Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 23 maart 2006
gepubliceerd op 20 juni 2006

Omzendbrief over de ordonnantie van 12 januari 2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen. - Toepassing in de plaatselijke besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031227
pub.
20/06/2006
prom.
23/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


23 MAART 2006. - Omzendbrief over de ordonnantie van 12 januari 2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen. - Toepassing in de plaatselijke besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Aan de dames en heren burgemeesters en schepenen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Aan de dames en heren voorzitters van de politiecolleges, Aan de dames en heren voorzitters van de intercommunale verenigingen, Aan de dames en heren voorzitters van de Autonome gemeentebedrijven, Aan de dames en heren voorzitters van de Berg van Barmhartigheid, Aan de dames en heren voorzitters van de Kerkfabrieken - Instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, Dames en heren, De ordonnantie van 12 januari 2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen, werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 februari 2006.

De toepassing van deze ordonnantie roept vanuit de plaatselijke besturen een aantal vragen op die de Regering met deze omzendbrief wil trachten te beantwoorden.

I. Toepassingsgebied Artikel 2 van de ordonnantie vermeldt uitdrukkelijk de mandatarissen van de gemeenten en de politiezones als zijnde onderworpen aan de toepassing van de ordonnantie.

Daarnaast is de ordonnantie eveneens van toepassing op de mandatarissen van iedere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of zijdelings ressorteert onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of die onder zijn controle of toezicht valt.

Derhalve is de ordonnantie tevens van toepassing op de volgende plaatselijke besturen : ? de intercommunales; ? de autonome gemeentebedrijven; ? de bergen van barmhartigheid; ? de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; ? de gemeentelijke VZW's.

Al deze plaatselijke besturen, verder « openbare instellingen » genoemd, dienen een algemene beslissing te nemen met het oog op de vaststelling van (art. 4) : - het bedrag van de bezoldigingen, de voordelen van alle aard en de representatiekosten van de openbare mandatarissen; - de werkinstrumenten die ter beschikking gesteld worden van de openbare mandatarissen.

Deze openbare instellingen dienen eveneens na het einde van ieder kalenderjaar een jaarverslag bekend te maken (art. 7) met een overzicht van : - de bezoldigingen, voordelen van alle aard en de representatiekosten die aan haar mandatarissen toegekend zijn; - de reizen in het kader van de uitoefening van de functies van de mandatarissen; - de toegewezen overheidsopdrachten.

Deze omzendbrief wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Teneinde een optimale verspreiding te bevorderen, verzoekt de Regering de gemeenten om deze omzendbrief eveneens ter kennis te brengen aan de autonome gemeentebedrijven, de bergen van barmhartigheid en de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, de gemeentelijke VZW's die gelegen zijn op hun grondgebied.

Naast deze verplichtingen voor de openbare instellingen bevat de ordonnantie ook verplichtingen in hoofde van de individuele mandatarissen.

Alle burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden, alsook alle leden van een beheers- of een beslissingsorgaan van de openbare instellingen, moeten aangifte doen van alle openbare mandaten, functies, afgeleide mandaten of opdrachten van politieke aard die zij uitoefenen, alsook van de bezoldigingen, voordelen van alle aard en representatiekosten die ze ontvangen in het kader van de uitoefening ervan (art. 8).

Uit de voorbereidende werken van de ordonnantie kan afgeleid worden dat het de bedoeling is van het Parlement om de gemeentelijke VZW's binnen het toepassingsgebied van de ordonnantie te laten vallen (1), doch dit begrip wordt niet gedefinieerd. Het begrip gemeentelijke VZW is ook niet wettelijk omschreven.

Teneinde enige eenvormigheid in de toepassing van de ordonnantie te brengen is de Regering van mening dat enkel de gemeentelijke VZW's die onder de toepassing vallen van de wet op de overheidsopdrachten (2) bedoeld worden als openbare instelling in de zin van artikel 2 van de ordonnantie. Het hanteren van deze omschrijving heeft als voordeel dat de bedoelde bepaling voldoende duidelijk omschreven wordt in de rechtspraak en in de doctrine.

Concreet betekent dit dat volgende VZW's voor de toepassing van de ordonnantie als gemeentelijke VZW beschouwd worden : 1. een VZW die voor meer dan de helft gefinancierd wordt door de gemeente;2. een VZW waarvan het beheer onderworpen is aan het toezicht van de gemeente;3. een VZW waarvan de leden van de algemene vergadering of de raad van bestuur voor meer dan de helft door de gemeente zijn aangewezen of gemeentelijke mandatarissen zijn. Deze criteria zijn niet-cumulatief. Het volstaat te beantwoorden aan één criterium.

II. Maximumbedrag bij het cumuleren van de mandaten De som van alle bezoldigingen en voordelen van alle aard, in het kader van de uitoefening van openbare mandaten, functies, afgeleide mandaten of opdrachten van politieke aard, mag niet hoger zijn dan 150 % van het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers (art. 3).

In dit verband verwijs ik u naar het bericht van de federale Kamers (Belgisch Staatsblad, 2 februari 2006, blz. 5830) waarbij meegedeeld wordt dat de wetgevende assemblees het bedrag dat de parlementsleden mogen ontvangen voor naast hun parlementair mandaat uitgeoefende openbare mandaten, voor 2006 vastgesteld hebben op 50.899,57 euro (index 1,3728).

Dit betekent dat het maximumbedrag bij het cumuleren van mandaten voor 2006 niet hoger mag zijn dan 50.899,57 x 3 = 152.698,71 euro (index 1,3728). Het betreft hier het brutobedrag.

Deze berichten worden jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt in de periode eind januari - begin februari.

III. Vaststelling van het bedrag van de bezoldigingen, voordelen van alle aard, representatiekosten en werkinstrumenten - Tijdschema De openbare instellingen dienen krachtens artikel 4 van de ordonnantie een algemene beslissing te nemen over : - het bedrag van de bezoldigingen, voordelen van alle aard en representatiekosten van de openbare mandatarissen; - de werkinstrumenten die ter beschikking gesteld worden van de openbare mandatarissen.

De openbare mandatarissen van de openbare instellingen dienen krachtens artikel 8 van de ordonnantie aangifte te doen van : - de mandaten, functies, afgeleide mandaten of opdrachten van politieke aard die zij uitoefenen; - de bezoldigingen, voordelen van alle aard en representatiekosten die ze ontvangen in het kader van de uitoefening ervan.

Volgens de overgangsbepalingen van artikel 10 van de ordonnantie dienen deze algemene beslissingen bedoeld in artikel 4, en de aangifte van de mandaten bedoeld in artikel 8, te gebeuren binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding van de ordonnantie, met andere woorden ten laatste op 11 maart 2006.

Gelet op de procedures voor bijeenroeping van de raden dienen deze overgangsbepalingen gelezen te worden als « ... tijdens de eerstvolgende vergadering na de maand die volgt op de inwerkingtreding... ». Met andere woorden : ten laatste op de eerste vergadering van het bevoegde orgaan van de openbare instelling die plaats heeft na 11 maart 2006.

Voor de aangifte van de mandatarissen geldt dezelfde termijn.

IV. Verduidelijking van enkele begrippen van de ordonnantie a. Voordelen van alle aard Uit de voorbereidende werken (3) blijkt dat dit begrip dient gedefinieerd te worden als « de voordelen die krachtens het WIB 1992 (4) belastbaar zijn », m.a.w. de belastbare voordelen die verkregen zijn uit hoofde of naar aanleiding van de beroepswerkzaamheid. Met voordelen van alle aard die niet belastbaar zijn wordt dus geen rekening gehouden voor het maximumbedrag van 150 % bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie.

Het al dan niet belastbaar zijn van de voordelen van alle aard, maakt eveneens het voorwerp uit van een omvangrijke rechtspraak en doctrine.

De mandataris dient derhalve voor alle voordelen van alle aard die hij uit zijn mandaat ontvangt na te gaan of het een belastbaar voordeel betreft. Indien het een belastbaar voordeel betreft, dan dient hij het op te nemen in zijn aangifte bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie.

Zo is het privégebruik van een auto die door de openbare instelling ter beschikking gesteld wordt een voordeel van alle aard in de zin van de ordonnantie. De mandataris dient het voordeel te berekenen volgens de regels van de personenbelasting en dit voordeel op te nemen in de aangifte bedoeld in artikel 8. b. Representatiekosten Enkel aan personen met een uitvoerende functie kunnen representatiekosten toegekend worden.Leden van het college van burgemeester en schepen en de leden van het politiecollege hebben een uitvoerende functie. De voorbereidende werken van de ordonnantie preciseren dat het gaat over de « functies van dagelijks beheer, te weten die welke aan de mandataris de bevoegdheid geven om de instelling te verbinden. Het betreft dus de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder » (5).

Over de toekenning van de representatiekosten moet een beslissing genomen worden door het beheersorgaan van de openbare instelling, het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege. Deze beslissing kan bepalen welke type van representatiekosten toegelaten zijn, of kan per type een maximumbedrag bepalen (art. 6, vierde lid).

Het beheersorgaan van de openbare instelling, de gemeenteraad of de politieraad dient daarenboven het bedrag van de representatiekosten vast te stellen in de algemene beslissing bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie.

Een voorbeeld van representatiekosten zijn de restaurantkosten van een schepen die, op eigen initiatief, een persoon op restaurant uitnodigt voor de bespreking van een dossier dat tot zijn bevoegdheid behoort.

Deze kosten moeten dus : - aangegeven worden (art. 8, § 2); - verantwoord worden aan de hand van een modelformulier (art. 6, 6e lid); - achteraf terugbetaald worden (art. 6, 6e lid).

Deze kosten komen niet in aanmerking voor het bepalen van de grens van 150 % bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie.

Indien het niet de individuele mandataris is die het initiatief neemt, maar indien de gemeente bijvoorbeeld de bestuurders van een zusterstad wenst uit te nodigen, of indien het college een maaltijd organiseert voor een bespreking met de vertegenwoordigers van een hogere overheid, dan valt dit niet onder de representatiekosten. Het is dan de gemeente die het initiatief neemt en de uitgave betaalt. Het betreft hier geen representatiekosten, geen werkingskosten, noch voordelen van alle aard voor de mandatarissen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een bescheiden werklunch die geserveerd wordt tijdens een interne vergadering.

Met het oog op een volledige transparantie dienen deze uitgaven wel meegedeeld te worden aan de gemeenteraad of het daarmee overeenstemmend orgaan. c. Werkinstrumenten Werkinstrumenten zijn de middelen die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de functie van de mandataris. Werkinstrumenten tellen niet mee voor de berekening van de 150 % en moeten dus strikt geïnterpreteerd worden.

Naast de normale bureau-artikelen zijn de volgende middelen voorbeelden van werkinstrumenten : - een quota postzegels; - een GSM met basisuitrusting en abonnement - een dienstwagen, al dan niet met chauffeur, die uitsluitend voor de uitoefening van de functie ter beschikking gesteld wordt; - een computer met randapparatuur, softwarelicenties en internetaansluiting.

De terbeschikkingstelling van deze werkinstrumenten wordt vastgelegd door de openbare instelling.

De mandataris dient deze werkinstrumenten niet op te nemen in zijn aangifte indien deze uitsluitend voor de uitoefening van de functie gebruikt worden. Indien ze eveneens voor privédoeleinden gebruikt worden, dan kan het gebruik van deze werkinstrumenten een voordeel van alle aard uitmaken in de zin van het WIB 1992. d. Bezoldigingen Dit is het brutobedrag van de wedden, vergoedingen en representatiekosten verbonden aan de uitoefening van zijn mandaat. Het loon voor de private beroepsactiviteit die de mandataris uitoefent wordt hier niet geviseerd. Het raadslid dat tevens ambtenaar, werknemer of zelfstandige is, moet deze activiteit en het daaraan verbonden loon niet opnemen in de aangifte van zijn mandaten.

V. Vaststelling, door de plaatselijke besturen, van het bedrag van de bezoldigingen, voordelen van alle aard, representiatiekosten en werkinstrumenten (art. 4 en 10).

De gemeente- en de politieraden en de bevoegde organen van de openbare instellingen dienen zo snel mogelijk (6) een algemene beslissing te nemen over het bedrag van de bezoldigingen, voordelen van alle aard, representatiekosten en werkinstrumenten van hun mandatarissen.

Deze beslissingen van de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de politiezones, de intercommunales, de kerkfabrieken, de berg van barmhartigheid en de gemeentelijke VZW's worden zo snel mogelijk toegezonden aan : Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Transparantie Openbare Mandatarissen C/o de Secretaris-generaal City Center - 5e verdieping Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel Deze beslissingen zijn onderworpen aan het goedkeuringstoezicht van de Regering (art. 4, §§ 1, 2 en 3, laatste lid). Het betreft een specifiek toezicht dat parallel aan het gewoon administratief toezicht georganiseerd werd. De toezichtstermijnen en procedures van de ordonnanties die het gewoon administratief toezicht op de plaatselijke besturen regelen, zijn derhalve niet van toepassing op dit goedkeuringstoezicht.

Het niet-vastleggen van een toezichtstermijn voor dit goedkeuringstoezicht geeft de Regering voldoende tijd om alle beslissingen met mekaar te vergelijken en « erop toe te zien dat er een logisch verband bestaat tussen de bezoldiging en de kosten enerzijds en de geleverde prestaties anderzijds » (7).

Ook alle andere beslissingen die krachtens de ordonnantie moeten overgemaakt worden aan de « Regering », de « toezichthoudende overheid », of het « door de Regering aangewezen controleorgaan », worden overgemaakt aan het bovenvermeld adres.

VI. Vaststelling, door de Regering, van de maximumbedragen en het begrotingskrediet (art. 5).

De Regering zal deze bedragen vaststellen eventueel rekening houdend met bijvoorbeeld het aantal inwoners of het aantal woningen van het betrokken bestuur (8).

VII. Kosten en voordelen (art. 6 en 9).

De openbare instellingen mogen hun mandarissen geen kredietkaart, geen maaltijdcheques en geen groepsverzekering geven.

Met « groepsverzekering » wordt hier een aanvullende pensioenverzekering bedoeld. Een verzekering « geneeskundige zorgen » of « hospitalisatie » blijft toegelaten.

Indien een openbare instelling een reis organiseert waaraan een mandataris deelneemt, dan moet het college van burgemeester en schepenen of het beheersorgaan hierover een gemotiveerde beslissing nemen. Deze beslissing wordt toegestuurd aan de Regering (adres : zie supra).

Reizen die georganiseerd en betaald worden door derden, en waaraan een mandataris deelneemt, blijven buiten de toepassing van dit artikel.

Krachtens artikel 9 mag een uitvoerende mandataris geen enkele openbare huurwoning toegewezen krijgen terwijl hij in functie is. Dit artikel is enkel van toepassing op « uitvoerende mandatarissen », niet op bijvoorbeeld gemeenteraadsleden. Deze bepaling is eveneens niet van toepassing op personen die reeds in een openbare huurwoning wonen op het ogenblik dat ze uitvoerend mandataris worden. Enkel de toewijzing van een woning aan een uitvoerend mandataris in functie is verboden.

Een schepen die in een openbare huurwoning woont en waarvan de huurovereenkomst verlengd, gewijzigd of hernieuwd wordt, mag in de woning blijven wonen. Ook de situatie van een uitvoerend mandataris die vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie een woning toegewezen kreeg, zelfs terwijl hij in functie was, blijft ongewijzigd.

Het is tenslotte belangrijk op te merken dat « openbare woning » in de ruimste betekenis moet opgevat worden. Niet enkel de sociale woningen, maar ook de andere woningen van de gemeente, het O.C.M.W., een (autonome) regie, enz. worden bedoeld. (9) VIII. Aangifte (art. 8) De mandatarissen moeten aangifte doen van alle openbare mandaten, functies, afgeleide mandaten of opdrachten van politieke aard die zij uitoefenen, alsook van de bezoldigingen, voordelen van alle aard en representatiekosten die ze ontvangen in het kader van de uitoefening ervan.

De gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters zenden deze aangifte naar de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris bundelt deze aangiften en zendt deze - eventueel met een verminderingsplan - naar de Regering.

De mandatarissen van de overige openbare instellingen zenden deze aangifte naar het door de Regering aangewezen controleorgaan.

Zowel de door de gemeentesecretaris gebundelde aangiften, als de aangiften van de mandatarissen van de overige openbare instellingen worden zo snel mogelijk toegezonden aan : Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Transparantie Openbare Mandatarissen C/o de Secretaris-generaal City Center - 5e verdieping Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel IX. Eén globale aangifte a) Indien een gemeenteraadslid, een schepen of een burgemeester naast zijn gemeentelijk mandaat nog andere mandaten uitoefent in één of meerdere openbare instellingen, dan volstaat het dat hij één globale aangifte doet bij de gemeentesecretaris. De gemeentelijke mandatarissen hebben niet zelden eveneens mandaten in andere openbare instellingen (intercommunale, politiezone,...).

Zo bestaat de politieraad bijvoorbeeld uit leden van de gemeenteraden van de gemeenten die samen de zone vormen, en uit de burgemeesters van deze gemeenten (10). Alle leden van de politieraad zijn derhalve gemeentelijke mandatarissen die reeds op basis van artikel 8, § 2, van de ordonnantie aangifte moeten doen van de openbare mandaten, functies, enz. die zij naast hun gemeentelijk mandaat uitoefenen, alsook van de bezoldigingen, enz... die ze daarvoor ontvangen.

De gemeentelijke mandatarissen doen hun aangifte bij de gemeentesecretaris. Deze aangifte omvat alle openbare mandaten van de gemeentelijke mandatarissen.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichtingen in hoofde van de politiezone, zoals bijvoorbeeld het nemen van een algemene beslissing over de bezoldigingen en de werkinstrumenten, bedoeld in artikel 4, § 3, van de ordonnantie. b) Personen die geen gemeenteraadslid, schepen of burgemeester zijn, maar die toch meerdere mandaten uitoefenen, dienen eveneens slechts één globale aangifte in te dienen bij het door de Regering aangewezen controleorgaan. X. Jaarverslag (art. 7) Het jaarverslag zal tussen 1 januari 2007 en 31 maart 2007 voor de eerste keer worden opgesteld over het kalenderjaar 2006.

De inventaris van de overheidsopdrachten die in dit verslag moet opgenomen worden dient geen melding te maken van de opdrachten die tot stand gekomen zijn via onderhandelingsprocedure met een aangenomen factuur.

Een opdracht via onderhandelingsprocedure met een aangenomen factuur is slechts mogelijk indien het bedrag van de opdracht niet hoger ligt dan 5.500 euro, zonder belasting op de toegevoegde waarde (11).

XI. Sancties (art. 8) Ik wens tenslotte de aandacht te vestigen op de zware sancties die de ordonnantie bepaalt in artikel 8, § 3 : - een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar; - een boete van 26 tot 500 frank; - de onverkiesbaarverklaring voor de eerstvolgende gemeenteraads- en O.C.M.W.-verkiezingen; - het niet meer kunnen voorgedragen worden voor een functie in de openbare instellingen bedoeld in artikel 2 van de ordonnantie.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota's (1) Parl.St., BHR, 2005/2006, A-211/1, blzn. 2 en 4. (2) Wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, artikel 4, § 2, 8° (Belgisch Staatsblad, 22 januari 1994).(3) Parl.St., BHR, 2005/2006, A-211/1, 4-5. (4) Wetboek van inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992 (Belgisch Staatsblad, 30 juli 1992).(5) Parl.St., BHR, 2005/2006, A-211/1, 7-8. (6) Zie ook supra nr.III. (7) Parl.St., BHR, 2005/2006, I.V. nr. 11, plenaire vergadering van 16 december 2005, 26. (8) Parl.St., BHR, 2005/2006, A-211/1, 7.

Parl. St., BHR, 2005/2006, A-211/2, 18. (9) Parl.St., BHR, 2005/2006, A-211/2, 26-27, Parl. St., BHR, 2005/2006, I.V. nr. 11, plenaire vergadering van 16 december 2005, 27-28, 30, 39-42. (10) Art.12 Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, Belgisch Staatsblad , 5 januari 1999. (11) Art.122 koninklijk besluit 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, Belgisch Staatsblad, 25 januari 1996.

^