Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 29 september 2006
gepubliceerd op 09 januari 2007

Omzendbrief betreffende de modaliteiten voor de toepassing van het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006204123
pub.
09/01/2007
prom.
29/09/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST


29 SEPTEMBER 2006. - Omzendbrief betreffende de modaliteiten voor de toepassing van het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen


Het besluit van de Waalse Regering van 2 december 2004 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen bepaalt de percentages en de maximumbedragen van de tegemoetkomingen die toegekend worden voor de volgende investeringen : ? voor de milieubescherming : a. de investeringen waarmee de onderneming de bestaande gemeenschapsnormen kan overschrijden of de investeringen die ze verricht bij gebrek aan dergelijke verplichte normen;b. de investeringen die een kmo verricht om aan de nieuwe gemeenschapsnormen te voldoen gedurende een periode van drie jaar, te rekenen van de aanneming van deze nieuwe normen door de Europese Gemeenschap;c. de acties inzake de nuttige toepassing en de vermindering van afvalstoffen in het productieproces. ? voor een duurzaam energiegebruik : a. de investeringen die de vermindering van het energieverbruik tijdens het productieproces mogelijk maken;b. de investeringen die de ontwikkeling van energieën uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken;c. de investeringen die de ontwikkeling van installaties voor kwalitatieve warmtekracht mogelijk maken. De minimale investeringsdrempel wordt op euro 25.000 vastgelegd.

Gezien de complexiteit van de berekening van de subsidieerbare basis van de investeringen (berekening van de meerkosten verminderd met de voordelen gehaald gedurende de eerste vijf levensjaren van de investering), worden de berekeningsmodaliteiten nader bepaald in deze omzendbrief, waarin ook berekeningsvoorbeelden per kanaal gegeven worden wat duurzaam energiegebruik betreft (toepassing van artikel 7 van het decreet en van artikel 7 van het besluit).

TITEL I. - Modaliteiten voor de berekening van de investeringen die milieubescherming beogen Ter herinnering : de op de subsidieerbare basis toegepaste tegemoetkomingspercentages zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het bedrag van de premie en van de vrijstelling van de onroerende voorheffing mag niet hoger zijn dan : ? euro 1.000.000 per onderneming over vier jaar als het gaat om een K.M.O.; ? euro 2.000.000 per onderneming over vier jaar als het gaat om een grote onderneming.

De termijn van vier jaar begint te lopen vanaf de beslissing tot toekenning betreffende het eerste dossier dat overeenkomstig dit decreet ten gunste van de onderneming wordt behandeld.

Ter herinnering : de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor milieubescherming zijn opgenomen in het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen en in het desbetreffende toepassingsbesluit van 2 december 2004. Deze kaderregeling bepaalt in punt E.1.7 dat "alleen de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden voor steun in aanmerking komen. Dit houdt in dat wanneer de investeringskosten voor de bescherming van het milieu niet gemakkelijk kunnen worden gescheiden van de totale kosten, de Commissie rekening zal houden met objectieve en doorzichtige berekeningsmethoden, zoals bijvoorbeeld de kosten van een investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt. In ieder geval moeten de in aanmerking komende kosten worden berekend, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investering en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode van vijf jaar." Elke steunaanvraag in het kader van de milieubescherming bevat de volgende elementen die voor de vastlegging van de subsidieerbare basis zullen dienen.

Per investeringsproject moeten de volgende punten opgegeven en omschreven worden : 1. De milieuredenen of -problemen die aanleiding hebben gegeven tot de verrichting van de investeringen (totstandbrenging van betere technologieën, naleving van nieuwe milieunormen,...). 2. Beknopte en duidelijke technische omschrijving van de verschillende geplande investeringen. 3. De kwalitatieve milieudoelstellingen van de onderneming in het kader van de geplande investeringen (vermindering van de voortgebrachte afvalstoffen, atmosferische emissies, waterlozingen, geluidsemissies, energiegebruik, gebruik van minder verontreinigende grondstoffen,...). 4. Al deze becijferde milieudoelstellingen moeten voldoen aan de opgelegde milieuvoorschriften, als ze bestaan.Onder milieuvoorschriften worden verstaan de desbetreffende Europese richtlijnen, alsook de federale en gewestelijke regelgevingen.

Onderstaande tabel bevat de gegevens bedoeld in de punten 1, 3 en 4 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De toetsing van de bedoelde milieudoelstellingen aan de opgelegde voorschriften moet nauwgezet en constant gewaardeerd worden : zodoende moet de beoogde doelstelling nauwgezet en constant onder de opgelegde waarde liggen. 5. De voordelen in de zin van artikel 7 van het decreet moeten nader bepaald worden voor elk investeringsproject. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Het voordeel per eenheid omvat alle voordelen voortvloeiend uit de doelstelling van de investering, bijvoorbeeld : het voordeel gebonden aan het niet-storten, de vermindering van het energieverbruik, de vermindering van het verbruik van grondstoffen,...

De over één jaar behaalde voordelen worden geactualiseerd over vijf jaar. Het actualiseringspercentage zoals vastgelegd door de Europese Commissie staat vermeld op (http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html).

De in aanmerking genomen voordelen worden bij de behandeling van het dossier vastgelegd door het gemiddelde van de officiële prijzen en/of van de aan de aanvrager meegedeelde prijzen van elk type brandstof en/of energievector te berekenen op basis van de twaalf maanden die voorafgaan aan de datum van indiening van het dossier.

Voor alle andere typen voordelen zullen de eenheidsprijzen, bij gebrek aan officiële prijzen of markten, berekend worden op grond van diezelfde basis van twaalf maanden en op basis van door de onderneming overgelegde bewijsstukken.

Voor elke te halen milieudoelstelling moet de wijze van controle erop nader bepaald worden (balansen, facturen, analysen door een erkend laboratorium....). Deze documenten worden aan de "Division de la Police de l'Environnement de la D.G.R.N.E" (Afdeling Milieupolitie van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu) voorgelegd bij de verificatie die voorafgaat aan de uitbetaling van de premie.

TITEL II. - Modaliteiten voor de berekening van de investeringen die duurzaam energiegebruik beogen Bepalingen.

De investeringssteun bedraagt : ? 40 % van de in aanmerking komende kosten voor de K.M.O.'s, met een maximumbedrag van 1 miljoen EUR per onderneming over vier jaar; ? 20 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen, met een maximumbedrag van 2 miljoen EUR per onderneming over vier jaar.

De termijn van vier jaar begint te lopen vanaf de beslissing tot toekenning betreffende het eerste dossier dat overeenkomstig dit decreet ten gunste van de onderneming wordt behandeld.

De investeringen verricht door de ondernemingen waarvan de activiteiten energieproductie of -distributie betreffen, komen niet in aanmerking voor het steunvoordeel, met uitzondering van de kleine ondernemingen die niet in handen zijn van een middelgrote of grote onderneming uit de energiesector en die groene elektriciteit produceren.

Bovendien mag de toegekende premie niet hoger zijn dan 40 % van het bedrag van het project.

HOOFDSTUK I. - Investeringen betreffende de energieën uit hernieuwbare energiebronnen en installaties voor kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling Afdeling 1. - Gemeenschappelijke princiepen A. : Inleiding.

De in aanmerking komende kosten zijn de meerkosten gedragen door de onderneming ten opzichte van een installatie voor de productie van traditionele energie met hetzelfde vermogen in termen van effectieve energieproductie. Van die kosten wordt het volgende afgetrokken : ? de voordelen getrokken uit een eventuele vermogensverhoging; ? de kostenbesparingen verricht gedurende de eerste vijf levensjaren van de investering; ? de bijkomende speculatieve producties gedurende dezelfde periode van vijf jaar.

B. Referentie-eenheid.

Voor de productie van elektriciteit : De referentie-eenheid stemt overeen met het klassieke elektrische kanaal bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt. In artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bevordering van de milieuvriendelijke elektriciteit wordt aangegeven dat het om een gas- en stoomturbine gaat. De technische eigenschappen van deze centrale worden nader bepaald door de "CWaPE".

De installatie die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag wordt dus vergeleken met een gas- en stoomturbinecentrale die met aardgas functioneert. De modeleigenschappen van deze centrale worden vermeld in bijlage I, C (rendement, investeringskosten, werkingskosten, enz.).

Bijgevolg wordt elke installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen vergeleken met een gas- en stoomturbinecentrale met hetzelfde vermogen in termen van effectieve energieproductie.

Hetzelfde geldt voor elke warmtekrachtkoppelingsinstallatie. In dit geval wordt de warmteproductie in de besparingen van werkingskosten geboekt na vergelijking met een referentiestoomketel.

Aangezien er aangenomen wordt dat een gas- en stoomturbinecentrale gemiddeld 6 000 uur/jaar werkt, wordt de effectieve energieproductie berekend naar rato van de jaarlijkse werkingsduur van de installatie die het voorwerp van de aanvraag uitmaakt (gebruiksduur van het kanaal overeenstemmend met de installatie die het voorwerp van de aanvraag/6 000 uitmaakt). Bijgevolg worden de investeringskosten en de vaste exploitatiekosten van de gas- en stoomturbine volgens dezelfde verhouding berekend.

Voor de productie van warmte alleen : De installatie die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag wordt vergeleken met een stoomketel met hetzelfde vermogen. De referentie-brandstof is aardgas als het gasnet beschikbaar is. In het tegenovergestelde geval wordt verwezen naar stookolie. De modeleigenschappen van de referentieinstallatie worden vermeld in bijlage I, D (rendement, investeringskosten, werkingskosten, enz.).

Het in aanmerking genomen rendement is het rendement van de stoomketel (moderne referentie-installatie) bekendgemaakt door de "CWaPE" krachtens artikel 2, 3°, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt.

Voor de berekening van de kostenbesparing is de prijs van de brandstof relatief vluchtig en is hij afhankelijk van de volumen en typen geleverde brandstoffen. Bijgevolg wordt hij bij de indiening van het dossier bepaald op grond van de gemiddelde prijs toegepast in de loop van de 12 maanden die voorafgaan aan de indiening van het dossier.

C. Aftrek van bepaalde elementen : ? Voordelen gebonden aan een eventuele capaciteitsverhoging : Het gaat om schaalvoordelen enkel en alleen op het vlak van het industriële proces.

Dit voordeel is nietig in geval van autonome installaties voor energieproductie. Het moet al naar gelang het geval geanalyseerd worden voor installaties tot stand gebracht binnen andere ondernemingen waarvan het maatschappelijke doel niet energieproductie is. ? Kostenbesparingen gegenereerd tijdens de eerste vijf jaren van de investering : De kosten en voordelen gebonden aan de installatie die het voorwerp uitmaakt van de aanvraag, worden vergeleken met die van een gas-en stoomturbinecentrale voor de productie van elektriciteit en, in voorkomend geval, van een stoomketel voor warmteproductie met de eigenschappen vermeld in bijlage I. Voor de elektriciteitsproductie worden deze kosten en voordelen berekend naar rato van de werkingsduur.

Bij de berekening wordt er rekening gehouden met het actualiseringspercentage bekendgemaakt door de Europese Commissie en van kracht bij de indiening van de aanvraag. Het actualiseringspercentage zoals vastgelegd door de Europese Commissie staat vermeld op : http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html Er wordt rekening gehouden met : ? de vaste en variabele exploitatie- en onderhoudskosten; ? de brandstofkosten; ? de kosten gebonden aan de quota's van kooldioxyde-emissies voor de gas-en stoomturbine; ? de balancingkosten i.v.m. elke technologie naar gelang van de graad van voorspelbaarheid van de elektriciteitsproductie ervan : deze kosten zullen overeenstemmen met het verschil tussen een maximumprijs bepaald op grond van de prijzen van het in België tot stand gebrachte platform voor elektronische elektriciteitshandel en een marktprijs van de geproduceerde elektriciteit berekend op grond van de conventionele methode voor de bepaling van de marktprijs van de elektriciteit geproduceerd vanaf hernieuwbare energiebronnen (zoals uiteengezet in de mededeling CD-5d05-CWAPE van 7 april 2005); ? de voordelen voortvloeiend uit de verkoop van de groene certificaten : deze voordelen wordt berekend op grond van de productiesteun bedoeld in het besluit van de Regering van 6 november 2003 betreffende de productiesteun verleend voor milieuvriendelijke elektriciteit, namelijk 65 EUR/groen certificaat. Voor fotovoltaïek wordt de berekening evenwel gegrond op de afkoopprijs van Elia (150 EUR/groen certificaat afgegeven voor fotovoltaïek) bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. ? Bijkomende speculatieve producties tijdens vijf jaar : Het gaat om de verkoop van producten voortvloeiend uit de energieproductie.

Bij de berekening van de voordelen voortvloeiend uit deze bijkomende producties wordt er rekening gehouden met het actualiseringspercentage bekendgemaakt door de Europese Commissie en van kracht op de datum van de indiening van de aanvraag.

D. Berekeningshypothesen.

De meerkosten worden berekend op grond van de hypothesen bedoeld in bijlage I. Het Directoraat-generaal Technologie, Onderzoek en Energie past de berekeningshypothesen bedoeld in bijlage I, C, aan naar gelang van de technologische ontwikkelingen, van de energiekosten en van de quota's van kooldioxyde-emissies, met uitzondering van de voor groene certificaten in aanmerking genomen prijs.

De Afdeling Energie past de berekeningshypothesen bedoeld in bijlage I, D, aan o.a. op grond van de technologische ontwikkelingen.

De berekeningshypothesen worden bij de indiening van het dossier bepaald op grond van de gemiddelde kosten en prijzen die in de loop van de twaalf maanden vóór de indiening van het dossier worden toegepast.

Afdeling II. - Investeringen die per kanaal in aanmerking worden genomen Om de subsidieerbare basis te bepalen worden met name de volgende investeringen in aanmerking genomen : A. Eolisch : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site. 3. Civieltechnische werken (o.a. funderingen). 4. Geïnstalleerde en bedrijfsklare windturbine.5. Aansluiting op het net.6. Veiligheids- en monitoringstelsels. 7. Certificering van de uitrustingen.. 8. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van windelektriciteit, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. B. Hydraulisch : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site (met name reiniging, herstel).3. Civieltechnische werken.4. Snijrooster-afzuigpomp en andere beschermingssystemen tegen drijvende afvalstoffen.5. Productie-eenheid, onder beschutting.6. Aansluiting op het net.7. Veiligheids- en monitoringsinstallaties.8. Certificering van de uitrustingen.9. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van hydraulische elektriciteit, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. C. Zonnethermisch : 1. Geïnstalleerde zonnevangers.2. Uitrustingen en apparatuur voor integratie in de bijverwarmingssytemen.3. Controle- en monitoringinstallaties.4. Certificeringen van de uitrustingen.5. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie en/of het gebruik van warmte, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. D. Fotovoltaïek : 1. Geïnstalleerde fotovoltaische zonnecellen.2. Uitrustingen voor de verandering en het gebruik van elektriciteit.3. Aansluiting op het net.4. Veiligheids- en monitoringsinstallaties.5. Certificering van de uitrustingen.6. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van elektriciteit, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. E. Biogasproductie en warmetkrachtkoppeling : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site.3. Civieltechnische werken.4. Opslag van de binnenkomende stoffen en van de resten.5. Voorbereiding van de injectiestoffen en -systemen.6. Autoclaven.7. Productie-eenheid onder beschutting.8. Systemen voor de hygiënisatie en de scheiding van fasen.9. Weeguitrustingen.10. Aansluiting op het elektrische net.11. Warmtenet of aansluiting op een bestaand net.12. Veiligheids- en monitoringsinstallaties.13. Certificering van de uitrustingen.14. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van energie, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. F. Biomassa (vloeibaar en vast) en warmtekrachtkoppeling : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site.3. Civieltechnische werken.4. Opslag van de binnenkomende stoffen en van de resten.5. Uitrusting voor de voorbereiding van de brandstof.6. Productie-eenheid onder beschutting.7. Aansluiting op het elektrische net.8. Warmtenet of aansluiting op een bestaand net.9. Veiligheids- en monitoringsinstallaties.10. Systemen voor de behandeling en de afvoer van lozingen.11. Certificering van de uitrustingen.12. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van energie, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. G. Warmtekrachtkoppeling : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site.3. Civieltechnische werken.4. Opslag van de binnenkomende stoffen en van de afstoffen.5. Productie-eenheid onder beschutting.6. Aansluiting op het elektrische net.7. Warmtenet of aansluiting op een bestaand net.8. Veiligheids- en monitoringsinstallaties.9. Systemen voor de behandeling en de afvoer van lozingen.10. Certificering van de uitrustingen.11. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van energie, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. H. Biomassaketel : 1. Terrein.2. Inrichting van de toegangswegen en van de site.3. Civieltechnische werken.4. Opslag van de binnenkomende stoffen en van de afstoffen.5. Uitrusting voor de voorbereiding en de behandeling van de biomassa. 6. Productie-eenheid onder beschutting (stoomketel, zuigsysteem, systeem voor de voeding van de ketel, enz.). 7. Systemen voor de behandeling en de afvoer van lozingen.8. Warmtenet of aansluiting op een bestaand net.9. Veiligheids- en monitoringsinstallatie.10. Certificering van de uitrustingen.11. Elke andere uitrusting die nodig is voor de productie van energie, onder voorbehoud van de toestemming van de Besturen Energie en Economie. HOOFDSTUK II. - Investeringen voor de vermindering van het energieverbruik gedurende het productieproces Inleiding.

De in aanmerking komende kosten zijn de meerkosten gedragen door de onderneming ten opzichte van een traditionele installatie van dezelfde aard, min : ? de voordelen voortkomend uit een eventuele capaciteitsverhoging; ? de kostenbesparingen verricht tijdens de eerste vijf levensjaren van de investering; ? de bijkomende speculatieve producties tijdens diezelfde periode van vijf jaar.

Investeringen.

De in aanmerking genomen investering wordt vergeleken met een traditionele investering. Alleen het gedeelte van de investering dat energiebesparingen gedurende het productieproces mogelijk maakt, wordt in aanmerking genomen.

Voor zover de investering die energiebesparingen mogelijk maakt toegevoegd wordt aan een traditionele investering en van de rest van de investering onderscheiden kan worden, maakt de aanvrager een onderscheid tussen : ? de aard van de traditionele investering (technische omschrijving en kosten) en ? het gedeelte van de investering gebonden aan de energiebesparingen (technische omschrijving en jaarlijks gegenereerde energiebesparingen), alsmede de specifieke kosten ervan.

Voor zover de investering i.v.m. de energiebesparingen niet van de rest van de investering gescheiden kan worden, verduidelijkt de aanvrager het type investering en vergelijkt hij haar met een traditionele investering.

Daartoe specificeert de aanvrager de energiebesparingen die jaarlijks gegenereerd worden door de geplande investering in vergelijking met de traditionele investering, het daaruit voortvloeiende jaarlijkse financieel voordeel, alsmede het verschil van de investeringskosten.

Aftrek van bepaalde elementen : De aanvrager vermeldt dat de investering de productiecapaciteit kan verhogen en detailleert het daaruit voortvloeiende voordeel.

In geval van een nieuwe installatie is deze bepaling niet relevant.

De kostenbesparingen worden gebonden aan de energiebesparingen verricht gedurende de vijf eerste jaren van de investering. Deze besparingen worden berekend met inachtneming van het actualiseringspercentage bekendgemaakt door de Europese Commissie en van kracht bij de indiening van de aanvraag. Het actualiseringspercentage zoals bepaald door de Europese Commissie kan geraadpleegd worden op : http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html Voor de berekening van de meerkosten is de prijs van de brandstof relatief vluchtig en is hij afhankelijk van de volumen en typen geleverde brandstoffen. Hij zal bijgevolg bepaald worden bij de indiening van het dossier op grond van de gemiddelde prijs die tijdens de twaalf maanden vóór de indiening van het dossier wordt toegepast.

Namen, 29 september 2006.

J.-C. MARCOURT

BIJLAGE I. - BEREKENINGSHYPOTHESEN A. Princiepen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

BIJLAGE II. - THEORETISCHE VOORBEELDEN VAN GEVALLEN De hiernavermelde berekeningen worden ter illustratie per kanaal gegeven voor een kleine onderneming waarvan de hoofdactiviteit deel ressorteert onder de energieproductiesector. Voor de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit niet ressorteert onder de energiesector bedraagt het subsidiepercentage 40 % van de meerkosten voor K.M.O.'s en 20 % voor grote ondernemingen.

De aanvrager verstrekt via zijn financieel plan de gegevens betreffende zijn installatie die deze berekeningen mogelijk maken.

EOLISCH PROJECT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^