voorkomend geval is het, rekening houdend met de plaatselijke toestand, als het bebouwingsproject ernaast ligt of de bediening via het openbaar vervoer mogelijk maakt, uiterst belangrijk om de afstand van een deel van het terrein te eisen voor de aanleg van (een) bushalte(s) en (een) bushokje(s).

Parkeerplaatsen : Voldoende parkeerplaatsen moeten op het openbaar domein worden aangelegd, niet om het tekort aan vereiste parkeerplaatsen voor de uit te voeren projecten op te vullen, die intrinsiek aan hun behoeften moeten voldoen, maar wel om de bezoekers te ontvangen. Deze parkeerplaatsen moeten niet de enige openbare ruimten zijn en mogen ook niet de groengebieden bezetten.

Bovendien zou het niet verstandig zijn om de stedenbouwkundige lasten voor dergelijke verwezenlijkingen nutteloos te verzwaren terwijl niks zou ondernomen worden om het gebruik van de zachte vervoermiddelen en het openbaar vervoer aan te moedigen.

Technische voorzieningen : Het geheel van de klassieke rechtverkrijgenden (water, elektriciteit, telefonie,...) moet in de aanleg van de wegen voorzien zijn. De ruimten rond de hoogspanningshuisjes en andere alleenstaande technische gebouwen worden landschappelijk ingericht met het oog op de zorgvuldige integratie ervan in de bebouwde en niet-bebouwde omgeving.

De technische voorwaarden worden bepaald in samenwerking met de beheerders van het openbaar net.

In het kader van de maatregel om het energieverbruik te verminderen voorziet het bestek CCT 310V2000 of elk document dat daarmee gelijkgesteld wordt specifieke maatregeleen voor de wegenvoorzieningen en, met name, voor de voorzieningen inzake de energiebesparende openbare verlichting. Het opleggen van een energiebesparende openbare verlichting draagt bij tot de besparingsdoelstelling van 20 % van het energieverbruik en de vermindering met 20 % van de broeikasgassen voor 2010, zoals bedoeld in het energie-klimaatpakket. Bij een project voor de opening van een verbindingsweg of wijziging van een tracé van een bestaande verbindingsweg moeten aldus maatregelen inzake de openbare verlichting bedoeld in het bestek of in elk document dat daarmee gelijkgesteld wordt, worden opgelegd als stedenbouwkundige lasten. b) Aanleg of renovatie van openbare groengebieden : Rekening houdend met de omvang van het project, met de ligging ervan in een stedelijke of in een landelijke omgeving kan het noodzakelijk blijken om een openbare ruimte aan te leggen zoals een plein, een square, een speel- of ontmoetingsplaats, gelegen in het drukste gedeelte van het project.Deze gezellige ruimte moet worden beschouwd als een drager voor het sociaal leven van de wijk, waarbij de wijk een identiteit wordt verleend.

De opzet van de inrichtingen moet zich aan de context, landelijk of stedelijk, aanpassen en alle elementen bevatten, vereist voor de functie en de landschappelijke integratie : het straatmeubilair, de verlichting, de beplanting, de bodemaanleg (mineraal of plantaardig).

Veel te vaak gebruikt men de onderhoudskost van deze ruimten als argument om er geen in te richten. Het is dringend noodzakelijk om een evaluatie van de beheerswijzen en de kost ervan te vereisen t.o.v. de gemaakte keuzes voor hun verwezenlijking op het terrein. Dit aspect wordt vaak verwaarloosd bij de opzet en vormt later een onaangename verrassing voor de gemeentelijke beheerder die ermee belast is. c) Uitvoering of renovatie van bouwwerken of openbare of gemeenschappelijke voorzieningen : Uitvoering van gebouwen, van openbare of gemeenschappelijke voorzieningen : Het begrip gemeenschappelijke voorziening werd door de Raad van State bepaald.Een gemeenschappelijke voorziening is dus per definitie bestemd om het algemeen belang te bevorderen en moet ten dienste van de gemeenschap gesteld worden, d.w.z. toegankelijk voor iedereen onder redelijke omstandigheden, zelfs als ze door een particulier wordt opgericht en beheerd.

De terreinen die bestemd zijn voor groene ruimten, openbare gebouwen, openbare voorzieningen (culturele centra, kiosken voor hoogspanningshuisjes, parkeerplaatsen, speelpleinen,... enz.) of gemeenschappelijke voorzieningen (kinderdagverblijven of kinderverblijven, recreatieve ruimte,...) worden in deze categorie opgenomen.

Restauratie en valorisatie van het onroerend erfgoed dat op de monumentenlijst of bewaarlijst staat en dat eigendom is van een publiekrechtelijke persoon : Als het project in een beschermingsomtrek gelegen is van een goed dat op de monumentenlijst of bewaarlijst staat, kan de overheid bijkomende stedenbouwkundige lasten opleggen in verband met de renovatie en valorisatie van het bedoeld goed op het door de overheid niet-gesubsidieerd deel. In dat opzicht biedt het vastleggen van een financiële deelname, als stedenbouwkundige last, de gelegenheid om het programma inzake restauratie of valorisatie van deze gebouwen met erfgoedbelang te financieren. Deze financiële deelname stemt overeen met de uitvoering van de hierboven bedoelde stedenbouwkundige lasten met inachtneming van de proportionaliteit. d) Elke maatregel gunstig voor het milieu : Andere inrichtingen bieden de mogelijkheid om de impact van de milieueffecten van het project te verminderen, met name op de mens, de fauna en de flora, de bodem, het water, de lucht, het klimaat en het landschap, de materiële goederen en het cultureel erfgoed, alsook op de interacties tussen bedoelde factoren. Via haar beslissingsbevoegdheid heeft de overheid op basis van de milieubeoordeling uitgevoerd in het kader van het project, de impact van de effecten ervan op het milieu kunnen evalueren. Met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel kan deze overheid elke maatregel van gemeenschappelijk belang opleggen die het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, de afvalproductie, het gevaar voor vervuiling of hinder verminderen. Er kunnen ook andere maatregelen worden genomen zoals de aanleg van terreinen met planten, van ontspanningsgebieden of van ruimten voor beplantingen.

Energieprestatie van de bebouwing Naast de energetische maatregelen eigen aan de wegenuitrustingen moeten ook alle maatregelen worden genomen die het energetisch en elektriciteitsverbruik van de ontworpen gebouwen kunnen doen verminderen. De overheid kan op die manier het volgende opleggen : het collectief beheer van verwarmingsinstallaties, het plaatsen van fotovoltaïsche panelen die de gemeenschappelijke gebouwen of het geheel of een deel van het te bouwen of te renoveren geheel moet bevoorraden of ook nog de openbare verlichting met een laag energieverbruik van een geheel van bouwwerken. Nog steeds onder voorbehoud van het proportionaliteitsbeginsel, laat de installatie van een collectief thermisch of elektrisch systeem ongetwijfeld energiebesparingen toe.

Riolering - vergaarkom : Over het algemeen moet de riolering zich aanpassen aan de bepalingen van het Waterwetboek, rekening houdend met het algemeen gemeentelijk afwateringsplan en het vastgelegde saneringsplan voor de betrokken saneringsregeling van het stedelijk afvalwater.

De geplande afwateringswerken zowel voor de nieuwe riolen als voor de renovatie van bestaande riolen moeten de voorrang geven aan de aanleg van scheidingsrioleringen eerder dan aan eenheidsrioleringen, behalve uitzondering die behoorlijk gegrond is op technische beperkingen.

De niet-ingegraven stormbekkens moeten systematisch worden bedacht in de optiek van een landschappelijk stormbekken. Daartoe wordt de directe omgeving van de bekkens behalve de zachte en met gras bezaaide hellingen verbonden met het opvangmilieu door inheemse struikgewassen die een band zullen leggen met de reeds bestaande omliggende plantensoorten. 4. Prioriteiten in de werken Onder voorbehoud van de nodige arbitrage door de overheden om het evenredigheidskarakter van de op te leggen last te beoordelen, moet de last worden opgelegd die bij voorrang : 1.een betere veiligheid voor de gebruikers kan garanderen; 2. de energieprestatie van de bebouwing kan verbeteren;3. de "zachte" vervoermiddelen en het openbaar vervoer kan vergemakkelijken;4. de gemeenschappelijke, ontspannende of gezellige voorzieningen kan laten bouwen of renoveren.5. Tenlasteneming van de uitvoering van deze lasten De stedenbouwkundige lasten worden gedragen door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning of bebouwingsvergunning.De overheid die de vergunning aflevert, kan de uitvoering van de stedenbouwkundige lasten per fasen opleggen. Daartoe wordt een nauwkeurig tijdschema opgesteld.

De termijn voor de stedenbouwkundige lasten kan verschillend zijn van de termijn voor de uitvoering van de vergunning. Bij gebrek aan duidelijkheid wat de termijn betreft, dient men te verwijzen naar het vervalmechanisme dat voor de stedenbouwkundige vergunning of bebouwingsvergunning voorzien is.

De opleg van stedenbouwkundige lasten betekent automatisch in hoofde van de aanvrager het verschaffen van financiële waarborgen die nodig zijn voor de goede uitvoering ervan. Deze financiële waarborg moet door de aanvrager van de vergunning worden geleverd vóór het begin van de werken i.v.m. het project. Hij moet worden beschouwd als een specifieke last die een bijkomende veiligheid vormt voor de andere lasten, maar waarvan de uitvoering niet vrijstelt van de verplichting om de andere lasten uit te voeren. Het aanleggen van financiële waarborgen moet ervoor zorgen dat de overheid niet zelf, op haar eigen kosten, de lasten moet uitvoeren die de houder van de vergunning niet zou hebben uitgevoerd. Als de opgelegde werken zijn uitgevoerd loopt de overheid geen enkel risico om de tekortkomingen te moeten opvangen.

Het aanleggen van de financiële waarborg wordt dus nutteloos. 6. Overdrachtsverklaring van wegen, openbare ruimten, gemeenschappelijke bouwwerken of voorzieningen Zoals voorzien in artikel 128, § 2, derde lid, van het Wetboek, kan de afgifte van een vergunning worden onderworpen aan een verklaring van de aanvrager waarin hij zich ertoe verbindt de eigendom van wegen, openbare ruimten, openbare of gemeenschappelijke gebouwen of voorzieningen vrij van alle lasten en kosteloos aan de gemeente of het Gewest af te staan.De aanvrager moet instemmen met het principe van de overdracht. De aanleg van de weg moet overeenstemmen met het algemeen bestek voor de opdrachten van wegenbouwwerken alsmede met het (de) technische dossier(s) eigen aan de bedoelde weg. Deze aanleg moet het voorwerp uitmaken van een oplevering van de werken opgesteld door de bevoegde overheid. 7. Conclusie De beslissende overheid kan zelf beslissen over de opportuniteit om een last op te leggen, over de aard en de omvang ervan, de termijn voor de verwezenlijking of ook nog het bedrag van de financiële waarborg met inachtneming van het gelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel. In het geval van een individuele handeling zal haar beslissing uitdrukkelijk moeten worden gemotiveerd t.o.v. de reglementering betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Deze omzendbrief is van toepassing op 1 januari 2010 voor de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen van groepen van bouwwerken en om bebouwingsvergunningen.

Voor de andere vergunningsaanvragen is deze omzendbrief van toepassing op de dag van de inwerkingtreding van het decreet tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid.

De vergunningsaanvraag waarvan het bericht van ontvangst deze data voorafgaat, wordt verder behandeld volgens de vóór die data vigerende bepalingen.

Deze omzendbrief wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Namen, 20 mei 2009.

De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^