Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief
gepubliceerd op 10 oktober 2006

Omzendbrief van 28 september 2006. - Validatie van de verkiezingen en installatie van de gemeenteraadsleden Verkiezing van de schepenen en benoemingsprocedure voor de burgemeesters Aan Mevr. de Gouverneur van het administratief arrondissement Aan de heer Voorzitter van het Rechtscollege, Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen.

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031494
pub.
10/10/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


Omzendbrief van 28 september 2006. - Validatie van de verkiezingen en installatie van de gemeenteraadsleden Verkiezing van de schepenen en benoemingsprocedure voor de burgemeesters Aan Mevr. de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de heer Voorzitter van het Rechtscollege, Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen.

Mevr. de Gouverneur, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Schepen, Na de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 zullen de gemeenteraden geheel vernieuwd worden. Artikel 2 van de nieuwe gemeentewet, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 20 juli 2006, bepaalt dat de nieuwe gemeenteraadsleden zullen verkozen worden voor een termijn van zes jaar, ingaand op 1 december 2006. Ze worden geïnstalleerd tijdens de vergadering van de gemeenteraad die plaatsheeft binnen 7 dagen te rekenen vanaf 1 december. Ze zijn herkiesbaar.

Zoals bepaald in artikel 4 van de nieuwe gemeentewet, blijven de leden van de aftredende gemeenteraad in functie totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn onderzocht en hun installatie heeft plaatsgehad.

De vernieuwing van de gemeenteraden leidt tot de verkiezing van een nieuw schepencollege en de benoeming van een nieuwe burgemeester in elke gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is absoluut noodzakelijk dat deze procedures inzake installatie van de raad, verkiezing van het college en benoeming van de burgemeester in de beste omstandigheden verlopen, zodat het nieuwe gemeentebestuur zo snel mogelijk in functie kan treden.

Deze omzendbrief strekt ertoe aan de geldende bepalingen betreffende deze materie te herhalen en de procedures te verduidelijken.

I. VALIDATIE VAN DE VERKIEZINGEN DOOR HET RECHTSCOLLEGE (1) 1. Algemeen principe De validatie van de verkiezingen komt het Rechtscollege toe, ongeacht of een kandidaat al dan niet bezwaar ingediend heeft. In deze materie doet het voormelde college uitspraak als administratief rechtscollege (art. 75, § 3, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek). 2. Gewone bezwaren Elk bezwaar moet, op straffe van verval, worden ingediend binnen 10 dagen na het opstellen van het proces-verbaal van de verkiezing (artikel 74 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, gewijzigd bij de ordonnantie van 20 juli 2006).In de veronderstelling dat het proces-verbaal opgesteld werd op 8 oktober 2006, is de uiterste datum voor het indienen van een bezwaar 18 oktober 2006. Met andere woorden, het bezwaar moet hetzij uiterlijk op die datum aan de secretaris van het Rechtscollege overhandigd worden, in welk geval een ontvangstbewijs overhandigd zal worden, hetzij aan die ambtenaar gezonden worden bij een uiterlijk op dezelfde datum ter post neergelegde aangetekende zending, waarbij het postmerk als datum geldt.

Het Rechtscollege doet uitspraak over een bezwaar binnen een termijn van 30 dagen na de indiening ervan (artikel 75, § 1, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek). Het vertrekpunt voor de termijn is de dag die volgt op de overhandiging van het bezwaar aan de secretaris of de dag volgend op de postdatum in geval van een aangetekende zending.

Nog steeds als voorbeeld : in de hierboven beschouwde veronderstelling en in het geval dat er op 18 oktober 2006 een bezwaar werd ingediend, is 17 november 2006 de uiterste datum waarop het Rechtscollege uitspraak moet doen.

Indien het Rechtscollege binnen de voorgeschreven termijn van 30 dagen geen uitspraak heeft gedaan, wordt het bezwaar als verworpen beschouwd - het vervalt dus krachtens de wet - en wordt de verkiezing definitief gevalideerd.

In werkelijkheid kunnen voor een bepaalde verkiezing verscheidene bezwaren ingediend worden op verschillende data. Aangezien het Rechtscollege slechts na het verstrijken van de voormelde termijn van 10 dagen zeker kan zijn dat er geen bezwaar meer zal worden ingediend, kan de definitieve validatie van de verkiezing ten vroegste pas op dat ogenblik plaatsvinden, behoudens het bijzonder bezwaar, dat vermeld wordt onder het hierna volgende punt 3. Bovendien moet voor elk bezwaar de maximale termijn van 30 dagen in acht genomen worden om uitspraak te doen; met andere woorden, de bezwaren betreffende een bepaalde verkiezing kunnen slechts gegroepeerd worden voorzover de termijn van 30 dagen nageleefd wordt voor het bezwaar dat het eerst na de verkiezing werd ingediend.

Rekening houdend met het feit dat de termijn vastgesteld voor de uitoefening van het initiatiefrecht van de procureur des Konings of voor de indiening van een klacht op grond van artikel 12, § 1, van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn (2), verstrijkt op de honderd twintigste dag na de verkiezing (art. 12, § 3), is het mogelijk dat het Rechtscollege de verkiezing binnen de haar gestelde termijnen heeft gevalideerd, zelfs vóór er een rechtsvordering is ingesteld.

Het Rechtscollege doet uitspraak als administratief rechtscollege, ongeacht de manier waarop de verkiezingen gevalideerd worden, hetzij door beslissing inzake validatie, al of niet op bezwaar, hetzij door validatie van ambtswege door het verstrijken van de termijnen. (cf. advies van de Raad van State van 15 april 1964 over een wetsvoorstel tot oprichting van provinciale administratieve rechtbanken - Parl. St.

Kamer van volksvertegenwoordigers, zitting 1963-1964, 652, nr. 2, bladzijde 6; deze rechtspraak werd bevestigd door de wet van 22 maart 1999, die artikel 75, § 3, in de gemeentekieswet heeft ingevoegd en dat artikel 75, § 3, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek is geworden).

Het Rechtscollege dient zich uit te spreken over de validatie van de verkiezingen binnen de termijn die haar door de wet wordt gesteld. De nadruk wordt eveneens gelegd op het feit dat het Rechtscollege niet op de uiterste termijn moet wachten om haar beslissingen te nemen.

De Regering dient regelmatig geïnformeerd te worden over de bezwaren die bij het Rechtscollege werden ingediend. De Voorzitter van het Rechtscollege dient bijgevolg aan de Regering een afschrift over te maken van ieder bezwaar zodra het in ontvangst is genomen, alsmede een afschrift van iedere beslissing die het Rechtscollege neemt in verband met de validatie van een verkiezing, ongeacht of er een bezwaar werd ingediend, alsook de vaststelling dat er geen beslissing werd genomen.

De Voorzitter wordt tevens verzocht bedoelde bezwaren en beslissingen door te faxen op het nummer 02/800.38.00 t.a.v. het Bestuur Plaatselijke Besturen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 3. Bijzonder bezwaar Indien een kandidaat strafrechtelijk veroordeeld wordt wegens schending van de hiervoor vermelde wet van 7 juli 1994, beschikken de kandidaten over een nieuwe termijn van 15 dagen, te rekenen vanaf de uitspraak van de definitieve veroordeling, om een bezwaar in te dienen bij het Rechtscollege. Deze termijn staat los van de hierboven vermelde primaire termijn van 10 dagen (art. 74, § 3, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek en art. 12 van 7 juli 1994).

Het mandaat wordt in dit geval niet automatisch ontnomen, aangezien het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, in het bijzonder artikel 74bis, een ruime beoordelingsbevoegdheid toekent aan het Rechtscollege en, in geval van beroep bij deze instantie, aan de Raad van State.

Krachtens voormeld artikel 74, § 3, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek wordt er slechts in de opening van een nieuwe termijn voor de kandidaten voorzien in het geval dat de veroordeling gesteund is op een klacht, wat het geval uitsluit waarin de veroordeling het gevolg zou zijn van een vordering die zou zijn ingesteld op initiatief van de procureur des Konings.

Het recht op bezwaar bedoeld in artikel 74, § 3, kan met name slechts uitgeoefend worden door diegenen die krachtens artikel 74, § 1, gerechtigd zijn bezwaar in te dienen, namelijk de kandidaten, terwijl de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het Parket krachtens artikel 12, § 2, van de wet van 7 juli 1994 openstaat voor ieder « persoon die van enig belang doet blijken ». 4. Beroep bij de Raad van State tegen de beslissing van het Rechtscollege Artikel 76bis van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek stelt dat degenen aan wie kennis moet worden gegeven van de beslissing van het Rechtscollege, dat wil zeggen krachtens artikel 76 van voormeld Kieswetboek, de betrokken gemeenteraad en de kandidaten die een bezwaar indienden, binnen acht dagen na de kennisgeving beroep kunnen instellen bij de Raad van State. Het beroep bij de Raad van State is niet opschortend, behoudens wanneer het beroep gericht is tegen een beslissing van het Rechtscollege die een vernietiging van de verkiezingen of een wijziging in de zetelverdeling inhoudt.

De rechtspleging voor dit Hoge Rechtscollege wordt geregeld door het koninklijk besluit van 15 juli 1956 tot vaststelling van de procedure voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep voorzien bij het voormelde artikel 76bis van de gemeentekieswet.

De middelen welke de verzoeker voor het Rechtscollege had kunnen doen gelden en die hij voor het eerst voor de Raad van State inroept, zijn niet ontvankelijk (R.v.St., 17 februari 1959, gem. verkiez. Stokkem, nr. 6873). Inderdaad, de vorderingen in verband met verkiezingszaken zijn enkel ontvankelijk indien ze voordien ontvankelijk aan het Rechtscollege werden voorgelegd (R.v.St., 29 maart 1983, Van den Berghe, nr. 23085).

II. AANTAL GEMEENTERAADSLEDEN EN SCHEPENEN Het aantal gemeenteraadsleden en schepenen dat verkozen wordt in elke gemeente is afhankelijk van het bevolkingscijfer per gemeente.

Het bevolkingscijfer dat in aanmerking wordt genomen is het aantal personen dat ingeschreven is in het Rijksregister van de natuurlijke personen die op 31 december van het jaar dat de verkiezingen voorafgaat hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente hadden. Voor de bepaling van het bevolkingscijfer per gemeente wordt verwezen naar het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 maart 2006 tot vaststelling per gemeente van de bevolkingscijfers op 31 december 2005.

Op basis van voormelde bevolkingscijfers worden de gemeenten gerangschikt in klassen met een overeenkomstig aantal raadsleden en schepenen. Bij elke volledige vernieuwing van de gemeenteraden wordt deze rangschikking overeenkomstig de artikelen 8 en 16 van de nieuwe gemeentewet door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in overeenstemming gebracht met dit bevolkingscijfer. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 is dit gebeurd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 maart 2006 houdende rangschikking van de gemeenten in uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet.

Het aantal raadsleden en schepenen in elke Brusselse gemeente werd vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld III. INSTALLATIE VAN DE GEMEENTERAADSLEDEN. 1. Installatievergadering. Er is een verschil tussen de Franse en de Nederlandse tekst van artikel 2, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 20 juli 2006.

In het Frans bepaalt dit artikel 2 dat « Les conseillers communaux sont élus pour un terme de six ans à compter du 1er décembre. Ils sont installés lors de la séance du conseil communal qui a lieu endéans les 7 jours qui suivent le 1er décembre.... » In het Nederlands bepaalt dit artikel dat « De gemeenteraadsleden worden gekozen voor zes jaar, te rekenen vanaf 1 december na hun verkiezing. Ze worden geïnstalleerd tijdens de vergadering van de gemeenteraad die plaatsheeft binnen 7 dagen te rekenen vanaf 1 december..." De voorbereidende werkzaamheden bepalen dat het de wil van de wetgever is om de installatie van de gemeenteraadsleden tijdens de week van 1 december toe te laten, hetgeen logischerwijze 1 december insluit (Parl. Bru. Doc. A-244-1, p 3).

Aangezien de gemeenteraadsleden worden gekozen voor een termijn van zes jaar te rekenen vanaf 1 december, is er bovendien geen reden om de installatievergadering niet te houden op die dag zelf. Bijgevolg kunnen de gemeenteraadsleden geïnstalleerd worden van 1 tot en met 7 december.

De installatie van de nieuwe gemeenteraad kan evenwel pas plaatsvinden als de raad, naargelang van het geval, door de secretaris van het Rechtscollege - binnen drie dagen - in kennis wordt gesteld van de beslissing van het Rechtscollege of het uitblijven van enige beslissing binnen de voorgeschreven termijn (artikel 76, eerste lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek), of, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld bij artikel 77, eerste lid, van hetzelfde wetboek, heeft ontvangen.

Het uittredend college van burgemeester en schepenen roept daartoe alle verkozen kandidaten op, overeenkomstig artikel 87 van de nieuwe gemeentewet, met de vermelding dat de vergadering hun beëdiging alsook de verkiezing en de eedaflegging van de schepenen tot doel heeft. 2. Beëdiging. A. Eedformule.

De installatie van de raadsleden bestaat uit de eedaflegging waarvan de formule vastgesteld is bij artikel 80 van de nieuwe gemeentewet. De eed wordt in het Nederlands of in het Frans afgelegd.

B. Modaliteiten.

Door de eedaflegging worden de raadsleden ambtsbevoegd.

Artikel 261 van het Strafwetboek, dat onder meer van toepassing is op de gemeenteraadsleden, bepaalt dat ieder openbaar ambtenaar die met de uitoefening van zijn bediening begint zonder de door de wet voorgeschreven eed te hebben afgelegd, wordt veroordeeld tot een geldboete van 129 euro tot 2480 euro.

Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 80 en 81 van de nieuwe gemeentewet : - leggen de burgemeesters de eed af ten overstaan van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering; - leggen de gemeenteraadsleden en de schepenen in openbare vergadering de eed af in handen van de burgemeester of van degene die hem vervangt.

Wat de eedaflegging van de gemeenteraadsleden betreft, kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee hypothesen (3) : a) de nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester is reeds benoemd en heeft reeds de eed afgelegd ten overstaan van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of diens gemachtigde : in dat geval moet hij de nieuwe raad installeren;als hij werd gekozen onder de verkozen gemeenteraadsleden, dan is hij ontslagen van de eedaflegging als gemeenteraadslid, vermits hij reeds de eed heeft afgelegd als burgemeester. b) De nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester heeft nog geen eed afgelegd in die hoedanigheid : dan is het de uittredende nog in functie zijnde burgemeester of degene die hem overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangt, die de installatievergadering moet voorzitten. Inderdaad, krachtens artikel 4 van de nieuwe gemeentewet, moet het uittredend of ontslagnemend lid dat bekleed is met het burgemeesters- of schepenmandaat, dit mandaat blijven uitoefenen tot het, hetzij als burgemeester of schepen, hetzij als gemeenteraadslid, vervangen is.

Bijgevolg, in de hiervoor onder b) vermelde hypothese : 1. de uittredend burgemeester werd niet herkozen als gemeenteraadslid. De burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester waarneemt, die niet is herkozen als gemeenteraadslid of de burgemeester die buiten de raad is benoemd maar niet is verkozen als gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, moet de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; zijn mandaat eindigt zodra is overgegaan tot de installatie van de nieuwe raad; wanneer al de gemeenteraadsleden in zijn handen de eed hebben afgelegd, wordt hij derhalve als voorzitter overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangen door de uittredende schepen, die de eerstgekozene was onder het vorig bestuur en die opnieuw als gemeenteraadslid is geïnstalleerd of, bij gebrek aan een uittredende schepen die zijn mandaat van gemeenteraadslid heeft behouden, door het lid van de nieuwe raad dat de eerste staat op de ranglijst (artikel 17, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet) en zulks tot de nieuwe eerstgekozen schepen of de nieuwe burgemeester de eed afgelegd heeft in die hoedanigheid; 2. de uittredend burgemeester werd herkozen als gemeenteraadslid. De burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester uitoefent, en die werd herkozen in de hoedanigheid van gemeenteraadslid, of de burgemeester die benoemd is buiten de raad en die verkozen is in de hoedanigheid van gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, moet de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; aangezien hij evenwel zelf de eed moet afleggen als gemeenteraadslid en hij zijn eigen eed niet mag afnemen, zal hij, voor het vervullen van die formaliteit beschouwd worden als zijnde tijdelijk verhinderd en vervangen worden overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet; na de eedaflegging van de andere verkozenen te hebben ontvangen, zal hij zelf de eed afleggen in handen van de uittredende schepen, die de eerstgekozene was onder het vorig bestuur en die opnieuw is geïnstalleerd in de hoedanigheid van gemeenteraadslid of, bij gebrek aan een herkozen uittredend schepen, door het lid van de nieuwe raad, eerst gerangschikt op de ranglijst (artikel 17, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet).

In die veronderstelling oefent de betrokkene bovendien verder zijn ambt van burgemeester uit zolang hijzelf of zijn opvolger in die hoedanigheid de eed niet heeft afgelegd. 3. Stilzwijgende of uitdrukkelijke afstand. Overeenkomstig artikel 81 van de nieuwe gemeentewet worden verondersteld afstand te doen van hun mandaat de verkozenen die, na het ontvangen van twee achtereenvolgende oproepingen om de eed af te leggen, zich zonder wettige reden onthouden van het vervullen van die formaliteit.

Ten einde betwistingen te voorkomen, moet op die twee geschreven oproepingen zeer duidelijk het voorwerp van de vergaderingen voorkomen en op de tweede oproeping een weergave in extenso van de tekst van bovenvermeld artikel 81 van de nieuwe gemeentewet.

Zij worden verstuurd naar de woonplaats van de verkozene per brief, via een bezorger aan huis, per fax of per elektronische post, ten minste zeven vrije dagen voor de dag van de vergadering, er zorg voor dragend dat er ten minste zeven volledige dagen - van 0 tot 24 uur - liggen tussen de dag van de verzending of van de afgifte en de dag van de vergadering (artikel 87, § 1, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet) (4) Krachtens artikel 9 van de nieuwe gemeentewet kan elke verkozen kandidaat, nadat zijn verkiezing geldigheid heeft verkregen, voor zijn installatie afstand doen van zijn mandaat. Om geldig te zijn moet die afstand schriftelijk worden betekend aan de gemeenteraad. Indien het feit van de afstand wordt betwist, dan doet het Rechtscollege uitspraak overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek (5). De betrokken kandidaat kan bij de Raad van State tegen deze beslissing beroep instellen binnen acht dagen na de kennisgeving van die beslissing.

Als een verkozene aldus kennis geeft van zijn afstand voor de installatievergadering of tijdens die vergadering en in de veronderstelling dat hij werkelijk geen eed aflegt - anders wordt hij verondersteld zijn afstand in te trekken - dan neemt de raad akte van die afstand zodra al de te installeren verkozenen als raadslid de eed hebben afgelegd.

De afstand wordt definitief en kan bijgevolg niet meer worden ingetrokken, zodra de raad er akte van heeft genomen. Er wordt dan tijdens de vergadering overgegaan tot de installatie van een opvolger in de hoedanigheid van lid-titularis, na onderzoek van zijn geloofsbrieven. 4. Onverenigbaarheden. In de artikelen 71, 72, 72bis, 73 en 74 van de nieuwe gemeentewet worden de onverenigbaarheden opgesomd.

Krachtens artikel 75 van de nieuwe gemeentewet wordt de tot gemeenteraadslid gekozen kandidaat die een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervult, die aan een onderneming deelneemt of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij een wedde of een toelage van de gemeente ontvangt, niet tot beëdiging toegelaten zolang de oorzaak van de onverenigbaarheid bestaat.

De gekozen kandidaat die binnen een maand na een tot hem gericht verzoek van het college van burgemeester en schepenen, niet afziet van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelage, wordt geacht het hem toegekende mandaat niet te aanvaarden.

Het Rechtscollege beslist overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek over de betwistingen in verband met de toepassing van deze bepalingen; tegen deze beslissing kan binnen acht dagen na de betekening van de beslissing bij de Raad van State beroep ingesteld worden door het betrokken gemeenteraadslid, door het college van burgemeester en schepenen en door hen die een bezwaarschrift hebben ingediend bij het Rechtscollege. Als het college van burgemeester en schepenen de betrokkene(n) er niet toe aanmaant een keuze te doen, treedt het Rechtscollege op in de plaats van het gemeentebestuur (artikel 77 van de nieuwe gemeentewet).

Artikel 71, eerste lid, 6°, van de nieuwe gemeentewet voorziet in een onverenigbaarheid tussen enerzijds het ambt van raadslid of burgemeester en anderzijds degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden.

Hieruit vloeit voort dat de onverenigbaarheid van toepassing is op elk lid van het gemeentepersoneel, ongeacht zijn administratieve toestand, bijvoorbeeld ook op het personeelslid dat in disponibiliteit zonder wedde is geplaatst.

Krachtens artikel 71, eerste lid, 9°, van de nieuwe gemeentewet geldt deze onverenigbaarheid ook voor : « elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie ».

Krachtens artikel 73 van de nieuwe gemeentewet kunnen bloed -of aanverwanten tot en met de tweede graad of echtgenoten geen lid zijn van eenzelfde gemeenteraad.

Geen enkele wettekst machtigt het Rechtscollege ter gelegenheid van de installatie van de gemeenteraad, het bestaan van een onverenigbaarheid wegens bloed- of aanverwantschap of het tot stand komen van een dergelijke onverenigbaarheid tijdens het mandaat vast te stellen (R.v.St., arrest nr. 15.931 van 26 juni 1973); inderdaad, wanneer het Rechtscollege een beslissing neemt bij toepassing van de artikelen 74 en volgende van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek over de geldigheid van de gemeenteraadsverkiezingen en over de geloofsbrieven van de gemeenteraadsleden en verkozen opvolgers, dan heeft zij alleen maar tot taak na te gaan of de kiesverrichtingen hebben plaatsgehad overeenkomstig de wettelijke bepalingen en te onderzoeken of de verkozenen voldoen aan de voorwaarden inzake verkiesbaarheid; de evengenoemde bepalingen verlenen haar dus niet de bevoegdheid te beslissen dat een van de gemeenteraadsleden van wie zij de geloofsbrieven heeft gevalideerd zich, op het ogenblik van zijn installatie, in het geval van onverenigbaarheid zal bevinden waarin is voorzien bij artikel 73 van de nieuwe gemeentewet - R.v.St., arresten nr. 14.476 van 27 januari 1971, nr. 14.679 van 22 april 1971 en nr. 15.454 van 14 juli 1972.

Bijgevolg is het de persoon, die belast is met het voorzitterschap bij de installatie van de raad, die moet waken over de toepassing van artikel 73 van de nieuwe gemeentewet; hij moet dus, met inachtneming van deze bepaling, diegene van de twee verkozenen die geen zitting mag hebben in de raad aanwijzen en hij moet weigeren deze persoon te beëdigen.

Krachtens artikel 71, 5°, van de nieuwe gemeentewet, mogen geen deel uitmaken van de gemeenteraden noch tot burgemeester worden benoemd : de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren.

Krachtens artikel 127, derde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, moeten de politieambtenaren er zich in alle omstandigheden van onthouden in het openbaar uiting te geven aan hun politieke overtuiging en zich in het openbaar in te laten met politieke activiteiten. Zij mogen geen kandidaat zijn voor een politiek mandaat.

IV. RANGORDE VAN DE GEMEENTERAADSLEDEN. 1. Principes. Er wordt overgegaan tot het opmaken van de ranglijst van de gemeenteraadsleden zodra de raad geïnstalleerd is.

Zoals is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, wordt deze vastgesteld naargelang van de dienstouderdom van de gemeenteraadsleden, te rekenen van de dag van hun eerste ambtsaanvaarding en, bij gelijke dienstouderdom, naargelang van het aantal verkregen stemmen bij de laatste verkiezing.

In voorkomend geval zal deze ranglijst herzien worden wanneer de Raad van State een arrest velt, na een niet-schorsend beroep, waarbij de zetelverdeling tussen de lijsten of de volgorde van de verkozenen gewijzigd wordt.

Indien een gemeenteraadslid tot schepen verkozen wordt, heeft dit geen invloed op zijn plaats in de rangorde als gemeenteraadslid. 2. Dienstouderdom. De herverkozen uittredende gemeenteraadsleden komen vooraan op de ranglijst naargelang van hun dienstouderdom en, bij gelijke dienstouderdom, op basis van het aantal verkregen stemmen tijdens de recentste verkiezing.

Alleen de ononderbroken diensten als gemeenteraadslid-titularis mogen in aanmerking genomen worden om de dienstouderdom te bepalen; elke onderbreking brengt het definitieve verlies mee van de verkregen dienstouderdom.

De gemeenteraadsleden die geen lid waren van de uittredende raad kunnen op geen enkele dienstouderdom aanspraak maken en zij bevinden zich dus onderaan op de ranglijst; zij worden gerangschikt volgens het aantal verkregen stemmen bij de laatste verkiezing. 3. Aantal bekomen stemmen. Onder het aantal bekomen stemmen moet worden verstaan het aantal stemmen dat individueel toegekend is aan elke kandidaat nadat hem de lijststemmen werden toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 57, tweede, derde en vierde lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.

Wanneer twee raadsleden met gelijke dienstouderdom hetzelfde aantal stemmen hebben bekomen, dan wordt de rangorde geregeld volgens de volgorde die ze innemen op de lijst als zij op de dezelfde lijst zijn verkozen, en op basis van de leeftijd als zij verkozen zijn op verschillende lijsten; in dit laatste geval wordt voorrang verleend aan de oudste. 4. Bijzondere gevallen. Wanneer het aantal kandidaten van een lijst gelijk is aan het aantal zetels dat aan de lijst toekomt, dan zijn al die kandidaten verkozen - artikel 57, eerste lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.

In dit geval is het hoofdbureau niet verplicht, voor de aanwijzing van de verkozenen, over te gaan tot de individuele toekenning van de lijststemmen aan de kandidaten volgens artikel 57, tweede, derde en vierde lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek.

Daarentegen, als er rekening gehouden moet worden met het behaalde aantal stemmen om de rangorde te kunnen bepalen, moeten de verrichtingen, omschreven in de hiervoor vermelde bepalingen, wel uitgevoerd worden. 5. Voorbeeld. Er moeten 13 zetels worden toegewezen in een gemeenteraad. Er werden 7 kandidaten voorgedragen op een lijst waaraan 7 zetels zijn toegekend aan het einde van de in artikel 56 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek voorgeschreven verrichtingen.

Krachtens artikel 57, eerste lid, van voormeld Kieswetboek, verklaart het hoofdbureau al die kandidaten verkozen, zonder vooraf lijststemmen toe te kennen aan die kandidaten.

Als het aantal stemmen behaald door sommige van die kandidaten in aanmerking komt om hun plaats op de ranglijst te bepalen, moet de toekenning als volgt gebeuren : a) Bepaling van het aantal te verdelen lijststemmen onder de verkozenen van de lijst. Het aantal lijststemmen wordt vastgesteld door het product van de vermenigvuldiging van het aantal stembrieven dat uitsluitend bovenaan de lijst is ingevuld - en dus ten gunste van de orde van voordracht is uitgebracht -, met het aantal door deze lijst bekomen zetels, te delen door twee(art. 57, tweede lid, BGKWB).

Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat er 122 stemmen zijn uitgebracht ten gunste van de orde van voordracht, zodat het aantal individueel toe te kennen lijststemmen aan de verkozenen van de lijst 122 x 7/2 = 427 bedraagt. b) Het verkiesbaarheidscijfer van de lijst moet eveneens worden bepaald. Dit verkiesbaarheidscijfer wordt verkregen door het product van de vermenigvuldiging van het verkiezingscijfer van de lijst zoals het bepaald is in artikel 55 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, met het aantal zetels dat aan de lijst toegekend is, te delen door het aantal zetels dat toekomt aan die lijst, vermeerderd met een eenheid.

Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat men naast 122 biljetten bovenaan de lijst ingevuld, 702 geldige biljetten telt met één of meer voorkeurstemmen, dus in totaal 824 geldige biljetten waarop gestemd is voor de lijst; 824 is het stemcijfer van de lijst.

Het verkiesbaarheidscijfer dat specifiek is voor de lijst is dus 824 x 7/7 + 1 = 5.768/8 = 721.

Indien de uitkomst van deze deling decimalen bevat, dan dient het cijfer afgerond te worden tot de hogere eenheid, ongeacht het feit of zij al dan niet 0,50 bereiken.

De individuele toekenning aan de verkozenen van de lijststemmen die ten gunste van de orde van voordracht zijn uitgebracht, gebeurt op devolutieve wijze in de orde van de voordracht.

Van de helft van de lijststemmen - 427 - wordt er aan de naamstemmen, bekomen door de eerste kandidaat van de lijst, zoveel toegevoegd als nodig is om het verkiesbaarheidscijfer van de lijst - 721 - te bereiken : indien er overschot is, wordt dit laatste op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede kandidaat en zo verder totdat de 427 lijststemmen zijn toegekend.

De toebedeling gebeurt dus als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De ranglijst wordt nadien opgesteld rekening houdend met de getallen in de laatste kolom.

V. VERKIEZING VAN DE SCHEPENEN. 1. Onverenigbaarheid luidens artikel 72, eerste lid, 4°, van de nieuwe gemeentewet. Onder de verscheidene onverenigbaarheden vastgesteld bij de wet, vergt voornamelijk deze waarin is voorzien bij artikel 72, eerste lid, 4°, van de nieuwe gemeentewet een nadere uitleg.

Volgens deze bepaling kunnen noch burgemeester noch schepen zijn de agenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied behoren, behoudens door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering toegestane afwijking.

Deze fiscale besturen zijn die welke instaan voor de grondslag, de omslag en de invordering van de belastingen en heffingen, of voor het beheer van het Staatsdomein, d.w.z. : - De Administratie van fiscale zaken; - De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit; - De Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, met inbegrip van de hypotheekbewaring; - De Administratie van de invordering; - De Administratie der douane en accijnzen; - De Administratie van de bijzondere belastingsinspectie. 2. Principes van de verkiezing. Artikel 15, § 1, van de nieuwe gemeentewet, recent gewijzigd door de ordonnantie van 20 juli 2006, regelt de verkiezing van de schepenen door de gemeenteraad.

De principes betreffende deze verkiezing zijn de volgende : - verkiezing op basis van een voordracht in schriftelijke vorm die moet worden neergelegd in handen van de gemeentesecretaris die de ontvangst ervan bevestigd en die het een vaste datum geeft; - het principe van de dubbele meerderheid. De akte van voordracht moet steunen op een dubbele meerderheid : de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen én van de meerderheid van de verkozen van de gemeenteraad. Een minderheidsvoordracht is dus uitgesloten; - toekenning van de rang van schepen in de volgorde van voordracht; - indien een schepen overlijdt, afziet van zijn mandaat als schepen, zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid verliest of wordt afgezet, wordt een nieuwe kandidaat schriftelijk voorgedragen door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad, binnen twee maanden na de vacantverklaring van het mandaat; - indien de voor het schepenambt voorgedragen kandidaat afkomstig is van een lijst die slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen; - het college van burgemeester en schepenen kan pas geïnstalleerd worden als het uit minstens één man en één vrouw bestaat; - verkiezing van de schepenen bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad.

Met de installatie van de nieuwe gemeenteraad' bedoelt men de vergadering van de gemeenteraad die plaatsheeft vanaf de 1e tot en met de 7e december (zie supra, III,1.). 3. Akten van voordracht. Krachtens artikel 18bis van de nieuwe gemeentewet moeten de akten van voordracht neergelegd worden in handen van de gemeentesecretaris, die de ontvangst ervan bevestigt. Ze moeten ondertekend worden door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en door minstens de meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden.

De akten van voordracht kunnen neergelegd worden vanaf de afkondiging van de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen (art. 59 BGKWB).

Een model van schriftelijke akte van voordracht wordt bij deze omzendbrief gevoegd (bijlage 2).

De gemeentesecretaris bezorgt de akten van voordracht van de schepenen aan de voorzitter van de gemeenteraad (de burgemeester of hij die hem vervangt) uiterlijk drie dagen vóór de vergadering van de gemeenteraad waarop de verkiezing van de schepenen geagendeerd is; geen enkele dag is uitgesloten voor de berekening van de periode. Als de vergadering bij voorbeeld moet plaatshebben op een maandag, dan dient de akte uiterlijk de donderdag ervoor om middernacht te worden bezorgd. Zodra de termijn verlopen is, worden de akten niet meer aanvaard.

Niemand mag verschillende akten van voordracht voor eenzelfde functie ondertekenen. Alleen de akte van voordracht van een kandidaat voor een ambt van schepen die eerst bij de gemeentesecretaris is ingediend, is ontvankelijk.

Het verbod meer dan één akte van voordracht te ondertekenen voor eenzelfde mandaat moet worden verstaan als het verbod, voor ieder raadslid, om de schriftelijke kandidatuur van meer dan één persoon te steunen, tenzij een voorgedragen kandidaat overleden is of afstand heeft gedaan van zijn mandaat als gemeenteraadslid.

De akte moet duidelijk het mandaat vermelden voor de toekenning waarvan de kandidaat is voorgedragen.

De kandidatuur kan alleen in aanmerking worden genomen bij de verkiezing voor de aanwijzing van de titularis van het te begeven mandaat. 4. Onderzoek van de ontvankelijkheid van de akten van voordracht. De voorzitter van de gemeenteraad moet, vooraleer er overgegaan wordt tot de stemming, de onontvankelijke schriftelijke akten van voordracht afwijzen en de kandidaten die geldig schriftelijk zijn voorgedragen, aanduiden.

De voorzitter verklaart vervolgens onontvankelijk : de schriftelijke akten van voordracht waarop het mandaat niet is vermeld waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen, alsmede deze die niet zijn ondertekend door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en door minstens de meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden.

De niet-ontvankelijk verklaarde voordracht wordt eveneens geacteerd in het proces-verbaal dat nauwkeurig elke akte van voordracht vermeldt die door de voorzitter onontvankelijk werd verklaard alsmede de verantwoording van die beslissing.

Na die bewerkingen te hebben uitgevoerd, brengt de voorzitter de namen van de geldig schriftelijk voorgedragen kandidaturen voor elk te begeven mandaat ter kennis van de raad, en kan de stemming plaatsvinden. 5. De stemming en de stemmingsmodaliteiten. A. De stemming. a. De stembiljetten Een stembiljet ziet er uit als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het stembiljet kan dan als volgt ingevuld worden : - Als de voorgedragen kandidaat uw steun heeft dan brengt U uw stem uit door een kruisje te plaatsen in het vakje dat onder « ja » is aangebracht. - Als U tegen die voorgedragen kandidaat bent dan brengt U uw stem uit door een kruisje te plaatsen in het vakje dat onder « neen » is aangebracht. - Als de voorgedragen kandidaat noch uw voorkeur noch uw afkeur geniet dan kan U zich onthouden. Dit gebeurt dan door een blanco-stembiljet in te dienen. b. De stemming De stemming geschiedt in één ronde. Deze stemming heeft plaats met de meerderheid in de zin van artikel 15 van de nieuwe gemeentewet.

Onder « meerderheid » moet worden verstaan het aantal stemmen gelijk aan de helft van de geldige stemmen, met uitsluiting dus van blanco of ongeldige stemmen, vermeerderd met een eenheid of een halve eenheid, naargelang de geldige stemmen respectievelijk in paar of onpaar aantal zijn.

B. De beëdiging.

De eed die voorzien is voor de schepen valt niet samen met de eed die afgelegd wordt als gemeenteraadslid. De eed van gemeenteraadslid dient afgelegd te worden op het ogenblik van de installatie als gemeenteraadslid; de eed van schepen kan slechts afgelegd worden na de verkiezing voor dit ambt. 6. Taalaanhorigheid-bijkomende schepen. Krachtens artikel 279 van de nieuwe gemeentewet kunnen de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beslissen het aantal schepenen met één eenheid te verhogen indien minstens één van de schepenen de Nederlandse en minstens één van de schepenen de Franse taalaanhorigheid heeft.

Wanneer na de verkiezing van de wettelijk vereiste schepenen (art. 16 van de nieuwe gemeentewet) blijkt dat geen enkele van de schepenen ofwel van de Nederlandse ofwel van de Franse taalaanhorigheid is, kan de gemeenteraad beslissen over te gaan tot de verkiezing van een schepen van de wie de taalaanhorigheid Nederlands is in het eerste geval of Frans in het tweede.

In de gemeente waar de akte van voordracht van de burgemeester ondertekend is door ten minste één gekozene van wie de taalaanhorigheid Frans is en ten minste één gekozene van wie de taalaanhorigheid Nederlands is, moet ten minste één schepen tot de Franse en ten minste één schepen tot de Nederlandse taalgroep behoren.

De verplichting wordt eveneens geacht te zijn nagekomen als de voorzitter van het O.C.M.W. behoort tot de taalgroep die niet vertegenwoordigd is in het college (art. 279, § 2, van de nieuwe gemeentewet).

De gemeenten die de bovenvermelde bepalingen toepassen, genieten sedert het begrotingsjaar 2002 van een bijzondere dotatie.

Voor de toepassing van dit artikel staat het begrip taalaanhorigheid' centraal.

De taalaanhorigheid wordt overeenkomstig artikel 23bis, § 2, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, vastgesteld door een schriftelijke verklaring ondertekend door : - hetzij ten minste 100 gemeenteraadskiezers die behoren tot de taalgroep waar de voordracht de belanghebbende bij indeelt; - hetzij ten minste twee leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, die behoren tot de taalgroep waar de voordracht de belanghebbende bij indeelt; - hetzij ten minste twee aftredende gemeenteraadsleden, die behoren tot de taalgroep waar de voordracht de belanghebbende bij indeelt, voor zover de taalaanhorigheid van deze leden werd vastgesteld, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Krachtens art. 279, § 3, van de nieuwe gemeentewet mag de verklaring van taalaanhorigheid worden gedaan : - in de akte van voordracht van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen; - in de akte van voordracht van de kandidaten voor de O.C.M.W.-raad; - in de akte van voordracht van elke schepen; - en, vooraleer hij verkozen wordt, tijdens de vergadering van de O.C.M.W.-raad die de voorzitter van het O.C.M.W. kiest.

De verklaring van taalaanhorigheid is facultatief.

VI. VOORDRACHT VAN DE KANDIDATEN VOOR HET AMBT VAN BURGEMEESTER. Artikel 13, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet regelt de voordracht van de kandidaten met het oog op de benoeming onder de verkozenen van Belgische nationaliteit voor de gemeenteraad. 1. Principes. - de kandidaten moeten de Belgische nationaliteit hebben; - voordracht in schriftelijke vorm door minstens een meerderheid van de verkozenen van de lijst waarop hij is opgekomen en van minstens de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad (principe van de dubbele meerderheid); - neerlegging van de akte van voordracht in handen van de gemeentesecretaris, die de ontvangst ervan bevestigt en die deze akte aan de Regering bezorgt; - indien de burgemeester overlijdt, afziet van zijn mandaat als burgemeester, zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid verliest of wordt afgezet, wordt een nieuwe kandidaat schriftelijk voorgedragen door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad, binnen twee maanden na de vacantverklaring van het mandaat. - indien de voor het burgemeesterambt voorgedragen kandidaat afkomstig is van een lijst die slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. - verbod om verschillende akten van voordracht voor eenzelfde functie te ondertekenen. 2. Procedure. Op de akte van voordracht mag slechts de naam van één enkele kandidaat vermeld worden.

Op de akte van voordracht komen voor, behalve de naam van de voorgedragen kandidaat : 1) de namen van alle verkozenen in de hoedanigheid van titularis;2) de handtekening van de gemeenteraadsleden die de kandidatuur steunen met vermelding van de lijst waarop zij verkozen werden. Die verschillende vermeldingen moeten het mogelijk maken vast te stellen dat aan de voorwaarde inzake ontvankelijkheid bepaald bij artikel 13, eerste lid, van de gemeentewet, werkelijk voldaan is.

Een model van akte van voordracht van kandidaat-burgemeester conform deze voorschriften is bij deze omzendbrief gevoegd (bijlage 1). De akte van voordracht moet vergezeld gaan van de volgende documenten : - een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters en van de Belgische nationaliteit m.b.t. de voorgedragen kandidaat; - een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de administratieve overheden.

De gemeentesecretaris houdt alle informatie die in die akte moet voorkomen, ter beschikking van de betrokken verkozenen.

De akten van voordracht worden neergelegd in handen van de gemeentesecretaris die de ontvangst ervan bevestigd. 3. Adviezen Bij de inontvangstneming van de akte : - controleert de Regering de ontvankelijkheid ervan en vergewist zich ervan dat de voorgedragen kandidaat niet onder één van de gevallen van onverenigbaarheid valt, bedoeld in de artikelen 71 en 72 van de nieuwe gemeentewet.Als de kandidaat leraar is, gaat de Regering na of de betrokkene niet tot het personeel van een onderwijsinrichting behoort waarvan de gemeente de inrichtende macht is; - wint de Regering het advies in van de procureur-generaal bij het hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de gemeente zich bevindt. In dit advies moet met name vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure of gerechtelijke vervolgingen ten laste van de voorgedragen kandidaat bestaan.

De Minister-President, Ch. PICQUE _______ Nota's (1) Het college, vermeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, hierna Rechtscollege genoemd.(2) Artikel 12, § 1.Met de straffen gesteld in artikel 181 van het Kieswetboek wordt gestraft : 1° een ieder die geen aangifte van zijn verkiezingsuitgaven heeft gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 11, § 5, van de provinciekieswet, in artikel 23 en artikel 97 van de gemeentekieswet en in artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 26 augustus 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor de verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn in de gemeenten bedoeld bij artikel 7 van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen-Waasten en Voeren;2° een ieder die voor kiespropaganda wetens en willens uitgaven doet of verbintenissen aangaat die de maximumbedragen overschrijden waarin is voorzien bij artikel 3, § 2;3° een ieder die tijdens de drie maanden die aan de datum van de verkiezingen voorafgaan, de bepalingen van artikel 7 niet naleeft;4° de lijstaanvoerder van de provincielijst, de gemeentelijst, districtsraadslijst of de lijst voor de raad voor maatschappelijk welzijn die wetens en willens uitgaven doet of verbintenissen aangaat voor verkiezingspropaganda die de maximumbedragen overschrijden waarin is voorzien bij artikel 3, § 1; 5°de lijstaanvoerder die niet beschikt over een nationaal lijstnummer en een beschermd letterwoord, en die uitgaven verricht voor verkiezingspropaganda op nationaal vlak. (3) In de hierna volgende tekst zijn de bepalingen betreffende de eedaflegging van de gemeenteraadsleden, eveneens van toepassing op de eedaflegging van de vertrouwenspersonen (art.12bis van de nieuwe gemeentewet : « Het raadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon ........ »). (4) Indien de vergadering gepland is op dinsdag 16 januari 2007 bijvoorbeeld, dan moet de uitnodiging voor de vergadering per aangetekend schrijven verstuurd worden of afgegeven worden op maandag 8 januari 2007.(5) De uiteenzetting van de zaak door een lid van het Rechtscollege en de uitspraak van de beslissing geschieden in openbare vergadering.De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt de naam van de verslaggever en de namen van de aanwezige leden, alles op straffe van nietigheid.

INHOUDSTAFEL I. Validatie van de verkiezingen door het Rechtscollege. 1. Algemeen principe 2.Gewone bezwaren 3. Bijzonder bezwaar 4.Beroep bij de Raad van State tegen de beslissing van het Rechtscollege II. Aantal gemeenteraadsleden en schepenen III. Installatie van de gemeenteraadsleden 1. Installatievergadering 2.Beëdiging A. Eedformule B. Modaliteiten 3. Stilzwijgende of uitdrukkelijke afstand 4.Onverenigbaarheden IV. Rangorde van de gemeenteraadsleden 1. Principes 2.Dienstouderdom 3. Aantal bekomen stemmen 4.Bijzondere gevallen 5. Voorbeeld V.Verkiezing van de schepenen 1. Onverenigbaarheid luidens artikel 72, eerste lid, 4°, van de nieuwe gemeentewet 2.Principes van de verkiezing 3. Akten van voordracht 4.Onderzoek van de ontvankelijkheid van de akten van voordracht 5. De stemming en de stemmingsmodaliteiten A.De stemming a. De stembiljetten b.De stemming B. De beëdiging 6. Taalaanhorigheid - bijkomende schepen VI.Voordracht van de kandidaten voor het ambt van burgemeester 1. Principes 2.Procedure 3. Adviezen

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^